Een Haagse
heer tussen
fietsnomaden
Jan Cottaar over zijn Tour-jaren
ZATERDAG 30 JUNI 1984
PAGINA 17
De Tour-jaren van Jan Cottaar (69) waren die tussen 1950 en
1960. De pionier van de wielerverslaggeving was in die
periode meer nog dan de coureurs zelf bezit van de massa. Zijn
krakend overkomende radioreportages legden het werk op
kantoren en fabrieken volledig lam. Er lagen zelfs stapels
fanmail te wachten als hij terugkeerde van zijn ronde door
Frankrijk. Gerard van Putten blikte met hem terug op een
woelige wielerdecennium waarin de gemiddelde Nederlandse
Tour-deelnemer zich nog bediende van een onverstaanbaar
Brabants dialect. "Zelf verstond in ze ook nauwelijks. Maar
daar staat tegenover dat er toen veel schilderachtige figuren
in het peleton rondreden".
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
door Gerard van Putten
Uiterlijk mag hy dan lichte
lijk zijn gekerfd door de tand
des tijds, zijn stem klinkt nog
even vertrouwd als in de ja
ren waarin Nederland een
welvaartscultuur bouwde op
de puinhopen van een we
reldbrand. Weinig woorden
heeft Jan Cottaar op zijn
woonboot in het rustieke
Langeraar nodig om zijn ge
hoor mee te tronen naar de
jaren vijftig. Alleen de afwe
zigheid van het gepiep en ge
kraak van de middengolf laat
de tegenwoordige tijd botsen
met de herinnering aan de
toen nog souverein over de
ether regerende radio.
Hilversum 3 bestond toen nog
niet, zoals er ook geen preten
tieuze stereotorens in de huiska
mers vielen te bewonderen. De
kinderdriewieler was in die be
vlogen dagen het enige raakvlak
dat de hedendaagse razende re
porters van radio-Tour met de
wielersport hadden. In het spoor
van coryfeeën als Wimme van
Est, Gerrit Voorting, 'Tarzan' van
Breenen en Wout Wagtmans
maakte Cottaar tien jaar deel uit
van het razende vélocircus van
Goddet en Lévitan, zeg maar van
1950 tot 1960, een allesbehalve
storingvrij praatijzer steeds bin
nen handbereik. "Ik heb", zegt
Cottaar, "me in die Tour de Fran
ce altijd in mijn knollentuin ge
voeld".
Als pionier van de wielerver-
slaggeving beklom Cottaar de
hoogste sporten van de populari-
teitsladder. Een Theo Koomen
avant la lettre was hij, al bedien
de de Hagenaar van Delftse kom
af zich van een heel andere com
municatiemethode dan de ook
door hem betreurde ex-collega.
BordeauxMMHai
De inmiddels 69-jarige Cottaar
ontrukt zyn vandaag de dag wat
bedaagd klinkende verslagge
ving aan de vergetelheid. Met
een druk op de knop van de ca-
setterecorder ruilt hij 1984 in
voor 1955. De finishreportage
werd verzorgd vanuit Bordeaux,
de plaats waar zovele Nederland
se wielrenners door de jaren
heen een claim legden op een
etappe-overwinning.
"Daar zie ik het sein dat de ren
ners in aantocht zijn. Het is een
kwestie van tijd dat ze hier arri
veren. Daar komen ze, Wagt
mans ligt voorop, Gauthier be
vindt zich in tweede positie".
Veel hoop op een ritzege van
Wagtmans lijkt Cottaar, zo te ho
ren, niet te hebben. Hij somt de
namen op van andere prijsjagers,
die zijn om de drommel niet mis.
Daar zijn behalve Gauthier ook
Bovet en Schellenberg, boven
dien schijnt Wagtmans daar op
die wielerbaan niet al te intelli
gent te werk gaan. "Er is geen
sprake van dat Wagtmans dit nog
kan winnen", roept Cottaar,
"Wagtmans is ingesloten". Maar
zie, daar baart de olijke Braban
der een mirakel, het onmogelijke
blijkt mogelijk. "Wagtmans",
spurt Cottaar verbaal mee met de
wielerclown uit Sint Willebrord,
"die komt er toch onderdoor, een
buitengewoon interessante
sprint, voor de vierde keer halen
we een overwinning in Bor
deaux".
