ZATERDAG 7 JULI 1984
PAGINA 25
Twee kopieën van de vuurwapens die huurmoordenaar Balthasar Gerards van de wachten kocht om prins
Willem van Oranje neer te schieten. <f«toOPD>
Duden onderwerpen aan een katholieke
inderdrukking, terwijl in Duitsland en
Yankrijk het protestantisme werd
oegelaten! En dan komt die
nerkwaardige zin, waarin die kentering
uidelijk wordt „Hoe overtuigd katholiek
kzelf ben", zo horen wij Oranje verklaren,
jik kan niet goedkeuren dat vorsten
rachten te heersen over het geweten van
lun onderdanen".
n de eerste helft van deze zin schuilt nog
le oude portie opportunisme, want zo
)vertuigd rooms was de prins niet meer.
tfaar in het vervolg daarvan bespeuren
vij een onomwonden en principiële
ntritiek op zijn vorst. Het was de eerste
teer dat Oranje met dit oordeel over
Philips en diens politiek het achterste van
pjn tong liet zien; het was tevens zijn
ïerste openlijke belijdenis van de
verdraagzaamheid in geloofszaken en de
vrijheid van geweten, waarvoor hij tot nog
[oe steeds was teruggedeinsd. Deze
houding kwam niet voort uit de-
bevlieging van één moment
Herhaaldelijk zou men sindsdien de prins
horen verklaren dat het politiek gedrag
van Philips II 'onchristelijk en
.onpraktisch* was, en hij liet er géén twijfel
over bestaan dat dit op een tragedie voor
volk zou uitlopen.
totale en definitieve omkeer in het
van Oranje vond
"hoogstwaarschijnlijk plaats op het
Stamslot Dillenburg, waarheen hij in 1567
voor de dreiging van Alva.
vrienden, zonder geld en zonder
Jverk zat hij daar in eenzaamheid. Raakte
Tie prins er toen van overtuigd dat een met
opportunisme geplaveide weg niet steeds
tot roem en eer leidt? Vanaf dat moment
immers zien wij de grauwsluier van het
opportunisme, die altijd min of meer over
zijn woorden en werken had gehangen,
plotseling verdwijnen en leren we een
Dranje kennen in wie onvermoede
^genschappen glanzen.
alUitzichtloos
Hn die eenzaamheid moet Willem zijn
situatie als uitzichtloos hebben ervaren.
jNiet alleen werd hij door Philips en Alva
als verrader beschouwd, maar ook door
volk in de Nederlanden werd hij zwaar
^gewantrouwd. Dat bleek wel in 1568 en
1569, toen hij met een 'bevrijdingsleger'
ride Nederlanden binnenviel: er was geen
stad die de poorten voor hem opende en
hem de zo broodnodige steun verleende
Verslagen, berooid en bedrogen keerde
iOranje terug naar Dillenburg om zich daar
geërgerd en verbaasd af te vragen waarom
vrijheidlievende Nederland zich zo
liet ringeloren en niets ondernam om het
slavenjuk af te werpen,
(Ondanks zijn diepe moedeloosheid ging
Oranje er niet aan tenonder. Vanuit
Duitsland bleef hij onverdroten bezig met
het ontwerpen van nieuwe plannen. Nu
iJzijn protestantse vrienden hem daar met
Ihun beloofde hulp in de steek lieten, zocht
hij steun bij de Hugenoten in Frankrijk.
En met brieven en geheime agenten
probeerde hij het zo zwak blijvende
moreel in de tergend weifelachtige
Nederlanden voortdurend op te vijzelen.
Eens te meer toonde Oranje hier de
iinnerlijke kracht van zijn karakter;
T wederom kwam hij een stap nader tot de
werkelijke ontplooiing van zijn eervolle
grootheid. Het individualistisch streven
naar macht en rijkdom zien wij allengs
plaats maken voor een gericht zijn op het
sociale en bovenpersoonlijke: het leven
voor een functie verdiepte zich tot een
leven voor een bestemming!
