i Karei Lotsy, onze laatste sportpatriot Herinneringen aan een geboren leider ft v-ii-s,C ;ATERDAG 25 AUGUSTUS 1984 Op de kop af een kwart eeuw geleden legde Karei Lotsy op sto66-jarige leeftijd zijn hoofd is. ivoorgoed te ruste na een bij kans dubbel geleefd leven, Ivrijwel geheel opgeslokt jgSdoor de sport en het verzeke ringswezen. Op 30 augustus bfui1959, daags na het verschei- 300 den van Lotsy, schreef de toenmalige NRC-journalist Jan Cottaar in een necrolo- 'gie: 'De sportwereld verliest Te in Lotsy een groot man'. T~ Zijn foto's mogen inmiddels zijn vergeeld, zijn naam blijkt 25 .jaar na zijn overlijden nog voort j te leven. Niet alleen zijn er in Amsterdam, Haarlem, Dordrecht en nog enkele plaatsen straten, T~ lanen en wegen naar hem ge- 9 noemd, Lotsy staat in de herin- 9 nering van menigeen geboek staafd als de sportieve vader des vaderlands. Zelf als actief sporter matig ge- talenteerd, beschikte hij over de gaven om anderen te inspireren tot sportieve prestaties die zich =~j in de kranten van de jaren dertig op zijn minst lieten aankondigen door koppen ter grootte van cho- coladeletters. Lotsy was de be- J!9: stuurder, leider, baas, drijvende kracht, klankbord, souffleur, amateur-psycholoog, steun en toeverlaat van al diegenen die zich ter ontwikkeling van li chaam en geest mét of zonder bal georganiseerd voortbewogen. "Ik zie hem nog zo voor me", zegt Henk Pellikaan, in de jaren F dertig als zwoegend rechtshalf ft een alom gewaardeerd speler M van het Nederlands elftal. "Er zijn mensen geweest, die belang rijke functies in de KNVB heb- ben bekleed die mij nu totaal niet meer bijstaan. Maar Lot sy...." IJdel Eerst even iets recht zetten. Lotsy's dochter, mevrouw W.D. van der Veen Meerstadt, wijst er op dat de familienaam nooit op de juiste wijze is geschreven. "Eigenlijk is het Lotsij. Met een lange ij, dus niet met een ypsilon. Maar mijn vader vond Lotsy wel zo mooi staan, dus heeft hij het maar zo gelaten"* Dat zegt iets over Lotsy's stre ling van zijn eigen ik. "Op het bondsbureau in Zeist hangt een portret van hem", weet Ad van Emmenes, die onlangs de pen heeft neergelegd na dik 60 jaar sportjournalistiek. "De ijdelheid straalt er van af, zo was-ie, de schilder heeft hem goed getrof fen". Hoewel van nature voortgedre ven door de ambitie om zich in gunstige zin te onderscheiden van de doodgewone man met zijn confectiepakkie-an, was Lot sy in voetbaltenue niet bij mach te te ontstijgen aan de grauwe massa. Hoger dan HFC 2 voetbal de hij niet. "Als voetballer heeft hij nooit iets bijzonders gepresteerd", weet Ad van Emmenes. "Dit in tegenstelling tot zijn achterneef Dirk, die zijn neef heette te zijn. Hadden die twee trouwens woor den, dan liet Karei doorscheme ren dat Dirk niet meer dan een achterneef was. Dirk was een goed voetballer, die had het Ne derlands elftal nog gehaald. Ka reis kwaliteiten lagen vooral op het bestuurlijke en organisatori sche vlak. Dat voelde hij zelf al vroeg aan. Misschien was hij achttien jaar, toen hij bij HFC in militair uniform liep te grens rechteren. Toen zei hij al-dat hij later voorzitter van de NVB, de Nederlandse Voetbalbond, wilde worden". Heerser Last van valse bescheidenheid heeft Lotsy nooit gehad. Beter nog dan zijn beperkingen, kende hij zijn bekwaamheden die hem geknipt maakten voor welke lei dinggevende functie dan ook. "Hij was een echte heerser", zo portretteert Van Emmenes Lotsy met verve. "Wat hij wilde, moest gebeuren. Je bespeurde bij hem nooit twijfel". Lotsy's kleinzoon, de Alphe- naar