Vier Noordwijkerhouters bij elkaar is een feestje' "4 AFLEVERING 15 (SLOT): NOORD WIJKERHOUT Extra Snugger zijn die Noordwy- kerhouters nooit geweest. Tenminste, als een oude le gende op waarheid stoelt. Ze zouden namelijk bij het ver weiden van jongvee, vooral koeien in die tijd, niet het hek geopend hebben, maar de dieren er overheen heb ben getild. 'Koetillers' heten de Noord wij kerhouters dan ook sindsdien. Een naam die zij natuurlijk van bewoners van andere dorpen hebben gekregen, want zo'n eti ket plak je jezelf niet op. Bijna men en scheldnamen hebben de Noordwijkerhouters trouwens zelf ook weggegeven aan de in woners van de dorpen in de buurt: Noordwijkers zijn 'toren- trekkers', Lissenaren dragen de naam 'gaapstokken' en Voorhou- ters worden 'dwarsdrijvers' ge noemd. Achter elke naam gaat een anekdote schuil. Noordwijkerhout. Een dorp dat een kleine 15.000 inwoners telt, waarvan tweederde er pas na de Tweede Wereldoorlog is bij gekomen. De geschiedenis van de plaats is in grote lijnen dezelf de als die van vele andere plaat sen in de bollenstreek. Al eeu wenlang hebben velen hun hoofdbestaan gevonden in de landbouw en vooral de veeteelt, zoals trouwens bijna overal el ders op het platteland. Aanvan kelijk was er dus voornamelijk grasland voor het weiden van vee. Later gingen veel boeren over op de teelt van groenten en vervolgens werd de grond - een ontwikkeling die rond de eeuw wisseling wordt ingezet - ge bruikt voor bloembollen. Nortich in den houte. Vertaald is dat 'Noordwijk in het bos'. Daarvan stamt de naam van het dorp. Er werd vroeger dan ook wel gesproken van de twee Noordwijkén, maar beide plaat sen zijn tamelijk oud en hebben een eigen geschiedenis. Nog niet zo lang geleden vierde Noordwij kerhout zijn 700-jarig bestaan. Op bescheiden wijze weliswaar, want lang niet iedereen was het over die leeftijd eens. Volgens plaatselijke geschiedvorsers wordt de naam van de stede Noordwijkerhout al in veel oude re stukken genoemd. Katholiek Wie praat over Noordwijker hout weet van het oude witte kerkje dat de dorpskom domi neert. De kerk is een paar eeu wen geleden in de handen van de protestanten overgegaan. Zoals zoveel kerkgebouwen was ook dat godshuis vóór de Reformatie in katholiek bezit. Die kerkover- gang is eigenlijk zo'n beetje het enige dat het bollendorp heeft gemerkt van de geloofsomwen- teling, want katholiek zijn de meeste Noordwijkerhouters door de eeuwen heen gebleven. Nadat de katholieken hun schuilkerken hadden verlaten en weer openlijk voor hun geloof dorsten en mochten uitkomen - dat was in de loop van de negen tiende eeuw - is nog wel ge poogd de kerk weer terug te krij gen. Maar de onderhandelingen liepen stuk op de hoge prijs die de protestanten vroegen om daarmee de bouw van een nieuw onderdak te kunnen bekostigen. Het witten van de kerk is een jaarlijks terugkerende bezigheid. Het schip wordt geschilderd op kosten van de protestanten, ter wijl de gemeente Noordwijker hout het witten van de toren voor haar rekening neemt. Na de Re formatie is de kerk een tijdlang in handen geweest van de staat. Pas in de loop der jaren is het kerkgebouw overgedragen aan de hervormden. De toren bleef echter eigendom van het dorp. Dat was om verschillende rede nen. Ten eerste was de gevange nis pal tegen de toren gebouwd en ten tweede moesten de klok ken in tijden van nood worden geluid. En dan was er natuurlijk geen tijd om even toestemming te vragen aan deze of gene. Tot voor een aantal jaren terug moes ten de hervormden nog een ver goeding betalen aan de gemeen te Noordwijkerhout als zij voor afgaande aan hun