Weinig serieuze'Mensenhater'
Jeugdprozawedstrij d:
twee eerste prijzen
George van Renesse
speelt met techniek
Oppervlakkige 'Momentopnamen'
Poppenkeet beneden eigen kunnen
ZEIST/AMSTERDAM (GPD) -
Boekenbonnen ter waarde van
vijfhonderd gulden, een uitnodi
ging tot bijwoning van het Boe
kenbal op dinsdag 20 maart in
het Amsterdamse Carré, waar
dan temidden van veel schrijvers
nog een huldiging plaats heeft en
het door Maarten 't Hart geschre
ven boekenweekgeschenk „De
ortolaan". Dat waren de prijzen,
die de 15-jarige Marianne de
Nooyer uit Zeist zaterdagmiddag
in Amsterdam uit handen van de
auteur Maarten 't Hart kreeg aan
geboden als hoofdprijswinnares
van een prozawedstrijd, waaraan
door ruim driehonderd jongeren
was deelgenomen.
Dezelfde geschenken als Marian
ne, leerlinge van de vierde athe
neumklas van het Zeister Her
man Jordan Lyceum, ontving
Erik Slaggter uit Eelde bij Gro
ningen. Erik (20) is derde jaars
student, onder meer in de Neder
landse letteren.
Reden, dat de prozawedstrijd ein
digde met twee eerste prijzen
was, dat de jury er ook zaterdag
nadat de finalisten tijdens een
bijeenkomst in het literaire café
De Balie in Amsterdam waar het
eigen werk werd voorgelezen
niet uitkwamen wie van de twee
de beste was. De tweede prijs
kwam daarmee te vervallen.
Winnares van de derde prijs, ook
nog goed voor 250 gulden aan
boekenbonnen, werd de 18-jari-
ge Ester-Eva Damen uit het Frie
se Franeker. De vierde tot de ze
vende prijs, elk ter waarde van
100 gulden aan boekenbonnen,
gingen naar Astrid Baars uit
Woerden, Marianne van Zijl uit
Ter Apel, Pieter Stroop uit Am
sterdam, Willem Bastiaan Boon
stoppel uit Den Haag, José Mast
uit De Meern, Emiel Daale uit
Brummen en Koen van Duin uit
Schagen.
In november 1983 gaf de PCNB
(Collectieve Propaganda van het
Nederlandse Boek) voor het
eerst een bundel voor jongeren
uit, die de titel „Nooit gedacht"
meekreeg. Deze bundel voor de
jeugd van 14 jaar en ouder had
tot doel de jeugd te motiveren
door te gaan met lezen en hen te
begeleiden bij het zoeken van
een weg naar de literatuur.
„Nooit gedacht" omvat bijna
dertig verhalen, geschreven door
drie docenten Nederlands, Rob
Anker, Fetze Pijlman en John
Verhallen. De bundel, die medio
november 1983 in de boekhandel
verscheen voor een prijs van nog
geen acht gulden, was binnen
een paar weken uitverkocht.
Ter gelegenheid van de verschij
ning van de bundel schreef de
CPNB een proza-wedstrijd uit
voor jongeren tussen de 14 en 20
jaar. Bij de sluitingsdatum, eind
januari, waren maar liefst 320
verhalen binnengekomen.
Zweden
De jury, die al deze proza beoor
deelde, bestond uit de drie au
teurs van „Nooit gedacht", Maar
ten 't Hart, die het nieuwe boe
kenweekgeschenk „De ortolaan"
schreef, en Marijke Gelderman
namens de PCNB. Het voorlezen
van het eigen verhaal door de
drie finalisten van de wedstrijd
zaterdagmiddag in café De Balie
in Amsterdam werd afgewisseld
door muziek van het Amster
dams Filharmonisch Trio en
door een inleiding van Maarten 't
Hart, die sprak over de rol van de
muziek in zijn werk. De schrijver
vertelde, dat het volgende boek,
dat hij gaat schrijven, zich af
speelt in Zweden. Het vorig jaar
bezocht 't Hart dat land voor het
eerst en het maakte een diepe in
druk op hem, zo vertelde hij.
