Leven in India is
één groot gevecht
Tegenstellingen op
Sri Lanka onecht
Wie niet vraagt wordt overgeslagen
Jongeren naar terrorisme gedreven
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1984
EXTRA
PAGINA 15
Dokter Batt wreef zich de ogen
uit. Een zwangere man? Voor
een verklaring van dit
verschijnsel schoot zijn
medische kennis tekort. Maar
op het formulier waarmee zijn
vrijwilligster was
teruggekomen uit haar dorp.
stond het onmiskenbaar
aangegeven: in het vakje voor
zwangerschap prijkte een
mannelijk poppetje.
De vrijwilligster was analfabete.
De dokter had haar geleerd haar
waarnemingen in symbolen aan te
geven. Daarmee had ze geen
moeite. De zwangere man vormde
dan ook een groot raadsel. Toen de
dokter vol verbazing om
opheldering vroeg, bleek een
gesprek nu juist de bedoeling. De
medewerkster had een zwangere
vrouw aangetroffen die van haar
man veel te zwaar werk moest
doen. De man was dus het
probleem. Vandaar die
aantekening. Dokter Batt behoort
tot de staf van Aware, een
ontwikkelingsorganisatie in India.
Aware is de Engelse afkorting voor
actie voor bewustwording op het
platteland. Ook het woord zelf
betekent 'bewust'. Aware werkt
met de armste bevolkingsgroepen
in de deelstaat Andhra Pradesh. Ze
geeft de mensen inzicht in de
oorzaken van hun armoede en
helpt hen in de strijd voor
verbetering van hun
levensomstandigheden
Dwangarbeid
De armsten in India zijn vooral
de mensen die nog in stamverband
leven en de kastelozen. Al
eeuwenlang worden ze uitgebuit.
Grondbezitters geven niet meer
dan een hongerloon. Handelaren
verschaffen leningen met de
verplichting alleen aan hen te
verkopen. Zo kunnen ze de prijzen
laag houden. Velen zijn door
schulden zelfs'in een situatie van
dwangarbeid geraakt. Met behulp
van een klein voorschot weten
aannemers in de steengroeven die
mensen soms een leven lang aan
zich te binden. De Indiase regering
van mevrouw Gandhi beschouwt
zulke situaties niet als belangrijk.
Zij stelt het totale aantal
dwangarbeiders op minder dan
honderdduizend. Dat is natuurlijk
veel, maar op een bevolking van
700 miljoen 'valt het mee'. De
ontwikkelingsorganisaties komen
evenwel op een veel hoger getal:
meer dan \rijf miljoen. Door hun
protest zijn er door het
hooggerechtshof nu onderzoeken
afgedwongen in de verschillende
deelstaten.
Wie India bezoekt wordt
getroffen door de enorme
tegenstellingen. In feite zijn er
twee India's. Er is de wereldnatie
India die meedoet op elk gebied
van moderne technologie en die
zelfs kernwapens kan maken.
Daarnaast is er het land van de
honger, de ondervoeding, de
krotten, de grenzeloze uitbuiting.
De politiek beperkt zich vooral tot
het eerste India, al mag het tweede
India wel meestemmen bij de vele
verkiezingen. Op de moderne
sector richt de staat zijn
ontwikkelingsbeleid. Tijdens het
bezoek van minister Schoo in
december vorig jaar wérd duidelijk
gemaakt dat de interesse bovenal
uitgaat naar de verwerving van
geavanceerde technologie.
Nederland mag bijdragen aan
nieuwe faciliteiten voor
scheepsbouw en reparatie,
havenontwikkeling en
binnenvaart. Daarnaast blijft er de
kunstmest die men graag laat
leveren door Nederlandse
fabrieken.
Verergering
Wie maar iets weet van de relatie
tussen het eerste en het tweede
India beseft dat zulke hulp op de
armoede nauwelijks effect heeft.
Kastelozen (tot voor kort als
'onaanraakbaar' beschouwd) en
stamleden merken er niets van.
