'Alsof je een klap op je kop krijgt' Tsjechow-produktie getuigt van moed Regie vertroebelt 'De Kersentuin' 'William Byrd'wordt klinkende naam Free Funk Jazz van Hans Dulfer: niet goed genoeg voor subsidie Jazz van niveau Treurige geschiedenis van een paard bij HC MAANDAG 19 MAART 1984 Kan er een raad van musici zijn, die uitmaakt welke stroming er in de jazz wel of niet ais jazz geken merkt kan worden en dus al dan niet voor subsidie in aanmerking kan ko men? Tenorsaxofonist Hans Dulfer heeft er in elk geval grote moeite mee. Niet alleen omdat de in Broek in Waterland wonende musicus zelf als eerste van die subsidie- lijst geschorst is. Veel meer omdat hij vindt dat er daarmee een nieuw soort 'Kulturkamer' ge schapen wordt. Eigenlijk wil hij er ook niet over praten, maar eenmaal een eerste zucht geslaakt, barst de in brede zin meest populaire jazzmu sicus van ons land in vol le hevigheid los. Een jazz- rel in wording. door Huub Klompenhouwer AMSTERDAM (GPD) „Bevalt de instrumentatie u niet, of zijn het soms mijn musici? Is er iets fout aan hun ras, politieke of godsdienstige overtuiging, sek suele geaardheid? Kleden zij zich niet netjes, gebruiken zij drugs of vloeken zij soms in uw nabijheid?" Tenorsaxofonist Hans Dulfer, leider van de groep Reflud, krijgt niet langer de zo geheten podiumsubsidie van de programmaraad van de Stichting Jazz en Geimproviseerde Muziek in Nederland (SJIN). Een kort, nogal ongelukkig geformuleerd briefje bracht hem onlangs het nieuws. De reden: „Ons inziens ontwikkelt Reflud zich niet in een richting die subsidiering uit de ons toegewezen middelen ver der mogelijk maken". „Flauwe kul", roept Dulfer uit. „Allemaal kinnesinne". De podiumsubsidie is een subsidie Kuns, die door de Stichting Jazz en Geimproviseerde Muziek gege ven wordt als aanvullende subsi die bij optredens in jazzclubs, wanneer deze clubs niet aan de honoraria van de muzikanten kunnen voldoen. Het is de pro grammaraad van die stichting, die de subsidie toewijst. In die programmaraad, ooit mede door Dulfer opgericht zitten tal van musici. Namen als Willem Breu- ker, Nedley Elstak, Martin van Duijnhoven, Ab Baars. Opmer kelijk detail is voorts dat diezelf de stichting dit jaar, in tegenstel ling tot zoveel andere subsi diekanalen, zelfs meer geld van WVC heeft toegewezen gekre gen. Hans Dulfer speelt met zijn Reflud zogeheten Free Funk Jazz. Een stroming, die in Ornette Cole man haar grote voorganger ziet.. Dulfer wordt in die groep dan ook begeleid door musici, die voor één uit de pop (lees funk) voortgekomen zijn. En anders dan veel jazzgroepen, is hij dan ook veelvuldig te horen op podia die buiten de door de stichting als erkende jazzpodia zijn geken merkt. Buurthuizen, popfesti vals. Maar toch ook op het North Sea Jazz Festival. Hans Dulfer: „Ik heb er eerlijk ge zegd niet zo gek veel last van, want zoveel speel ik niet op jazz podia die mijn uitkoopsom niet kunnen betalen. Dus die aanvul lende subsidie is in mijn geval een heel miniem bedrag. Maar ja, het kost me toch gewoon geld". „Nee, waar het mij om gaat is dat die programmaraad bepaalde ideeen heeft over muziek. Een groep die dixieland speelt moet zichzelf maar bedruipen. Alleen als het artistiek verantwoord is, en het podium kan je uitkoop som niet betalen, dan krijg je die Hans Dulfer. (foto gpd> aanvulling. Artistiek verant woord. Die maatstaf alleen al. Ik denk dat ze er een beetje omheen draaien. Het