De verhalen van de eerste prijswin
naars Marianne en Erik, respec
tievelijk „De veijaardagkalen-
der" en „Het platform" worden
in de volgende „Nooit gedacht",
die aan het einde van dit jaar ver
schijnt, gepubliceerd.
UTRECHT (GPD) - Hermans
kwam dus niet, en wie weet is
dat wel één van de oorzaken dat
de vierde Nacht van de Poëzie,
afgelopen zaterdag, maar niet
echt van de grond leek te komen.
Niet dat er niet heel wat gebeur
de, dat er niet heel wat aardigs,
leuks en soms zelfs moois en ont
roerends te zien en vooral te ho
ren was, maar de vonk ontbrak.
Aan het publiek dat al ruim voor
acht uur de rijen van de grote
zaal van het muziekcentrum be
gon te vullen, kan het nauwelijks
hebben gelegen, want men was
van goede wil. Zelfs de uiterst
flauwe opmerkingen van presen
tator Geert Lubberhuizen (hij be
gon alweer met zijn uitgekauwde
aankondigingen van vertrekken
de treinen) werden positief ont
vangen. Lubberhuizen bleef de
hele avond en nacht lang ongeïn
spireerd en te lang aankondigen.
Hij had er niet veel zin in.
door
Inge van den Blink
Anders was dat met Piet Piryns,
die zich heel wat plezieriger van
zijn taak kweet en die nog het
fatsoen had om zich te generen
voor de vele verkooppraatjes die
men meende te moeten houden.
De speciale bundel met van ie
dere optredende dichter een ge
dicht, de grafiekmap, gedichten
in het algemeen: het publiek
kocht niet genoeg, vonden de
presentatoren. Gepaster was
misschien geweest als zij zich de
vraag hadden gesteld of het pu
bliek in de loop van de nacht niet
meer reden had om zich bekocht,
dan om zich koopziek te voelen.
Het poëzie-gedeelte van de nacht
begon stijlvol met Jan Blokker
jr. Vorig jaar konden zijn intege
re, ernstige gedichten, nauwe
lijks tot hun recht komen door
dat hij de laatste optredende
dichter was. Nu was er terechte
aandacht voor zijn beklemmen-
UTRECHT (ANP) - De schrijver W.F. Hermans heeft de organisa
toren van de Nacht van de Poëzie in Utrecht zaterdag laten we
ten dat hij niet zou optreden op de literaire manifestatie die 's
avonds in het muziekcentrum Vredenburg werd gehouden. Her
mans zag af van zijn optreden omdat hij niet het risico wil lopen
dat het zou worden verstoord, aldus de organisatie.
De Federatie van Welzijnsorganisaties van Surinamers had vorige
maand op acties tegen de aanwezigheid van de schrijver in
Utrecht gezinspeeld. Hermans is volgens hen een 'verklaard ra
cist' met 'negatieve opvatting over de zwarte mens'. De Suri
naamse organisaties hadden er bij de organisatoren van de
Nacht van de Poëzie op aangedrongen om de in Parijs wonende
Nederlandse schrijver van het programma te schrappen. Dit ver
zoek is afgewezen, omdat de organisatoren het niet juist vonden
om Hermans als een racist te omschrijven.
Boudewijn Büch tijdens het fluit
concert in de Nacht van Poëzie
(foto ANP)
de tekening van Bergen-Belsen
(de gedachten en beelden die de
ze plaats opriep en de herinne
ringen aan zijn overleden groot
vader).
De dood was trouwens veel aanwe
zig in de poëzie die behoorden in
de eerste deel van de nacht. Ed
dy van Vliet, die zangerig
Vlaams maar mat en moeilijk
verstaanbaar voorlas, herdacht
een dode en Elly de Waard droeg
een gedicht voor naar aanleiding
van het overlijden van haar va
der.
