De berg der bergen lonkt weer Sassenheimer Edmond Öfner neemt deel aan nieuwe Everest-tocht [J1! D) IJ\ ZATERDAG 28 APRIL 1984 PAGINA JQ Golvende puinvelden zal hij er moeten doorkruisen, met ki lo's bagage op de rug. En woeste ijsvlakten zullen zich er aan hem opdringen, net als grillige ij spieken van twintig, dertig meter hoogte. En dat bij temperaturen van gauw twintig graden onder nul. Met een wind die je ziel dwars doormidden snijdt. Maar hoe krachtenslopend ook, Edmond Öfner géét dit najaar. Met zes andere Neder landse alpinisten gaat de 25- jarige Sassenheimer in sep tember proberen 's werelds hoogste berg te beklimmen: de Mount Everest, op de grens van Nepal en Tibet. Begin augustus vertrekt de Neder landse expeditie en zal ze in de voetsporen treden van de Nieuw- zeelander Edmund Hillary en de Nepalese sherpa Tenzing Nor- gay. Dit tweetal lukte het in 1953 de vermaarde bergtop als eersten te bedwingen. Dat gebeurde langs de Nepalese zijde van de 8848 meter hoge berg, die door de Tibetanen ook wel Goddelijke Moeder der Aar de wordt genoemd en die werkelijk van geen enkele kant gemakkelijk te benaderen is, al was het maar vanwege de na tuurlijke hindernissen. Berucht zijn er niet alleen de sneeuwlawi- nes die zich donderend in de diepte storten, maar ook de han gende gletsjers. Vooral bij de gi gantische Khumbu-ijsval zijn die voorzien van diepe spleten en metershoge ijstorens. En omdat die almaar in beweging zijn, dreigt er voortdurend gevaat Roulette mmmmmmmhi Edmond Öfner heeft er inmiddels veel over gelezen en nog meer over gehoord. En zeker, hij is er vanonder de indruk. Tijdens eer dere beklimmingen van deze Hi- malayatop verongelukten niet minder dan 64 klimmers en dra gers, dus een vergelijking met Russisch roulette durft Öfner hier best te maken. Maar toch, zegt hij, er staat zó veel tegen over. En hij noemt de natuur die zo on verbiddelijk en rijk is in de ber gen, de steenbok die je plots kunt zien wegspringen, de duis ternis die glinstert, de maan die 's nachts de berg streelt en de stilte, de stilte van je eigen oren. Dat is het toch wel volgens Öf ner. Voeg daarbij het element spanning en de uitdaging is com pleet. Voor twee andere expeditieleden, Bart Vos (32) uit Eemnes en Am sterdammer Han Timmers (35), is de uitdaging zo mogelijk nog groter. Zij hebben met de Eve rest immers nog een appeltje te schillen. Want twee jaar geleden gaf de berg niet toe, toen Bart en Han met twaalf andere Nederlan ders de top vanuit Tibet probeer den te bereiken. Op circa 7850 meter gooiden zij het houweeltje er bij neer. Dat betekende een roemloos einde voor de eerste Nederlandse Mount Everest-expeditie: een onderneming die een miljoen gulden opslokte en die derhalve als een kostbare mislukking de geschiedenis is ingegaan. Maar ook als een spraakmakende. Want niet alleen het slechte weer en een ernstig ongeval met klim mer Eelco Dijk lagen aan de mis lukking ten grondslag, ook tal van conflicten binnen de groep hadden hun invloed. Dat wordt door de toenmalige deelnemers Bart Vos en Herman van Amster dam althans wel aangenomen. Spanningen De expeditie wil de berg op de klassieke wijze vanuit het zuiden benaderen. Als verslaggever van het Algemeen Dagblad heeft Van Amsterdam de tocht van begin tot eind nauwlettend gevolgd. Daarbij viel het hem op hoe, naarmate de expeditie vorderde, de klimmers steeds minder vertrouwen in el kaar kregen. Dat uitte zich vol gens hem in het beloeren van el kaar. In zijn krant noteerde hij onder andere: „Er vormden zich groepjes die van hun hart geen moordkuil maakten. En dikwijls was expeditieleider Verrijn Stuart de gebeten hond." Deze Haarlemse hoogleraar, die in Leiden informatica doceert, ver doezelt zulks niet in het boek dat hij over de expeditie heeft ge schreven. Over de gespannen verhoudingen schrijft hij: „Op el ke expeditie zijn er spanningen tussen de deelnemers. Wrijvin gen, ruzies, ze zijn eerder regel dan uitzondering, maar je spreekt er liever niet over. Je leest er niet over in expeditieboe- ken. Ik denk dat mensen zich er voor schamen." Omstandigheden van extreme