W.D.S. Van der Veen Meer stadt, directeur van het pas in Leiden gevestigde World Flower Center: "Ik was nog een kind toen ik hem meemaakte en als hij bij ons was verwende hij me altijd tot in mijn nieren. Dus ik bewaar heel plezierige herinne ringen aan hem. Als ik nu op hem terugkijk dan zeg ik: hij was als bestuurder een kind van zijn tijd. In alles zeer gedecideerd. Naar anderen luisteren was ze ker niet zijn sterkste kant. Hij was gewend zijn eigen plan- te trekken. Met een begrip als in spraak zal hij zich echt niet heb ben opgehouden". Voor het eerst hanteerde Lotsy een voorzittershamer in 1917. Bij HFC, amper 24 jaar oud was hij toen. Twee jaar later, inmiddels employé bij de toentertijd in Dordrecht gevestigde brandver zekeringsmaatschappij 'Hol land', trok hij zich terug uit het bestuur van de Haarlemse club. "Omdat ik naar mijn mening vanuit Dordrecht de club niet goed kon besturen", valt te lezen in het boekje 'Karei Lotsy', in 1934 geschreven door H.G. Can- negieter. Maar Lotsy had zijn -handen nog niet afgetrokken van HFC, of zijn club dobberde sportief stuurloos rond. Eens een trotse eersteklasser figureerde de door voetbalpionier Pim Muiier opge richte vereniging in 1921 ano- door Gerard van Putten en Ruud Paauw ll Karei Lotsy met de Ajacieden Van der Linden en Potharst na afloop van de interland Belgiê-Nederland (2-2) op 30 mei 1946 in Antwerpen. Ten gevolge van een hartaanval overleed een kwart eeuw geleden, om precies te zijn op 29 augustus 1959, onze laatste sportpatriot: Karei Lotsy. Op 3 maart 1893 geboren in Baltimore, als zoon van een bioloog, bracht hij zijn vroegste jeugd door in Nederlands Indië. In Leiden bezocht hij het gymnasium. Hoewel zijn vader de combinatie studie/voetbal verderfelijk vond, werd Lotsy lid van Ajax Leiden. Later verhuisde hij naar Haarlem, waar hij toetrad tot de gelederen van HFC. Bij die club groeide hij als voetballer niet tot grote hoogte, wel werden daar zijn bestuurlijke en organisatorische kwaliteiten zichtbaar. Die mocht hij later uitbaten in tal van functies. Als lid van de keuzecommissie van de KNVB en als expert op het gebied van mentale training stuwde hij het Nederlands elftal in de jaren dertig naar tot de verbeelding sprekende prestaties. In 1932 werd hij benoemd tot bestuurslid van het NOC; in 1936,1948 en 1952 fungeerde Lotsy als chef de mission van de Nederlandse Olympische ploeg tijdens de Spelen van Berlijn, Londen en Helsinki. In de oorlog werd hij voorzitter van de Nederlandse Voetbalbond, van de Wereldvoetbalbond (FIFA) was hij tal van jaren vice-president en in de herfst van zijn leven bestuurde hij de Nederlandse Sportfederatie. Tussen de bedrijven door runde hij als directeur de Dordtse brandverzekeringsmaatschappij 'Holland, gesticht door zijn grootvader. "Sport en zaken hield hij strikt gescheiden", aldus zijn dochter, mevrouw W.D. van der Meerstadt-Lotsy. "Om zes uur 's avonds kwam hij thuis van zijn werk. Dan móest meteen het eten worden opgediend. Om zeven uur trok hij zich terug en werkte voor de sport". Terugblik op een markante persoonlijkheid. niem in de derde klasse. Als een schande werd die degradatie bin nen de club ervaren, HFC on waardig. Eerdergenoemde Can- negieter tekende uit de mond van Lotsy de volgende woorden op: "In 1921 bezocht me een de putatie uit Haarlem met het ver zoek of ik me nog niet weer over de club kon ontfermen. Ik werd toen gewoon bestuurslid en als zodanig nam ik de leiding van het eerste elftal op me". Grootscheeps Geheel naar zijn aard, pakte