Een lesje dieren-EHBO Ook een goudvis is onder narcose te brengen ZATERDAG 7 APRIL 1984 PAGINA 15 Volgens grove schattingen herbergt ons land naast zijn reguliere bevolking nog eens vijf miljoen gezelschapsdieren, die net als hun bazen en bazinnen zo nu en dan het een en ander mankeren. Met het oog op een deugdelijke eerstelijns gezondheidszorg zijn dierenpensionhouders, fokkers, dierenartsassistenten en dergelijken sinds kort wettelijk verplicht een cursus dieren-EHBO te volgen. Vast onderdeel daarvan is een praktijkdag in het Dierenhotel Lelystad, waar de cursisten terloops ook het nodige over het gedrag van dieren wordt geleerd. „Wie het dierengedrag wil verbeteren, moet beginnen bij hun bazen en bazinnen." Bijlage van het Leidsch/AIphens Dagblad Volgens Gaus is het van groot belang het dier de eerste acht weken veel aandacht te geven. „Dat is de inprentingsperiode. In die weken stelt het dier vast wie zijn soortgenoten zijn en leert het de sociale spelregels." „In de natuur zie je dat dieren in die periode elkaar uitproberen en testen wat wel in de groep kan en wat niet. Wie over de schreef gaat, wordt subiet terecht gewezen. Weliswaar met een speelse hap in de vacht, maar hij weet terstond wat zijn plaats is. Wie een huisdier opvoedt moet van dat dierengedrag uitgaan en zelfde rol van die soortgenoot overnemen. Bestraffen en belonen dus op een manier die een hond of kat begrijpt." Krijgt een hond in de eerste acht weken die aandacht niet, dan zal het dier volgens Gaus vrijwe) zeker angstig worden voor mensen. „En die angst compenseert het met agressie. Dat zijn de zogenaamde angstbijters. Als je die aankijkt, voelen ze zich bedreigd en zullen ze van zich afbijten. Ook als je onverwachte bewegingen maakt. Dat is het zogenaamde nood weer gedrag.' Leiding,^^___. Volwassenen kunnen deze gedragsleer nog wel begrijpen, zo vertelt Gaus zijn cursisten. „Maar kinderen niet. Daarom moetje die nooit met een hond alleen laten. Zo'n hond bijt als hij aan zijn staart wordt getrokken. Maar het is onzin dat een hond jaloers zou zijn op een kind. Een hond kent dat gevoel niet. Hij wil graag nummer een zijn, maar rancune is hem volstrekt vreemd." Gaus noemt zich dierentherapeut. Buiten zijn onderwijs- en radio- en tv-beslommeringen om besteedt hij veel tijd aan het heropvoeden van gedragsgestoorde honden. Resocialiseren noemt hij het; de dieren weer geschikt maken voor de samenleving. En dit vanuit de stellige overtuiging dat het leeuwedeel van de hondenproblemen dus bij de mens en niet bij de hond zelf ligt. Het gedrag van de mens ten opzichte van de hond noemt Gaus dikwijls zeer inconsequent en verwarrend. „Veelal is het een gebrek aan leiding geven Ze denken dat een hond een mens is en geven hem een vorm van inspraak. Dat moetje met dieren nooit doen, want dan gaan ze jou de baas spelen. Maar ik neem het die mensen niet eens kwalijk. Als ze hun honden verpesten gebeurt dat vaak met de beste bedoelingen; men weet gewoon niet beter." Het is ook een moeilijke materie, meent Gaus. Zelfs menige dierenbeschermer weet er volgens hem het f\jne niet van. De lessen over dierengedrag heeft Gaus zelf geschreven. Professor Bouw van de diergeneeskundige faculteit in Utrecht heeft de manuscripten daarna op hun kwaliteit getoetst en in orde bevonden. Wolven In zijn dierenhotel biedt Gaus thans onderdak aan drie wolven. Twee ervan zijn door de politie in beslag genomen bij iemand die ze illegaal hield. De derde heeft Gaus gekregen via een Utrechtse dierenarts. Deze wolf was abusievelijk verkocht als hond. Gaus hoopt (uit dierenparken) nog zeven andere wolven naar Lelystad te halen. Te zamen met tien dingo's wil hij ze uitzetten op het bosrijke terrein dat achter het dierenhotel ligt. Daar moet ook een biologisch instituut verrijzen. Zo wil Gaus het publiek een betere kijk op het gedrag van de hond geven. „Immers, de wolf en de dingo zijn nauw aan de hond verwant." „Eigenlijk moetje het beschouwen als een landelijk gedragscentrum voor honden", stelt Gaus. „Liefhebbers kunnen de hond leren kennen". Problemen met de wolven verwacht hij niet. Het zijn volgens hem hele lieve dieren. De bedoeling van het project is achter het dierenhotel een permanente tentoonstelling te scheppen. Het publiek zal in speciaal daarvoor gegraven sleuven de wolven kunnen observeren. Dat is volgens Gaus zonder gevaar. „Maar", maakt hij een voorbehoud, „het moet allemaal wel financieel haalbaar blijken." Parasieten Veel ziekten bij papegaaien en parkieten komen volgens hem voort uit verkeerde