Meer nog dan voorgaande jaren
doet deze Nacht van de Poëzie de
vraag rijzen aan welke eisen
voorgelezen poëzie moet vol
doen. Piet Piryns citeerde een
uitspraak van Elly de Waard:
„Dichters die hun eigen gedicht
niet kunnen voorlezen zijn geen
goede dichters".
Dat zou tot sombere conclusies
kunnen leiden met betrekking
tot het gehalte van enkele van de
gedichten die zaterdag te horen
waren, maar helemaal eerlijk
lijkt dat niet. Dichten is een
kunst en het voorlezen ervan is
een kunst apart.
J. P. Guepin bleek de tweede
kunst uitstekend te verstaan. Hij
gaf op ironische wijze een ver
slag van zijn dichterscarrière,
doorspekt met opmerkingen als:
„Toen kwam er een tweede bun
del en die is helemaal niet ver
kocht". Gelach oogste Guetin
met de opmerking die hij maakte
bij het geschrokken overslaan
van een gedicht: „Oh nee, dat is
een racistisch sonnet". Zo be
speelde hij het publiek, en hij
deed het goed.
Een ander die uitstekend en soe
peitjes met het publiek wist te
communiceren was Bert Schier-
beek. Hij stond tamelijk laat op
het program, het publiek begon
wat lawaaierig, verveeld en mor
rend te worden, maar Schier-
beek stal de show.
Dat was misschien wel voor een
deel te danken aan het feit dat hij
zich kennelijk op ongeveer het
zelfde alcoholisch peil bevond
als een deel van zijn toehoorders.
Zijn Roosjes van papier kwamen
over een wat dubbele tong naar
buiten, maar zijn act was gran
dioos, en hij wist tussen alle mil
de ironie, en vaderlijke verma
ningen („Rustig daarboven.
Even luisteren: ik begin op
nieuw") heel wat mooie regels te
verstoppen. Zelfs door het uit
vallen van de microfoon liet hij
zich niet uit het veld slaan: „Ik
schreeuw zo wel verder".
Büch
Iemand die de juiste toon volko
men miste was Boudewijn Buch.
„Het geteisem moet opsodemie
teren", was zijn reactie op het
fluitconcert dat hem bij zijn en
tree ten deel viel. Later kreeg hij
nog meer gefluit te horen, dat
toen echter meer te maken had
met de kwaliteit die hij niet bood
dan met zijn persoon: hij las een
uiterst flauw verhaal voor dat be
doeld was als parodie op het Ne
derlands letterkundig wereldje,
waarin men elkaar prijzen ver
schaft en onderling lovende kri
tieken uitwisselt. Het verhaal
had het niveau van een matig
middelbare-school-opstel.
Jules Deelder was ook al weinig
overtuigend met lang uitgespon
nen herinneringen aan zijn
schooltijd. Hij moest terugko
men op het podium, maar mag
best eens iets anders gaan verzin
nen: een nieuwe act.
Nee, kwaliteit, echte kwaliteit
kwam wat mij betreft dit keer
van andere oudgedienden: Rut-
ger Kopland bijvoorbeeld. Het
klonk perfect, het maakte in
druk, en duurde maar net als vo
rig jaar te kort.
Jean-Pierre Rawie, onmisbaar op
een festival als dit, hield zijn po
se van sombere vrouwen haten
de alcoholist stug vol, maar leek
wat ernstiger dan andere keren
zijn gedichten over een gestor
ven vriendin en over een vrouw
„die een tweede Troje had ver
diend, maar aan drank en heroi
ne onderging" maakten indruk
door de integere manier waarop
ze werden gebracht.
De hoogtepunten van de nacht zijn
hiermee genoemd, maar enkele
namen moeten nog vermeld wor
den: Maarten Biesheuvel, die op
zijn onnavolgbare wijze een entr'
act verzorgde (een „Russisch"
gezang, gecombineerd met het
voorlezen van het verhaal „Het
misverstand"), J. Bernlev, die in
een van zijn gedichten de anoni
miteit van de hotelganger doel
treffend bezong, en folkformatie
Run, die teksten van Achterberg,
Slauerhoff, Jan van Nijlen en
hun zelf melodieus van geitewol
len sokjes voorzag.
