'Toen de tv kwam, was de gezelligheid voorbij' ZATERDAG 7 APRIL 1984 Extra PAGINA 19 AFLEVERING 2: LEIDEN Een paar neuten blijken als wonderolie te werken. De aanvankelijke schroom om een boom op te zetten over het Leiden van toen, veran dert gaandeweg in een niet meer te ontcijferen spraak waterval die maar liefst twee zittingen noodzakelijk maakt. Wat wil je ook. Er was een sfeer van ons kent ons; voornamelijk omdat het vooroorlogse stadsgebeuren nagenoeg ophield bij de poorten aan de singels. En wie binnen die begrenzing ook maar enigszins opviel, ging hartstochtelijk over de tong in de talloze drankloka len waar de zorgen van alle dag werden weggespoeld. Vyf rasechte Leienaars. Laten we ze even voorstellen. Allereerst is daar Joop van der Reijden (62), jarenlang de man achter de in middels ter ziele gegane dran kenhandel Van Dort aan het Utrechtse Veer en thans beheer der van café Plantage aan de Ho- gewoerd, alwaar we dit gesprek gemakshalve arrangeerden. Naast hem Henk Brakhoven (70), beter bekend als de toenmalige portier van de meelfabriek 'De Sleutels' aan de Oosterkerk straat. Ook niet onbekend is Cor Labrujère (69), schoenmaker in ruste en een leven lang woonach tig in de Vrouwenkerkkoorstraat in de Camp. Oude binnenstads bewoners herinneren zich stellig nog de vernielzuchtige aap Pan da, ooit door een varensgezel uit verre oorden meegenomen en via via in het gezin Labrujère liefdevol opgenomen. Eenmaal los van zijn ketting stal hij niet alleen portemonnees uit jaszak ken, maar klom bok in lantaarn palen teneinde de gloeilampen er uit te draaien en ze vervolgens op de straat te keilen. Ooit zag hij zelfs kans een hele fles jenever leeg te drinken om daarna een et maal lang te snurken. Maar we dwalen af. Want ten min ste zo markant is Harrie van Hoo- ven, wiens leeftijd een mysterie dient te blijven ("ik ben zo oud als mijn handen"). Hij was onder meer werkzaam op de kalkzand steenfabriek aan de Rijnkade en op de Hollandse Constructie Werkplaatsen, waar hij als to neelspeler de show stal in de be drijfsvereniging 'De Stalen Band'. Ook dreef hij met zijn echtgenote een snoep- annex pe- troleumwinkeltje in de Magdale- na Moonsstraat, maar de grootste naamsbekendheid verwierf hij in zijn vrije tijd als humorist op honderden bruiloften en partij en. En ten slotte is daar Bram Steenbergen (69), tijdens zijn werkzame leven boekbinder van professie en jarenlang woonach tig aan de Waardgracht, de hart slag van de binnenstad van toen en alleen daarom al het eerste on derwerp van gesprek. Afhalen Het gebied rond de Waardgracht werd tot halverwege de dertiger jaren gedomineerd door de ka- toenfabriek van Driessen waar menige omwonende zijn of haar schaarse centjes verdiende. Brakhoven herinnert zich nog dat zijn moeder 's winters alleen op zondag wat daglicht kon aan schouwen, want doordeweeks begonnen de werknemers er 's morgens om zes uur, om pas 's avonds om zeven uur het ge bouw te verlaten. En wie niet zo gelukkig was er emplooi te vin den, haalde steevast bonen af ten behoeve van de conservenfabrie- ken in de buurt. De alom heer sende armoe noopte menige huisvrouw een stevig maaltje groente te pikken en een deel er van door te verkopen om zo doende nog enigszins het hoofd boven water te houden. Het af- haalsel werd vervolgens met zand gemengd om bij het nawe gen niet tegen de lamp te lopen. In de naburige café's - alleen in de Groenesteeg waren er al acht - werd menige huishoudcent in drank omgezet, wat vervolgens weer leidde tot stevige buurt- of familieruzies die vanwege ruim tegebrek thuis bij voorkeur op straat werden uitgevochten. Brakhoven ziet de bakken met geraniums nog uit de ramen vliegen, maar wee als de politie arriveerde: dan stelde de meute zich plotseling als één man op. "Wat wil je