Village Olympioue ZATERDAG 14 JULI 1984 PAGINA 13 Parijs 1892 hhhhbh De Franse pedagoog en historicus Pierre de Frèdy, baron De Coubertin (1863-1937) lanceerde zijn plan om de Olympische Spelen nieuw leven in te blazen op 25 november 1892 tijdens een lezing in de Sorbonne, het hart van de universiteit van Parijs. Zijn gehoor nam hem niet serieus, deed er nogal lacherig over. Met zijn enorme werk- en overredingskracht overwon de kleine, eigenzinnige baron in de volgende jaren alle onverschilligheid en tegenstand. Lang bleven de Spelen een soort eenmanzaak. Zo ontwierp De Coubertin zelf heel wat ritueel rond de Spelen: de Olympische vlag, de ringen, de eed, de openingsceremonie. Ironisch genoeg is de spreuk die hem beroemd maakte: ("Het belangrijkste is niet het winnen, maar het deelnemen..") nu juist niet van hem, maar van de bisschop van Pennsylvanië, die in 1908 op deze wijze de filosofie van De Coubertin samenvatte. Omdat zijn financiën uitgeput raakten, zag hij zich genoodzaakt in 1925 het voorzitterschap van het Internationaal Olympisch Comité neer te leggen. Geldzorgen, huiselijke problemen en een zeker isolement verduisterden zijn laatste jaren. Hij leed er onder dat Frankrijk zijn verdiensten op het gebied van de lichamelijke opvoeding negeerde; hij was diep teleurgesteld dat men hem in 1936 passeerde voor de Nobelprijs voor de vrede. Op 1 september 1937 overleed De Coubertin in Genève; een hartaanval tijdens een wandeling in het park. Hij werd begraven in Lausanne, waar hij in 1914 was gaan wonen. Ingevolge zijn laatste wilsbeschikking werd zijn hart overgebracht naar Olympia Athene 1896 De eerste Olympische kampioen van de moderne tijd werd de Amerikaan James Brendan Conolly. Op 6 april 1896 won hij in Athene het openingsnummer, het hinkstapspringen, met een sprong van 13.71 meter. Als zoon van arme Ierse immigranten had hij zich met hard werken en zelfstudie opgewerkt. Hij was 27 en student aan de universiteit van Harvard toen hij las dat er in Athene Olympische Spelen zouden worden gehouden. Als Amerikaans kampioen wilde hij daaraan meedoen en vroeg zijn decaan toestemming zijn studie enkele weken te mogen onderbreken. Het verzoek werd afgewezen. Connolly werd woedend, sloeg de deur achter zich dicht en zwoer nooit meer een voet op Harvard te zetten. Na een reis van een kleine drie weken, op eigen kosten, arriveerde hij op 5 april vermoeid in Athene. Hij meende toen nog twaalf dagen te hebben om wat uit te rusten en te trainen, maar kwam tot de ontdekking dat de Spelen de volgende dag al begonnen, omdat de Grieken een andere tijdkalender gebruikten dan de Amerikanen. De Atheners nodigden Connolly en zijn weinige ploegmaats terstond uit mee te doen aan de festiviteiten die aan de Spelen voorafgingen. Het gevolg was dat zij in de nacht van 5 op 6 april nauwelijks op hun bed kwamen. Het verhinderde Connolly, een beresterke vent, niet de volgende dag Olympisch kampioen te worden. In later jaren zwierf hij over zeeën en oceanen, werd sportjournalist en oorlogscorrespondent. Van zijn hand kwamen 25 boeken en honderden korte verhalen. Na een rijk en vol leven stierf hij op 88-jarige leeftijd in 1957. Tien jaar daarvoor had Harvard hem een eregraad willen verlenen. Connolly weigerde. St.Louis 1904® De Amerikaanse atleet Ray Ewry (1873-1937) was als jongen gedeeltelijk verlamd door polio. Dat hij ooit normaal zou kunnen lopen