Veel leuke dingen dus, afwisseling
ook wel, maar toch was deze
nacht in het algemeen te saai, te
langdradig, te weinig vonken
spattend. Volgend jaar beter.
Bij Publiekstheater
'De Mensenhater' van Molière door Het Publiekstheater
onder regie van Karst Woudstra. Vertaling: Laurens
Spoor. Gezien in de Stadsschouwburg op 10 maart.
AMSTERDAM - Karst Woudstra en Molière, het
had een ongemeen boeiende combinatie kunnen
worden, maar naarmate de voorstelling vorderde
nam steeds sterker het gevoel de overhand dat de
een niet voor de ander geschapen was. In een
programmatoelichting verklaart Woudstra dat de
benaming 'mensenhater' voor hem niet alleen
van toepassing is op Alceste, maar op alle perso
nages uit Molière's komedie en dat hun gedrag
verklaard moet worden uit een angst voor de
dood en een zich wanhopig vastklampen aan le
ven en jeugd. Welnu, zo'n interpretatie is natuur
lijk heel legitiem (al ontgaat het verband tussen
het een en het ander mij enigszins), maar zijn re
gie faalt waar het er op aankomt dit aan de hand
van Molière's tekst duidelijk te maken.
De aankleding is meteen al veelbelovend: het een
heidsdecor van Peter de Kimpe stelt een sombe
re maar fraai belichte zaal voor met tegen de ach
terwand onder een geweldig purperen baldakijn
het grafmonument van de eerste echtgenoot van
Célimène. De personages blijken aanmerkelijk
ouder dan we gewend zijn (Ann Hasekamp en
Ton Lutz speelden Clélimène en Philinte al 26
jaar geleden bij de Nederlandse Comedie!) en
gaan gekleed in rok of andere stemming zwart
grijze kostuums uit deze eeuw. Van een spranke
lende komedietoon is derhalve geen sprake, wel
van desillusies, verbittering en uitzichtloosheid.
De 'oplossingen' van Woudstra scheppen echter
een veelvoud aan problemen. Meer nog dan tekst
en handeling zijn de personages van Molière aan
alle kanten gebonden aan hun sociale context en
bij een verwijdering daarvan moet er een nieuwe
voor in de plaats worden gesteld. Woudstra laat
dit na, omdat zijn interesse uitsluitend lijkt uit te
functioneren. Maar omdat dat functioneren in
belangrijke mate gebonden is aan die afwezige
context, komen zij in de lucht te hangen, zeker de
goedmoedige Philinte en de rechtschapen Elian-
te (Sigrid Koetse), die toch al stuurloos binnen
het regieconcept lijken rond te lopen.
Dat Frans Vorstman de titelrol wel leven in weet te
blazen, is op de eerste plaats te danken aan Mo
lière die van de supereerlijke en daardoor sociaal
onmogelijke Alceste een karakter heeft gemaakt
dat niet kapot te krijgen is, maar de ingehouden
speeltrant van Vorstman is bovendien een van de
beste elementen in deze voorstelling. De wereld
van geroddel en gekuip om hem heen mist echter
het flitsende en speelse dat Molière eigen is, be
halve in de scènes met de intrigante Arsinoé,
maar Lies Franken zou Molière nog tot leven
kunnen wekken terwijl zij tot haar hoofd in het
zand zat. Dat de voorstelling als geheel toch geen
bloedserieuze aangelegenheid werd, is afgezien
van incidentele acteerpresentaties en een paar
schitterende vondsten (Alceste die als een overja
rige puber zijn jas over zijn hoofd trekt om zijn
verlegenheid te verbergen) vooral het gevolg van
een dikwijls gewrongen vertaling die weinig van
Molière heel liet. Laurens Spoor koos voor na
drukkelijke rijmschema's met evidente anachro
nismen op het gebied van stijl en woordkeus.