In die bestemming paste wellicht ook
Oranjes overgang tot het calvinisme. Hij
deed dit zeker niet in het besef dat hij
daarmee terechtkwam in de schoot van
het enig ware geloof. En e
theocratie te maken, waarin Gods gezag
zou worden uitgeoefend door
predikanten, die jegens
'andersdenkenden' even onverdraagzaam
waren als de roomse overheid. Want
intolerantie was iets dat de prins zijn hele
leven met afschuw zou bejegenen.
Zeer scherp kwam dit naar voren in zijn
oordeel over de Unie van Utrecht in 1579.
Hoe verheugend het daarbij
overeengekomen gebundelde verzet van
een aantal gewesten ook was voor Oranje,
toch was hij van mening dat deze unie
'niet deugde', omdat ze in de praktijk de
katholieken nergens vrijheid van
godsdienst gaf en hen tot verdachte en
tweederangs burgers stempelde. Het kon
de prins niet ontgaan dat de
noodzakelijke en deels al bereikte
eenheid hierdoor ernstig in gevaar zou
komen. De onderlinge religiehaat zou dan
ook een splijtzwam in de Unie worden.
Dat Willem ondanks zyn overtuigde
verdraagzaamheid toch koos voor het
calvinisme, kan haast niet anders
verklaard worden dan uit de felle
strijdbaarheid die het toonde in zijn
wanhoop om te overleven. In deze
gedragslijn heeft Willem zonder twijfel
veel van zijn eigen emotionele situatie
ervaren en daarom is het niet moeilijk ons
voor te stellen hoe zijn diepste sympathie
uitging naar misschien niet het
calvinisme op zich, maar wel naar de
geplaagde aanhangers daarvan. Met zijn
keuze voor hen verbond hij zijn lot aan
wat de nog kleine maar harde kern was
van een volk, dat 'onderling verdeeld,
wanhopig en vrijwel kansloos' zou
moeten worstelen voor zijn vrijheid.
Dat dit lot de prins en zijn aanhang
overrompelend welgezind was, viel niet te
zeggen. Want de bereidheid tot opstand
werd dan wel dapper in woorden
geëtaleerd, maar won in daden slechts
schoorvoetend terrein. Zelfs in het
calvinistische bolwerk Holland zouden de
stedelijke regenten zich voorlopig liever
koopman dan overtuigend opstandeling
tonen. Toen immers de prins hun in 1572
het geld vroeg voor een bevrijdingsleger,
dat hijzelf niet meer kon bekostigen,
reageerden de heren vrij lauw. Zij wilden
pas geld geven als er een leger was! Een
weinig groots gebaar, dat natuurlijk zijn
weerslag vond in het totaal mislukken van
de verrichtingen van die strijdmacht.
Uitbarsting
Oranjes militaire activiteiten vormden
geen hoogtepunt in het kweken van
vlammende bezieling, maar wel droegen
zijn overal werkzame agenten het nodige
bij om het rebelse vuur steeds sterker aan
te wakkeren. Een uitbarsting kon dan ook
niet uitblijven.
Ze was niet het verwachte gevolg van een
berekende handeling van de prins, maar
werd onverwacht bewerkstelligd door de
onder zijn kapervlag varende
Watergeuzen, die in 1572 Den Briel
innamen, omdat dit rauwe volk nergens
anders meer een haven kon vinden. Uit
wat in feite niet meer was dan een
wanhoopsdaad van enkelen, werd ineens
de algemene wil tot openlijk verzet
geboren. Overal kwamen er steden in
opstand die zich schaarden onder de
banier van Oranje. Op eigen initiatief
zonden zij hun afgevaardigden naar
Dordrecht om daar de eerste vrije
Statenvergadering te beleggen en er op
eigen gezag de prins van Oranje als
stadhouder van Holland en als
opperbevelhebber te benoemen, maar
slechts voor zolang de oorlog duurde.