Luisterend Nederland deinde
gewillig mee op die door Cottaar
gecomponeerde feestklanken.
'Onze man in de Tour' legde het
werk op kantoren en fabrieken
volledig lam, douanebeambten
lieten de grens tijdelijk de grens.
Meer nog dan de coureurs zelf
werd Cottaar bezit van de massa.
Stapels brieven lagen er in zijn
Haagse woning op hem te wach
ten als hij terugkeerde van zijn
rondrit door Frankrijk. Missiona
rissen bedankten hem uitvoerig
voor zijn via de wereldomroep
uitgezonden reportages, die ze
plat op hun buik liggend ergens
in de bush-bush in zich hadden
opgenomen. Ook bij liedjeszan
ger Kees Pruis bleek Cottaar in
gang te hebben gevonden.
Héte aardappel
"Ik was me er van bewust dat
er honderdduizenden naar mij
luisterden. Maar of het nou zo
goed was wat ik deed, weet ik nu
nog niet. Als ik dit bandje weer
hoor, klinkt het wel bewogen,
maar ik hoor me wel met een he
te aardappel in mijn keel praten.
Je hoeft als goede reporter nog
geen succes te hebben, is altijd
mijn standpunt geweest. Het ligt
er maar aan wat een verslaggever
moet melden. Krijgt een slechte
reporter de gelegenheid te pra
ten of te schrijven over de suc
cessen van anderen, dan wordt
hij door de massa dikwijls als
een goede beschouwd".
Het applaus van zijn publiek
heeft hem gestreeld, ("een nor
male vorm van ijdelheid"). Maar
er waren ook momenten dat Cot
taar verlangde naar een anoniem
bestaan. "Toen ik de Tour deed,
herkenden de mensen alleen
mijn stem. Op het postkantoor
bijvoorbeeld. Mijn gezicht werd
pas bekend nadat ik was overge
stapt naar de televisie. Tja, ben je
eenmaal op die buis, dan word je
veel op straat aangesproken. Af
en toe vond ik dat wel eens hin
derlijk".
Niettemin had Cottaar na 10
jaar Tour op de radio zelf geko
zen voor een plaats voor de ca
mera's als presentator van 'Sport
in Beeld', de voorloper van 'Stu
dio Sport'. Zijn besluit werd hem
voornamelijk ingegeven door de
angst voor een te lang uitgesteld
afscheid. Een vertrek dat het
commentaar "we zullen hem
missen" ontlokte, viel volgens
Cottaar verre te prefereren bo
ven het geselend klinkende
"daar heb je die ouwehoer ook
weer".
Vastgezogen him
Helemaal losgekomen van zijn
Tourverleden is Jan Cottaar des
ondanks nooit. Als televisiepre
sentator niet, als directeur van
het NOC niet. Ook als genieter
van een welverdiend pensioen
wordt hij nog geregeld geïdenti
ficeerd met zijn tienjarig lid
maatschap van de Tourkaravaan.
Als journalist in ruste cultiveert
hij zelf zijn interesse voor de wie
lersport in het algemeen en de
Tour de France in het bijzonder;
'la grande Bouclé' blijkt zich
voorgoed te hebben vastgezogen
aan zijn levensloop.
De vooijaarsklassiekers slaat
hij thuis in Den Haag niet over.
De zon kan 's zomers nog zo uit
bundig schijnen op het terras
van zijn woonboot, maar geen tv-
uitzending van een Tour-etappe
zal aan zijn aandacht ontsnap
pen. Flitsen er wielrenners over
het scherm, dan dient de visite in
het beste geval de lippen stijf op
elkaar te houden, liever kijkt
Cottaar het bezoek de deur uit.
Eén wil hij zich dan voelen met
de door hem zo dikwijls beschre
ven en besproken dwangarbei
ders van de weg, dat fietsend
rondtrekkende nomadenvolk
van vleesgeworden reclamezui
len. Zittend in zijn luie stoel
komt alles van wat eens was
weer naar boven, de ogen prie
mend gericht op de koers ont
komt Cottaar er niet aan heden
en verleden met elkaar te verge
lijken.