Soms leidt de hulp zelfs tot
verergering van de uitbuiting. Dat
was het geval toen Nederland
trawlers mocht leveren voor de
visserij in Zuid-India. Met zulke
schepen werd gevist in de ondiepe
kustwateren waar vanouds wordt
gevaren met kleine boten zonder
kiel. De grote schepen vernielen de
broedplaatsen voor de vis en roven
het ondiepe gedeelte van de zee
leeg. Door druk van
ontwikkelingsorganisaties kon
gelukking worden voorkomen dat
deze vorm van 'hulp' werd
verleend. Op handelsbasis zijn
helaas wel trawlers geleverd.
India is één van de moeilijkste
landen ter wereld voor een
programma van
ontwikkelingssamenwerking van
overheid tot overheid ('bilaterale'
hulp). Het land is zo groot en de
bevolking zo talrijk dat een
regering als de onze moeilijk kan
bijsturen in de programma's van
de Indiase regering. Die laatste
toont bovendien niet de minste
behoefte aan buitenlands advies.
Van de buitenlander yordt in de
eerste plaats het besef gevraagd
dat hij te doen heeft met een
supernatie.
Nederland besteedt bijna
een kwart van zijn bilaterale
hulp aan India. De enorme
armoede rechtvaardigt inderdaad
een grote inspanning. Maar hoe
meer je je in die armoede verdiept,
hoe minder je overtuigd raakt van
het nut van hulp die zich richt op
groei van de nationale produktie.
Het is nog steeds zo als Mahatma
Gandhi het formuleerde: "Het land
heeft genoeg te bieden voor ieders
behoefte maar niet voor ieders
hebzucht". De armoede gaat hand
in hand met sociaal onrecht en
uitbuiting. Zoals één van mijn
oud-studenten aan het Instituut
voor Sociale Studiën in Den Haag
het zei: "De regering in dit land is
niet wezenlijk geïnteresseerd in
sociaal onrecht".
Zigeuners
Toch is er in India iets aan de
hand dat ons enorm kan
bemoedigen. Veel meer dan in
Afrika worden hier de armen zich
bewust van de oorzaken van hun
situatie. Het werk van Aware is een
prachtig voorbeeld. Madhavan, de
oprichter van deze organisatie, had
zich een mooie plaats verworven in
het eerste India. Als professor in de
volkenkunde maakte hij een snelle
carrière. Een boek over het leven
van de Lambada-stam kon daaraan
verder bijdragen. De Lambada's
behoren tot de zigeuners,
oorspronkelijk Banjara's geheten.
Vanuit het rijk van Agra (waar de
prachtige Taj Mahal-tombe ligt)
ging een deel van hen naar het
westen en een ander deel naar het
zuiden. In de deelstaat Andhra
Pradesh werden zij omstreeks 1600
door grote droogte gedwongen
hun nomadenbestaan op te geven.
Uit de omgeving van de hoofdstad
Hyderabad werden zij verdreven
naar de wouden. Om aan voedsel te
komen kapten ze bomen. Hun land
werd vervolgens in eigendom
verkregen door
grootgrondbezitters. De
Lambada's mochten de grond
bewerken met verplichte afdracht
van de opbrengsten tegen
hongerprijzen. Het enige wat ze
behielden was hun cultuur en
daarmee dus ook hun waardigheid.
Madhavan was voor die cultuur
gekomen. Maar zijn aandacht werd
meteen getrokken door de
uitbuiting en de armoede. Samen
met Vimal Kumar, een
landbouwingenieur, richtte hij
Aware op. Juristen werden
gerecruteerd bij de strijd voor een
rechtmatig bezit van de grond.
Aware wist de handelaren uit te
schakelen doordat het zelf de
produkten op de markt bracht. En,
niet in het minst belangrijk, de
volksgezondheid werd aangepakt
in een gebied waarin slechts vier
van de tien kinderen de leeftijd van
vijf jaar bereikten.
Voorkomen
Een van de eerste artsen van
Aware was dokter Batt. Hij kwam
in 1976 en leefde samen met zijn
vrouw (ook arts) in armoedige
omstandigheden. Nu is er een
gezondheidscentrum met daarbij
een afdeling voor economische
ontwikkeling (matten vlechten,
borduurwerk, zijdeteelt) en één
voor sociale ontwikkeling
(familieleven, groepsorganisatie,
omgang met banken en andere
instellingen).