is ze te popachtig. Terwijl die Free Funk Jazz toch een algemeen erkende stroming is. Maar dat willen ze niet erken- „A1 mijn groepen hebben er altijd al uit bestaan, dat ik combinaties maakte met andere muziekvor men. Dat is ook wel eens mis lukt, maar als je niks probeert, weet je niks. Ik heb in het begin free jazz proberen te combineren met bebop. Daaruit is de freebop ontstaan. Nu algemeen geaccep teerd. Ik ben met latin bezig ge weest. Met Surinaamse jongens. Dat is nu het Surinam Music En semble. Ik zou me als program maraad wel tien keer bedenken, ook al staat die nieuwe muziek me niet aan". "Ik vind niet dat die programma raad op de stoel moet gaan zitten van de rechter die oordeelt wat wel en geen jazz is. Daar kom je nooit van z'n leverruit". „Het is eigenlijk niet voor de krant hoor, maar ik weet dat Willem Breuker mijn groep nog nooit heeft horen spelen. Dat Nedley Elstak hooguit ooit tien minuten van een concert van Reflud ge hoord heeft". „Ik zou het best vinden als ze zou den zeggen: Nou Dulfer, jij speelt al zoveel, we hebben wat minder geld, laat nu eerst maar eens een aankomende groep, of een groep die minder aan de bak komt, aan het spelen. Dan is het oke. Maar nu ben ik definitief met mijn groep uitgesloten. Dat is alsof je een klap voor je kop krijgt. Een slecht rapport. Terug naar Af. Kijk, als critici dat schrijven, kun je ze negeren. Maar die programmaraad dic teert het je maar even. Dat is ge woon te bezopen om los te lo pen". "Ik wil helemaal niet zeggen dat ik met Reflud op de goede weg ben, maar het is wel een vorm die meedoet in de jazzscene. En wat die programmaraad doet is die vorm negeren. Niet erkennen. Dat vind ik vooral vervelend voor lieden als Breuker en El stak, want die experimenteren ook met vormen en richtingen die helemaal niets met jazz te maken hebben. Mag ik dan niet met popmuzikanten in de jazz experimenteren? Misschien komt er inderdaad wel geen ene moer uit. Maar da's d^n pech. Daar heb ik mezelf dan nog het meest mee. D'r zijn muzikanten die al jaren hetzelfde spelen. Gijs Hendriks bijvoorbeeld. Die krij gen toch ook subsidie? Moeten die creativiteitsregels dan alleen aan mij gesteld worden?" „Ach, ik heb geen zin er al te veel ophef van te maken. Ik vind het zo van de gekke, dat ik er alleen maar bedroefd van wordt. Een nare smaak van overhoud. Een soort Kultuurkamer. Dat is toch te triest voor woorden..". Bert Vuysje. een gerenommeerd jazzcriticus, gevraagd naar zijn reactie: „Kultuurkamer gaat me wat al te ver. Dat zou ik niet al te serieus nemen. Maar ach, moetje horen, het is heel simpel. Hij speelt aan de ene kant eigen composities, daarnaast werkjes die afkosmtig zijn uit het recente werk van Rollins en Coleman en daarbij wordt geimproviseerd op basis van zwarte free pulse zal ik maar zeggen. Nou, dat rekenen wij dus tot de jazzmuziek". Huub van Riel is één van de leden van de programmaraad. Geirri- teerd, door de woorden en kri tiek van Dulfer. „Als hij het met een beslissing niet eens is, kan hij beroep aan tekenen. Dat heeft hij ook gedaan. En daarover moeten we ons nog beraden. Daar krijgt ie dus nog antwoord op. Als dat hem niet bevalt, kan ie altijd nog terecht bij zijn be roepsorganisatie, de BIM". Toch waagt Van Riel zich wel aan een toelichting. „Van het begin af hebben we al een beetje tegen die nieuwe groep van hem aan- gehikt. Maar ja, Dulfer had een reputatie en we dachten dat—ie