"Ik weet niet of er nou zo veel
is veranderd", dubt Cottaar. Hij
geeft toe dat de immer voort
schrijdende techniek zelfs greep
heeft gekregen op de bepaald
niet als vooruitstrevend te boek
staande wielerwereld. Het mate
riaal is lichter geworden. Het-
portret van de zwoegende pedde
laar met de reserveband om de
schouders is al lang vergeeld.
Een staf van mecaniciens, soig-
neurs en artsen staat op afroep
van de heren coureurs dag en
nacht paraat. Maar, merkt Cot
taar niet ten onrechte op, verder
is er veel van wat vroeger in het
peloton als ongeschreven wet
gold nog onverminderd van
kracht. Ook nu nog plegen de
zwaarste koersen door de sterk-
sten gewonnen te worden. Maar
ook de afspraken hebben nog al
tijd een lijstverbinding met het
fietsmétier, zoals ook de combi
ne en de stimulantia nog altijd
nagelvast met de door hem zo
geadoreerde sport zijn verbon
den.
Gifmengers
Cottaar weet van de hoed en de
rand. Meerdere malen heeft hij in
zijn tienjarige loopbaan als
Tourverslaggever opgemerkt dat
bepaalde gedragsregels in de
wielrennerij zweemden naar de
omgang van alledag, gemeen
goed aan de zelfkant van de
maatschappij. "Doping", ver
klaart hij met stelligheid, "ge
bruiken ze niet allemaal. Maar de
Tour is zo zwaar dat de verlei
ding groot is om te pakken, ook
al omdat het verlangen naar suc
ces altijd lokt. Ik zal geen namen
noemen. Maar sommige verzor
gers wisten dan wel raad. Gif
mengers waren het".
Met de microfoon in de hand
placht Cottaar destijds nogal om
zichtig om te springen met het
omstreden onderwerp. Pas als
het onomstotelijk vaststond dat
een wielrenner naar de pil of
spuit had gegrepen om zijn lij
densweg op de fiets te verzach
ten (lees; verzwaren), maakte hij
het luisterpubliek deelgenoot
van zijn kennis over de omstre
den materie. "Ik was er altijd
voorzichtig mee. Wel heb ik eens
gezegd dat ik vermoedens had in
die richting, toen Kübler de Tour
won. Hij had het schuim op de
mond".
Nee, dan ging het in geuren en
kleuren beschrijven van een toch
ook niet helemaal kosjer ver
schijnsel als de combine hem
minder moeilijk af. Vooral als
het nationaal belang floreerde bij
het bestaan van een afspraak tus
sen de Nederlandse ploegleider
Kees Pellenaars en. pakweg, de
Franse nationale equipe. "Na
tuurlijk wist ik van die manipu
laties van de ploegleiders onder
weg, van die afspraken om sa
men te werken. Pellenaars was
een zeer handig man. 'Pel' zei al
tijd: geld hoef ik niet, etappes
moet ik hebben. De mooiste
combine die ik heb meegemaakt
was die van 1953. Louison Bobet
moest de Tour winnen, wij ston
den eerste in het ploegenklasse-
ment. Ieder had dus een doel. En
al mogen combines eigenlijk niet
worden gesmeed, ieder had zijn
doel, dus was het voor mij ge
rechtvaardigd. Dat heb ik ook
over de radio geroepen. Het was
de essentie van de wedstrijd".
Vingeroefeningen mtm
Zijn entree in de Franse om
loop maakte Cottaar rond 1950.
Op al te veel radio-ervaring kon
hij, in beginsel een schrijvend
journalist, niet bogen. "Ik had bij
de KRO alleen een sportpraatje
verzorgd". Na wat vingeroefe
ningen in de Maas, Peel en Mijn-
streekkoers en de Ronde van Ne
derland werd hij op de tot winst-
project verheven hobby van
Goddet en Lévitan losgelaten. In
de eerste jaren wist de verslagge
ver zich ingebed in het stugge
programmabestel van Hilver
sum, waarin het moeilijk inbre
ken was. Hij had bijvoorbeeld
geen uitzending op het moment
dat Wim van Est als eerste Ne
derlander de gele trui veroverde.