Het medisch werk omvat veel
meer dan de opname van patiënten
die alleen nog met antibiotica
kunnen worden behandeld.
Ziekten moeten liefst worden
voorkomen. Daartoe dient in de
eerste plaats het
voorlichtingswerk. De
vrijwilligsters krijgen training van
de beide artsen. Zij kunnen vaak
niet lezen of schrijven maar
hebben wel gezag. Ze leren de
mensen dat water gekookt moet
worden, datje geen vliegen op
voedsel moet laten zitten en dat
een goede voeding ook het eten
van groente inhoudt. Daarnaast
wordt gebruikt gemaakt van oude
kennis van medicijnen. Op
speciale manier gedroogde
kruisbessen dienen bijvoorbeeld
tegen verkoudheid. Op de benen
gesmeerd knoflookpoeder
voorkomt tetanus als bij het werk
op het veld een wond ontstaat.
Aware is uitgegroeid tot een
organisatie met meer dan
vijfhonderd betaalde stafleden en
duizenden vrijwilligers. Al zijn de
salarissen laag (van 45,- per
maand voor eenvoudig werk tot
450,- voor een ingenieur met een
lange staat van dienst), er is toch
geld nodig. Awares eerste bron van
inkomsten wordt gevormd door de
eigen economische activiteiten. In
de duizend dorpen die worden
bereikt gebeurt van alles wat geld
opbrengt. Als bijvoorbeeld
produkten op de markt worden
gebracht, zijn de mensen veel beter
af dan in de tijd van de handelaren.
Tegelijk houdt ook Aware er iets
aan over om er de eigen organisatie
van te kunnen bekostigen.
Zakenlieden
In de tweede plaats zijn er rijke
zakenlieden met een geweten. Op
de enorme Indiase markt wordt
ontzaglijk veel geld verdiend.
Bekend is de zakenman Birla, een
multimiljardair die in
verschillende staten schitterende
Hindoetempels liet bouwen. Ik
bezocht de tempel in Hyderabad,
geheel opgetrokken uit marmer.
Hoewel zo'n bouwwerk officieel is
gewijd aan een Hindoe-godheid,
spreekt de volksmond over de
Birla-tempel. Zo wordt Birla's
naam overal genoemd, maar de
armen helpt hij er niet mee. Aware
krijgt daarentegen steun van een
ander type zakenlieden. Ik
ontmoette prins Mahabur Ali, een
eigenaar van vele mijnen. De
sociaal-economische
omstandigheden voor zijn mensen
zijn goed. Tegelijk helpt hij Aware
omdat hij in dit werk gelooft.
Ten slotte zijn er dan nog de
buitenlandse organisaties zoals de
Novib. Mensen die via het
Gast-aan-tafel-plan van de Novib
bijdragen aan de strijd tegen
armoede in India, krijgen geregeld
informatie over de ontwikkeling in
Andhra Pradesh. De band met
mensen in Nederland in voor
Aware veel belangrijker dan het
geld. India is niet altijd het land
geweest waarin mensen dringen,
voordringen en elkaar verdringen.
Er zijn tijden geweest dat
solidariteit in veel sterkere mate de
cultuur bepaalde. Aware zoekt
opnieuw naar vooruitgang door
solidariteit, binnen de dorpen,
tussen mensen van de ene streek
en de andere en ook tussen Indiërs
en Nederlanders.
Omver
Voor de meeste Indiërs is het
leven één groot gevecht, een
gevecht om ruimte temidden van
een krioelende massa mensen. Het
lijkt alsof die ruimte -geestelijk en
fysiek- steeds veroverd moet
worden ten koste van anderen.
Zelfs in het gangpad van trein, bus
en vliegtuig loopt men elkaar liefst
omver. En mensen die niet vragen,
worden beslist overgeslagen. Dat
is de cultuur van armoede en
hebzucht in een land dat elk jaar
groeit met een omvang van de
totale Nederlandse bevolking:
veertien miljoen mensen. Niet de
politiek, maar
niet-gouvernementele organisaties
als Aware -en gelukkig zijn dat er
vele- geven de hoop dat dit land
nieuwe weg naar vooruitgang kan
vinden in solidariteit. Die weg zal
wel een hele lange zijn.