Het optimisme dat de opstandelingen
bezielde, werd nauwelijks gedeeld door
hun aanvoerder Willem. Opgewonden
door het succes verklaarden bijvoorbeeld
De terechtstelling van Balthasar Gerards op de markt te Delft in 1584.
Hoe de prins met hen omsprong,
vernemen wij uit het getuigenis van een
Engelsman; Oranje had een
buitengewone mensenkennis; door
vertrouwelijke gesprekken wist hij zijn
zin door te drijven. Lastige regenten wist
hij „te ontzien en aan zich te binden door
bewijzen van vertrouwen en kleine
attenties". Hij was verder een opvallend
toonbeeld van geduld en
vastberadenheid.
Schrander
De lijnen waarmee hier Oranjes portret
getekend wordt, mogen dan simpel zijn,
maar ze leveren ons wel de duidelijke
gestalte van een mens, die zich schrander
en flexibel wist op te stellen en zijn
emoties wist te bedwingen om in een
verdeeld, lastig en onberekenbaar volk
zijn ideaal van vrijheid en
verdraagzaamheid levend te maken en te
houden.
Wat was er bijvoorbeeld gemakkelijker
voor hem geweest dan in te gaan op het
aanbod van koning Philips, die hem alle
geconfiskeerde bezittingen, alle functies
en ook zijn in Spanje gegijzelde oudste
zoon wilde teruggeven in ruil voor
gehoorzaamheid en onderwerping? Maar
dit aanlokkelijk gebaar werd door Willem
volkomen genegeerd; hij wilde het niet
eens in overweging nemen.
Een bloeiend resultaat van zijn streven
heeft de prins niet meer mogen
aanschouwen. Daarvoor waren de
weerstanden die hij overal ontmoette nog
te taai en te zwaar. Zijn idealen van
godsdienstvrijheid en van een hechte
eenheid van alle Nederlandse gewesten
zouden dan ook 'deerlijk illusoir' blijven.
Maar toen aan De Zwijger het eeuwig
zwijgen werd opgelegd, waren althans in
Holland en Zeeland wél de kiemen gelegd
voor een onwankelbaar vertrouwen in
eigen kracht, dat heel Europa in verbazing
zou brengen. Een miniatuurrepubliek
tartte de Spaanse kolos; beeldender nog:
de kleine David velde de snoever Goliath!
Willem van Oranje was een groot man.
Toen hij stierf, was hy bij een groot deel
van het volk bemind. Maar dat had
ongetwijfeld meer te maken met zijn
imago als Willem-vader dan dat men de
omvang van zijn werkelijke betekenis
bevroedde. Voor een juist en helder zicht
daarop was de afstand nog te kort; waren
oorzaken en gevolgen in de samenhang
van zijn handelen te onduidelijk.
Met het verstrijken der eeuwen echter
kon door onderzoek en studie het beeld
van de 'Vader des Vaderlands' steeds
scherper tot ons komen. En al moest het
hier en daar soms wel eens worden
bijgesteld vanwege een overaccentuering
van bepaalde lijnen en kleuren, aan de
indrukwekkendheid ervan kan geen
mens meer toornen.
Toch zal het laatste word over Orarye nog
lang niet gesproken zijn. Reeds tijdens
zijn leven was hij voor velen een mysterie
en dat is zijn intrigerende persoonlijkheid
tot vandaag gebleven. Wie hem in
bepaalde opzichten 'een sfinx' wil
noemen heeft geen ongelijk, maar Oranje
was er dan toch een van het soort graniet
waaruit met 'helden houwt'. Elke tijd
heeft zo haar eigen opvatting over het
wezen van heldhaftigheid. Zou het te ver
gaan om vier eeuwen na zijn dood de
deugd van het vertrouwen te huldigen als
het grootste kenmerk van Oranjes
heldhaftigheid? Dat beeld lijkt niet
misplaatst in een tijd, waarin de door
Oranje ontworpen natie de weelde van
haar moeizaam verworven democratie
vaak ervaart en omschrijft als
'georganiseerd wantrouwen'.
