'Dit slagveld heeft iets droevigs' De onttakeling en ontmanteling van het legermuseum Gezondheidswetenschap nieuwe studierichting DE NATUUR ALS BUUR Protest tegen mogelijke uitwijzing twee kinderen LEIDEN - De faculteit geneeskun de begint het nieuwe studiejaar met de experimentele studie richting Gezondheidsweten schappen. Deze opleiding zal niet opleiden tot het arts-diplo ma, maar meer gericht zijn op het wetenschappelijk onderzoek in de medisch biologische vak ken. er jaar kunnen in Leiden tachtig studenten worden geplaatst. Ook aan de universiteiten van Utrecht en Nijmegen wordt een studierichting Gezondheidswe tenschappen gevestigd. Onder de term gezondheidsweten schappen wordt verstaan weten schappelijke onderzoekingen naar de achtergrond van storin gen in de gezondheid van de mens, met als doel deze storin gen te voorkomen of op te hef fen. Sinds jaren bestaat de overtuiging dat voor het basis-wetenschap pelijk onderzoek in de medisch- biologische vakken de artsoplei ding niet ideaal is, omdat in dié opleiding allerlei wetenschappe lijke grondslagen te weinig aan dacht krijgen. Door de aanko mende onderzoekers een gerich te veelzijdige opleiding te geven hoopt men het niveau van het onderzoek in de gezondheids zorg omhoog te brengen. Kijk, vroeger had je daar een mooi rustiek laantje, nu kijken we tegen de nieuwbouw van het AZL aan. Ach, het is nooit leuk om adieu te zeggen, maar ik ben er niet rouwig om dat we naar een ander gebouw gaan. Het is niet anders. Adieu Pesthuys". Grind Door de telefoon zei Von Der- schau: "Ik zou niet te lang wach ten met komen, want de onttake ling, de ontmanteling, is begon nen". Aan deze woorden den kend toen we het museum na derden meenden we inderdaad de ontmanteling te 'proeven'. Het bruggetje is vermolmd en de werknemer die we aanschieten maakt een verstrooide indruk. Of is dat schijn? In het gebouw zijn mensen druk in de weer. Zo staat iemand ver woed grind te scheppen dat in een vitrine heeft gelegen. Als we tijdens de rondgang stilstaan bij een slagveld in het klein, zegt Von Derschau, wijzend naar de' poppetjes: "Kijk, dat zyn nou piekeniers en musketiers...dit slagveld heeft iets droevigs als je beseft dat we de hele zaak moe ten oppakken". Nog eenmaal lopen we langs de handwapens, de kanonnen, de schilderijen, de poppen, de wa gens. Bij een soldatesk tafereel aangekorhen, zegt Smits: "Wat valt u nou op als u naar de kle ding van die soldaten kijkt?" Niet veel. "U moet goed kijken. Weet u wat het is: aan het begin van deze eeuw konden Nederlandse sol daten op zo'n 1450 manieren ge kleed gaan. Het oude blauw van 1900 werd nog gebruikt, evenals de uitrustingen van 1870. En dan had je ook nog de uniformen van 1912. Een en ander had tot ge volg dat soldaten ogenschijnlijk hetzelfde aanhadden, maar wie goed keek zag de verschillen. Kijk nu nog maar eens goed naar de leden van dit elfde regiment. Ze hebben verschillende kragen en verschillende hoofddeksels". Het was dus een rommeltje? Von Derschau: "Nee, nee, nee, u ziet het fout. Die verschillen vielen nauwelijks op. Men experimen teerde wat met de kleding, zo moet u dat zien. Nee, het leger liep er keurig bij". Onze wandeling eindigt op eeij, binnenplaats. Aan de muur een beeld. De tekst is optimistisch, alsof er helemaal geen sprake is van een verhuizing, alsof het le germuseum hier nog jaren zal blijven: je maintaindrai. Indië Op het terrein van het Pesthuys woont een aantal oudgedienden. Aldus Von Derschau. Die zijn militaire afkomst ook niet ver loochende toen hij het fotoko pieerapparaat aanduidde