misschien dat teveel aan popka rakter nog wel zou veranderen. Nu is het tijdstip aangebroken dat we vinden dat dat niet is ge beurd en dus onze eerste twijfels bewaarheid zijn. Natuurlijk is het moeilijk om grenzen te trek ken en alleen al daarom is het niet zo leuk om in die program maraad te zitten. Maar je moet ook denken aan andere groepen die je afwijst, omdat daar een of twee jazzjongens inzitten die met verder louter popjongens voor subsidie komen". Loek Dikker: Ue Kersentuin' van Anton Tsjechow door de Haagse Comedie onder re gie van Jean-Paul Rousillon. Ge zien in het HOT op 16 maart. DEN HAAG Het lijkt of de Haagse Comedie onder in vloed van een spervuur van kritiek tracht om met alle ge weld tegen de stroom op te zwemmen. 'Hamlet', 'Ware Liefde' maar ook een minder sterk geschreven stuk als 'De Biechtvaders' hebben in de af gelopen maanden weer eens bewezen waar nog steeds de sterke kanten van dit geplaag de Haagse gezelschap liggen, de klassieken, traditioneel theater, de dialogenkomedie en ensembletoneel. 'De Kersentuin' hoort als inmid dels klassieke komedie in dat rijtje zeker thuis en de premiè re werd dan ook een gebeurte nis om met spanning naar uit te kijken. Een bewust streven naar 'vernieuweing' (of wat dan ook) en misschien ook de begrijpelijke angst voor de her innering aan de onvergetelijke voorstellingen met Ida Wasser man in de regie van Peter Scharoff (1951 en 1960-61) moeten echter geleid hebben tot het betreurenswaardige be sluit de nieuwe produktie met een afgrijselijke sfeerloos de cor van Claude Lemaire in het HOT te plaatsen. Over de gehe le lengte van het speelvlak en gedeeltelijk oplopend over de tribune werd een vloer aange bracht. Een derde bestaat uit parket met de hoogst noodza kelijke meubelen en de rest is een grauwe plastic rotspartij. Symbool voor de sociale ver stening van de hoofdperso nen? Mogelijk, maar de relatie met de veelgeroemde kersen tuin blijft onduidelijk en een decor dat alleen maar als sym bool dienst doet, kan niet als toppunt van inventiviteit gel den. Erg praktisch is deze op lossing evenmin. De ruimte van het HOT is toch te klein voor een dergelijk bouwsel en het gevolg is o.m. dat een deel van het publiek gedurende het hele tweede bedrijf met ge draaide hoofden moet zitten. Nu kan zelfs het lelijkste decor uitmuntend functioneren bin nen een strak regieconcept en bij een uitgekiende belichting, maar bij deze voorstelling blijft het zelfs onduidelijk of er wel sprake is van een regieconcept. De Franse regisseur Jean-Paul Rousillon plaatst de acteurs steeds zo dat zij hun spel onbe lemmerd kunnen ontplooien en legt de nadruk op alles wat maar als symbool opgevat kon worden (een sleutelbos, over schoenen, enz.) maar daar blijft het bij. Het ene ogenblik lijkt de voorstelling de weemoedige Scharoff-kant op te gaan, het volgende ogenblik zijn er aan zetten tot luchtig komediespel, maar een keuze wordt niet ge- LEIDEN - Concert door het William Byrd Vocaal Ensemble o.l.v. Nico van der Meel, m.m.v. de sopraan Hiltje la Grouw en de organist Theo Goedhart. Lokhorstkerk, 17 LEIDEN - Dat het William Byrd Vocaal Ensemble zich in de driejaar van zijn bestaan al een ruime reputatie heeft opge bouwd, was te merken aan de rij concertgangers die zich voor de Lokhorstkerk had op gesteld, teneinde een program ma te gaan beluisteren dat be stond uit Nederlandse compo sities op Franstalige tekst of onder Franstalig