Op verzoek van de
Novib maakte het
Eerste Kamerlid
Bas de Gaay
Fortman een reis
door Azië waarbij
hij vooral
partnerorganisaties
van deze
ontwikkelingsinstel
ling bezocht. In vier
artikelen doet hij in
Extra verslag van
zijn ervaringen. Ze
zijn geschreven
vanuit India, Sri
Lanka, Maleisië en
Indonesië en
behandelen
achtereenvolgens de
dorpsontwikkeling
op het platteland, de
gewelddadige
conflicten tussen
bevolkingsgroepen,
de keerzijde van een
overhaaste
industrialisatie en
de rol van de
rechtshulp. De
eerste twee
artikelen gaan over
de situatie in India
en Sri Lanka.
In de geschiedenis van Sri
Lanka, het vroegere Ceylon,
wordt verhaald van een
Singhalese oorlogskoning,
Duttugemunu genaamd. Hij
versloeg zijn tegenstanders
bij tienduizenden. Maar na
een grote overwinning werd
hij ineens overmand door
berouw en spijt vanwege de
slachting die hij onder de
Tamils had aangericht. Het
was de taak van de
boeddhistische monniken
hem te troosten. Zij wezen er
op dat van allen die gedood
waren, er slechts twee als
.menselijk' konden worden
beschouwd: een geestelijke
en een leek die al een hoge
staat van verlossing had
bereikt.
Dit verhaal komt als vanzelf in
gedachten nu er deze week weer
grootscheepse gevechten waren
tussen de Singalese meerderheid
(boeddhistische) en de
Tamil-minderheid (merendeel
hindoes). Ook vorig jaar na een
aantal provocaties van de kant
van Tamils in het noorden (onder
andere moord op dertien
soldaten) namen groepen
Singhalezen wraak op alles wat
Tamil was. Huizen werden in
brand gestoken, onschuldige
burgers vermoord, vrouwen
verkracht. In het noorden, waar
vele Tamils wonen, hield het
leger huis met een niets en
niemand ontziende terreur.
Duizenden Tamils vluchtten het
land uit.
Na die zwarte week in juli vorig
jaar kwam de spijt en schaamte
in dc harten van vele
Singhalezen. Moest er nu niet
eindelijk verzoening komen? De
boeddhistische geestelijkheid
bleef echter onverzettelijk. Het
geweld acht men nodig in een
wereld die onvolmaakt is en
waaruit de mens zich alleen
geestelijk kan bevrijden. Met een
geestelijk motief werden de
bedrijvers van moord en
i het gezinsinkomen te verhogen m het Pa.dka.-g
Geweld
Een groot deel van de krant
staat tegenwoordig vol met
berichten over geweld tussen
mensen van verschillende
bevolkingsgroepen. Op Cyprus
gaat het tussen Grieken en
Turken, in Libanon tussen
moslims en christenen, in India
tussen hindoes en sikhs, in
Kashmir tussen hindoes en
moslims, in Oeganda tussen de
stammen van het zuiden en het
noorden, in Noord-Ierland
tussen katholieken en
protestanten, in Sri Lanka
tussen Singhalezen en Tamils.
Toch is het vermeldenswaard
dat er niet nog veel meer van dit
soort gewelddadigheden zijn. In
40 procent van alle landen is de
bevolking verdeeld in vijf of
meer belangrijke groepen, in
bijna 75 procent zijn er
minderheden die meer dan 10
procent van de bevolking
omvatten. Kennelijk blijft het
regel dat met etnische en
religieuze verschillen best valt te
leven.
Wat de bovengenoemde
situaties van geweld en strijd
tussen groepen binnen een land
alle met elkaar gemeen hebben,
is het volstrekte falen van de
politiek. In sommige gevallen is
dat de politiek van buitenlandse
mogendheden. Zo was er op
Cyprus nooit zo'n groot
probleem ontstaan als niet
Griekenland en Turkije zich
ermee waren gaan bemoeien.