Lotsy die taak grootschéeps aan. "In twee jaar gedegradeerd naar de derde klasse, dan ook in twee jaar gepromoveerd naar de eersteklasse", palmde hij met een kernachtige slagzin alles wat HFC was in voor de door hem ge leide reddingsactie. Nog maar eens een citaat uit het boekje van Cannegieter: "Toen is reeds in mijn onderbewustzijn de con centratiemethode ontstaan; ik schreef elke week een brief aan de elf spelers. Op maandag en op donderdag. Er gingen elke week dus 22 brieven de deur uit, waar in ik c(e jongens opzweepte tot het doel: HFC moet terug naar de eerste klas. Dit doel is dankzij de jongens 25 maart 1923 bereikt. Ik had hiermee bereikt wat ik wil de en meende dus mij weer aan mijn oude Haarlemse club te mo gen onttrekken, want behalve de afstand tussen Haarlem en Dordt was ook de veelvuldigheid van mijn functies op voetbalterrein allengs een bezwaar gebleken voor bestendiging van dit be stuurslidmaatschap". In de daaropvolgende 36 jaren bereikte Lotsy een staat van dienst ter lengte van een waslijst. Alles wat in de sportwereld leef de en groeide, boeide Lotsy. Niet alleen liet hij zich met graagte vangen voor talloze bestuurs functies binnen en buiten de grenzen, hij bedacht ook de eens vermaarde Olympische Dag en richtte in de herfst van zijn be staan nog eens de Nederlandse Sportfederatie (NSF) op. Lotsy was anders dan zovele andere sportofficials, hij keek verder dan de bestuurstafel lang was. Vóór alles was hij begaan met de innerlijke roerselen van de spor ter, altijd poogde hij door te drin gen tot de psyche van de op prestaties gericht mens. Min of meer onbewust had hij de door hem aangehangen en veelvuldig toegepaste concentra tiemethode toegepast bij HFC, waar hij merkte dat een geschre ven woord, een aai over de bol en een krachtterm sportlieden in de stemming konden brengen voor een bovennormale prestatie. La ter zou Lotsy, intussen beter op de hoogte met de materie, het Nederlands elftal laten kennis maken met zijn geestelijke trai- ningsmethoden. Het moet lukken Als redacteur van het KNVB- orgaan 'De Sportkroniek' maak te de toen nog als 'ir. A.' aange sproken Ad van Emmenes de op komst van Lotsy van zeer nabij mee. "Rond 1930 ging het slecht met het Nederlands elftal", diept hij uit zijn encyclopedische ge heugen op. "Besloten werd tot het oprichten van een keuzecom missie om een verbetering van de resultaten te bewerkstelligen. Herberts, Mundt en Lotsy na men daar zitting in. In de volks mond heette de keuzecommissie al gauw H.M.L. Volgens optimis tische grapjassen betekende die afkorting 'het moet lukken'. Pes simisten maakten er H.L.M. van, 'het lukt misschien'. Lotsy is toen begonnen met de centrale trainingen. Dat was iets nieuws, daarvóór ging bondsoefenmees- ter Bob Glendenning naar de spelers toe. Het kwam toen dik wijls voor dat spelers in de kleed kamer met elkaar kennis maak ten". Op uitnodiging van Lotsy trof fen de uit alle windstreken af komstige voetballers van de Oranje-selectie elkaar wekelijks op het VUC-terrein aan de Haag se Schenkkade. Ad van Emme nes sloeg als journalist geen bij eenkomst over: "Na afloop van die trainingen liet Lotsy de spe lers bij elkaar komen in de VUC- kantine, die later de wondertent werd genoemd". Het was in die houten keet, waar Karei Lotsy met zijn legen darische donderspeeches de in complete voetbaluitrusting ge stoken spelers een gevoel van krachten vastberedenheid aan praatte. "Hij dwong met zijn op treden respect af', vertelt der- tienvoudig international Henk Pellikaan ruim 50 