motto. Al zo lang er sprake is van Neder landse muziek, is de Franse in vloed - zeker in de vorm van Franstalige teksten - opval lend. Het is dan ook een om vangrijk oeuvre waar uit geput kon worden. Misschien was dit 'Een moment is maar van mij ge weest', een door Anne Habeck- Adameck samengesteld toneel stuk, dat op de briefwisseling Tsjechow - Olga Knipper geba seerd is. Spelers: André van den Heuvel en Kitty Janssen. Regie: Jules Croiset. Gezien op 17 maart in de Leidse Schouwburg. LEIDEN - Dat de briefwisseling tussen de schrijver Tsjechow en zijn vrouw, de actrice Olga Knipper, voor theaterliefheb bers belangrijke informatie be vat, zal niemand verbazen. De ze briefwisseling werd name lijk gevoerd ten tijde van het ontstaan van vier zeer bekende toneelstukken van Tsjechow: te weten 'De Meeuw', 'Oom Wanja', 'Drie Zusters' en 'De Kersentuin'. Grofweg gezegd, maakt en slechts zelden wordt een bepaalde stijl gedurende een hele scène volgehouden. Mogelijk vormt de taal daarbij een handicap. Of men het stuk nu realistisch, weemoedig of met een komische inslag wil spelen, de realisatie daarvan moet primair liggen in de tekstbehandeling, maar op dat punt ontbreekt elke eenheid. Tsjechows taal is toneelmuziek, maar de voorstelling van Rou sillon lijkt op een concert waarbij muziek van verschil lende componisten door elkaar wordt gespeeld. Alleen Maijon Brandsma, Jules Roy aards en (bij vlagen) Eric van Ingen en Ellen Vogel spelen Tsjechow. Dat blijkt echter voldoende om aan te tonen dat sommige scè nes onder vrijwel alle omstan digheden hun effect behouden en dat 'De Kersentuin' door geen culturele Lopachin kapot te krijgen is. PAUL KORENHOF de reden dat men zich beperkt had tot twee eeuwen: 16de eeuwse muziek vóór de pauze: 20ste eeuwse muziek na de pauze. Wanneer je naar het William Byrd Vocaal Ensemble luistert ontstaat de neiging voor dit koor andere criteria aan te leg gen dan voor de meeste ama teurkoren, omdat er in veel op zichten weinig op aan te mer ken lijkt te zijn. De homogeni teit van de stemgroepen (voor al de sopranen!) is uitstekend, er wordt alert en enthousiast gezongen; de dictie is heel be hoorlijk, over het algemeen wordt er in melodisch en rit misch opzicht zuiver gerea geerd. De dirigent, Nico van der Meel, inspireert zijn groep zangers met veel mimiek en beweging; zijn aanwijzingen worden tot op de pink opge volgd. Wanneer ik de criteria speelt zich deze periode rond de eeuwwisseling af. Tsjechow verbleef om gezondheidsrede nen in die tijd voornamelijk op de Krim, terwijl zijn geliefde en latere echtgenote in Mos kou verbleef teneinde het thea ter trouw te blijven. Zij speelde daar onder meer belangrijke rollen in de stukken van Tsje chow. Deze stukken stonden namelijk mede op het repertoi re van het beroemde Moskouse Kunstenaars Theater. Eén van de oprichters daarvan was Sta- nislawski, wiens invloed op de methode van het acteren nog steeds van groot belang is. De uitvoerige briefwisseling tus sen Tsjechow en Olga Knipper bevat naast meer huiselijke wederwaardigheden achter- onvermijdelijk enigszins op schroef, dan valt op te merken dat de bassen niet altijd even zeker van hun zaak leken te zijn; dat de tenorklank kern achtiger zou kunnen zijn en een aantal alten eerder mezzo sopraan genoemd zou moeten worden, waardoor de lichte kleur verklaarbaar is. Het koor liet zich door de ritmi sche complicaties van de 8 chansons van Clemens non