als: het konijn. Oudgedienden: daarmee bedoelt hij de mensen die bij het museum wonen en aan het mu- zijn verbonden. "Dat zijn die het vreselijk vin den dat we naar Delft vertrek ken". "Hij heeft gelijk", zegt kantine-juf frouw, L. van Beek. "Ik sta niet te springen dat we weggaan. Ik ga natuurlijk mee naar Delft, ik was ook meegegaan als het mu seum bijvoorbeeld naar Amers foort was verhuisd. Dat museum i is tenslotte een stuk van m'n le ven geworden, maar leuk, nee meneer. Ik heb die zondag wel duidelijk gemaakt hoe ik erover denk. Ik heb een zwarte trui aan getrokken, een zwarte rok en zwarte kousen. Me dunkt!" Al sinds 1935 woont ze in de nabij heid van het Pesthuys. "M'n ou ders woonden hier. Toen m'n man uit Indië terugkwam ben ik met 'm getrouwd en bij m'n ou ders gaar* inwonen. Ik zit hier dus al heel lang. En de verbinte nis met het Pesthuys werd nog hechter toen ik in '62 in de kanti ne kwam te werken". Ze heeft nooit het idee gehad dat ze naar haar werk toeging. "U kent dat wel, dat gevoel: O jee, ik moet naar m'n werk. Heb ik nooit gehad. U begrijpt ook wel waarom. Ik heb wat met dit ge bouw". Veel directeuren heeft ze gekend. "Van Houten ook, ja. Ik heb niet onder hem gewerkt, maar ik wist wel wie hij was. Van hem zeiden we altijd: hij is houthakker ge weest bij de Duitse keizer. Grap je. Hij liep altijd met z'n stok over het terrein, dat herinner ik me nog wel. Het was echt zo'n ouderwetse houwdegen, die Ambtenaren Over de toekomst van het gebouw maakt ze zich zorgen. "Wat gaat er gebeuren in de toekomst? Daar denk ik wel eens over na. Ik hoop dat hier weer een museum komt. Het lijkt me toch niet zo'n geschikt idee om in het Pesthuys ambtenaren onder te brengen. Hebben ze het wel eens over. En ik hoorde laatst van een Leidse gemeenteambtenaar dat ze hier ook wel vrachtwagens willen neerzetten. Een soort tijdelijke garage. Nou, daar moet ik hele maal niet aan denken zeg! Gaan ze zeker ook nog stukken uit de muur slaan. Dan is het net alsof ze stukken uit mij wegslaan". Ze zet wat lege koffiekopjes weg. Zegt: "De laatste tijd hangt hier een droevige sfeer. De directeur zei-nog tegen me: dat valt toch wel mee. Nee, is daarop het ant woord. Het is hier stil en somber. Alsof er iets aan het'afsterven is". Als we het terrein verlaten schie ten ons de woorden weer te bin nen die de werknemer sprak die we aan het begin van ons bezoek tegenkwamen: "Heeft u hier nog wat te zoeken i uit te roeien. Jaren geleden verza melden we regelmatig in een tuin achter de Burcht tientallen se grijnslakken voor een goede ken nis van ons. Deze werkte in het' Dierenpark Wassenaar als verzor ger bij de afdeling reptielen en am fibieën. Hij voerde de segrijnslak- ken aan de in de dierentuin verblij vende scheltopusiks, meer dan een meter lange pootloze hagedissen uit de Balkan. De soort is net als zijn inheemse verwant de hazel- worm, verzot op slakken. Het daar door uitgedunde slakkenbestand in de tuin bij de Burcht was binnen een jaar weer op het oude niveau. Vijanden hebben ze daar verder niet; in de winter worden er soms wel een paar uit hun huisje gehaald door naar voedsel zoekende lij sters. LEIDEN - Groepsgenoten en groepsleiders van het vormingscentrum Leiden Lammenschans maken zich bezorgd over de dreigende uitwij zing van Abdelkader Amia. In een petitie die zij vanochtend op het ministerie van justitie aanboden, vragen zij staatssecretaris Korte van Hemel Abdelkader niet het land uit te zetten. Morgen worden in de Kamer vragen gesteld over de uitwijzing van de Marokkaanse jongen en zijn zusje Fouzia. De