jaar later. "Al leen al zijn entree maakte in druk. Lotsy kwam altijd met wa gen en chauffeur naar de trainin gen. Dat was wat in die tijd. Hij zag er ook altijd pico bello uit, op en top heer was hij. Ik weet niet precies meer hoe die donder speeches in elkaar zaten. Wel herinner ik mij dat ze kort en krachtig waren. Dat het vader land erbij werd betrokken, het Wilhelmus, de koningin en de vlag". Roes Van Emmenes beaamt de woorden van Pellikaan. Niet zo zeer de inhoud, als wel de vorm waarin Lotsy zijn toespraken goot, bracht de voetballers van die dagen in een roes van onover winnelijkheid. "Vaderland en driekleur kwamen altijd wel om de hoek kijken. Alles wat Lotsy deed, was trouwens voorbereid. Thuis voor de spiegel repeteerde hij zijn toespraken. Na afloop van die speech kwam dan die in gestudeerde buiging. Die traan in zijn stem kwam ook op het juiste moment, daar kon je op wachten. Lotsy was een goed ac teur". "Maar", vult Pellikaan aan, "niet alleen die toespraken voer den ons spelers naar een climax. Het was zijn totale begeleiding. Een dag of tien voor een inter land schreef Lotsy de spelers brieven. Daarin gaf hij allerlei adviezen". En al vermoedt zuiderling Pel likaan nu, dat Lotsy destijds niet iedereen wist te pakken ("Ik denk dat hij op de westerlingen minder invloed had, die waren brutaler"), onder diens leiding rende het Nederlands elftal wel van succes naar succes. België werd met 9-3 verslagen, een over winning die door Beb Bakhuys met de kopbal van de eeuw werd verguld. Nadat, we schrijven 8 april 1934, ook de Ieren tanden knarsend (5-2) kennis hadden ge nomen van de opbloei van het voetbal hier te lande, kreeg Ne derland last van voetbalkoorts. Een onschuldige ziekte, waarvan de symptomen zich lieten her kennen door het luidkeels gezon gen verlangen om naar Rome te gaan. Maar in Milaan vergrendel den de Zwitsers de poort naar de eindronde van het WK-voetbal hermetisch. Gemist Van Emmenes: "Lotsy was pas een dag voor de wedstrijd naar de spelers gekomen. Die zaten in Cernobbio, aan het Como meer. Lotsy was, als FIFA-functiona- ris, de hele week in Rome ge weest. Misschien dat de spelers hem toen hebben gemist. In Cer nobbio nam Herberts zijn taak waar. Een brave man, maar niet in het bezit van de gave van het woord. Elke dag hield Herberts een toespraak zonder een einde aan het verhaal te kunnen ma ken. Dat was om wanhopig van te worden" Zonder het Oranjeteam ver trok Lotsy naar de Olympische Spelen van Berlijn, in 1936. Te vergeefs had hij bij het IOC ge pleit voor loonvergoedingen ten bate van de voetballers. Als chef de mission van de Nederlandse Olympische ploeg zag Lotsy in de hoofdstad van het 'Derde Rijk' de opvoering van een sport theater, strak geregisseerd door de propagandamachine van de nazi's. In het cluborgaan van de Amsterdamse voetbalvereni ging 'De Volewijckers' had voor zitter Douwe Wagenaar tevoren opgeroepen tot een Nederlandse boycot van die Spelen. Citaat uit de Vrij Nederland-bijlage 'Voet bal in de Oorlog', verschenen op 5 mei 1979: 'Lotsy was zéér gepi keerd over de voorgenomen ac tie. Met als argument dat zo'n ac tie buitenparlementair was, dreigde Lotsy De Volewijckers met een algeheel royement". Een dergelijke benadering ty peerde 'Karei de Kerel'. Wie niet vóór hem was, was tegen hem. Eens uit de gratie, altijd uit de gratie. Beb Bakhuys, in 1937 door de KNVB op de proflijst ge plaatst na een discutabele over schrijving van HBS naar VW, ervoer het na de oorlog. Inmid dels prof bij het Franse Metz, zocht hij in 1946, vlak voor een interland, zijn oude makkers op in een hotel in Luxemburg. "Bin nen de kortste keren liet Lotsy de spelers één voor één uit de lobby halen", aldus Bakhuys ja ren geleden in een artikel in Else- vipr. "en stond ik alleen". Opgepept Karei Lotsy (met hoed) in gezelschap van zijn kleinzoon i Alphen, op het oude terrein achter het Bospark. 