i
Karei Lotsy,
onze laatste
sportpatriot
Herinneringen aan een geboren leider
ft
v-ii-s,C
;ATERDAG 25 AUGUSTUS 1984
Op de kop af een kwart eeuw
geleden legde Karei Lotsy op
sto66-jarige leeftijd zijn hoofd
is. ivoorgoed te ruste na een bij
kans dubbel geleefd leven,
Ivrijwel geheel opgeslokt
jgSdoor de sport en het verzeke
ringswezen. Op 30 augustus
bfui1959, daags na het verschei-
300 den van Lotsy, schreef de
toenmalige NRC-journalist
Jan Cottaar in een necrolo-
'gie: 'De sportwereld verliest
Te in Lotsy een groot man'.
T~ Zijn foto's mogen inmiddels
zijn vergeeld, zijn naam blijkt 25
.jaar na zijn overlijden nog voort
j te leven. Niet alleen zijn er in
Amsterdam, Haarlem, Dordrecht
en nog enkele plaatsen straten,
T~ lanen en wegen naar hem ge-
9 noemd, Lotsy staat in de herin-
9 nering van menigeen geboek
staafd als de sportieve vader des
vaderlands.
Zelf als actief sporter matig ge-
talenteerd, beschikte hij over de
gaven om anderen te inspireren
tot sportieve prestaties die zich
=~j in de kranten van de jaren dertig
op zijn minst lieten aankondigen
door koppen ter grootte van cho-
coladeletters. Lotsy was de be-
J!9: stuurder, leider, baas, drijvende
kracht, klankbord, souffleur,
amateur-psycholoog, steun en
toeverlaat van al diegenen die
zich ter ontwikkeling van li
chaam en geest mét of zonder bal
georganiseerd voortbewogen.
"Ik zie hem nog zo voor me",
zegt Henk Pellikaan, in de jaren
F dertig als zwoegend rechtshalf
ft een alom gewaardeerd speler
M van het Nederlands elftal. "Er
zijn mensen geweest, die belang
rijke functies in de KNVB heb-
ben bekleed die mij nu totaal
niet meer bijstaan. Maar Lot
sy...."
IJdel
Eerst even iets recht zetten.
Lotsy's dochter, mevrouw W.D.
van der Veen Meerstadt, wijst er
op dat de familienaam nooit op
de juiste wijze is geschreven.
"Eigenlijk is het Lotsij. Met een
lange ij, dus niet met een ypsilon.
Maar mijn vader vond Lotsy wel
zo mooi staan, dus heeft hij het
maar zo gelaten"*
Dat zegt iets over Lotsy's stre
ling van zijn eigen ik. "Op het
bondsbureau in Zeist hangt een
portret van hem", weet Ad van
Emmenes, die onlangs de pen
heeft neergelegd na dik 60 jaar
sportjournalistiek. "De ijdelheid
straalt er van af, zo was-ie, de
schilder heeft hem goed getrof
fen".
Hoewel van nature voortgedre
ven door de ambitie om zich in
gunstige zin te onderscheiden
van de doodgewone man met
zijn confectiepakkie-an, was Lot
sy in voetbaltenue niet bij mach
te te ontstijgen aan de grauwe
massa. Hoger dan HFC 2 voetbal
de hij niet.
"Als voetballer heeft hij nooit
iets bijzonders gepresteerd",
weet Ad van Emmenes. "Dit in
tegenstelling tot zijn achterneef
Dirk, die zijn neef heette te zijn.
Hadden die twee trouwens woor
den, dan liet Karei doorscheme
ren dat Dirk niet meer dan een
achterneef was. Dirk was een
goed voetballer, die had het Ne
derlands elftal nog gehaald. Ka
reis kwaliteiten lagen vooral op
het bestuurlijke en organisatori
sche vlak. Dat voelde hij zelf al
vroeg aan. Misschien was hij
achttien jaar, toen hij bij HFC in
militair uniform liep te grens
rechteren. Toen zei hij al-dat hij
later voorzitter van de NVB, de
Nederlandse Voetbalbond, wilde
worden".
Heerser
Last van valse bescheidenheid
heeft Lotsy nooit gehad. Beter
nog dan zijn beperkingen, kende
hij zijn bekwaamheden die hem
geknipt maakten voor welke lei
dinggevende functie dan ook.