diensten de klokken wilden luiden. Heren In de oude geschiedenis van het dorp wordt ook verhaald over de abdij Leeuwenhorst, een klooster voor Cisterciënser non nen dat zich ter hoogte van het huidige Leeuwenhorstcollege bevond. Thans wordt naarstig gezocht naar resten van het oude gebouw, dat tijdens het beleg van Leiden in 1573/1574 grotendeels werd verwoest. Binnenkort ver schijnt van de hand van de Delft- se G. de Moor een proefschrift over Leeuwenhorst, een werk stuk dat belangrijke informatie zal bevatten over het kloosterle ven in Nederland .tijdens de der- 1 tiende en veertiende eeuw. Vlakbij de witte kerk ligt hotel- restaurant Van der Geest waar vier doorgewinterde Noordwij kerhouters verhalen over de ou de dingen. Uitsluitend heren, want die schijnen het allemaal het beste te weten. Die zaten meer dan vrouwen in het vereni gingsleven en in de kroeg. In het begin lopen de verhalen nog wat stroef, maar later steeds geölie- der. Een borreltje smaakt best zo onder mekaar aan de stamtafel. De drukste van het viertal is wel ome Niek Duivenvoorden (76). Hij is onbetwist de bekend ste Noordwijkerhouter, zo stel len de overige aanwezigen vast. "Meer dan 120 Duivenvoordens staan er in het telefoonboek. En die zijn bijna allemaal familie van elkaar, hoewel de één 'n 'en- netje' meer en de andere 'n 'en- netje' minder heeft. Maar dat heeft waarschijnlijk aan de amb tenaar van de burgerlijke stand gelegen. Als je makkelijk leest, dan schrijf je makkelijk", licht ome Niek toe. Hij heeft een uiteenlopende staat van dienst. Begonnen als bollenkweker, werkte hij vervol gens op de vliegvelden in Noord wijkerhout en Valkenburg, was werkzaam bij de kalkzandsteen fabriek Van Herwaarden in Hil- legom en heeft tot zijn pensione ring in de havens van Amster dam gewerkt. Nog een Op een zo groot aantal Duiven voordens valt er niet aan te ont komen: er bevindt zich in het ge zelschap nog iemand met die fa milienaam: Piet J. Duivenvoor den (74) van de Havendwars straat. Maar hij heeft niet het overheersende temperament van ïijn volle neef, ome Niek. Hij is rustiger, luistert liever en vult aan waar dat nodig is. Hij werkte 45 jaar bij bollenkweker Verde- gaal. De derde in het gezelschap is P. van der Sleet (82), de enige die niet is geboren in Noordwijker hout. Maar dat moet hij er zelf wel nadrukkelijk bij vertellen, want hij is inmiddels een inge burgerd dorpeling geworden. Hij is ook de enige niet-katholiek in het gezelschap. Maar dat is nooit een hindernis geweest. Nee, vol gens zijn stamtafelgenoten was het geloof nooit een sta-in-de- weg om in de leefgemeenschap van het bollendorp te worden op genomen. En Van der Sleet heeft er ook nooit last van gehad. Inte gendeel, dank zij veel stemmen van katholieke Noordwijkerhou ters heeft hij 30 jaar voor de Anti- Revolutionaire Partij in de ge meenteraad gezeteh. Hij woont al sinds 1926 in de woning aan de 's Gravendamseweg 69. Hij trok daar in als bedrijfsleider van de firma Zonneveld en Philippo. De benjamin in het gezelschap is Jan P.J. Heemskerk (72) van de Herenweg. Hij draagt even eens een naam die veelvuldig in het bollendorp voorkomt. Alleen op de Herenweg wonen er al een stuk of acht. Ook hij kan bogen op een actief verleden, vooral in het verenigingsleven. In het da gelijks leven was hij teler van groenten en bollen. Verenigingen Een van de opvallendste over eenkomsten tussen de vier man nen is hun bijzondere belangstel ling voor het verenigingsleven. Een greep uit de verenigingen en clubs waarvoor zij dienen of heb ben gediend: WSB, rheuma- fonds, carnavalsvereniging, ker kelijke