Vertrouwen
Maar hoeveel méér reden tot wantrouwen
had de Vader des Vaderlands in het volk,
dat hem als redder riep! Ondanks de
kleinzieligheid, het domme fanatisme, het
doemdenken en de wankelmoedigheid,
die hij steeds dreigend en frustrerend om
zich heen ervoer, heeft hy nooit het
vertrouwen in zichzelf en in hen die hem
omringden verloren.
Overigens was die deugd van vertrouwen
zeker ook voor een deel uit barre nood
geboren. Want de prins had in feite gaan
andere mogelijkheid meer dan zich
volledig te engageren met het verzet in de
Nederlanden tegen Philips II. Zijn enige
kans op een toekomst lag daar, in het
vervullen van een taak waarin hij op den
duur wellicht iets van een bestemming
heeft gezien.
Een zichtbare beloning is prins Willem by
zyn leven niet ten deel gevallen. Wie de
balans opmaakt van de situatie bij zijn
overlijden, kan alleen maar spijtig en
wellicht met schaamte constateren dat
zijn vertrouwen nog steeds zwaar
beschaamd werd. Maar toch heeft het zyn
uitwerking niet gemist. De
hardnekkigheid waarmee Orarye het
ondanks voortdurende teleurstellingen
bleef belijden, bleek in staat haar kracht
door te geven aan hen die met vallen en
opstaan zijn werk zouden voltooien en
met de Vrede van Munster in 1648: „De
schoonste vrede die ooit gesloten werd".
Daarom verdient Willem van Orarye
dankbaarheid en respect.
de Vlissingers dat ze Alva zonder
probleem levend zouden opeten. Maar de
visie van de prins was wat realistischer.
Het verleden had hem geleerd dat één
zwaluw nog geen zomer maakt, en ook het
heden toonde hem geen knop vol rijke
beloften. Want op het moment van zyn
benoeming te Dordrecht zag Willem zyn
zoveelste militaire bevrijdingscampagne
weer stuk lopen op Alva's
hardnekkigheid en de kracht van diens
'Spaanse scharen'. Bovendien ontviel
hem de beloofde hulp van een
Hugenotenleger uit Frankrijk, toen daar
de protestantse leiders verraderlijk
tenondergingen in het bloedbad van de
Bartholomeusnacht.
In welke gemoedstoestand Oranje naar
Holland toog om zich daar aan het hoofd
van het verzet te stellen, bewijzen wel de
brieven waarin hij schreef dat hij daar
stand zou houden en afwachten wat God
beschikken zou; hij was gekomen om er
zijn graf te vinden!
Deze zinsneden staan niet bol van blijde
verwachting, want die kon de prins in alle
redelijkheid nauwelijks koesteren.
Daarvoor was hij te goed op de hoogte van
de macht en de bedoelingen van Alva.
Maar ook mocht hy twijfelen aan het
doorzettingsvermogen en de integriteit
van zijn eigen aanhang. Merkte zijn broer
graaf Jan niet op, dat de regenten in
steden en Staten zich meermalen
gedroegen als 'op geld en eer beluste en
ook verschrikkelijk kleinmoedige heren,
die vaak geen notie hadden van beleid,
maar wel gebrek aan doortastendheid'?
Het jaar 1572 gaf een duidelijke en
definitieve vorm aan onze opstand tegen
Spanje. Maar tevens biedt het een even
helder en beslissend beeld van de
grootheid die zich toen zou openbaren en
ontplooien in de man, die wij thans de
'Vader des Vaderlands' noemen.