"Hij was een echte heerser", zo
portretteert Van Emmenes Lotsy
met verve. "Wat hij wilde, moest
gebeuren. Je bespeurde bij hem
nooit twijfel".
Lotsy's kleinzoon, de Alphe-
naar W.D.S. Van der Veen Meer
stadt, directeur van het pas in
Leiden gevestigde World Flower
Center: "Ik was nog een kind
toen ik hem meemaakte en als
hij bij ons was verwende hij me
altijd tot in mijn nieren. Dus ik
bewaar heel plezierige herinne
ringen aan hem. Als ik nu op
hem terugkijk dan zeg ik: hij was
als bestuurder een kind van zijn
tijd. In alles zeer gedecideerd.
Naar anderen luisteren was ze
ker niet zijn sterkste kant. Hij
was gewend zijn eigen plan- te
trekken. Met een begrip als in
spraak zal hij zich echt niet heb
ben opgehouden".
Voor het eerst hanteerde Lotsy
een voorzittershamer in 1917. Bij
HFC, amper 24 jaar oud was hij
toen. Twee jaar later, inmiddels
employé bij de toentertijd in
Dordrecht gevestigde brandver
zekeringsmaatschappij 'Hol
land', trok hij zich terug uit het
bestuur van de Haarlemse club.
"Omdat ik naar mijn mening
vanuit Dordrecht de club niet
goed kon besturen", valt te lezen
in het boekje 'Karei Lotsy', in
1934 geschreven door H.G. Can-
negieter.
Maar Lotsy had zijn -handen
nog niet afgetrokken van HFC,
of zijn club dobberde sportief
stuurloos rond. Eens een trotse
eersteklasser figureerde de door
voetbalpionier Pim Muiier opge
richte vereniging in 1921 ano-
door Gerard van Putten en Ruud Paauw
ll
Karei Lotsy met de Ajacieden Van der Linden en Potharst na
afloop van de interland Belgiê-Nederland (2-2) op 30 mei 1946 in
Antwerpen.
Ten gevolge van een hartaanval
overleed een kwart eeuw geleden, om
precies te zijn op 29 augustus 1959, onze
laatste sportpatriot: Karei Lotsy.
Op 3 maart 1893 geboren in Baltimore,
als zoon van een bioloog, bracht hij zijn
vroegste jeugd door in Nederlands
Indië. In Leiden bezocht hij het
gymnasium. Hoewel zijn vader de
combinatie studie/voetbal verderfelijk
vond, werd Lotsy lid van Ajax Leiden.
Later verhuisde hij naar Haarlem, waar
hij toetrad tot de gelederen van HFC.
Bij die club groeide hij als voetballer
niet tot grote hoogte, wel werden daar
zijn bestuurlijke en organisatorische
kwaliteiten zichtbaar. Die mocht hij
later uitbaten in tal van functies.
Als lid van de keuzecommissie van de
KNVB en als expert op het gebied van
mentale training stuwde hij het
Nederlands elftal in de jaren dertig naar
tot de verbeelding sprekende prestaties.
In 1932 werd hij benoemd tot
bestuurslid van het NOC; in 1936,1948
en 1952 fungeerde Lotsy als chef de
mission van de Nederlandse
Olympische ploeg tijdens de Spelen van
Berlijn, Londen en Helsinki. In de
oorlog werd hij voorzitter van de
Nederlandse Voetbalbond, van de
Wereldvoetbalbond (FIFA) was hij tal
van jaren vice-president en in de herfst
van zijn leven bestuurde hij de
Nederlandse Sportfederatie. Tussen de
bedrijven door runde hij als directeur
de Dordtse
brandverzekeringsmaatschappij
'Holland, gesticht door zijn grootvader.
"Sport en zaken hield hij strikt
gescheiden", aldus zijn dochter,
mevrouw W.D. van der Meerstadt-Lotsy.
"Om zes uur 's avonds kwam hij thuis
van zijn werk. Dan móest meteen het
eten worden opgediend. Om zeven uur
trok hij zich terug en werkte voor de
sport". Terugblik op een markante
persoonlijkheid.
niem in de derde klasse. Als een
schande werd die degradatie bin
nen de club ervaren, HFC on
waardig. Eerdergenoemde Can-
negieter tekende uit de mond
van Lotsy de volgende woorden
op: "In 1921 bezocht me een de
putatie uit Haarlem met het ver
zoek of ik me nog niet weer over
de club kon ontfermen. Ik werd
toen gewoon bestuurslid en als
zodanig nam ik de leiding van
het eerste elftal op me".