koude, ijzige wind, grote licha melijke inspanningen en vooral verveling maken een mens vol gens Verrijn Stuart veel eerder prikkelbaar. Vandaar dat hij aan de ruzies niet zo zwaar tilt. Toch liep het gebakkelei op een ge geven moment zo hoog op dat sommige deelnemers het vertrek van twee klimmers eisten. Dit tweetal had plannen gesmeed om 'stiekem' samen naar de top te klimmen. Maar in de ogen van Verrijn Stuart was hier slechts sprake van „een mislukte grap"; hij weigerde derhalve het duo naar huis te sturen. Duidelijk moge in elk geval zijn dat het de vorige Everest-expedi tie aan saamhorigheid en ver draagzaamheid grotendeels ont brak. Reden voor Öfner, Vos en Timmers om nu koste wat kost een hecht team te gaan vormen. Een team dat verder bestaat uit Amsterdammer Joost Ubbink (26), Nijmegenaar Peter Teeuwis- sen (28), Edward Bekker (23) uit Klimmen en Herman Plugge (45) uit Scheveningen. Alle zeven er varen en rappe klimmers. „Maar bij de selectie is vooral ook gelet op sociale vaardigheden", meent Edmond Öfner. Zuurstof Van de ruw geschat tweeduizend actieve bergbeklimmers in Ne derland zijn er volgens Bart Vos een kleine honderd die ook op bergtoppen als de Annapurna en de Mount Everest met het ijsbijl- tje kunnen hakken. Een beperkt gezelschap dus. Sommigen van hen leven van de bergsport. Han Timmers leidt bijvoorbeeld veel klimtochten in Alaska. En ook Ronald Naar zit voortdurend in de bergen. Hij maakt er veel fo to's, verkoopt die aan tijdschrif ten en van de opbrengst gaat hij op avontuur. Ook nu is Naar weer in het buiten land en probeert hij de Mount Kenia te bedwingen. Graag had hij daarna de Mount Everest be klommen. En dat vrijwel zonder gebruikmaking van zuurstoffles- sen. Maar daarvoor bleek de Ko ninklijke Nederlandse Alpenver eniging, die de benodigde klim- vergunning moet afgeven, niet zo te porren. Die dichtte meer kans van slagen toe aan het plan van Bart Vos en Han Timmers. Hun expeditie, waarvan de kosten 450.000 gulden bedragen en waarvan Herman Plugge de lei der is, zal wel gebruik maken van zuurstofflessen. Althans op het laatste eind, zegt Bart Vos. „Want op 8000 meter is de lucht al zo ijl geworden, dat je echt in ademnood komt. Zeker met die last op je rug." Afgezien van de gevaren op de berg en de klimtechnische moei lijkheden hebben klimmers op de Mount Everest dus een hoofd probleem: de grote hoogte. Op de top van de berg is de lucht druk slechts eenderde van die op zeeniveau. Er is daar dus minder zuurstof. En daarvan kan het li chaam dus ook minder opne- Dit nu kan allerlei nare gevolgen hebben. Misselijkheid, hoofdpijn maar ook hersen- of longoedeem. In het laatste geval is er vocht vanuit de bloedbaan in de her sencellen, respectievelijk longen terechtgekomen. „En dat komt", zegt expeditiearts Peter Teeu- wissen, „omdat men het hoogte verschil te snel heeft overbrugd. Zaak is het dan zo snel mogelijk te dalen, zodat het vocht weer uit de hersenen en longen kan ver dwijnen. Want blijft het daar, dan is dat uiteraard levensge vaarlijk." Gewenning aan de grote hoogte wordt als het ware stap voor stap opgebouwd. De gebruikelijke methode daarbij is om steeds een paar honderd meter hoger te klimmen en vervolgens weer naar het uitgangspunt terug te keren om al overnachtende weer bij te tanken. Zelfmoord Kopman van de groep is overigens Han Timmers. Als alles goed gaat mag hij zich dus straks de eerste Nederlander noemen die op het dak van de wereld heeft gestaan. Samen met de Nepalese drager Mingma Tenzing zal hij een eerste poging doen de top te bestijgen. De tocht vangt begin augustus aan met een veertiendaagse voet tocht van de Nepalese hoofdstad Katmandu naar het basiskamp aan de zuidflank van de Mount Everest. Niet minder dan twee honderd dragers moeten ervoor zorgen dat zesduizend kilo aan materiaal, eten en drinken in dit kamp terechtkomen. Na dit kamp (op 5500 meter) vol gen nog vier tussenkampen. „Zo proberen we de kans op lichame lijke en geestelijke storingen als gevolg van het hoogteverschil zoveel mogelijk te beperken", verklaart Peter Teeuwissen. „Want echt: wie in