"De Belg Jef Vandenvijver heeft
me toen voor de microfoon ge
haald, zodat ik mijn verhaal toch
kon vertellen". Een jaar later
smakte diezelfde Van Est in het
ravijn van de Aubisque, een ge
beurtenis die dik 30 jaar na dato
onveranderd tot de verbeelding
van menigeen spreekt, zeker tot
die van horlogemakers. "Ook
toen had ik geen uitzending,
maar vanuit Hilversum hebben
ze me later op de avond gebeld
en werd ik alsnog in de gelegen
heid gesteld mijn relaas af te ste
ken".
Opgejaagd door ploegleider
Pellenaars fietsten de Neder
landse coureurs zich intussen
steeds meer in de prijzen. Hand
in hand met de triomfen steeg
het aanzien van Cottaar. Als
boodschapper van het succes
kreeg hij meer zendtijd toebe
deeld, luisterend Nederland tel
de elke middag de minuten af tot
het sonore 'goedenavond dames
en heren' ergens vanuit het land
van Marianne opklonk. "Ze kun
nen van Pellenaars zeggen wat ze
willen, maar hij heeft de Tour in
Nederland wel groot gemaakt",
zo laat Cottaar in bedekte termen
eens te meer blijken dat zijn sta
tus in niet onbelangrijke mate
was gestoeld op de opbloei van
het vaderlandse wielrennen.
'Groete tliüs' mmmmmimm
De leden van de Pellenaarsstal
werden allengs een vast item in
de reportages van Cottaar. Een
etappe-overwinning was goed
voor enkele minuten zendtijd.
En aangezien Wagtmans, Van
Est, Voorting, Van Breenen,
Daan de Groot, Nolten en hoe al
die anderen ook mochten heten
nogal eens een ereronde moch
ten rijden, geraakten de luiste
raars net zo vertrouwd met hun
stemmen als met het knerpende
'Moeders wil is wet' van Mia
Smelt. Zeker in 1953 ging er
praktisch geen dag voorbij of
Cottaar hield één van genoemde
heren de microfoon voor om
naar hun bevindingen te vragen.
Of luisterend Nederland veel wij
zer is geworden van dergelijke
interviews, betwijfelt ook Cot
taar. Een uitzondering daargela
ten spraken de coureurs toenter
tijd plat Brabants dialect, wat
door de oren van niet-ingewijden
werd opgevangen als "üüs, üüs,
güüs, güüs en de groete tüüs".
"Zelf', bekent Cottaar, "ver
stond ik ze ook nauwelijks, maar
de mensen wilden ze toch even
horen. Met 'dag Come' waren de
luisteraars al dik tevreden".
Niettemin heeft Cottaar in die
dagen menigmaal met afgunst
naar zijn Franse collega gekeken.
Die had geen enkele moeite een
fietsende landgenoot voor de
'micro' te slepen, in het bezit van
de gave van het woord. Zoals die
ene regionaal die - na een pech
dag gevuld met lekke banden,
valpartijen en plakkende mede
vluchters - in prachtige volzin
nen een beeldend verslag gaf van
zijn ontmoeting met het noodlot.
"Als er in vergelijking met mijn
tijd in de Tour aJ wat is veran
derd, dan is dat de betere spreek
vaardigheid van de Nederlandse
renners van nu. Daar staat weer
tegenover dat er volgens mij een
jaar of dertig geleden veel schil
derachtiger figuren in het pelo
ton rondreden".
Bezeten mm
Hij ziet ze nog voor zich, kleur
rijke types als Coppi en Bartali,
Kübler en Koblet, Jean Robic.
Zoals ook de Spaanse klimgeit
Féderico Bahamontes die op de
steile flanken van een bergreus
het Franse idool Bobet had ge
lost, maar niet alleen durfde te
dalen en daarom op de top maar
een ijsje ging eten in afwachting
van de brave Louison.