Grootscheeps
Geheel naar zijn aard, pakte
Lotsy die taak grootschéeps aan.
"In twee jaar gedegradeerd naar
de derde klasse, dan ook in twee
jaar gepromoveerd naar de
eersteklasse", palmde hij met
een kernachtige slagzin alles wat
HFC was in voor de door hem ge
leide reddingsactie. Nog maar
eens een citaat uit het boekje van
Cannegieter: "Toen is reeds in
mijn onderbewustzijn de con
centratiemethode ontstaan; ik
schreef elke week een brief aan
de elf spelers. Op maandag en op
donderdag. Er gingen elke week
dus 22 brieven de deur uit, waar
in ik c(e jongens opzweepte tot
het doel: HFC moet terug naar de
eerste klas. Dit doel is dankzij de
jongens 25 maart 1923 bereikt. Ik
had hiermee bereikt wat ik wil
de en meende dus mij weer aan
mijn oude Haarlemse club te mo
gen onttrekken, want behalve de
afstand tussen Haarlem en Dordt
was ook de veelvuldigheid van
mijn functies op voetbalterrein
allengs een bezwaar gebleken
voor bestendiging van dit be
stuurslidmaatschap".
In de daaropvolgende 36 jaren
bereikte Lotsy een staat van
dienst ter lengte van een waslijst.
Alles wat in de sportwereld leef
de en groeide, boeide Lotsy. Niet
alleen liet hij zich met graagte
vangen voor talloze bestuurs
functies binnen en buiten de
grenzen, hij bedacht ook de eens
vermaarde Olympische Dag en
richtte in de herfst van zijn be
staan nog eens de Nederlandse
Sportfederatie (NSF) op. Lotsy
was anders dan zovele andere
sportofficials, hij keek verder
dan de bestuurstafel lang was.
Vóór alles was hij begaan met de
innerlijke roerselen van de spor
ter, altijd poogde hij door te drin
gen tot de psyche van de op
prestaties gericht mens.
Min of meer onbewust had hij
de door hem aangehangen en
veelvuldig toegepaste concentra
tiemethode toegepast bij HFC,
waar hij merkte dat een geschre
ven woord, een aai over de bol en
een krachtterm sportlieden in de
stemming konden brengen voor
een bovennormale prestatie. La
ter zou Lotsy, intussen beter op
de hoogte met de materie, het
Nederlands elftal laten kennis
maken met zijn geestelijke trai-
ningsmethoden.
Het moet lukken
Als redacteur van het KNVB-
orgaan 'De Sportkroniek' maak
te de toen nog als 'ir. A.' aange
sproken Ad van Emmenes de op
komst van Lotsy van zeer nabij
mee. "Rond 1930 ging het slecht
met het Nederlands elftal", diept
hij uit zijn encyclopedische ge
heugen op. "Besloten werd tot
het oprichten van een keuzecom
missie om een verbetering van
de resultaten te bewerkstelligen.
Herberts, Mundt en Lotsy na
men daar zitting in. In de volks
mond heette de keuzecommissie
al gauw H.M.L. Volgens optimis
tische grapjassen betekende die
afkorting 'het moet lukken'. Pes
simisten maakten er H.L.M. van,
'het lukt misschien'. Lotsy is
toen begonnen met de centrale
trainingen. Dat was iets nieuws,
daarvóór ging bondsoefenmees-
ter Bob Glendenning naar de
spelers toe. Het kwam toen dik
wijls voor dat spelers in de kleed
kamer met elkaar kennis maak
ten".
Op uitnodiging van Lotsy trof
fen de uit alle windstreken af
komstige voetballers van de
Oranje-selectie elkaar wekelijks
op het VUC-terrein aan de Haag
se Schenkkade. Ad van Emme
nes sloeg als journalist geen bij
eenkomst over: "Na afloop van
die trainingen liet Lotsy de spe
lers bij elkaar komen in de VUC-
kantine, die later de wondertent
werd genoemd".