Uit de brieven van de prins mocht dan
ontmoediging en zelfs wat fatalisme
opklinken, toch aarzelde hij geen moment
om gehoor te geven aan de oproep van de
rebellerende steden om zich aan hun
hoofd te plaatsen. Vanuit een betrekkelijk
veilige positie koos hij bewust voor een
vry gevaarlijk verblijf in een klein gebied,
dat omgeven werd door een machtige
vijand en materieel en moreel nog te zwak
was voor voldoende tegenweer. Het was
een moedige beslissing van de prins, die
wist dat er voor hem geen weg terug meer
was en scherp inzag dat de opstand een
levensgevaarlijk avontuiir was, waarin
zowel hoop als zicht op een gelukkig
einde nog lang niet gloorden.
Trouw
Behalve van moed leverde Oranje met zijn
komst naar Holland ook een overtuigend
bewijs van trouw en loyaliteit aan zijn
ideaal; een in vrijheid geboren nationale
eenheid van alle - noordelijke én zuidelijk
- Nederlanden. Dat dit onverwerkelijkt
bleeft, kan men Oranje niet verwy ten,
want hij heeft er zich onvoorstelbaar voor
ingespannen.
Nauwelijks op Hollandse bodem
gearriveerd, was hij al koortsachtig bezig
om op allerlei manieren en met inzet van
zijn volle persoon het nog wankele
fundament onder de opstand steviger en
breder te maken. Van de beklemming, die
uit zijn brieven sprak, was in zijn
handelen geen spoor terug te vinden. De
gevaarlijke en onoverzichtelijke situatie
die hij in de Nederlanden aantrof, vormde
een uitdaging waarin van Willems
vermogen tot ingrijpen en van zijn
vindingrijkheid het uiterste gevergd
werd. Hoe meer dit het geval was, des te
minder liep hy - zo te zien - het gevaar om
aan beklemming en onrust tenonder te
gaan. Veeleer bespeuren wij in hem de
groei van een innerlijke zekerheid, die
hem geen ogenblik meer afbracht van de
lyn die hij dacht te moeten volgen om zijn
doel te bereiken. Het hoeft ons dan ook
niet te verbazen als wy hem de spreuk
JCalm te midden der woedende baren"
tot devies zien kiezen voor de pasgeboren
Frederik Hendrik. Daarin bracht hij voor
zijn jongste zoon ongetwijfeld tot
uitdrukking wat hijzelf als de beste
levenshouding beschouwde.
Door het vermogen om die kalmte en
zekerheid te verwerven, groeide Orarye
uit tot een der krachtigste
persoonlijkheden die de politieke arena
van het 16e eeuwse Europa bevolkten.
Wie zyn levensloop vanaf 1572 tot het
moment van zijn dood te Delft aandacht
volgt, merkt herhaaldelijk welk een grote
invloed die sterke persoonlijkheid op zijn
omgeving had. Een frappant voorbeeld
daarvan vormen wel de gedragingen van
Willems raadslieden Marnix van St.
Aldegonde en Paulus Buys. Beiden zeer
begaafd, konden zij in het 'opstandorkest'
de eerste viool spelen, zolang Orarye zijn
vingers op de snaren hield. Maar zij
zouden onmiddellijk terugvallen op soms
vals gekrabbel, als die vingers hun greep
even verslapten en ten slotte in de dood
verstijfden.
Sterke persoonlijkheden hebben vaak de
neiging om - als zij hun zin niet krijgen -
snel te vervallen tot tyranniek gedrag.
Maar in Oranje bestond die drift niet,
hoezeer zijn omgeving zijn plannen ook
dwarsboomde uit onbegrip of onwil.
Doordat hy zich ontworsteld had aan het
bewustzynsvernauwend opportunisme
van weleer, had zijn blik op politiek en
samenleving zich kunnen verscherpen en
verruimen. En dit bracht hem soms op
wegen waarvan hij het eindpunt al helder
voor zich zag, maar waarop nu eens de
regenten en dan weer het 'gewone volk'
hem niet volgen konden of wilden, omdat
hun horizon beperkt werd door benepen
eigenbelang of door politiek
onmondigheid.