1953 gefotografeerd op de tribune i Terug naar de Spelen van 1936, waar Lotsy zijn bekwaamheden op het gebied van mentale bege leiding op bijzondere wijze uit testte. De atleten Wil van Beve- ren en Tinus Osendarp waren de proefkonijnen. Van Emme nes: "Lotsy was een goed auto mobilist, die aan diverse rally's had deelgenomen. In Berlijn heeft hij Osendarp en Van Beve- ren naar het stadion gereden, steeds in een razende vaart. La ter heeft Van Beveren me nog verteld dat Lotsy dat harde rij den als onderdeel van het menta le oppepproces had beschouwd. In elk geval haalde hij de finale van de 200 meter, Osendarp werd op de 100 en 200 meter derde". Lotsy hield zich vast aan één credo: 'Sport dient strikt te wor den gescheiden van godsdienst en politiek'. Beide speelden in zijn leven trouwens geen rol. Gefixeerd op zijn passie ont gingen hem kennelijk nogal eens de pogingen van de politiek om de sport te omsingelen. Citaat uit een interview met 'De Telegraaf van 17 augustus 1936: "Hier in Berlijn was alles perfect en men ,had zich niet beter kunnen wen- schen. Daarvoor kunnen wij de Duitschers niet genoeg danken en daarvoor kunnen wij het Duit- schè volk niet genoeg waardee- Hoogstwaarschijnlijk onbe doeld heeft Karei Lotsy zich met een dergelijke uitspraak in een obscuur kader geplaatst. Zoals ook vier jaar later, met zijn be slissing om dienst te doen als de officiële tussenpersoon tussen de bezetter en de Nederlandse sportwereld. Per 31 maart 1941 werd hij van die functie onthe ven en tegelijkertijd benoemd tot Rijksgevolmachtigde voor de sport, samen met de NSB-ers De Valk en a Stuling. Uit hoofde van zijn positie stapte Lotsy veelvul dig in het mijnenveld dat zijn liefde voor sport, koningin, driekleur en vaderland scheidde van een relatie met de bezetter, gepersonificeerd door de Sport- und Pressereferent van Seyss-In- quart, dr. Hermann Harster. Eind 1941 vroeg en kreeg Lotsy ontslag, nog geen jaar later volg de hij de plotseling overleden dr. Dirk van Prooye op als voorzitter van de KNVB^ Niet fout Na de oorlog moest Lotsy ver schijnen voor de zuiveringscom missie. De vorig jaar overleden Douwe Wagenaar maakte daar deel van uit. Citaat uit de VN-bij- lage 'Voetbal in de Oorlog': "Hij was volgens mij geen verrader, daar was hij een te groot vader lander voor. Je had in de oorlog nu eenmaal bepaalde gunsten van de Duitsers nodig om te kun nen voetballen, zoals schoenen, ballen, olie voor grasmaaimachi- nes. En voor dat soort zaken heeft hij goed gezorgd". Van Em menes: "Lotsy is niet fout ge weest. Hij heeft zich wel degelijk afgevraagd of hij die benoeming kon accepteren. Uiteindelijk heeft hij ja gezegd om te redden wat er te redden viel. Anders zou er een NSB-er uit Delft op zijn stoel zijn beland". Als piepjong sportredacteurtje verwierf Jan Cottaar zich in die oorlogsjaren de vriendschap van Lotsy. Cottaar, geinterviewd vlak voor zijn dood, daarover: "Ik was destijds bij 'De Tijd'. Als katholiek journalist schreef ik in een katholieke krant dat ik het eens was met Lotsy dat er een fusie moest komen van de katholieke bond met de onafhan kelijke sportbond. Hij kende mij niet, maar daarna stond Lotsy