Van een consequent volgehouden lijn is echter
geen sprake zoals er ook geen logica te ontdek
ken viel in de afwisseling van de beleefdheids
vorm met het familiare 'je'. Maar om dit te con
stateren is een rustige zaal wel een vereiste, want
doordat Woudstra vrijwel het gehele spel achter
op het toneel situeerde, komt de verstaanbaar
heid weieens in het gedrang.
PAUL KORENHOF
Frans Vorstman en Ann Hasekamp in 'De Mensenhater'
George van Renesse met Schubert
en Chopin. Jubileum-concert in
foyer Stadsgehoorzaal. Gehoord
op zondag 11 maart.
LEIDEN De 75-jarige piano-ve
teraan George van Renesse, al
gemeen erkend als behorend
tot de top van de Nederlandse
uitvoerende kunstenaars, trok
gistermiddag vele oudere en
jongere bewonderaars naar de
Stadsgehoorzaal. Zijn leeftijd
is het spel van deze virtuoos
waarlijk niet af te horen: vitali
teit en muzikaal vermogen zijn
ongerept. Juist dit laatste viel
het sterkst op. Een ervaren
concertgever als hij speelt let
terlijk met de techniek. Men
neemt het waar als iets vanzelf
sprekends. Als dit echter het
enige was. zou hij zich niet bo
ven de talrijke jonge virtuozen
van onze dagen verheffen. Men
kan bij allerlei gelegenheden
van hun knappe toeren kennis
nemen. Deze grote kunstenaar
graaft dieper dan de noten, de
vingervaardigheid, hoe belang
rijk ook, is voor hem niet meer
en ook niet minder dan een
hulpmiddel.
George van Renesse waardeerde
ik door de jaren heen als een
groot Schubert-vertolker. Wel
nu, hij maakte dit opnieuw
waar. Schubert had een stijl,
die zeker iets wel iets met
Beethoven heeft te maken,
maar dan wel zo persoonlijk,
dat het met een uiterlijke gelij
kenis hier en daar wel op
houdt. Reeds zijn melodiek is
anders.
Men hoefde zich bij deze Schu
bert niet, zoals bij sommige no
tenspelers zonder meer, te ver
velen. George lette in de (pos-
thume) Sonate in A op de te
genstellingen tussen thema's
en motieven, tussen zangerig
heid en kordate doorbraak,
tussen de verschillende ge
aardheid der melodieën. Het is
gemakkelijk genoeg, Schu
berts lichte melancholie te be
nadrukken. George maakte die
echter zinvol sprekend in het
geheel
Het Scherzo klonk inderdaad
schertsend, maar niet luid
ruchtig en het slot-Rondo (op
een toén en nu nog bekend
volksliedje) werd onder zijn
handen een wonder van con
structie en kleurenwarmte.
Aan deze sonate was driemaal
een moment musical (resp in
As,f en cis) voorafgegaan. In
een praatje vooraf verklaarde
George dc volgorde, met het
oog op thematiek en toonaard.
In het eerste paste hij een op
vallend rubato (wijze van uit
voeren waarbij een vast tempo
wordt aangehouden maar som
mige noten worden versneld
en andere vertraagd) toe.
Ook bij Chopin, na de koffie,
deed de concertgever ons we
ten, dat hij de zegging, het ver
haal boven het uiterlijk ver
toon stelt. Hiermee is niet ge
zegd, dat de vorm evenmin als
het typische rubato werden
verwaarloosd. Een meester als
hij kan en wil dat ook niet.
JOHAN VAN WOLFSWINKEL
'Momentopnamen' (Special Occa
sions) van Bernard Slade met Simo-
ne Rooskens en Gerard Cox. Regie:
Horst Mentzel. Decor: Andrei Iva-
neanu. Gezien op 10 maart in de
Leidse schouwburg.