Het was in die houten keet,
waar Karei Lotsy met zijn legen
darische donderspeeches de in
complete voetbaluitrusting ge
stoken spelers een gevoel van
krachten vastberedenheid aan
praatte. "Hij dwong met zijn op
treden respect af', vertelt der-
tienvoudig international Henk
Pellikaan ruim 50 jaar later. "Al
leen al zijn entree maakte in
druk. Lotsy kwam altijd met wa
gen en chauffeur naar de trainin
gen. Dat was wat in die tijd. Hij
zag er ook altijd pico bello uit, op
en top heer was hij. Ik weet niet
precies meer hoe die donder
speeches in elkaar zaten. Wel
herinner ik mij dat ze kort en
krachtig waren. Dat het vader
land erbij werd betrokken, het
Wilhelmus, de koningin en de
vlag".
Roes
Van Emmenes beaamt de
woorden van Pellikaan. Niet zo
zeer de inhoud, als wel de vorm
waarin Lotsy zijn toespraken
goot, bracht de voetballers van
die dagen in een roes van onover
winnelijkheid. "Vaderland en
driekleur kwamen altijd wel om
de hoek kijken. Alles wat Lotsy
deed, was trouwens voorbereid.
Thuis voor de spiegel repeteerde
hij zijn toespraken. Na afloop
van die speech kwam dan die in
gestudeerde buiging. Die traan
in zijn stem kwam ook op het
juiste moment, daar kon je op
wachten. Lotsy was een goed ac
teur".
"Maar", vult Pellikaan aan,
"niet alleen die toespraken voer
den ons spelers naar een climax.
Het was zijn totale begeleiding.
Een dag of tien voor een inter
land schreef Lotsy de spelers
brieven. Daarin gaf hij allerlei
adviezen".
En al vermoedt zuiderling Pel
likaan nu, dat Lotsy destijds niet
iedereen wist te pakken ("Ik
denk dat hij op de westerlingen
minder invloed had, die waren
brutaler"), onder diens leiding
rende het Nederlands elftal wel
van succes naar succes. België
werd met 9-3 verslagen, een over
winning die door Beb Bakhuys
met de kopbal van de eeuw werd
verguld. Nadat, we schrijven 8
april 1934, ook de Ieren tanden
knarsend (5-2) kennis hadden ge
nomen van de opbloei van het
voetbal hier te lande, kreeg Ne
derland last van voetbalkoorts.
Een onschuldige ziekte, waarvan
de symptomen zich lieten her
kennen door het luidkeels gezon
gen verlangen om naar Rome te
gaan. Maar in Milaan vergrendel
den de Zwitsers de poort naar de
eindronde van het WK-voetbal
hermetisch.
Gemist
Van Emmenes: "Lotsy was pas
een dag voor de wedstrijd naar
de spelers gekomen. Die zaten in
Cernobbio, aan het Como meer.
Lotsy was, als FIFA-functiona-
ris, de hele week in Rome ge
weest. Misschien dat de spelers
hem toen hebben gemist. In Cer
nobbio nam Herberts zijn taak
waar. Een brave man, maar niet
in het bezit van de gave van het
woord. Elke dag hield Herberts
een toespraak zonder een einde
aan het verhaal te kunnen ma
ken. Dat was om wanhopig van
te worden"
Zonder het Oranjeteam ver
trok Lotsy naar de Olympische
Spelen van Berlijn, in 1936. Te
vergeefs had hij bij het IOC ge
pleit voor loonvergoedingen ten
bate van de voetballers. Als chef
de mission van de Nederlandse
Olympische ploeg zag Lotsy in
de hoofdstad van het 'Derde
Rijk' de opvoering van een sport
theater, strak geregisseerd door
de propagandamachine van de
nazi's. In het cluborgaan van de
Amsterdamse voetbalvereni
ging 'De Volewijckers' had voor
zitter Douwe Wagenaar tevoren
opgeroepen tot een Nederlandse
boycot van die Spelen. Citaat uit
de Vrij Nederland-bijlage 'Voet
bal in de Oorlog', verschenen op
5 mei 1979: 'Lotsy was zéér gepi
keerd over de voorgenomen ac
tie. Met als argument dat zo'n ac
tie buitenparlementair was,
dreigde Lotsy De Volewijckers
met een algeheel royement".
Een dergelijke benadering ty
peerde 'Karei de Kerel'. Wie niet
vóór hem was, was tegen hem.
Eens uit de gratie, altijd uit de
gratie. Beb Bakhuys, in 1937
door de KNVB op de proflijst ge
plaatst na een discutabele over
schrijving van HBS naar VW,
ervoer het na de oorlog. Inmid
dels prof bij het Franse Metz,
zocht hij in 1946, vlak voor een
interland, zijn oude makkers op
in een hotel in Luxemburg. "Bin
nen de kortste keren liet Lotsy
de spelers één voor één uit de
lobby halen", aldus Bakhuys ja
ren geleden in een artikel in Else-
vipr. "en stond ik alleen".