"Dan had je die tweestrijd tus
sen Jan Nolten en Fausto Coppi
op de Puy de Dóme. Nolten reed
die dag als een duivel. Ik zat in
de auto van Karei Vanwjjnen-
daele, Nolten was alleen weg. Op
een gegeven moment nep ik naar
Nolten dat Coppi achter hem zat,
pas op de streep ging Fausto
over hem heen. Nolten had goud
geld kunnen verdienen als hij
Spaanse peper in zijn gat had ge
had. Wat een klasse had die man.
Nolten is nooit doorgebroken,
omdat hij geen bezetene was".
Op zijn terrein was Cottaar dat
wel, zeker gedurende de drie we
ken dat de Tour het regime over
Frankrijk voerde. "Het evene
ment slokte me op. Wat er dan in
de rest van de wereld gebeurde,
daar had ik geen idee van. In die
weken was ik helemaal gericht
op de Tour en de reportages
daarover".
De successtory over tien jaar
Tourverslaggeving heeft zich
overigens niet zonder fouten, er
gernissen en communicaties
toornissen laten samenstellen.
Het wilde in die tijd nog wel eens
gebeuren dat de lijn met Hilver
sum 'dood' was. "Na een berge
tappe bevond ik me in een klein
dorpje, op de trap van het stad
huis stond ik. De renners lagen
minuten uit elkaar. En daar
stond ik dan met de klok in de
hand, alle tijd had ik om tussen
door het algemeen klassement
alvast door te geven. Het was een
mooie reportage, ik was trots op
de manier waarop ik journalis
tiek had bedreven. Toen kwam
daar ineens die Franse technicus
naar me toe, zei dat er iets tussen
dat dorp en Parijs was misge
gaan. Kon ik opnieuw beginnen!
Alleen het uitslagenbriefje had
ik nog, verder niks. Aan de hand
daarvan heb ik een nieuwe re
portage gemaakt die lang zo
mooi niet was als die voorgaan
de. Tjonge, wat had ik de pest
Fout ■OHM
Zijn publiek nam het hem niet
kwalijk, zoals hem ook een histo
rische fout nooit euvel is geduid.
In een andere etappe zag hij een
Franse regionaal ("die hadden
ongeveer dezelfde kleuren als de
Nederlanders") voor Wagtmans
aan. "Ik riep dus dat Wagtmans
binnen was, bleek later dat hij in
de bezemwagen was gestapt. Pas
in mijn nabeschouwing heb ik
die fout gecorrigeerd, terwijl het
ANP al lang en breed van de op
gave van Wagtmans melding had
gemaakt". Achteraf moet-ie er
om lachen, maar "als verslagge
ver kon ik toen wel door de
grond zakken".
Op zijn woonboot in Langeraar
ontlaadt Cottaar dan plots zijn
gramschap over een opmerking
die Mart Smeets ooit eens over
zfjn verslaggeving schijnt te heb
ben gemaakt. Smeets zou heb
ben gezegd dat Cottaar zich in
zijn carrière heeft bezondigd aan
het maken van 'fake-reportages'.
"Er is geen sprake van dat ik
mijn reportages op mijn hotelka
mer heb gemaakt", künkt het
bits. "Zo'n opmerking verraadt
afgunst, terwijl ik hem daartoe
nooit enige reden heb gegeven.
Ik ken hem niet eens persoon
lijk".
Jan Cottaar blijkt andere
vrienden en kennissen te heb
ben. De Tourbazen Goddet en
Lévitan bijvoorbeeld. "Ze heb
ben het voorwoord in één van
mijn Tourboeken geschreven. Ik
heb vele persoonlijke contacten
overgehouden aan de Tour de
France. De Tour heeft ook myn
journalistieke carrière een ge
weldige jump gegeven. Alleen
daarom al zal ik met dankbaar
heid op die tien jaar blyven te
rugkijken".
Louison Bobet, op weg naar één van
zijn drie Touroverwinningen.
"Ik riep over de radio dat Wagtmans binnen was.
Bleek later dat hij in de bezemwagen was gestapt".
De Spaanse klimgeit Féderico
Bahamontes: liever een ijsje eten op
de top van een col dan alleen dalen.
Jan Cottaar op zijn zomerstekje in Langeraar: "Ik weet niet of er nou zo veel is veranderd'
(foto Roland de Bruin)