LEIDEN - Anja en Peter hou
den hun huwelijk na vijftien jaar
voor gezien. Peter is (natuurlijk)
toneelschrijver, want ach, in die
kringen komt zoiets zo vaak
voor. 'Momentopnamen' van
Bernard Slade begint in de eer
ste scène met hun afscheid, dat
precies aan het eind van de vijf
tiende huwelijksveijaardag
plaats heeft. Alles verloopt vrij
redelijk, zoals het redelijke men
sen na een redelijke beslissing
betaamt. Maar ja, een huwelijk
van vijftien jaar is niet niets; er
zijn nog speciale banden, bij
voorbeeld de kinderen, zodat de
beide echtelieden, gespeeld door
Simone Rooskens en Gerard
Cox, ondanks de scheiding el
kaar in de daarop volgende jaren
nog wel eens ontmoeten.
Daarvan krijgt het publiek dus
'momentopnamen' te zien: het
eindexamen van zoon Jeroen,
moeilijkheden met de dochter,
de dood van Peter's moeder, het
tweede huwelijk van Anja enz.
Als zoon Jeroen een ernstig auto
ongeluk heeft gehad, ontmoeten
Peter en Anja elkaar in het zie
kenhuis. Waarom ze eigenlijk ge
scheiden zijn, is in geen enkele
scène ook maar enigszins aange
stipt. Nu bij deze pijnlijke ont
moeting. in deze laatste scène
van het stuk blijkt, dat ze 'elkaar
niet begrepen hebben'! Juist op
dit moment moeten de beide
partners dus blijkbaar 'echt pra
ten'. Peter heeft bepaalde twij
fels over de trouw van Anja nooit
durven uitspreken; zij heeft in
dertijd le veel gedronken -
waarom? Uit angst om de part
ner te zullen verliezen!! Bij dit al
les komt dan nog eens, dat Peter
Anja weer ten huwelijk vraagt.
Toegegeven, deze samenvatting
is tendentieus. Maar dit uiterma
te slecht geconstrueerde verhaal
gegeven lokt dat dan ook wel uit.
De verschillende ontmoetingen
en het geforceerde slot zijn slor
dig en'oppervlakkig uitgewerkt.
Noch Simone Rooskens, noch
Gerard Cox lijken er zelf in te ge
loven. Ze kunnen met hun routi
ne een zekere verveeldheid maar
nauwelijks onderdrukken. De
voorstelling verloopt bijzonder
traag; er moet van alles zo lang
mogelijk doorgespeeld worden
om maar tijd te rekken.
Er is een raar soort toverdoosde
cor, waaruit een bed, een doods
kist, een kamerscherm enz. te
voorschijn gehaald kunnen wor
den. Natuurlijk mag het publiek
dat niet zien: dus gaat na elke
korte scène het licht weer uit en
wordt er een ratjetoe aan 'opvul-
muziek' ten gehore gebracht.
Dan zijn er nog de echt genante
momenten, bijvoorbeeld wan
neer Gerard Cox doet alsof hij
dwarsfluit speelt bij de kist van
zijn moeder. Bovendien neemt
men zelfs de toevlucht tot onder-
broekenlol, als Cox in slip een
dansje maakt.
Als dit het niveau van de vrije
produktie moet worden, dan ziet
het er droevig uit. Is er over dit
stuk dan niet iets goeds te mel
den? Neen. helaas met.
WIJNAND ZEILSTRA
Originaliteit troef bij RO
het Laktheater.
LEIDEN - De Leidse Poppen-
keet heeft in het verleden een
aantal bijzondere voorstellin
gen gemaakt, waarin vooral
het spanningsveld tussen de
echte acteurs en de gemanipu
leerde poppen werd uitgebuit.
Bovendien gebeurde dat met
een enorme humor, zowel ver
baal als visueel.
In 'Achter de schermen' is daar
helaas weinig van terug te zien.
De verhaallijn is wel erg zwak,
en de humor in he^ stuk is te
schaars om dat te verhullen.