voor mij altijd open voor inter views. Later heb ik op zijn uitno diging nog eens een brochure ge schreven over handhaving van het amateurisme". Maar Cottaars 'Vaste koers amateurisme' kon in 1954 de ont wikkeling van het semi-profvoet- bal niet tempereren, tot verdriet vooral van Karei Lotsy. Van Em menes: "Rond 1937 had Lotsy geen afkeer van betaald voetbal, bevreesd als hij was voor een vertrek van Bakhuys en Vente". En inderdaad, al op 15 februari 1933 zei Lotsy tegen een verslag gever van de NRC: 'Laat men toch niet neerkijken op profs, laat men toch vooral begrijpen dat iemand die eenige vergoe ding krijgt voor zijn spelpresta- ties een even uitstekend sport man is als de pur-sang amateur, die dat alleen is omdat hij geen vergoeding nodig heeft". Uitgeflirt Ruim 21 jaar later bleek Lotsy als FIFA-bestuurder al lang uit geflirt met de betaalde sport. Waar hij ten aanzien van het bui tenland een begripvol en soepel standpunt innam, legde Lotsy strenge amateuristische normen aan ten aanzien van de Neder landse sportbeoefenaars. Ad van Emmenes, toen in dienst van het weekblad 'Sport en Sportwe reld': "Ik was aanwezig bij het WK-voetbal in 1954 in Bern. Ik werd daar gebeld door Geude- ker, mijn hoofdredacteur. 'De KNVB is om', zei Kick. Ik mocht niks zeggen, tegen niemand, ik moest Lotsy alleen om commen taar vragen. Vlak voor het einde van de wedstrijd Duitsland-Hon- garije ben ik naar hem toege gaan. Wat ik niet wist, was dat Herman Kuiphof achter mij liep. 'Wat een lafaards', gaf Lotsy als commentaar. Kuiphof hoorde het ook. Maar Lotsy, een eerlijk man toch, heeft naderhand die uitspraak ontkend. Omdat de KNVB-ers boos op hem waren geworden. Kuiphof heeft mijn le zing bevestigd, dat heb ik van Herman erg collegiaal gevon den". De voorzittershamer van de KNVB had Lotsy toen al niet meer in handen, die had hij be gin 1953 neergelegd. "Omdat hij de overgang naar het betaalde voetbal blijkbaar niet wilde mee maken", schreef Jan Cottaar in zijn necrologie. Vlak voor zijn dood nam Lotsy nog het voorzitterschap op zich van de pas opgerichte Neder landse Sportfederatie, de NSF. Maar niet nadat hij zijn dierbaren om raad had gevraagd. Jan Cot taar: "Hij heeft mij toen, net als andere mensen die hij vertrouw de, gevraagd of hij dat wel moest doen. Doe het nou maar, heb ik gezegd, anders komt het nooit van de grond". Korte tijd later stierf Lotsy aan een hartaanval. Schok "Het was natuurlijk een grote schok voor ons" vertelt zijn dochter, mevrouw Van der Veen Meerstadt. "Maar helemaal on verwacht kwam zijn dood niet. Hij had al eens, zoals dat heet, een ernstige waarschuwing ge had. De tragiek van mijn vader was dat hij zich niet kon ont spannen. Dat is, naar mijn ge voel, de voornaamste oorzaak van zijn vroege dood geweest. Een avondje nietsdoen hij zelden op, we gingen meestal zonder hem. Zijn reizen voor de FIFA beschouwde hij zo'n beetje als vakantie. Een man van de klok was hij, zijn hele leven was een schema". Regelaar en organisator die hij was, had hij al geruime tijd zijn testament gemaakt. Mevrouw Van der Veen Meerstadt: "Het lag kant en klaar bij de notaris, maar hij wilde dat maar niet ko men tekenen. Heel merkwaar dig. Het leek wel of hij het niet wilde bezegelen. Toen hij stierf, was het nog altijd niet getekend. We hebben het toch geheel vol gens zyn wensen uitgevoerd. Hij wilde in absolute stilte worden gecremeerd. Er mochten maar enkele door hem met name ge noemde mensen bij aanwezig zijn".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 15