werd uitgesloten geacht. Zijn arts raadde hem wel aan veel heen en weer te springen, zo goed en zo kwaad als dat dan ging, om zijn spieren sterker te maken. Weinig kon de goede man bevroeden dat hij daarmee het sein had gegeven voor een wel zeer opmerkelijke sportcarrière. Jaren en nog eens jaren is Ewry bezig geweest zijn handicap te overwinnen. Anderen zouden het al lang hebben opgegeven, maar Ewry torstte tussen de schouders een hoofd dat geheel gevuld was met koppigheid. Pas op latere leeftijd (dik in de twintig) was hij zover dat hij normaal aan atletiek kon doen. Hij werd Olympisch kampioen in een specialiteit die nauw verband hield met zijn therapie: het ver-, hoog- en hinkstapspringen zonder aanloop. Nummers die nu niet meer tot het Olympisch programma behoren. Uit stilstand kon hij tot een enorme explosie komen. Zonder aanloop sprong hij 1.65 m hoog en 3.45 m ver. In de periode 1900-1908 veroverde dit monument van doorzettingsvermogen maar liefst tien gouden medailles, meer dan wie ook in de Olympische geschiedenis. Stockholm 1912 De hitte drukte zwaar op hem. door Ruud Paauw Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad e Olympisch dorp, Parijs De Olympische Spelen zijn geen instituut dat de vrede kan bevorderen. Daarvoor zijn ze te veel een produkt van menselijke onvolkomenheden. Het deelnemen is natuurlijk mooi, maar winnen aanzienlijk belangrijker, zoals bij alles in dit leven. In de loop der jaren zijn de Spelen van alles gaan symboliseren: een markt, een slagveld, een arena, een kerk vol menselijke deugden en ondeugden, een omvangrijke speeltuin en bovenal een gigantisch theater met heel speciale toneelspelers. Helden, moedigen, volhouders, bezetenen, verliezers, clowns, gekken, misbruikten, bedriegers. Hieronder een blik op een handvol acteurs en actrices uit bijna negentig jaar Olympische geschiedenis. Een smaakmaker voordat op 28 juli in Los Angeles de nieuwste voorstelling van het Olympisch Festival in première gaat. Berlijn 1936: Helene Mayer (van joodse afkomst) brengt de r groet. Helen Stephens hij was moe en hij had dorst. De Japanse atleet Shizo Kanaguri hield het tijdens de marathon van Stockholm-1912 op zeker moment voor gezien. Hij voegde zich bij een Zweeds gezin dat in de tuin heerlijke dranken zat te nuttigen. De kennismaking beviel zo goed dat Kanguri ook maar bleef slapen. De Japanners wisten niet wat er met hem was gebeurd en meldden zijn vermissing bij de politie. De volgende dag dook Kanaguri weer op, maar de Japanse ploegleiding verzuimde dat de politie te zeggen en die zette haar zoektocht nog geruime tijd voort. Ten slotte het men het er maar bij. Pas in de jaren zestig kwam men erachter hoe de juiste toedracht was geweest. In het kader van i geldinzameling voor de Spelen in Mexico haalden de Zweden de inmiddels 76-jarige Kanaguri in 1967 naar Stockholm om daar alsnog de marathon te beëindigen met een laatste rondje in het stadion. Het was niet warm en dranken werden uit zijn buurt gehouden, dus Kanaguri bereikte feilloos de finish. Zijn tijd voor de afstand werd 'officieel' vastgelegd: 54 jaar, 8 maanden, 6 dagen, 8 uur, 32 minuten en 20.3 seconden. Het had wel wat sneller gekund, zeiden de Zweden tegen hem. Maar Kanaguri had het laatste woord: "Heren, heren, ik ben onderweg getrouwd, heb zes kinderen en tien kleinkinderen gekregen en zoiets kost nu eenmaal tijd Antwerpen 1920 ■™,B Was er ooit een fleuriger Olympisch deelnemer dan de Italiaanse snelwandelaar Ugo Frigerio? Hij won op zijn specialiteit twee gouden medailles in Antwerpen-1920 Een woelig, luidruchtig type, die Frigerio. Terwijl hij de baan rond hakketeende, converseerde hij af en toe opgewekt met toeschouwers en riep ook op tot applaus voor hemzelf. Normaal zijn snelwandelaars altijd wat bevreesd voor de controleurs, die er op moeten letten dat er niet gewandeld en niet gedraafd wordt. Frigerio zag zich gaarne gecontroleerd: elke vorm van aandacht streelde zijn ijdelheid. Hij moedigde de heren vooral aan hun werk goed te doen. Vóór elke wedstrijd bracht hij het op het middenterrein zittende orkest bladmuziek, want hij tippelde graag op zijn favoriete moppies. De dirigent moest er overigens geen potje van maken. Eén keer sprak de wandelende Frigerio hem bestraffend toe, omdat er volgens de Italiaan niet in het juiste tempo werd gemusiceerd. Frigerio bleef lang aan de top. In 1932 behaalde hij nog een bronzen medaille. Parijs 1924 De Britse middengewichtbokser Harry Mallin, al in 1920 Olympisch kampioen, stuitte in de kwartfinales van het bokstoernooi in 1924 op de Fransman Roger Brousse. Tijdens het gevecht wees de Brit de Belgische scheidsrechter er op dat Brousse hem beet. De arbiter negeerde de opmerking, wellicht verstond hij Mallin ook niet. Brousse werd na de strijd tot winnaar uitgeroepen, wat volgens de experts een zeer aanvechtbare beslissing was. Niet de enige van het toernooi overigens. Mallin legde zich er zonder morren verder bij neer. Dat deed niet Söderlund, het Zweedse lid van de Internationale Boksbond. Hij gelastte een grondig onderzoek. Dat hoefde niet veel tijd in beslag te nemen: de afdruk van Brousses gebit stond bij wijze van spreken nog haarzuiver op Mallins torso. De Fransman werd alsnog uitgesloten. De supporters van Brousse waren razend. Het was niet met opzet gebeurd, beweerden zij. Hun held had nu eenmaal de gewoonte zijn kaken open te klappen als hij een tik uitdeelde. Daar was nu even de borst van Mallin tussengekomen. De goedgelovigheid van de jury kende echter grenzen. De zaak werd van beide kanten hoog opgenomen. De beledigingen vlogen over en weer. De Britse pers gooide olie op het vuur door te schrijven dat Brousse voor het nuttigen van vlees in een restaurant moest zijn en niet in een boksring... Temidden van het meest helse fluitconcert dat men zich maar kan bedenken, prolongeerde Mallin later zijn Olympische titel. Amsterdam 1928 Hoeveel dierenvrienden er onder de roeiers schuilen, is uiteraard moeilijk na te gaan, maar de Australische skiffeur Bob Pearce hoort daar zeker bij. Bij de Olympische roeiwedstrijden van Amsterdam-1928, gehouden op het smalle kanaal van Sloten, streed Pearce in de kwartfinale tegen de Fransman Saurin. De race was een paar honderd meter gaans toen de Australiër enig gerommel achter zich in het water hoorde. Hij keek om en zag dat een trits eenden bij zijn boot was neergestreken. Ze zwommen keurig achter elkaar, zoals het eenden betaamt. Pearce hield zijn riemen in en wachtte geduldig tot de eendenfamilie was gepasseerd. De wedstrijd won hij nog hiimschoots, want hij was een klasse apart. In de finale zegevierde hij met vijf lengten voorsprong. De herinnering aan de sportieve prestatie van Pearce is al lang vervaagd. Maar zijn behandeling van de eendjes in Sloten heeft de