vader van de kinderen is gescheiden en de moeder woont in Marokko. De vader is inmiddels in Nederland her trouwd. Het vormingscentrum, waar Abdelkader dagelijks te vinden is, is van mening dat buitenlandse kinderen niet het slachtoffer mogen zijn van de scheiding van hun ouders en de mazen in de wet die de vreemdelin genpolitie in deze kwestie heeft gevonden. In hun petitie stellen zij dat buitenlandse kinderen bij echtscheiding dezelfde rechten moeten heb ben als Nederlandse kinderen en moeten kunnen kiezen bij wie ze willen wonen. Ambtenaar mr. Van Klaveren (directie vreemdelingenzaken), die de peti tie namens de staatssecretaris in ontvangst nam, beloofde die nog van daag aan haar te zullen overhandigen, maar kon verder geen toezeggin gen doen. Op de foto: Hossein Kachtiane van het vormingscentrum biedt de petitie Het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum 'Generaal Hoefer' heeft Leiden verlaten. De kanonnen, uniforms, schilderijen en wat dies meer zij worden verplaatst naar het Armamentarium in Delft. Het Pesthuys aan de Plesmanlaan, waar het legermuseum sinds de jaren veertig was ondergebracht, leeg en vervallen achterlatend. Verslaggever Wim Brands wierp een laatste blik op het verzamelde krijgsmaterieel en proefde een droevige sfeer. Leiden is een beetje minder museumstad. door Wim Brands keizer Wilhelm, die asiel had ge kregen in Nederland. Een niet onbelangrijk feit. Het verklaart bijvoorbeeld waarom de Duit sers ermee akkoord gingen dat materiaal van het verslagen Ne derlandse leger naar het mu seum te Leiden ging. Von Derschau: "Die Van Houten had voor de oorlog veel Duitse oud-officiers ontmoet bij de kei zer. Officiers die weer werden opgeroepen toen de Tweede We reldoorlog begon..." Assistent-conservator F.A.Th. Smits: "Inderdaad, en Van Hou ten was niet bang voor die mili tairen, hij kende ze maar al te goed. Hij zei gewoon tegen ze: ik wil dat wapen hebben voor het museum, die uniforms...en ga zo maar door. Voorwerpen die an ders naar de schroothoop waren gegaan". Von Derschau: "Ik heb kolonel Van Houten nooit persoonlijk gekend, maar ik weet wel dat het een flinke vent was. Iemand die niet benauwd was om een grote bek op te zetten, om het zo maar eens te zeggen". Schilderijen De Leidse periode van het mu seum wordt vooral gekenmerkt door de aankoop van schilderij en. Doeken met militaire tafere len, geschilderd door kunste naars als Koekkoek, Pieneman en Hoynck van Papendrecht. Er is nog een niet te verwaarlozen aspect dat een stempel heeft ge drukt op de Pesthuys-periode: het feit dat het publiek naar het museum werd gelokt. Smits: "Elke directeur had z'n spe cialiteit. Na Van Houten kwam Hartmans, een generaal die ge steld was op antieke wapens. En A.C. Paardekooper, die veel later "Men had mijn cliënten slakken voorgezet", zei de verdediger van de eisende partij, "Slakken". Het werd met diepe walging uitgespro ken. "Escargots....", mompelde de kantonrechter, terwijl hij zijn lip pen aflikte. Het was zo mooi be gonnen. Een weekend naar de Ar dennen, per touringcar, 's Avonds een diner in een echt Ardenner res taurant. Het weekend was een feest, tot de eerste gang op tafel kwam...Slakken! Er was een ge mompel opgestegen onder de vakantiegangers, variërend van "jasses", "schande" tot "hier gaan we werk van maken". Zo geschied de. "Escargots...." dacht de kanton rechter. En in zijn gedachten vorm de zich een beeld van het door de toeristen geweigerde feestmaal. In Leiden komt de wijngaardslak, Helix pomatia, waarover boven staand fragment uit een oud toeris tisch