Maar in de meeste gevallen is het
vooral de binnenlandse politiek.
Neem bijvoorbeeld India. Toen
Indira Gandhi in 1977 in de
oppositie was terechtgekomen,
zocht ze naar een nieuwe
machtsbasis. In verscheidene
staten kon ze die vinden in de
ontevredenheid van de een of
andere bevolkingsgroep. Voor
politici die zich niet willen
richten op bestrijding van
armoede en sociaal onrecht, is
het uitbuiten van etnische en
religieuze tegenstellingen een
gemakkelijker weg.
Onzekerheid
Bij het falen van de politiek
komen nog twee factoren. De
eerste betreft de rol van
religieuze leiders. Overal in de
wereld bevindt zich de
samenleving in een tijd van
crisis. Dat betekent onzekerheid.
Mensen zoeken naar nieuwe
i veiligheid. Velen
i houvast te kunnen
vinden in vormen van religieus
fanatisme dat wordt
aangewakkerd door delen van de
geestelijkheid. Voorbeelden zijn
ds. Ian Paisley in Noord-Ierland
en de inmiddels omgekomen
sikh-leider Sant Bhindranwale
in Punjab.
Een volgende factor vormt de
jeugd. Voor de meeste jongeren
van vandaag is er geen wonder
van economische vooruitgang
(zoiets als het
Wirtschaftswunder) om hun
energie te kanaliseren. De strijd
voor het een of andere ideaal
vormt een uitdaging in een leven
dat vaak zinloos lijkt. Overal in
de wereld zien we hoe jongens
van achttien, zeventien, zestien
jaar of soms nog jonger genieten
van het geweer v
mogen rondlopen.
Op Sri Lanka v
Tamil-jongeren op het
schiereiland Jaffna de
ruggegraat van de zogeheten
..tijgers". Er zijn tal van kleine
bevrijdingsbewegingen die alle
gemeen hebben dat ze een
onafhankelijke Tamil-staat
wensen in het noordoosten en
die alle het woordt „tijgers" in
hun naam hebben opgenomen.
De Indiase tijger staat tegenover
de leeuw, in het Ceylonees sinha
geheten, van wie de Singhalezen
volgens overlevering
afstammen. Singhalese jongeren
vormen de kern van een
fanatieke boeddhistische
groepering die het geweld
allerminst schuwt.
Fanatisme
Ook de andere factoren die
zich plegen voor te doen in
situaties van etnisch geweld, zijn
op Sri Lanka ruimschoots
aanwezig. Het religieus
fanatisme doet zich vooral voor
aan boeddhistische zijde. De
wijze waarop hier het
boeddhisme wordt verweven
met de identiteit van de alleen op
Sn Lanka levende Singhalezen
doet denken aan het blanke
Afrikaner-nationalisme in
Zuid-Afrika. Zoals de Afrikaners
zich voelden achtergesteld bij de
Engels sprekende burgers van
hun land, zo voelden zich hier de
Singhalezen tweederangs
burgers onder het Britse
koloniale bewind. Bovendien
waren zij volstrekt geïsoleerd,
terwijl alleen al in de Indiase
deelstaat Tamil Nadu 50 miljoen
Tamils wonen. In deze situatie
kon een religieus fanatisme
leiden tot een .uitverkoren volk'
gedachte met wat in Zuid-Afrika
genoemd wordt een
'lager-mentaliteit' Het .lager' is
het goed beveiligde kamp waarin
men zich van de buitenwacht
afschermt.
Zo is de trend hier al lange tijd
een andere dan die in Europa:
niet de scheiding van staat en
godsdienst maar een steeds
sterkere verbinding. Iedere
Singhalese politicus zoekt de
steun van de boeddhistische
Maha Sangha (letterlijk: grote
groep). Pogingen om tot
verzoening te komen worden
door de Maha Sangha
geblokkeerd.