Pa pa niet van de wijs brengen: met humor klonk het 'Blaison du laid tetin'. De psalm 27 van Sweelinck, waarvan deze com ponist 7 strofen heeft getoon zet, is, ondanks de steeds wis selende bezetting en woord schilderingen, een werk waar een zekere eentonigheid moei lijk te vermijden is. Na de pauze liet het koor meer dynamische contrasten horen, de twee psalmen van Daan Manneke, maar vooral het grondinformatie over allerlei theateraangelegenheden; kort om, beroemde personen en be roemde werken spelen hier een rol. Het is dan ook heel be grijpelijk, dat iemand (in dit geval de Oostduitse schrijfster Anne Habeck-Adameck) op het idee is gekomen om met deze briefwisseling 'iets' voor het toneel te doen. Zij heeft daarbij voor een statische con structie gekozen, waardoor de briefvorm zo veel mogelijk ge handhaafd blijft. André van den Heuvel, als Tsje chow in zijn verblijf op o.a. de Krim, en Kitty Janssen, als Ol ga Knipper in haar kleedka mer, spreken briefteksten uit, zonder zich op het toneel di- rekt tot de partner te richten. 'Prière' van Ton de Leeuw wa ren indrukwekkend van ex pressie, ook al blijkt dan dat de forte-passages vooral door de sopranengroep worden gedra gen. Verrassend waren de twee chansons van Johanna Borde- wijk-Roepman. enigszins im pressionistische harmonieën die heel onverwachte wendin gen kunnen nemen, zoals aan het slot van "Ballade au Ha- De organist Theo Goedhart moest zich behelpen met een kistorgeltje en een piano, om dat het grote orgel in de revisie is. Met name in de begeleiding van 'Miroir de peine' van H Andriessen, gezongen door Hiltje la Grouw, was dit even wennen, ook voor de uitvoe renden zelf, maar allengs werd de expressiviteit van het volle, warme stemgeluid van Hiltje la Grouw sterker. ELLEN LOOYESTEIJN Dat resulteert dus niet in een gangbaar dramatisch concept, maar in een afwisselend uit spreken van monologen. Om toch nog wat 'toneel' aan het geheel toe te voegen, worden vier korte scènes uit de vier eerder genoemde werken ge speeld - het is een kleine, maar niet zo'n geslaagde con cessie aan de eisen van het theater. Deze bneftekstencollage is mede door het spel van André van den Heuvel voor de liefheb bers van 'toneel over toneel' ze ker de moeite waard. Het uit- brengen van deze produktie, als vrije produktie, waarin waarschijnlijk een beperkter publiek geïnteresseerd zal zijn, is zelfs moedig te noemen. WIJNAND ZEILSTRA. Het 'Waterland ensemble' o.l.v. Loek Dikker. Vier jazzcomposities ge hoord op zaterdag 17 maart op de zolder van het LVC. Het concert werd georganiseerd door de stich ting 'Hot House'. LEIDEN - De jazzmuziek van de componist van Filmmuziek (De Derde Man) en pianist Loek Dikker (40) bestaat uit lange stukken gecomponeerde muziek. De composities heb ben enige verwantschap met die van Theo Loevendie, de leermeester van Loek. Dit ook al door gebruikmaking van hetzelfde instrumentarium en musici. Daarnaast zijn er dui delijke invloeden uit de jaren vijftig bebop en de componist Eric Dolphy. De leden van het octet zijn individualistische jazzimprovisatoren, die hun sporen elders hebben ver diend. Trombonist Bart van Lier en saxofonist Fred Lee- flang spelen in de radio-orkes ten. Alt- en sopraansaxofonist Leo van Oostrom speelt al lang bij Loek Dikker en in het Rot terdams saxofoonkwartet. Ver der bestaat de groep uit slag werk, vibrafoon en marimba bespeeld door Joop van Erven, Jeroen Goldsteen