Opgepept
Karei Lotsy (met hoed) in gezelschap van zijn kleinzoon i
Alphen, op het oude terrein achter het Bospark.
1953 gefotografeerd op de tribune i
Terug naar de Spelen van 1936,
waar Lotsy zijn bekwaamheden
op het gebied van mentale bege
leiding op bijzondere wijze uit
testte. De atleten Wil van Beve-
ren en Tinus Osendarp waren
de proefkonijnen. Van Emme
nes: "Lotsy was een goed auto
mobilist, die aan diverse rally's
had deelgenomen. In Berlijn
heeft hij Osendarp en Van Beve-
ren naar het stadion gereden,
steeds in een razende vaart. La
ter heeft Van Beveren me nog
verteld dat Lotsy dat harde rij
den als onderdeel van het menta
le oppepproces had beschouwd.
In elk geval haalde hij de finale
van de 200 meter, Osendarp werd
op de 100 en 200 meter derde".
Lotsy hield zich vast aan één
credo: 'Sport dient strikt te wor
den gescheiden van godsdienst
en politiek'. Beide speelden in
zijn leven trouwens geen rol.
Gefixeerd op zijn passie ont
gingen hem kennelijk nogal eens
de pogingen van de politiek om
de sport te omsingelen. Citaat uit
een interview met 'De Telegraaf
van 17 augustus 1936: "Hier in
Berlijn was alles perfect en men
,had zich niet beter kunnen wen-
schen. Daarvoor kunnen wij de
Duitschers niet genoeg danken
en daarvoor kunnen wij het Duit-
schè volk niet genoeg waardee-
Hoogstwaarschijnlijk onbe
doeld heeft Karei Lotsy zich met
een dergelijke uitspraak in een
obscuur kader geplaatst. Zoals
ook vier jaar later, met zijn be
slissing om dienst te doen als de
officiële tussenpersoon tussen
de bezetter en de Nederlandse
sportwereld. Per 31 maart 1941
werd hij van die functie onthe
ven en tegelijkertijd benoemd
tot Rijksgevolmachtigde voor de
sport, samen met de NSB-ers De
Valk en a Stuling. Uit hoofde van
zijn positie stapte Lotsy veelvul
dig in het mijnenveld dat zijn
liefde voor sport, koningin,
driekleur en vaderland scheidde
van een relatie met de bezetter,
gepersonificeerd door de Sport-
und Pressereferent van Seyss-In-
quart, dr. Hermann Harster.
Eind 1941 vroeg en kreeg Lotsy
ontslag, nog geen jaar later volg
de hij de plotseling overleden dr.
Dirk van Prooye op als voorzitter
van de KNVB^
Niet fout
Na de oorlog moest Lotsy ver
schijnen voor de zuiveringscom
missie. De vorig jaar overleden
Douwe Wagenaar maakte daar
deel van uit. Citaat uit de VN-bij-
lage 'Voetbal in de Oorlog': "Hij
was volgens mij geen verrader,
daar was hij een te groot vader
lander voor. Je had in de oorlog
nu eenmaal bepaalde gunsten
van de Duitsers nodig om te kun
nen voetballen, zoals schoenen,
ballen, olie voor grasmaaimachi-
nes. En voor dat soort zaken
heeft hij goed gezorgd". Van Em
menes: "Lotsy is niet fout ge
weest. Hij heeft zich wel degelijk
afgevraagd of hij die benoeming
kon accepteren. Uiteindelijk
heeft hij ja gezegd om te redden
wat er te redden viel. Anders zou
er een NSB-er uit Delft op zijn
stoel zijn beland".
Als piepjong sportredacteurtje
verwierf Jan Cottaar zich in die
oorlogsjaren de vriendschap van
Lotsy. Cottaar, geinterviewd
vlak voor zijn dood, daarover:
"Ik was destijds bij 'De Tijd'.
Als katholiek journalist schreef
ik in een katholieke krant dat ik
het eens was met Lotsy dat er
een fusie moest komen van de
katholieke bond met de onafhan
kelijke sportbond. Hij kende mij
niet, maar daarna stond Lotsy
voor mij altijd open voor inter
views. Later heb ik op zijn uitno
diging nog eens een brochure ge
schreven over handhaving van
het amateurisme".