organisaties, muziekver enigingen, bejaardencomité, de Koninklijke Algemeene Vereeni- ging voor Bloembollencultuur en natuurlijk de Oranjevereni ging. Drie zijn er voor onder scheiden. Van der Sleet is zelfs ridder in de orde van Oranje-Na- ssau. Piet Duivenvoorden is tot nog toe buiten de lintjesregen ge vallen. Maar dat komt ongetwij door Henk van der Post feld doordat deze vaste verslag gever van het lijfblad van voet balvereniging WSB een beetje terughoudend is over zijn ver diensten. Het dorp is opvallend rijk aan verenigingen op velerlei gebied. "Als er vier Noordwijkerhouters bij elkaar zitten, dan heb je een feestje", licht Ome Niek de drang naar gezelligheid van zijn plaats genoten toe. Dat was voor de oor log al, en ook nu nog zo. Het car navalsfeest is het grootste en vol gens kenners het meest echte in de regio. De opkomst bij tal van festiviteiten is altijd zeer groot. Het verleden van de mannen is in grote mate beïnvloed door de bollenteelt, die aan het eind van de vorige eeuw in de regio tot ont wikkeling kwam. Veel viel er voor de oorlog in de bollen niet te verdienen, weet Heemskerk. De teelt ervan nam vooral na 1945 een hoge vlucht. Erg ar beidsintensief is de bloembollen teelt niet meer: "Vroeger was je met tachtig man aan het wieden in een bollenveld, allemaal naast elkaar, regel voor regel. Tegen woordig wordt overal gespoten. Je ziet weinig mensen meer in het land". Ze weten zich nog goed de af gravingen van duinen en gras land ten behoeve van de bollen teelt te herinneren. Op de centi meter nauwkeurig bijna kunnen zij aangeven waar vroeger de duinenrijen lagen en wanneer bepaalde gebieden in de jaren twintig en dertig werden afge zand. "Dat afgraven was zeer zwaar werk. Daar kwamen pol- deijongens voor uit Brabant. Een paar zijn er in Noordwijker hout blijven hangen. Anthonis- sen, Hooidonk en Van Uffel. Na- i die het land voor de teelt van bollen geschikt hebben gemaakt en in de streek zijn gebleven. De kat De meeste boeren kweekten vóór de oorlog naast bollen ook groenten. Noordwijkerhout was bekend om de herenbonen en de erwten. Niet voor niets stond de grootste herenbonenveiling 'De Eendracht' in de gemeente. Heemskerk was er jaren pen ningmeester en betaalmeester. Vóór de herenbonen, en de bloembollen waren er grazige weiden. Want het weiden van vee was in vroeger jaren de bron van inkomsten voor de plattelands bewoners. Ook nog in deze eeuw waren er talrijke veeboeren die later veelal zijn overgegaan op de teelt van bloembollen. Noordwij kerhout had zelfs een eigen melkfabriek, 'De Landbouw' ge naamd, die is gesticht door Theo Heemskerk. Diens vader had al een melkzaak in de Dorpsstraat die na overname door zoon Theo geleidelijk uitgroeide tot een melkfabriek waar boeren uit de hele regio hun melk brachten. 'De kat', dat is de bijnaam van welhaast alle Heemskerken die in het dorp wonen. In de volks mond worden zo ook als zodanig aangeduid. Wethouder Piet Heemskerk heet in het dorp dan ook Piet de Kat. Ome Niek herin nert zich nog dat melkboer Heemskerk met een oude Spij ker door het dorp reed. Op de melodie van de claxon zeiden ve len dan 'Toet, toet, toet, toet, daar komt de kat'. Die bijnaam hebben de Heemskerken te danken aan het tonknuppelen. Een verre voorva der zou daarin nogal bedreven Het is weer zo ver: een zweefvliegtuig heeft ongewild een buiklanding gemaakt in de Noordwijkerhoutse tduinen. De menigte laat zich deze attractie niet ontgaan. De foto dateert uit die jaren dertig. «archieffoto» zijn geweest. Tonknuppelen was volksvermaak nummer één in die dagen. Een kat werd in een ton gestopt