één keer van het basiskamp naar de top wil klimmen, kan beter meteen zelf moord plegen." De Nederlandse klimmers vrezen het meest voor de oversteek van de reusachtige Khumbu-ijsval. „Het lijkt daar wel of flatgebou wen omvallen, met zoveel kracht en lawaai stort het ijs zich er in de diepte", weet Bart Vos. Na wat gemakkelijker werk, zo ver wacht hij, zal ook de ongewoon steile Lhotse-ijswand voor de no dige problemen zorgen. Op 8000 meter gekomen zal dan met be hulp van vijftien sherpa's het vierde kamp worden opge bouwd. Vanuit dit kamp zal omstreeks me dio september de eerste gooi naar de top worden gedaan. Hoe dat precies zal gebeuren staat nog niet vast. Mogelijk zullen twee man alleen de zestien du rende tocht ondernemen, maar overwogen wordt ook ze tot op zekere hoogte te laten vergezel len door een ondersteunings team met zuurstofflessen. Afhan kelijk van het weer en de condi tie van de alpinisten volgt na en kele dagen nog een tweede po ging door andere klimmers. Training Om die conditie op peil te houden, klimt het zevental dagelijks op de fiets en houdt het duurlopen. Eens per twee weken komt het bijeen om de plannen door te praten. En eens per maand pei gert het zich gezamenlijk af, het zij in marathons, hetzij in wieler koersen. Voor de komende maand staat Luik-Bastenaken- Luik op het programma. Verder worden in de Ardennen klim- weekends gehouden. In de tus sentijd stropen de deelnemers (die zelf ieder 5000 gulden aan de tocht moeten bijdragen) stad en land af, op zoek naar sponsors. Er gaapt voorlopig nog een gat van 50.000 gulden. De klimmers hopen dat te dichten door de ver koop van stukjes touw en affi ches. Er is een kleine kans dat de Neder landse expeditie bovenop de berg de zoon van de legendari sche Sir Edmund Hillary tegen het lijf loopt. Peter, zo heet hij, maakt deel uit van een Nieuw- zeelandse groep die eveneens in september zal proberen de berg via de westelijke flank te be dwingen. Tegelijkertijd zal van uit het zuidwesten een Tsjechi sche expeditie de top proberen te bereiken. Elk jaar worden vier tot vijf pogin gen ondernomen de hoogste top van de Himalaya te bestijgen. Tot voor twee weken slaagden 31 expedities daarin en stonden 134 mensen aan de top. De 41-jarige Bulgaar Hristo Prodanov werd vorige week de 135ste. De be klimming via de westelijke flank voltooide hij in de recordtijd van Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad Na de kostbare mislukking van twee jaar geleden doet een handvol Nederlandse alpinisten - onder wie Sassenheimer Edmond Öfner - dit jaar andermaal een gooi naar wat voor bergbeklimmers als het absolute walhalla geldt: de Mount Everest, de berg der bergen, waarvan de top niet meer dan een platje van dertig vierkante meter heet te zijn. Welgeteld 134 alpinisten hebben daar hun voetstappen al gezet, maar evenzogoed zijn er 64 dragers en klimmers verongelukt. Desalniettemin staan de alpinisten aan de voet van de berg te dringen. Tot 1992 is de Goddelijke Moeder der Aarde al volgeboekt. door Sjak Jansen Maar volgens Eelco Dijk had hij dat beter niet kunnen doen en is het 's mans noodlot geworden: Prodanov is de 64ste Everestbe- klimmer die het er niet levend van af heeft gebracht. Dijk heeft dat wel gedaan, twee jaar gele den, vraag alleen niet hoe. Op 29 augustus 1982 maakte hij als deelnemer van de eerste Neder landse Everestexpeditie immers een lelijke smak in de levensge vaarlijke noordcol. Negen ribben kneusde hij daarbij en één rib veroorzaakte een longperforatie. Stoornissenai^HBMMi En dat terwijl Dijk toch bekend stond als een voorzichtig en erva ren klimmer. „Maar op die hoog te kan het gebeuren dat er in de hersenen coördinatiestoornissen optreden", weet expeditiearts Peter Teeuwissen. „Dan word je overmoedig, doe je dingen die je onder normale omstandigheden onverantwoord zou vinden. Je karakter verandert als het ware. Je kunt opeens ook veel agres siever worden. Heel verrader lijk." Dijk, weer helemaal hersteld en ad viseur van de nieuwe expeditie, weet toch zeker dat hij déér geen last van had toen hij viel. Mat- thieu van Rijswick