ook", mijmert hij, "er waren gezinnen met soms wel tweeëntwintig kinderen. Die werden overal in de buurt onder gebracht en sliepen vaak op stro zakken. Want dat was wel even anders dan tegenwoordig: ieder een had alles voor elkaar over". Joop van der Reijden herinnert zich nog de befaamde wasdagen op de Waardgracht, als de spier witte lakens op straat te drogen werden gelegd. "Je had toen nog geen Omo, maar de mensen was ten schoner dan tegenwoordig". Toch maakte ook hij er als jonge man veel gevallen van Engelse ziekte mee: "Die kinderen liepen aldoor maar op blote voeten. Maar ze leven nóg, het lijkt wel een natuurwet". Kleine Ko Over opmerkelijke figuren had het vooroorlogse Leiden niet te kla gen. Het vijftal schudt ze zomaar uit de mouw. Nóg klinkt er diep respect uit de woorden van Bram Steenbergen, als hij spreekt over de toenmalige schrik van de jeugd: Kleine Ko, agent der poli tie en herkenbaar aan een snor die bijkans groter was dan de man zelf. "Als ze er nu nog vijf zo hadden, kon de rest naar huis. Die man imponeerde. Ik heb hem nog eens te paard vijf zw gebouwde vechtersbazen te lijf zien gaan en ze namen allemaal de benen. En je moest het niet wagen 'klapbak' naar hem te roe pen, want dan ging hij je net zo lang achterna tot hij je te pakken had". Een andere illustere Hermandad was Vierkante Stuiver, zo ge noemd vanwege zijn omvangrij ke borstwijdte. Ook geen man om hardhandig kennis mee te maken. Steenbergen ziet het nog voor zich: op een zondagmiddag werd na een relletje een aantal Rijnsburgers door Vierkante Stuiver persoonlijk op de tram gezet. Eén weigerde in te stap pen, werd vervolgens aan zijn haren opgepakt en kon daarna met behulp van een flinke trap tegen zijn achterste meteen achterin plaats nemen. Een dergelijk optreden was soms wel nodig, meent het vijftal, want-er waren destijds beruchte Leidse vechtersbazen voor wie menige 'loopagent' een straatje om ging. Van Hooven weet nog hoe één van die stevige jongens op de Herenstraat een kolkdek- sel uit de grond trok met de ken nelijke bedoeling het projectiel in de richting van een groepje politiemannen te smijten. Die vluchtten vervolgens in paniek de winkel van Jamin binnen. Toch gold niet altijd het recht van de sterksten. Althans niet toen een groepje bewoners van de Waardgracht met behulp van peurschuiten 's nachts een gi gantische partij jenever had buit gemaakt bij de distilleerderij Harteveld. In hun overmoed hadden zij de flessen van hun strohulzen ontdaan en deze in het water gekieperd. Een grote politiemacht zette de volgende morgen de gehele gracht af en nde de wevershuisjes één voor één uit. Met succes: de hele partij kwam boven water. Blind komen nu pas echt los. Zo was er in die dagen Chris van As, die - immer in gezelschap van zijn fluit - dagelijks zijn toe vlucht zocht in een fles spiritus zes cent. 's Nachts kon je hem slapend in een handkar in het Van der Werffpark aantreffen. Toen de witte spiritus blauw werd, is hij blind geworden, merkt Steenbergen fijntjes op. En dan was er Schone Rebecca, de vrouw van een schoenmaker in de Veerstraat. Niet zelden werd ze door kinderen op straat getrei terd met het versje 'Schone Re becca, blauwe hoed, heb je van nacht in je broek gepoept'. Hoe dan ook: Rebecca was weer zij delings een kennis van Flip de Slaper, die ooit bij het slopen van een woning in de Bouwelouwen- steeg onder een vallende muur was terechtgekomen en sinds dien psychisch niet meer volle dig functioneerde. Hij had in elk geval de merkwaardige gewoon te om in slaap te vallen zodra hij stilstond. Wie ook in dit rijtje thuishoort is Keetje de Visvrouw, wier vis win keltje in de Kraaierstraat zo voortvarend liep dat zij bij mach te was haar arme buurtgenoten geld te lenen tegen tien procent rente. Inventief waren ook