en Eugène Flören. De bassist is Wim Es- sed. De jazz is een vorm van geïmpro viseerde muziek en staat daar om met gespannen voet met een uitgeschreven muziek compositie. Tijdens het con cert bleek dit helaas niet de noodzakelijke spanning te ge ven, die het concept doet ver onderstellen. Een stuk bestaat uit korte motieven, aangege ven door de blazersectie dan wel de rhytme sectie, om een contrastwerking te verkrijgen. Met name de introverte passa ges pakten niet in de rumoeri ge omgeving van de jazz-zol- der. Dit is meer voor een con certzaal. Ook was het jammer dat de piano niet al te best was, zodat Dikker zich moest beper ken tot rhytmisch pianospel. Bij het eerste nummer 'second last piece', dat speciaal voor het NOS-radiofcstival in de Meervaart 1983 werd gecompo neerd, kon de muzikale span ning redelijk vastgehouden worden. Maar in het eerste stuk na de pauze Trinopel voor octet' ging na sterk emo tioneel gekleurde solistische bijdragen van Leo van Oos trom, Fred Lecflang en Bart van Lier het eind volledig de mist in. Het vierde en laatste stuk Tess broke it" bevatte sterke momenten van collec tieve improvisatie. De solistische bedragen van de blazers waren zeer spannend, met als hoogtepunt een onbe geleide solo van Leo van Oos trom op sopraansaxofoon. Het stuk werd afgesloten met een redelijke bassolo van Wim Es- sed en de slagwerksolo van Joop van Erven. Na afloop van het concert, dat niettegenstaande de wisselen de kwaliteit een behoorlijk ni veau had, trachtte het publiek Dikker tot een toegift te bewe gen, echter tevergeefs WILLEM WINSEMIUS Ellen Vogel, Carl van der Plas en Guido de Moor in 'De Kersentuin' (foto Pan Sok). 'Geschiedenis van een Paard' van Mark Rosowskij met liedjes van J. Rjaz- jentsjew naar de novelle 'Cholstomjer' van L.N. Tolstoj. Gespeeld door de Haagse Comedie onder regie van Eddy Habbema. Hoofdrol: Wim van Rooij. Gezien in de Koninklijke Schouwburg op 17 maart. pagina) maar de presentatie van het stuk van Rosowskij in de Ko- ninklijke Schouwburg is ronduit onbegrijpelijk. Om te beginnen is het geen toneelstuk, maar een verhaal dat rijkelijk geïllustreerd wordt door liedjes. Het paard Elganger (Wim van Rooij) vertelt zijn treurige geschiedenis aan de overige paarden in de stal, die af en toe een 'kostuum' aan trekken om even in het verhaal mee te spelen. Amusant en onder houdend zolang het niet te lang duurt, maar van enige dramatische inhoud is geen sprake en van de sociale bewogenheid van Tolstoj is in deze toneelbewerking weinig over. De teksten van de liedjes blijven pretentieloos en de muziek hanteert alle clichés uit de film wereld, van de zwijmelende viool als het droevig gaat worden tot het hop-hop, paardje in galop. Met alle paardeïmitaties, dansjes (de paardenshow als tegenhanger van het divertissement uit het Note- kraker-ballet) en andere visuele grapjes zou 'Geschiedenis van een Paard' na verwijdering van de castratiescène een uitstekende kin dermusical worden. Op de voorstelling zelf valt overigens niets aan te merken. Regisseur Eddy Habbema voelt zich bij deze materie kennelijk helemaal in zijn element en Wim van Rooij levert een formidabele prestatie in de zware en ongetwijfeld vermoeiende hoofdrol. Het blijft alleen een raadsel waarom hij in de aankleding van Marek Dobrowolski het enige paard zonder staart geworden is. PAUL KORENHOF. Bij Haagse Comedie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 9