waarna werd ge poogd met een zware knuppel van afstand de ton stuk te gooi en. De strijd was gestreden als de kat door een gat in de ton kon ontsnappen. Maar het arme dier liet er ook wel eens het leven by. Het tonknuppelen is nog steeds populair in het dorp, maar zon der kat natuurlyk. Dat kon alleen vroeger. Oorlog Scharnierpunt in het bestaan van de vier Noordwijkerhouters is als voor zovele anderen de Tweede Wereldoorlog. De we reldbrand is als een scherp lemmet dat het leven in tweeën deelt. Het is vóór of het is na de oorlog gebeurd. Het is een vast herinneringspunt in het bestaan van ouderen. Slecht hebben de meeste Noordwijkerhouters het in de oorlog niet gehad. Er waren in verband met de verdediging van de kust (de Atlantikwall) wel veel Duitsers in de streek gesta tioneerd. De beide gekkenhuizen (zoals ze in die dagen nog straffe loos werden genoemd) Sancta Maria en de Sint Bavo waren gevorderd voor het inkwartieren van Duitse soldaten. Tydens razzia's was er in de duinen of in de bollenvelden voor de meesten wel een veilig heenkomen te vinden. Natuur lijk zijn er wel mannen gepakt. En uiteraard waren er ook in Noordwijkerhout mensen die heulden met de vijand. De mees ten vonden het evenwel een spannende tijd. "En een borrel konden we ook nog wel drinken. Er werd op verschillende plek ken illegaal jenever gestookt. Ook tijdens vergaderingen van de voetbalvereniging WSB werd een borreltje geschonken. Dat werd dan verzorgd door de plaatselijke apotheker die alco hol genoeg in voorraad had. Wel had dat drankje elke keer een an der kleurtje", weet Heemskerk zich uit die oorlogsjaren te herin- Ome Niek maakte er geen pro bleem van om een en ander te smokkelen. Tijdens de oorlog is hy op verschillende plaatsen in Nederland geweest en kende wat dat betreft het klappen van de zweep wel zo'n beetje. Hij herin nert zich nog goed dat hij in een sloop op de fiets vier kilogram koffie smokkelde: "Die had ik onder mijn kleren verborgen. Maar door een ijzerdraadje dat uit mijn zadel stak, kwam er een klein gaatje in de sloop. Voordat ik dat ontdekte was ik al een paar kilo koffiebonen kwijt, 't Is écht en écht en écht waar". Zweefvliegen Het vliegveld in het Langeveld werd door de Duitsers niet als zo danig gebruikt. Wel stonden er houten dummy's van vliegtuigen opgesteld als een soort afschrik middel voor de geallieerden. De toestellen waren onder meer met netten gecamoufleerd, zodat van grote vlieghoogte niet was vast te stellen of ze echt waren of nagemaakt. Het was trouwens aangelegd ten behoeve van zweefvliegtui gen en wordt in die hoedanig heid nog steeds gebruikt door de Kennemer zweefvliegclub. In 1929 werd notabene de zweef- vliegsport al in Noordwijkerhout geïntroduceerd. Dat trok in die jaren veel bekijks, want niemand geloofde er toen in dat een vlieg tuig zonder motor ook werkelijk zou kunnen vliegen. Die eerste zweefvluchten wer den gemaakt vanaf het strand dat, hoewel dichter bij Noordwij kerhout gelegen, aan Noordwijk toebehoorde. Er waren eenvou digweg nog geen velden vanwaar zweefvliegtuigen in de lucht konden worden getrokken. Het terrein op het strand was uitge zet op advies van een Duitse ge leerde, de zweefexpert ingenieur Alexander Lippisch. De omstan digheden waren aan het strand vaak gunstig vanwege zoge naamde aanlandse winden. Vele Noordwijkerhouters her inneren zich die beelden van zweefvliegtuigen op en boven het strand nog goed. Het ging na tuurlijk ook wel eens mis en dan kwam zo'n motorloos toestel in de duinen, of erger nog, in zee te recht. Dan stroomde heel het dorp uit om de gevolgen van zo'n klap