tuimelde ove rigens eveneens naar beneden, maar hem was het lot heel wat beter gezind. „Ik ben iemand die altijd het zeke re voor het onzekere neemt, maar dat sluit het gevaar voor ongelukken niet uit", realiseert Joost Ubbink zich. „Je rekent er niet op, maar je denkt er wel En Edmond Öfner: „Het is een kansspel, maar ik blijf er niet voor thuis. Dit is een unieke kans; ik zou me doodongelukkig voelen als ik die voor de gevaren moest laten schieten." Dat ook de organiserende stichting Nederlandse Mount Everes texpeditie de gevaren van de on derneming onderkent, blijkt vol gens Bart Vos uit het feit dat hij en de zes andere deelnemers even hoog worden verzekerd als ruimtevaarders en diepzeedui kers. „Trouwens", zegt Vos, „de risico's die je in het Himalayage- bergte loopt zijn niet zo veel gro ter dan die in de Alpen." „Verder hebben we met die zuur stofflessen een zekere veiligheid ingebouwd. Er zijn namelijk ge noeg alpinisten die het per se zonder die hulpmiddelen willen doen, omdat anders de uitdaging niet groot genoeg voor ze is. Ik vind dat onbezonnen. Zuurstof gebrek op dergelijke grote hoog ten betekent namelijk datje con centratievermogen flink achter uit gaat. Daarom zie je ook dat de ongelukken vooral bij de top ge beuren, als men gaat afdalen." Kleding Edmond Öfner voegt eraan toe: „Onze kleding moet natuurlijk ook veel narigheid voorkomen. Niet voor niks dragen we in feite drie paar schoenen over elkaar heen. Heel dun uiteraard, maar wel zo warm dat je geen bevro ren voeten krijgt. We dragen ook chloorvezel ondergoed en jassen met drie wanden die de lucht vasthouden en die van binnen naar buiten ademen zodat het zweet eruit kan. Er zit ook veel tinsulate in. Die stof zorgt ervoor dat zo'n jas warmte blijft geven, ook als-ie nat wordt." De Sassenheimer weet dat omdat hij zo'n jas al vaker heeft gedra gen. Tijdens zijn vele tochten in de Alpen bijvoorbeeld. Daar vol bracht hij vorig jaar in zijn eentje de Sehtinelle Rouge-route naar de Mont Blanc, Europa's hoogste berg. Drie dagen duurde dat avontuur. Hij sliep in een bivakzak onder de blote hemel. En op de avond dat er hoog boven hem kortslui ting werd gemaakt, hakte hij een ijsholletje uit zodat de striemen de wind hem uiteindelijk koud liet. Figuurlijk dan, want 's nachts daalt het kwik aanzienlijk hoog in de bergen. Dan moet je volgens Edmond wel eens klap pertanden, of je wilt of niet. Omdat het slechte weer aanhield heeft de Sassenheimer aldus wel eens drie dagen in zo'n ijsholletje doorgebracht. Drie dagen waarin een nieuwsgierige sneeuwhaas het enige zichtbare teken van le ven was. Maar onoverkomelijk vond Öfner dat niet. „Je bent dan wel eenzaam, maar ook één met de natuur. En dat is wat telt." Last van onderkoeling is hem daar in elk geval bespaard gebleven. Dit ziekteverschijnsel kan elke alpinist overvallen. Het begint volgens expeditiearts Teeuwis sen met moeilijk praten en rillen en kan eindigen met een hartstil stand. Door warme handdoeken op rug en borst te leggen kan het lichaam weer op de juiste tempe ratuur worden gebracht. Belangrijk is ook veel warme dran ken te drinken (minimaal zes li ter per dag), al was het maar van wege de grote hoeveelheid voch die men hoog in de bergen ver liest. Volgeboekt Vijf van de zeven expeditieleden met het affiche dat ze ter verkoop aanbieden. Staand v.in.r. Sassenheimer Edmond Ofner en Herman Plugge. Zittend v.l.n.r. Joost Ubbink, Edward Bekker en Peter Teeuwissen. (foto ANP) aMMttm Talloze gevaren liggen er op de loer. Niettemin hoopt Edmond Öfner in november heelhuids in Sassenheim terug te keren. Met een foto van dat platje van nog dertig vierkante meter. Want zo klein heet de top te zijn van de berg der bergen, die trouwens tot 1992 al is volgeboekt. Alpinisten van overal ter wereld staan te dringen om de Mount Everest te bedwingen. Maar Ne pal laat ze maar mondjesmaat toe. Ze vormen voor dit konink rijk een probleem omdat er niet genoeg dragers zijn en omdat een klein aantal Ncpalczen zich zoveel meer kan verrijken dan de doorsnee inwoner.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 19