radioprogramma gaat, voor zover bekend niet voor. In de na bije omgeving van de stad wordt hij wel aangetroffen. Op die plaat sen is hij echter naar alle waar schijnlijkheid opzettelijk inge voerd. In de stad kunt u een nauwe verwante van de wijngaardslak, de iets kleinere segrijnslak, Helix as- persa, algemeen aantreffen. Be kende vindplaatsen zijn de Hortus, de Clusiustuin en de Burcht. Het is een ongeveer 3,5 cm grote huisjess lak, met een opvallende onregel matige grijs-bruine marmerteke ning. Het patroon van het huisje doet denken aan een speciaal soort bewerkt leer, zg. chagrin- of se- grijnleer; vandaar de naam. De se grijnslak is een cultuurvolger, het- LEIDEN - Directeur F.B.E.E. von Derschau is niet melancholiek gestemd over het vertrek van het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum 'Generaal Hoe fer' naar het Armamentarium in Delft. De directeur: "Daartoe heb ik geen recht, want ik ben nog niet zo lang geleden aange steld. En ach, we krijgen een prachtig nieuw onderkomen". Kantine-juffrouw L. van Beek: "Zondag - op die dag, vorige week, was het museum voor het laatst open - ben ik in het zwart gekomen. We hadden een bijeen komst en ik zei: jullie kunnen wel gezellig drinken, maar ik ben in de rouw". In de naamvoering van het mu seum wordt melding gemaakt van generaal Hoefer. Dat behoeft toelichting. Generaal Hoefer was een beroepsmilitair. Hij viel van z'n paard of werd door het beest geschopt, in elk geval: het con tact met de viervoeter had tot ge volg dat deze militair werd afge keurd voor actieve dienst. Hij doodde de tijd met het aanleg gen van een militaire verzame ling. Spullen die hij bijeengaar- de, werden tentoongesteld in het kasteel Doorwerth in het Gelder se. Hoefer 'wist dat een legermu seum in een gemis zou voorzien. Later zou hij op een bijeenkomst zeggen: "Mij steeds een eer reke nende behoord te hebben tot het Nederlandsche Leger - of laat ik liever waar zijn "ik ben en blijf soldaat" - heb ik steeds betreurd, dat dit roemrijke leger een Mu seum miste. Ik bezocht vrijwel alle Europeesche Legermusea, en telkens voelde ik meer en meer de leemte er van in ons land". "In Weenen kreeg ik van den Di recteur van het prachtige Leger museum een formeel verwijt over dat gemis in krachtige ter men: "Schande denn, Sie haben einst das Kriegswesen Europa's beherscht". Dit verwijt trof mij zeer. De restauratie van het kas teel Doorwerth naderde haar vol tooiing. Aankoop van het kasteel en zijn restauratie waren mij ge lukt, het kasteel en omgeving leenden zich bij uitstek voor een legermuseum. Zou ik het wagen hier het Nederlandsch Legermu seum te stichten?" Colyn Tot '23 was Hoefer privé-eigenaar, aan het eind van de jaren twintig werd er een stichting opgericht en kreeg Hoefer subsidie. De col lectie groeide. Want niet alleen de toenmalige minister van oor log, Colijn, had toegezegd Hoefer zoveel mogelijk te helpen, ook veel particulieren gaven blijk van hun belangstelling. Eind jaren dertig werd derhalve het besluit genomen naar een an dere ruimte te verhuizen. Het Pesthuys in Leiden werd geko zen. In augustus '40 begon men met de verhuizing, die enige tijd in beslag nam omdat men niet al le stukken tegelijk kon verplaat sen. Hoefer was in die tijd al geen directeur meer, zijn opvolger heette kolonel Van Houten. Deze militair was namens de Ne derlandse regering verbindings officier geweest bij de Duitse hier naar toekwam, heeft er voor gezorgd dat de mensen naar het museum werden gelokt. Dat was begin zestig". 