FRANKRIJK ENGELAND ITALIË DUITSLAND ATERDAG 18 AUGUSTUS 1984 Nog niet eens zo lang geleden gold het gewoon als ongepast (of vanwege het vermeende besmettingsgevaar als schadelijk) de vader in de kraamkamer te laten. Dat is intussen veranderd. In het Evangelisch Ziekenhuis in Bad Godesberg bijvoorbeeld, is ruim negentig procent van de vaders bij de geboorte aanwezig. Voor verreweg de meeste Duitse kinderen begint het leven in een ziekenhuis. Slechts een paar procent vrouwen bevalt thuis. Ook de ambulante bevalling, waarbij moeder en kind al na een paar uur de kliniek kunnen verlaten en verder thuis verzorgd woden door onder anderen een vroedvrouw, behoort tot de uitzonderingen. Maar in elk geval heeft de rondom het aantal geboorten ontbrande discussie ertoe geleid dat er meer geëxperimenteerd mag worden. De zuigelingensterfte in de Bondsrepubliek is voor een westers industrieland relatief hoog: 11,6 van 1000 kinderen in 1981. Jarenlang hebben medici en politici bij de pogingen om die sterfte te verminderen, vooral aandacht geschonken aan een betere technische voorziening van kraamkamers en afdelingen voor zuigelingen. De kritiek dat daardoor de emotionele en sociale behoeften van moeder en kind over het hoofd zijn gezien, wordt luider. En die blijft niet zonder gevolgen. In het boekje „Mutterfeindlichkeit" beschrijft Inge W. uit Nedersaksen haar bevalling in een kliniek aldus: „Het was als in een fabriek, waarin men niet met mensen maar met de produktie van consumptiegoederen te doen heeft". En Charlotte R. uit Wilmsdorf voelde zich „als eeri auto op de brug". Moet het leven zo beginnen? Nee natuurlijk. En dat hoeft ook niet meer. Maar daarbij speelt wel de standvastigheid van de wordende moeder een rol. De meeste Franse kinderen worden geboren in februari en maart, of later in het jaar rond september en oktober. Meestal kiezen ze een dinsdag of een vrijdag uit en ze kondigen hun komst rond half twee in de nacht aan. Omdat de Fransman is opgevoed in de strijd om overal als eerste aan te komen, weet hij deze traditie kennelijk al over te brengen op zijn kinderen nog voordat ze geboren zijn. Een op de tien Franse baby's komt dan ook te vroeg ter wereld. Voorbeelden van beroemde recordbrekers zijn Napoleon Bonaparte, Victor Hugo en Voltaire. In de meeste steden van Frankrijk bevinden zich aan de voorgevels van huizen herinneringsborden, waarop te lezen is dat een beroemd persoon er geboren is. Deze borden sterven uit; in Frankrijk wordt zo goed als niemand meer thuis geboren. In 1952 kwamen nog 452 op de 1000 kinderen onder het ouderlijk dak ter wereld. Nu zijn het er nog maar vier. Nog niet zo lang geleden werd een bevalling louter als vrouwenwerk beschouwd. Mannen hielden zich daar verre van. Ook in Frankrijk is dat allemaal veranderd. Het wordt nu als vanzelfsprekend beschouwd dat de man zijn vrouw bijstaat. Sterker nog: het wordt als een morele plicht gezien. Wat niet wegneemt dat de discussie niet is verstomd over de vraag of de mannelijke aanwezigheid in alle opzichten in het voordeel werkt. Heel wat mannen worden er zelf niet goed van en eisen dan meer aandacht op dan de jonge moeder. Weer anderen lopen er psychische problemen mee op. Met de gang naar de kliniek wordt de toekomstige moeder meteen geconfronteerd met technieken die de pijn kunnen verlichten. Het nieuwste hulpmiddel is de geboorte 'onder water', al is nog lang niet iedereen van het nut daarvan overtuigd. Een kliniek in Toulouse past die methode toe en er is er ook een in Pithierviers bij Orleans. In Toulouse liet men de moeder echter nog maar een doodenkele keer te water. In Pithierviers paste men de methode sinds '79 zo'n honderdmaal toe. Ze komt louter aan de orde wanneer zich tijdens de bevalling bepaalde complicaties voordoen. Volgens de laatste jaartelling van '82 werden in Frankrijk 797.970 baby's geboren. Op iedere 100 meisjes zijn er 105,3 jongens. Volgens de Franse demografen is dat nog steeds te weinig. Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad Deze vrouwen hebben recht op een verlofperiode van maximaal 40 weken: vanaf elf weken voordat de baby geboren wordt tot 29 weken daarna. Hun werkgever is verplicht ze daarna weer in dienst te nemen. Die werkgever moet zijn zwangere personeelslid bovendien gedurende de eerste zes weken van haar verlof 90 procent van haar salaris doorbetalen. Daarna kan de vrouw van de staat nog eens 12 weken maternity allowance eisen, een uitkering van momenteel 25,95 pond (120 gulden) per week. Prinses Diana, de vrouw van de Britse kroonprins Charles, is in alle opzichten een trendsetter. De manier waarop ze haar haar heeft laten knippen, de kleren die ze aan heeft, de nylons-met-een-werkje die ze de laatste tijd draagt, ze vinden bij het Britse vrouwvolk gretig navolging. Dus toen bij de geboorte van prins William, nu bijna twee jaar geleden, het gerucht zich verspreidde dat de prinses de troonopvolger in de hurkhouding ter wereld had gebracht, werden de kraamklinieken in het land meteen overspoeld met verzoeken van vrouwen die dat ook wilden. En toen begin dit jaar werd bekendgemaakt dat prinses Diana in verwachting van haar tweede is, mopperde een vooraanstaande sociale wetenschapper stuurs: „Mooi is dat. Hebben Charles en Diana wel aan de gevolgen gedacht? Nu willen allerlei mensen ook een tw.eede kind, zelfs als ze zich dat helemaal niet kunnen veroorloven". Eén ding zullen weinig Britse vrouwen niet willen en kunnen bevallen in een particulier ziekenhuis. Prinses Diana kreeg haar eerste kind in het St. Mary's ziekenhuis in West-Londen, waar ze een kamer had betrokken die bijna 600 gulden per dag kostte. Veruit de meeste Britse vrouwen bevallen in een ziekenhuis van de National Health Service (NHS), de nationale gezondheidszorg. De NHS is gratis, en dat betekent dus dat ook de bevalling plus voor- en nazorg voor rekening van de Britse staat komen. Thuis bevallen is zeer ongebruikelijk. In 1982 hield het BBC-programma 'That's Life!' een uitgebreid onderzoek naar de gebruiken rond bevallingen, waarbij 6000 moeders werden ondervraagd. Van hen had niet meer dan 2 procent haar baby thuis gekregen, de rest in een ziekenhuis. Die omgeving is ook de reden dat men bij een bevalling sneller dan in Nederland zijn toevlucht neemt tot allerlei medische ingrepen als het gebruik van pijnstillende middelen (85 procent), tangverlossing (13 procent), keizersnee (10 procent), en inknippen (62 procent). De aanwezigheid van de partner bij de bevalling wordt door de ziekenhuizen zeer op prijs gesteld en ook actief gestimuleerd. In 92 procent van de gevallen is de man, die voor 50 procent verantwoordelijk is voor het aanstonds te beginnen leven, aanwezig als de barepsweeën daar zijn, en 62 procent van de mannen is ooggetuige van de bevalling zelf. Een van de opvallendere kanten van het Britse systeem van sociale zekerheid is dat iedere zwangere vrouw die in verwachting is, 25 pond (115 gulden) 'Maternity Grant' (een soort subsidie op zwangerschap) kan claimen. Alle zwangere vrouwen en moeders met een kind van minder dan een jaar oud, hebben verder recht op gratis tandartshulp en gratis medicijnen. Vrouwen met een laag gezinsinkomen hebben bovendien recht op gratis melk en gratis vitaminen. Werkende vrouwen zijn met een keur van beschermende maatregelen omgeven. Zij kunnen niet op grond van hun zwangerschap ontslagen worden, als ze minstens een jaar lang bij een firma met meer dan twintig werknemers werken. Aan de geboorte van een kind ziet een wereld van zorg vast, wel eens spottend de zuigelingenindustrie genoemd. Hoe functioneert die zorg in het buitenland? Vijf van onze correspondenten in Westeuropese landen berichten erover. Italiaanse vrouwen bevallen in overgrote meerderheid - om niet te zeggen uitsluitend - in ziekenhuizen of particuliere klinieken. De bevalling thuis is praktisch ondenkbaar, behalve misschien in een enkel afgelegen bergdorp. De aanwezigheid van de echtgenoot is in alle gevallen ongewenst en meestal verboden. De baby wordt onmiddellijk na de geboorte afgevoerd naar een met glas omgeven kinderkamer, waaromheen gelukkige vaders en verdere familieleden zich met de neus op de ruit verdringen. Alleen op de voedingstijden mag het kind voor de duur van de borstvoeding even terug naar mama. Er is, om het maar eens ruw uit te drukken, sprake van een 'bevallingsindustrie'. En de reden waarom een van de meest persoonlijke gebeurtenissen in een mensenleven zo onpersoonlijk wordt gemaakt, ligt in de 'verdoktering' van Italië. Er is in dit land één arts op 265 inwoners en er zijn, niet zo verwonderlijk, 50.000 werkloze artsen. Als de regering niet nu pas op het idee was gekomen een studentenstop aan de medische faculteit in te voeren, zou het aantal artsen in de komende zes jaar van 213.000 tot een half miljoen oplopen. Geen huisarts zal het daarom in zijn hoofd halen een aanstaande moeder te vertellen, dat ze net zo goed met behulp van een gediplomeerde verloskundige huis kan bevallen, zoals in Nederland en verschillende andere Westeuropese