Maar Cottaars 'Vaste koers
amateurisme' kon in 1954 de ont
wikkeling van het semi-profvoet-
bal niet tempereren, tot verdriet
vooral van Karei Lotsy. Van Em
menes: "Rond 1937 had Lotsy
geen afkeer van betaald voetbal,
bevreesd als hij was voor een
vertrek van Bakhuys en Vente".
En inderdaad, al op 15 februari
1933 zei Lotsy tegen een verslag
gever van de NRC: 'Laat men
toch niet neerkijken op profs,
laat men toch vooral begrijpen
dat iemand die eenige vergoe
ding krijgt voor zijn spelpresta-
ties een even uitstekend sport
man is als de pur-sang amateur,
die dat alleen is omdat hij geen
vergoeding nodig heeft".
Uitgeflirt
Ruim 21 jaar later bleek Lotsy
als FIFA-bestuurder al lang uit
geflirt met de betaalde sport.
Waar hij ten aanzien van het bui
tenland een begripvol en soepel
standpunt innam, legde Lotsy
strenge amateuristische normen
aan ten aanzien van de Neder
landse sportbeoefenaars. Ad van
Emmenes, toen in dienst van het
weekblad 'Sport en Sportwe
reld': "Ik was aanwezig bij het
WK-voetbal in 1954 in Bern. Ik
werd daar gebeld door Geude-
ker, mijn hoofdredacteur. 'De
KNVB is om', zei Kick. Ik mocht
niks zeggen, tegen niemand, ik
moest Lotsy alleen om commen
taar vragen. Vlak voor het einde
van de wedstrijd Duitsland-Hon-
garije ben ik naar hem toege
gaan. Wat ik niet wist, was dat
Herman Kuiphof achter mij liep.
'Wat een lafaards', gaf Lotsy als
commentaar. Kuiphof hoorde
het ook. Maar Lotsy, een eerlijk
man toch, heeft naderhand die
uitspraak ontkend. Omdat de
KNVB-ers boos op hem waren
geworden. Kuiphof heeft mijn le
zing bevestigd, dat heb ik van
Herman erg collegiaal gevon
den".
De voorzittershamer van de
KNVB had Lotsy toen al niet
meer in handen, die had hij be
gin 1953 neergelegd. "Omdat hij
de overgang naar het betaalde
voetbal blijkbaar niet wilde mee
maken", schreef Jan Cottaar in
zijn necrologie.
Vlak voor zijn dood nam Lotsy
nog het voorzitterschap op zich
van de pas opgerichte Neder
landse Sportfederatie, de NSF.
Maar niet nadat hij zijn dierbaren
om raad had gevraagd. Jan Cot
taar: "Hij heeft mij toen, net als
andere mensen die hij vertrouw
de, gevraagd of hij dat wel moest
doen. Doe het nou maar, heb ik
gezegd, anders komt het nooit
van de grond".
Korte tijd later stierf Lotsy aan
een hartaanval.
Schok
"Het was natuurlijk een grote
schok voor ons" vertelt zijn
dochter, mevrouw Van der Veen
Meerstadt. "Maar helemaal on
verwacht kwam zijn dood niet.
Hij had al eens, zoals dat heet,
een ernstige waarschuwing ge
had. De tragiek van mijn vader
was dat hij zich niet kon ont
spannen. Dat is, naar mijn ge
voel, de voornaamste oorzaak
van zijn vroege dood geweest.
Een avondje nietsdoen
hij zelden op, we gingen meestal
zonder hem. Zijn reizen voor de
FIFA beschouwde hij zo'n beetje
als vakantie. Een man van de
klok was hij, zijn hele leven was
een schema".
Regelaar en organisator die hij
was, had hij al geruime tijd zijn
testament gemaakt. Mevrouw
Van der Veen Meerstadt: "Het
lag kant en klaar bij de notaris,
maar hij wilde dat maar niet ko
men tekenen. Heel merkwaar
dig. Het leek wel of hij het niet
wilde bezegelen. Toen hij stierf,
was het nog altijd niet getekend.
We hebben het toch geheel vol
gens zyn wensen uitgevoerd. Hij
wilde in absolute stilte worden
gecremeerd. Er mochten maar
enkele door hem met name ge
noemde mensen bij aanwezig
zijn".