tand des tijds doorstaan - in menig Olympisch werk is het goed voor een voetnoot. Berlijn 1936 Helene Mayer, een Duitse schermster van joodse afkomst, behaalde een gouden medaille bij het floretschermen op de Spelen van 1928. Vier jaar later werd ze in Los Angeles vijfde. Ze bleef in Californië en voorzag in haar onderhoud door het geven van Duitse les. In 1936 dreigden de Verenigde Staten de Olympische Spelen van Berlijn de boycotten, o.a. omdat nazi-Duitsland weigerde joodse sporters in zijn Olympische ploeg op te nemen. Om de Spelen tot een waar propagandastuk te maken, hadden Hitleren Goebbels de Amerikanen nodig. Daarom deden zij een kleine concessie om de voorstanders van een boycot de wind uit de zeilen te nemen. Zij vroegen Helene Mayer voor de Duitse ploeg. De schermster nam de invitatie aan. Volgens sommige bronnen was zij daartoe gedwongen, omdat anders maatregelen dreigden tegen haar in Duitsland verblijvende familieleden. De Duitse pers kreeg strikte opdracht niets over de afkomst van Helene Mayer te schrijven. In Berlijn veroverde ze een zilveren medaille. Op het erepodium, bij het in ontvangst nemen van haar prijs, bracht ze ferm ...de nazigroet. Een jaar later keerde ze terug in Amerika Over haar deelneming aan de Spelen van Berlijn heeft ze nooit iets willen zeggen. Ze stierf in 1953. Londen 1948^^^^^ De Zweedse ruiter Gehnall Persson behaalde bij de Spelen van Londen 1948 met de Zweedse équipe de gouden medaille op het nummer dressuur. Een jaar later werd hij (en daarmee de Zweedse ploeg) gediskwalificeerd, omdat hij aan dat nummer niet had mogen deelnemen. Wat was er gebeurd? Een oude, volstrekt idiote bepaling in de reglementen van de Internationale Paardesport Federatie gaf aan dat op dat nummer slechts officieren mochten deelnemen. Persson was onderofficier. Maar daar hadden de Zweden het volgende op gevonden. Zij benoemden hem voor de duur van de Spelen tot officier. Er had waarschijnlijk nooit een haan naar gekraaid als de Zweden niet één foutje hadden gemaakt. Ze gaven Persson wel een officierstenue, maar geen officierspet. Op het erepodium had hij zijn onderofficiersbaret op. De Franse voorzitter van de Federatie, Hector, een enorme uniformfreak, was dat niet ontgaan. Hij stelde in Zweden een onderzoek in en kwam achter de waarheid. De diskwalificatie van Persson en Zweden had één gunstig gevolg. Dat absurde artikel werd daarna uit het reglement geschrapt. En zo kon Persson in 1952 en 1956 op reglementaire wijze Olympisch kampioen worden. Tokio 1964I^^"B,B** Het damesvolleybalteam dat Japan bij de Spelen van 1964 in Tokio vertegenwoordigde, was in zijn geheel afkomstig van de Dai Nippon textielfabriek uit Kaizeka, een plaats in de buurt van Osaka. Daar werkten ruim 1200 vrouwen en meisjes, van wie een groot aantal volleybal speelde. Uit hen pikte coach Hirofumi Diamatsu de beste zestien spelers en liet hij die de zwaarst denkbare training ondergaan. Van 's ochtends acht tot 's middags half vier werkten ze- gewoon in de fabriek, van vier tot elf 's avonds werden ze, met een kleine pauze om te eten, in de sporthal constant onder vuur genomen door Diamatsu. Zeven uur trainen gedurende zes dagen per week. Op zondag werd er niet gewerkt, des te langer kon er worden getraind. Dat schema werd maandenlang volgehouden. Er was tijd voor niets anders. Relaties of iets van dien aard konden de vrouwen er niet op