Op Ceylon wonen ook nog
islamitische moren (ongeveer 7
procent) en gereformeerde
burghers van Nederlandse en
Portugese afkomst (ongeveer 0,4
procent). De Tamils zijn
bovendien verdeeld in mensen
die afstammen van een groep die
al meer dan tweeduizend jaar
geleden vanuit Zuid-India de
nauwe zeeëngte van 32 kilometer
naar Ceylon is overgestoken (de
Ceylon-Tamils, ongeveer 14
procent) en Indiase koelies die
begin deze eeuw op de
theeplantages kwamen werken
(India-Tamils, ongeveer 7
procent).
Niet onoplosbaar
In het noorden vormden de
Ceylon-Tamils een meerderheid.
Toch wonen de meeste mensen
die tot deze etnische groep
behoren, niet hier maar
verspreid over de rest van het
land. Daar vormen zij overal
kleine minderheden. Deze
situatie maakt de tegenstelling
zo explosief. Terrorisme in het
noorden, gericht tegen leger en
politie, vindt zijn weerslag in
terreur tegen Tamil-burgers in
het zuiden en westen.
In de Indiase stad Madras
ontmoette ik
Tamil-vluchtelingen. Op Sri
Lanka sprak ik met mensen uit
alle bevolkingsgroepen.
Resultaat is een beeld van een
heel groot, zich dagelijks
verergerend, maar toch niet
onoplosbaar probleem.
Allereerst de verergering. Het
noorden staat onder militair
bestuur. Leger en politie (waarin
nog geen 1 procent Tamils)
kunnen de echte tijgers niet
vinden en gaan daarom geregeld
over tot repressailles en wraak
op onschuldigen. In elke
Tamil-jongere zien zij een tijger.
Daarmee worden die jongeren
vanzelf in de richting van het
terrorisme gedreven. Daardoor
neemt ook het Tamil-terrorisme
toe. Politiek en vermoedelijk ook
enigermate militair, wordt dit
gesteund door groepen van
bannelingen in Madras.Dit
terrorisme uit zich in
bankovervallen, bommen in
kantoren en boeddhistische
tempels, moorden op leger- en
politiefunctionarissen en op
veronderstelde 'verraders' uit
eigen kring. Het wil niet rusten
voor de eigen staat Eelam (Tamil
voor 'oosten') is gevormd.
Zelfbestuur
Een afgescheiden Tamilstaat
op het eiland Sri Lanka is voor
de Singhalese meerderheid
vanzelfsprekend ondenkbaar.
Gelukkig is er nog een
tussenoplossing in de vorm van
regionaal zelfbestuur in het
noorden en wellicht ook in
andere delen van het land. Al in
1925 werd dit door een
Singhalese leider voorgesteld.
Sindsdien is er veel gepraat,
maar schrokken op beslissende
momenten de politici steeds
terug voor het verzet van
extremistische, door religie
gedreven groepen.
Ook vandaag de dag stokt het
gesprek. Toch kan alleen een
hervatting van de
rondetafelconferentie van alle
etnische en religieuze
groeperingen een oplossing in
zicht te brengen. Regionaal
zelfbestuur in het noorden vormt
zeker een deel van die oplossing.
Tegelijk moeten we vaststellen
dat het op Sri Lanka alleen maar
erger zal worden als de
schendingen van de
mensenrechten doorgaan. Het
Tamil-tijgerterrorisme is stupide
en zinloos. De eigen leiders
moeten daaraan een eind zien te
maken. Maar die leiders hebben
geen enkel gezag op dit punt
zolang het militair bestuur in het
noorden dagelijks leidt tot de
meest grove schendingen van de
rechten van de mens. om te
beginnen het recht om te leven.
Hoofdzaak blijft echter dat
mensen van alle groepen zich
in de eerste plaats aflteren van
geweld. Net zoals in dc tijd van
Mahatma Gandhi in India
zouden de leiders die nog over
gezag beschikken hier nu
duidelijk moeten maken dat zij
geen leider meer kunnen zijn als
dat geweld niet ophoudt.
Tijdens de zwarte week in 1983
werd ook dr. S. R^jasunderam
vermoord, de leider van een
ontwikkelingsorganisatie die
werkte volgens de principes van
Gandhi. Van hem zijn de
woorden: .De tegenstellingen
tussen de Singhalezen en de
Tamils zijn onecht Wat is
immers het verschil tussen een
arme Singhalees en een arme
Tamil'.