voeding. „Een veel voorkomende kwaal is: schimmels in de ademhalingswegen. Die ontstaan door een gebrek aan weerstand, aan eiwit. Ze krijgen dan alleen maar zaad te eten en geen eivoer. Juist daarin zit veel eiwit." Heeft men een konijn, dan adviseert Stafleu op de voortanden te letten. „Dikwijls groeien die gekromd het verhemelte in, wat natuurlijk heel pijnlijk is. De dierenarts kan die tanden bijknippen. Het is een afwijking en die is erfelijk. Met dat soort konijnen moetje dus nooit fokken." En dan de vissen. In de diergeneeskunde betekenen die niet zo heel veel, verklaart Stafleu. „Maar als je hele zeldzame hebt, en die mankeren iets, wil je natuurlijk dat ze genezen. Vaak zijn parasieten er de ziekteverwekkers en met behulp van een microscoop spoor je die zo op. Daarvoor moet je de vis wel onder narcose brengen. Maar daar is poeder voor, dat strooi je in het water." Juist dat water is volgens Stafleu dikwijls een probleem. „Daarin zwemmen vaak veel te veel vissen. Dat wordt niet op tijd ververst. Zo krijg je ziekten natuurlijk. Dat zie je ook bij de waterschildpadjes. Die poepen enorm veel, verontreinigen hun water dus erg gauw. Als je die aquaria niet regelmatig schoonmaakt, begint de ellende." Ongelukken zitten ook voor huisdieren in kleine hoekjes. Steeds vaker worden ze /aangereden, want hun aantal en het gemotoriseerde verkeer nemen almaar toe. Maar ook daarbuiten liggen er voor huisdieren talrijke gevaren op de loer. Men denke slechts aan vuur, bedorven voedsel, vergiften en elektriciteit. En dan zijn er nog de ziekten en aandoeningen die soms zo snel en hevig optreden dat de komst van de dierenarts niet kan worden afgewacht. Acute hulp is dan geboden. EHBO voor dieren dus. Wie zich daarin wil bekwamen en ook het nodige over dierengedrag wil weten, kan sinds kort bij de Leidse Onderwijsinstellingen terecht. Daar is thans een tien maanden durende cursus opgezet: getuige het herziene Honden- en Kattenbesluit een must voor bemanningen van dierenambulances, voor dierenpensionhouders, dierenartsassistenten en fokkers. Docent is onder anderen Martin Gaus van het Dierenhotel Lelystad, waar ook het praktijkonderricht wordt gegeven. Vrijwel alle denkbare faciliteiten zijn daar aanwezig. Van leslokalen, videoapparatuur en de begeleiding van een dierenarts en een bioloog tot behandelkamers, een operatieruimte, een huisdierencrematorium en een groot aantal dierenverblijven. Bijten Die dinsdagochtend is vanuit het hele land een twintigtal cursisten naar Lelystad gekomen. Slechts enkelen van hen zeggen de cursus om professionele redenen te volgen. De meesten doen het uit persoonlijke interesse; om zo optimaal hun huisdier te kunnen verzorgen. „Veel van de dieren-EHBO komt overeen met die van mensen", steekt dierenarts Frans Stafleu (31) van wal. Om wat hij vertelt te demonstreren heeft hij een tam konijn bij zich, een poes, een papegaai en ook een Gordon setter. De hond is van de receptioniste en zal zich deze dag onder het belangstellend oog van de cursisten gewillig noodverbandjes om de kerngezonde poot laten aanleggen. Wie eerste hulp aan een gewond dier verleent, zo neemt Stafleu op ons verzoek in vogelvlucht alle Lepel Dan de vergiftigingen. „Stel:je hond is buiten geweest en komt kermend van de pijn terug met de gehaktresten nog om zijn mond. Enfin, de bekende verhalen over vergiftiging door strychnine. Zorg dan dat het dier onmiddellijk braakt. Dat lukt meestal door het een lepel zout achterop z'n tong te leggen. Ook als het benzine of iets dergelijks heeft gedronken. Pas alleen op dat het zich bij het braken niet verslikt, anders krijgt het een longsteking die nooit meer over gaat." Wanneer vergiftiging via de huid optreedt, dient het dier grondig te worden afgespoeld. „Maar gelukkig", weet Stafleu, „komt dat nauwelijks meer voor. Vroeger wel. Toen was er een middel tegen vlooien: een paarse vloeistof. Daarvan moest je twee druppels op de huid doen. Maar soms schrok de hond en schrok ook de baas en schoot hij met het flesje uit. Heel wat honden en katten zijn daardoor gestikt, want dat gif gaat door de huid heen en tast de longen aan." Diarree is een van de meest voorkomende ziekteverschijnselen bij kleine huisdieren. Is het een jong of oud dier, dan zou Stafleu er meteen mee naar de dierenarts gaan. „Diarree kan heel snel tot uitdroging en daarmee tot sterfte leiden. Maar is het dier sterk, dan zou ik hem een dag laten vasten en verder een aangepast dieet met gekookte vis en beschuit geven." Plaskaters.B___^_ Indien een dier buikpijn