landen gebruikelijk is. Ziekenhuis en bijstand van een gynaecoloog worden hier als onmisbare voorwaarden voor een veilige bevalling aangeprezen, met alle nadelige gevolgen van dien. Juist om hun onmisbaarheid te bewijzen, besluiten de ziekenhuisartsen vaker dan nodig tot medische ingrepen. Op een onlangs in Sorrento gehouden congres van vrouwenartsen bleek dat in 14 tot 15 procent van de bevallingen wordt overgegaan tot de keizersnede (in sommige ziekenhuizen loopt dit zelfs op tot 25) en volgens Vittoria Danesio, directeur van de vrouwenkliniek van Pavia, is dit 'in minstens de helft van de gevallen overbodig'. Er werd zelfs gesuggereerd dat dit soort ingrepen pleegt toe te nemen in de weekeinden, omdat de dokters dan meer dan anders geneigd zijn het normale verloop van de bevallingen te 'bespoedigen'. Ook werd er geklaagd over het toedienen (om dezelfde reden) van farmaceutische middelen die moeten dienen om de baarmoeder te verwijden. Omdat deze middelen gevaar kunnen opleveren voor de baby, komt de moeder vaak urenlang aan een elektronische monitor te liggen. Thuis bevallen in België is een moeilijke zaak. Het gebeurt wel, maar dan bij wijze van grote uitzondering. De oorzaak daarvan is, volgens een woordvoerder van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen in Brussel, het ontbreken van de noodzakelijke hulpinstellingen om het thuis bevallen mogelijk te maken. Anders dan in Nederland heeft België geen stelsel van gespecialiseerde kruisverenigingen die de zwangere vrouwen thuis kunnen begeleiden. Dat blijkt ook uit de cijfers. Van de 122.592 geboorten vonden er in 1978 in België slechts 527 thuis of elders buiten een kliniek plaats. Ruim 86 procent van de baby's kwam in kraamklinieken ter wereld, de rest in ziekenhuizen. En dan te weten dat bij die 527 ook nog de onverwachte bevallingen geteld moeten worden van moeders die geen tijd meer hadden om de kliniek te bereiken. Het is in België overigens een goede gewoonte geworden dat de vaders, als ze dat willen, bij de bevalling aanwezig zijn. Zelfs bij gecompliceerde bevallingen, bijvoorbeeld met behulp van een keizersnede. Het geboortencijfer in België stijgt weer langzaam. Het daalde van ruim 160.000 in 1960 naar 119.000 in 1975 en het klimt nu weer boven de 122.000 uit. De verblijfsduur in de kliniek varieert van zes tot tien dagen. Poliklinische bevallingen, waarbij de moeder na twee dagen weer naar huis gaat, komen weinig voor omdat ook daarvoor de voorzieningen weer ontbreken. Het gemis aan goede begeleiding vóór en na de bevalling heeft er ook in belangrijke mate toe bijgedragen dat de zuigelingensterfte in België lange tijd veel hoger was dan in Nederland. Zo was die in 1974 in België 17,38 procent tegen tien procent in Nederland. De laatste jaren is daar snel verbetering in gekomen, maar nog steeds is het Belgische sterftecijfer over 1983 (9,6 procent) hoger dan het Nederlandse (8,4 procent). Ter vergelijking: de hoogste zuigelingensterfte vindt in Griekenland plaats met 18 dode zuigelingen op de honderd geboorten. Het laagste cijfer werd in november 1983 op een vergadering van de Wereldgezondheidsconferentie te Bordeaux gemeld door een Finse afgevaardigde: 6,5 procent in zijn land. Volgens de deskundigen zou daarmee het biologisch minimum dicht zijn genaderd, veel lager kan de zuigelingensterfte ondanks alle goede zorgen dus niet worden. In de Bondsrepubliek worden te weinig kinderen geboren: 10,1 per 1000 inwoners. Bezorgde politici uit vooral de christen-democratische hoek spreken achter de hand wel van Raum ohne Volk en de bondsregering is daarom bezig een 'familievriendelijke' politiek uit te dokteren. Bondskanselier Kohl vergeet tijdens verkiezingstoespraken nooit de anekdote over de priester die na vele tientallen jaren in Latijns-Amerika voor het eerst weer in het Duitse terugkeerde. De priester had namelijk tegen Kohl gezegd dat het hem was opgevallen dat er in de Bondsrepubliek zo weinig kinderen waren en dat er zo weinig gelachen werd. De samenhang is volgens de regeringschef buiten kijf en „daar moet dus verandering in komen". Het afnemende aantal baby's heeft tot gevolg dat steeds meer klinieken zich in de concurrentiestrijd om de zeldzame zwangere vrouwen 'aanpassen' aan de wensen van die vrouwen: de vader mag bij de geboorte aanwezig zijn, de baby mag bij de kraamvrouw in de kamer blijven. Ook andere wensen bijvoorbeeld een zogenaamde 'zachte' geboorte - worden meer en meer vervuld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 13