nahouden. Met dat team was Diamatsu in 1962 al wereldkampioen geworden. Zijn trainingsmethoden waren buitengewoon bruut. Hij dreef de vrouwen meedogenloos voort, tot diep in de pijnzone. Als sommigen uitputtingsverschijnselen vertoonden of huilden, zei hij: "Ga maar bij de Koreanen spelen, misschien willen die je". Hij vergde alles van ze, beulde ze af, vernederde ze. Soms sloeg hij Het Britse blad World Sports schreef er een reportage over die als kop kreeg: "Gedreven beneden de menselijke waardigheid". Diamatsu deed de kritiek af met: "Ze zijn hier uit vrije wil, ze kunnen zo terug naar hun moeder". Maar dat deed niemand. Bij de Spelen in Tokio moesten zij Japan glorie- schenken Dat voelden zij als hun plicht, daar moest alles voor wijken Heel Japan keek ademloos toe toen de de ploeg de finale tegen Rusland speelde Het kon nauwelijks een wedstrijd worden genoemd. De vrouwen van Dai Nippon wonnen op hun slofjes. Vergeleken wat ze met Diamatsu hadden beleefd, was dit een soort uitje voor hen. Na de Spelen viel de ploeg uiteen. Diamatsu stopte met coachen en ging werken voor een reclamebureau. Later werd hij gekozen in de Japanse Eerste Kamer. In 1978 stierf hij, 57 jaar oud aan een hartaanval. De Japanse volleybalspeelsters leven allen nog Montreal 1976 Bijna 39 was hij en in Montreal wilde hij de kroon op zijn mooie, lange carrière zetten. Boris Onisjenko, een hoge politieofficier uit Kiev, had al alles behaald wat er te behalen was in de Moderne Vijfkamp (paardrijden, schieten, schermen, zwemmen, hardlopen): nationale titels, wereldtitels, individueel en met de Russische ploeg. Wat hem nog ontbrak was de persoonlijke glorie van een Olympisch kampioenschap. Hij was niet jong meer, zwemmen en hardlopen vielen hem ontzettend zwaar. En vermoedelijk was dat de reden dat hij ter compensatie meer punten probeerde te verzamelen bij een ander onderdeel: het (degen)schermen. Op een geheel eigen wijzen. Bij het degenschermen werkt men met een elektrische trefferaanduiding, juist omdat het menselijk oog treffers vaak niet kan waarnemen. Als men met het wapen de tegenstander raakt, wordt door een aanflitsende lamp geregistreerd. Onisjenko nu had een fijn draadje in zijn degen aangebracht of laten aanbrengen. Door daarop met zijn duim te drukken, kon hij de lamp laten branden, zonder zijn tegenstander te hebben geraakt. Een treffer op afroep dus. Bij een doorstrapt gebruik zou niemand er wat van merken. Maar Onisjenko deed het niet handig genoeg, of de apparatuur werkte niet perfect. De Brit Parker, die tegen hem schermde, kreeg achterdocht. Hij wist zeker niet geraakt te zijn en toch brandde de lamp Hu protesteerde niet, maar vertelde het wel zijn landgenoot Fox. Die was in zijn partij tegen Onisjenko extra op zijn hoede. De lamp flitste op zeker moment aan en volgens de Engelsman deugde dat niet. Hij nam meteen Onisjenko zyn wapen uit handen, ging ermee naar de juin en vroeg een onderzoek. Korte tijd later was het bedrog ontdekt en de boosdoener gediskwalificeerd De Russische teamleiding voerde vervolgens een doodsbleke Onisjenko de zaal uit. Van hem werd nooit meer wat vernomen. Er rezen een paar vragen hoe lang knoeide Onisjenko eigenlijk al (zijn schermresultaten waren altijd al buitengewoon goed geweest) en deed hij dit volstrekt op zijn eigen houtje? Er is nooit antwoord op gekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 13