de jongens van het toenmalige weeshuis aan de Hooglandse- kerkgracht, die een leuke boter ham verdienden als vrijwillige brandweerlieden. Dat zat zo. Wie bij een brand als eerste de wa terslang er op zette, kreeg een premie. De geïmproviseerde brandweerwagen van de wees jongens was dan ook voorzien van enkele scherpe hakbijlen waarmee de waterslangen van eventuele concurrenten subiet werden stukgeslagen. Maar wat je ook van ze mocht zeggen: ze waren dag en nacht paraat. En als ze uitrukten ging de binnen- stadsjeugd er massaal zingend achteraan. Als die tenminste niet werd weggelokt door bekakte studenten, die destijds voor de gewone man een leuke grap in petto hadden: het op straat gooi en van gloeiende centen die op een bakfiets waren voorver warmd in een pot met houtskool. Eensgezind Iets dergelijks was tekenend voor de armoe in de die dagen, die de mensen anderzijds weer zo eens gezind maakte. Steenbergen: "Als je twee vissen had, gaf je er één weg. Mijn vader was koper en blikslager bij de conservenfa- briek Wouterlood aan het Leven daal. Als er dan wel eens van die drieliterbussen met vlees spron gen, dan nam hij ze mee naar huis en at de hele Waardgracht ervan. Mijn zuster werkte in de slagerij-afdeling van conserven- fabriek Tieleman Dros en nam vaak van die stukken spek mee met het zwoerd er nog aan, daar kon je zo lekker lang op kauwen. Ik weet nog goed: als ik voor mijn vriendjes op school een paar plakken meenam, kreeg ik op m'n donder als het zwoerdje er af was". Het water loopt de heren nu echt uit de mond. Brakhoven herin nert zich nog met smaak de be faamde 'hoogjes' (smalle hoge broodjes) met Leidse kaas ertus- door Willem Schrama sen. En Van der Reijden doet menige vuist van herkenning op tafel slaan als hij spreekt van een dubbeltje 'rot-rot', ook wel 'fraai- fraai' genoemd, zijnde een zakje gekookte en schoongemaakte in gewanden, verkrijgbaar bij sla ger Kikkert in de Groenesteeg, dan wel slager Slierings aan de Volmolengracht, dan wel slager Slager in de Jan Vossensteeg. En was deze lekkernij uitverkocht, dan restte er altijd nog wel een onsje gekookte hartjes of een plak uurboord (gekookte koeie- uier). Van Hooven verzucht: "Het was vroeger veel lekkerder eten dan nu". Labrujère geeft het gesprek een andere wending door te wijzen op het bestaan van de toenmali ge 'Likkepot', een rijtje huizen in de Camp waar publieke vrouwen hur. werk deden. En Cor kan er over meepraten, want hij woon de aan de overkant en het kwam nogal eens voor dat er 's avonds abusievelijk op de ruiten van zijn woning werd getikt. Maar gezel lig was het er allemaal wel, zegt hij, ook al werden er dagelijks mensen in de Boerhaavezalen ondergebracht omdat ze de huur van hun huizen niet meer kon den betalen. Op een bovenzaal De Waardgracht op een wasdag, met in het water de fameuze peurdersbootjes. ook wel de 'krententuin' ge noemd moesten ze erwten en bonen sorteren, wilden ze voor een uitkering in aanmerking ko- Kerkbezoek Zo was er ook het Brokkenhuis aan de Middelweg, waar de ar men tweedehans kleren konden afhalen. Een andere weldoener was de Nederlands Hervormde Diakonie aan de Oude Rijn, waar je in ruil voor verplicht kerkbe zoek een broodje kon afhalen. De rooms-katholieke equivalent be vond zich in de Hoefstraat. Doch ook daar gold: geen kerkbezoek, geen etensbon. Wat inschikkelij ker was dominee Van der Horst aan de Middelstegracht, waar je altijd terecht kon voor twee bo terhammen. Was de maag dan nog niet gevuld, dan voerde de rit naar het Soephuis in de Haar lemmerstraat. De meeste binnenstadsgrachten waren in die jaren nog onge dempt, wat wel eens tot onge wenste tewaterlatingen leidde. Zo werd een zekere Mina de Bo chel van tijd tot tijd met genoe gen in de Waardgracht gekie perd, en herinnert ook Joop