eens goed te bekijken. In de loop van de jaren dertig is achter de duinen, in het Lange veld, een geschikt terrein gevon den voor het inrichten van een zweefvliegveld. Ome Niek heeft er voor de oorlog nog een aantal jaren gewerkt. Er werd op initia tief van L.A. de Lange uit Leiden zelfs een zweefvliegclub opge richt. Maar Leidse zweefvliegers hebben hun thuishaven nu op het vliegveld Valkenburg, even als de Haagse vliegers trouwens. Gestrand Hoewel zo dichtbij de zee gele gen, was het leven van Noordwij kerhouters daarmee niet zo nauw verbonden als bijvoor beeld dat van mensen in Noord wijk en Katwijk aan Zee. Het strand behoorde officieel trou wens aan Noordwijk. Wel liep heel het dorp uit als er een schip was gestrand. En dat kwam nog- Op 2 november 1921 strandde de 'Mirfak', zo weet Ome Niek zich nog precies te herinneren. Hoewel zijn tafelgenoten wat vragende gezichten trekken als hij die datum noemt, komt hij di rect met het wettig en overtui gend bewijs: "Dat was tijdens een zware storm die ook de gevel van de woning van mijn groot moeder verwoestte. De lappen vlees die op zolder hingen te dro gen, kon je zo zien hangen". Hij weet ook nog goed wat het schip vervoerde. Het zat berstensvol lijnzaad. En iedereen wilde vol gens hem wel een vrachtje mee pikken voordat de Noordwijkse strandvonders het schip hadden leeggekruid. Tussen Noordwijkers en Noordwijkerhouters bestond trouwens een leuke rivaliteit. Het was zeker niet zo dat de dor pelingen naar de toch al wat meer wereldse badplaats trok ken om daar een robbertje te knokken. Van der Sleet en Piet Duivenvoorden verklaren juist dat er veel 'gemengde huwelij ken' zijn tussen bewoners van de beide plaatsen. "Nee, de narigheid zit hem nu vooral in de colleges van burge meester en wethouders", zo haakt Van der Sleet even in op de actuele politiek. Hij doelt op de ruzie tussen de beide gemeen tebesturen over 160 patiënten van Sancta Maria. De partijen strijden over een datum waarop die mensen van het Noordwijkse in het Noordwijkerhoutse bevol kingsregister moeten worden in geschreven. Het is eigenlijk een centenkwestie. Dansen De jongelieden gingen en gaan nog steeds graag naar de buurge meente. "We mochten in die ja ren niet dansen. Noordwijk was vrijer. Daar had je toen al ver schillende dansgelegenheden. Ik denk aan Hein Alders, Karei Vink (De Beurs) en Bert van der Voort (Flora). Ja, op Noordwijk zag je nog eens wat". De heren knikken instemmend. Over de hand van de algemeen als zeer streng afgeschilderde Noordwijkerhoutse pastoor Quant in dat dansverbod zwijgen allen. "Pastoor Quant laten we in ere. Maar het was wel een lastig baasje". De tijden waren trou wens strenger, dus in die zin was zo'n strenge dorpspastoor geen opvallend verschijnsel. Alles is anders geworden, maar volgens de vier heren niet altijd beter: "Op scholen mogen de kinderen J nu Jan, Piet of Kees - als ze al zo eenvoudig heten - zeggen tegen de onderwijzers. Hoe gaan ze te genwoordig niet gekleed op de scholen? We leerden ook veel meer in die dagen. Ik noem maar wat. Aardrijkskunde bijvoor beeld. Alle treinstations in Ne-j derland moesten we uit ons hoofd kennen". "Geef je nog een rondje weg?". De brandstof van de heren is bij na op. Na tweeëneenhalf uur pra ten zijn alle onderwerpen wel zo'n beetje de revue gepasseerd. Misschien nog wat over de Sint Bavo en de Sancta Maria? Ee[I laatste borrel. "Nee, schrijf daar maar niets over. Dat is al genoc zaam behandeld en besproken Dit is de vijftiende en laatste aflevering van de serie 'Aan de stamftafel'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 19