heeft, bijt het vaak jankend naar zijn buik of staat het voortdurend met de kop opzij, alsof het zijn buik wil likken. „Meteen ermee naar de dierenarts", stelt Stafleu om vervolgens speciale aandacht te vragen voor de zogenaamde piaskaters. „Dat zijn katers die niet kunnen plassen en dat komt door een ontsteking waarbij blaasgruis zich in de penis ophoopt. Daardoor kan de urine de blaas niet meer uit. Die katers gaan voortdurend op de bak zitten." „Als je dat ziet, schakel dan meteen de dierenarts in, want binnen 24 uur kan het dodelijk zijn. Hetzij doordat de blaas springt, hetzij doordat de afvalstoffen zich in het lichaam ophopen. Je hoort het ook vaak aan het typische miauwen van die katers. En ze kruipen onder de kast." Soms komt het volgens Stafleu voor dat jonge verzwakte dieren die diarree hebben door het heftige persen op de ontlasting een uitzakking van de endeldarm krijgen. Deze is dan te zien als een dikke donkerrode worst die uit de anus hangt. Om zwelling en beschadiging van dit naar buiten hangende stuk darm te voorkomen, moet hier spoedig worden ingegrepen. De dierenarts zal het stukje darm weer naar binnen duwen en met een verdovende injectie verder persen proberen te verhinderen, aldus Stafleu. Gedrag Martin Gaus kan dat laatste alleen maar beamen. „Als iedereen een huisdier zou kiezen dat qua huisvesting, benodigde voeding, verzorging en karakter bij hem paste, waren er lang niet zoveel dieren ziek", meent hij. Alweer negen jaar houdt hij zich bezig met het gedrag van dieren. Vanuit die ervaring stelt hij dat bijna zeven op de tien honden in Nederland gedragsgestoord zijn. „Wie dierengedrag wil verbeteren", zo legt hij de cursisten uit, „moet beginnen bij hun bazen en bazinnen. Dieren kunnen immers niet denken als mensen. Dus moetje mensen leren denken als dieren." Een konijn moet altijd van onderen worden beetgepakt zodat de rug niet kan breken. door Sjak Jansen Martin Gaus legt een noodverband om de poot van een setter. Bij eerste hulp altijd een bekbandje omdoen. Onder toeziend oog van Frans Stafleu leggen de cursiste ieder op hun beurt een proeve van bekwaamheid af. lesstof door, doet er goed aan een bekbandje of anders een schoenveter om de snuit te binden; dieren willen nogal eens flink van zich afbijten als ze pijn of angst hebben. De dierenarts doet bij de setter voor hoe simpel het is zo'n bandje aan te brengen. En inderdaad: de cursisten doen het allemaal foutloos na. En de setter? Die ondergaat het lijdzaam. Wie een Hier gewond aantreft, dient in de eerste plaats te' onderzoeken hoe het met de ademhaling en de hartslag is gesteld. Staan die stil, dan kunnen een klap op de borstkas en mond op neusbeademing die weer op gang brengen. „Het kan daarbij nodig zijn datje de luchtwegen vrijmaakt door de halsband af te doen en braaksel uit de keel te verwijderen", verklaart Stafleu. Shock_, Aan de slijmvliezen valt volgens hem ook veel af te lezen. Oogt dat blauw, dan heeft het dier het benauwd. Is het bleek, dan heeft het een shock en moet het warm worden gehouden totdat de dierenarts er is. Ook verdient het aanbeveling de kop lager te leggen dan de rest van het lichaam. Zo zal er geen vocht in de longen lopen. Bloedingen, zo adviseert Stafleu zijn gehoor, dienen met druk- of knevelverbanden of anders een zakdoek te worden gestelpt. Breuken ontdekt men door voorzichtig de ledematen van het dier te bewegen. Hoort men daarbij geknars (van over elkaar schuivende botdelen) dan is het vrijwel zeker raak. „Gesloten botbreuken zou ik meteen zo goed mogelijk spalken. Gaat zo'n wond immers open, dan krijg je infectie. Kneuzingen is natuurlijk wat anders. Daarbij hoor je geen geknars. Rust is daar de beste remedie. En veel koud water. Dat remt het zwellen af daarmee ook de kans op infectie." Stafleu raadt met klem aan het gewonde dier zo min mogelijk te verplaatsen. Door beweging kunnen de aandoeningen ernstiger worden. Daarbij komt dat een gewond dier doorgaans zelf de houding zal aannemen waarin het de minste pijn voelt. Verplaatsing zonder voldoende ondersteuning zal het letsel alleen maar doen verergeren. De dierenarts heeft inmiddels het konijn beetgepakt en houdt het tegen zijn borst. „Kijk, dit is fout. Nu kan het zich namelijk met zijn achterpoten afzetten, tegen mijn borst. En daarmee zet het - zeker als het pijn heeft en geschrokken is - zo veel kracht, dat het zijn rug breekt. Daarom moetje er altijd op letten dat het zich met die achterpoten niet kan afzetten."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 15