van der Reijden zich dat hij zeven maal in het Levendaal heeft gele gen na een duwtje te hebben ge kregen. Éénmaal bijna fataal, zo als in het geval van die dronken groenteman die in het water dook en met zijn hoofd klem in een emmer kwam te zitten. Van der Reijden: "Ze gooiden er van alles in: matrassen, flessen, stof fers en blikken, het ging allemaal zo de majem in". Brakhoven vindt dat wel meevallen. Volgens hem werd er in de grachten ge woon gezwommen, want naar de Overdekte ging je niet. "Dan kon je na afloop naar de oogarts, want het water stond daar strak van de chloor". "En wat nou het beroerdste was", vervolgt hij,"dan had je 's zomers de Leidse kermis en kreeg je ein delijk drie dagen vrij. En wat dacht je? Altijd regen' Dan ging je maar naar Scala in de Haagse Wagenstraat, waar beroemde hu moristen als Bijou en Siem Nieu- wenhuijs optraden. Dat was nog eens echt uitgaan. Als die men sen opkwamen zat de hele zaal al te lachen". Lekbier Na de zitting te hebben verdaagd, vliegen de bijnamen weer over de stamtafel. Bordje Vet. een schapendrijver op de wekelijkse beestenmarkt die 's morgens ontbijtte met een bord gesmol ten rundvet, treft ditmaal de eer het spits af te byten. Gevolgd door Koperen Kop. een gemeen- teschipper die zo sterk als twee paarden moet zijn geweest en die zijn bijnaam te danken had aan een overmaat aan zonneschyn vanwege zijn werk op het water. En dan was er natuurlijk de Krent, voor de burgerlijke stand Willem Ravensbergen, die tij dens de oorlogsjaren schatrijk was vanwege de zwarte handel. Hij bestond het om in de Laken hal te trouwen, een voorrecht dat slechts voor de meest welvaren den was weggelegd. Hij zou niet temin straatarm sterven. Brak- hoven: "In de oorlog stak hij een sigaret aan met een briefje duizend, maar hij is door sociale zaken begraven". Van der Reijden kent er ook nog een paar. Poepie Lekbier bij voorbeeld, een pakjesrondbren- ger van Van Duuren die alle fé's afliep om daar het lekbier op te slurpen. Zijn voornaam dank te hij aan een ferme flatus tijd tot tijd. En niet te vergeten de Kinderkous, beheerder een cafeetje in de Looierstraat, die gehuwd was met een zeer klein vrouwtje voor wie een dermaatje kousen al ruim vol doende was. Vandaar. En dan was er ook nog Appie met Saus, werkzaam als pianist een bioscoopje aan de Oranje- gracht waar uitsluitend nog stomme films werden vertoond. Dat zaaltje zat doorgaans tjokvol, en voor de grap spoog menigeen zijn pruimtabak richting Appie Over pruimen gesproken. Als r gelmatige bezoeker van café Plantage legde ene Ko Kersen boom altijd zijn pruim in ei hoekje als hij een biertje kwa drinken. Totdat een grappen- maakster het propje verruilde voor een stukje paardevijg- Overigens was dat niet de Ker senboom die als scharesliep 'i terdags op de Hoogstraat stond, zo wil Van Hooven nog e kwijt. Televisie De mensen ondernamen nog veel in vroeger jaren, vinden de he ren. Maar met de komst var radio werd dat al minder. Brak hoven: "Dat noemden ze d vooruitgang, maar ik moest avonds om half zeven naar m' bed als mijn vader naar een hoor spel ging luisteren". Van der Reijden: "Ik weet nog goed toen die eerste distributieradiootjes kwamen. Ik dacht echt dat er mannetje in zat". En dan zwijgen we nog over komst van de tv, waarmee vol gens het vijftal de echte gezellig heid van toen voorgoed voorbij was. Brakhoven. "Toen was gedaan met de pret. Wie de tv heeft uitgevonden, hadden moeten vermoorden. Alle huiselyke gezelligheid, al die kla- verjasavonden waren in één klap verleden tyd". Van Hooven ten slotte, droogjes: "Toen de bandrecorder kwam ging het met de bruiloften ook al bergafwaarts. Toen hadden geen humorist meer nodig". Volgende week aflevering 3: Hazcrv woude

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 19