'En sinds die tijd", vervolgt Von Derschau, "hebben we over pu blieke belangstelling niet te kla gen gehad. Ja, wat voor mensen komen hier nou? Niet zoveel echte verzamelaars, echte freaks, tenminste, niet zoveel als u ver moedt. De meeste mensen die hier komen hebben een algeme ne belangstelling. Je ziet natuur lijk ook wel eens een hele familie binnenkomen. Opa met z'n ge volg, want opa heeft beloofd eens iets te vertellen over z'n diensttijd". Smits: "Veel bezoekers hebben één ding gemeen". Von Derschau: "Precies, ze komen nog een keertje terug". De onvermijdelijke vraag dringt zich op: had dit museum niet in Leiden kunnen blijven? Het ant woord van Von Derschau is kort: "In theorie wel, maar daarmee is meteen alles gezegd". Later tijdens het gesprek kijkt hij naar buiten en zegt: "Er is hier in de omgeving veel veranderd. Conservator Smits: "Van Houten was niet bang voor die militairen". door J.W.P.M. Adema en H.A.J. in den Bosch geen zeggen wil dat hij vooral in de omgeving van bebouwing wordt aangetroffen. Oorspronkelijk is hij waarschijnlijk niet inheems. In de vroege middeleeuwen zou de soort door monniken hier naar toe zijn gebracht. De slakken dienden de toch al sober levende monniken tot voedsel, vooral in de vastentijd. In derdaad is de segrijnslak, net als zijn grotere verwant, goed eetbaar. De meningen over de smaak ervan lopen echter sterk uiteen. Volgens sommigen is hij lekkerder dan de wijngaardslak, volgens anderen daarentegen is hij van inferieure kwaliteit. In de omgeving van Bor deaux wordt de segrijnslak veel ge raapt en in winkels verkocht. Een Franse amateur-bioloog ter plekke wist te vertellen dat de bevolking in zuidwest-Frankrijk de voorkeur gaf aan deze "Petit-Gris" boven de de grotere "Escargot". Voor slak- kenliefhebbers in Nederland zou de segrijnslak een goed alternatief zijn voor de door de wet bescherm de wijngaardslak. Als u ze verza melt om te eten moet u ze een dag of wat laten vasten alvorens ze te bereiden. Ze legen in die tijd hun darmen; op die manier verliezen ze de bittere smaak van de planten die ze gegeten hebben. Vergeet u by de bereiding de knoflookboter Een kruipende segrijnslak van de Burcht niet, anders smaken ze misschien nergens naar. Het verzamelen van de slakken in uw tuin om ze te eten kan een milieuvriendelijk manier zijn om deze dieren te bestrijden. Segrijnslakken zijn planteneters, die weinig voorkeur voor bepaalde gewassen aan de dag leggen. Met name in deze tijd van het jaar doen ze zich gaarne te goed aan de kiem- plantjes uit uw kostbare zakjes zaad. Van de meer dan duizend zonne bloempitten die een van ons jaar lijks in zijn achtertuin zaait, groeit maar één procent uit tot mooie zonnebloemen. Alle zaden ontkie men wel, maar zodra de twee sap pige zaadlobben zich ontvouwen komt het leger van slakken zijn slag slaan. Segrijnslakken behoren tot een groep van huisjesslakken met een merkwaardige paringsceremonie. Ze zijn zowel mannnetje als vrouw tje. Als twee slakken in parings stemming elkaar ontmoeten, krui pen ze met de onderkant van hun lichaam, de zogenaamde voet, te gen elkaar en schieten vervolgens een pijl in eikaars lichaam, de pijl is van kalk en vlijmscherp. Deze ietwat vreemde ontmoeting vormt de inleiding tot de eigenlijke pa ring, waarbij de dieren elkaar be vruchten. De slakken hebben geen seizoensgebonden paartijd; van sommige in gevangenschap gehou den exemplaren heeft men vier tot vijf keer per jaar waargenomen dat de dieren paarden en eieren leg den. Ze zijn, als u niet naar gewelddadi ge middelen grijpt, in uw tuin niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 4