'Achter de schermen' gaat over
het duo Guus en Guus Gemel-
li, van wie één een pop is. Ze
lijken echter zo op elkaar, dat
ze regelmatig door elkaar ge
haald worden. De Gemelli's
komen uit een kermisfamilie,
maar het talent hebben ze
blijkbaar niet geërfd. Toch be
sluiten ze mee te doen aan de*
talentenjacht in het tv-pro-
gramma 'Bij Loes'. Ze eindi
gen op de laatste plaats.
Voor de pauze neemt het publiek
inderdaad een kijkje achter de
schermen, in de kleedkamer
wel te verstaan. Na de pauze
zien we het showprogramma
'Bij Loes'. Met name in het
laatste gedeelte zitten enkele
prachtige vondsten, zoals de
parodie op een goochelaar, en
het (poppen)publiek op de tri
bunes. Loes is een prachtka-
rakter; haar wordt, vooral vóór
de pauze, veel diepte meegege
ven, en ze is met al haar ma
niertjes bijzonder sympathiek.
De klusjesman en de rockster
zijn als types erg herkenbaar,
en zijn komisch omdat ze zo
droog gespeeld worden. Het
duo Guus en Guus, ogen
schijnlijk de spil van de voor
stelling, voldoet echter niet. De
speler moet te veel zwoegen op
het dubbelpersonage, zijn spel
wordt er niet ontspannener
door, en is slechts bij uitzonde
ring komisch. Er zit te weinig
werkelijke humor in het perso
nage.
Het verhaal wordt erg abrupt af
gebroken met de prijsuitrei
king aan het verschrikkelijke
danstrio, een aardige maar niet
volledig uitgewerkte persiflage
van de 'diepzinnige' nonsens
van sommige zangers. Eigen
lijk verwacht je dat de Gemel
li's zo'n onhandige act uitvoe
ren, dat het een perfect ko
misch nummer wordt, waar
mee ze de eerste prijs halen.
Nu dat niet het geval blijkt, zie
je geen enkele verwondering
of teleurstelling over hun laat
ste plaats, terwijl ze eigenlijk
niet beseffen hoe slecht ze wel
zijn.
'Achter de schermen' is zeker
geen slechte voorstelling, de
kunstig gemaakte poppen en
het spelpeil zorgen voor een
aangename middag. Maar wie
eerdere produkties van de
Poppenkeet heeft gezien, weet
dat zc daar veel beter kunnen
JACQUELINE MAHIEU
Residentie-Orkest onder leiding van
Jan Cober met Richard Strauss.
Suite der Burger als Edelmann. en
een Spaans programma. Soliste
Deanna Blacher, castagnetten en
dans. Stadsgehoorzaal 9 maart.
LEIDEN - Het Residentie-Or
kest is het orkest dat een grote
scheut originaliteit door zijn
programma's weet te mengen
zo ook op het familieconcert
vrijdagavond, waar twee ogen
schijnlijk uiteenlopende pro
gramma-onderdelen zorgden
voor een verrassend geheel
In de zeer afwisselende deeltjes
van de Suite Der Burger als
Edelmann spreidde Richard
Strauss al zijn vakmanschap,
zijn instrumentatiekunst en
zijn humor ten toon om Molie.-
re's schildering van een parve
nu muzikaal kracht bij te zet
ten. Een kleine orkestbezetting
en tal van solistische passages
geven het werk de luchtigheid
passend bij het onderwerp.
Zowel gezamenlijk als individu
eel toonden de leden van het
R O. onder leiding van Jan Co
ber hun grote kwaliteit in een
tintelende vertolking. Zeker
bij een familieconcert is het
echter jammer dat die spelers
vanuit de zaal zo slecht te zien
zijn. In het verleden werd het
podium wel eens trapsgewijze
opgebouwd, wat niet alleen vi
sueel maar ook akoestisch ple
zierig was.
Dc beperkingen van de Stadsge
hoorzaal deden zich na de pau
ze in een ander opzicht gevoe
len, toen het visuele element in
de persoon van Deanna Bla
cher met castagnetten en dans
op de voorgrond trad. De ach
terste rijen en de kinderen zul
len grote moeite gehad hebben
haar verrichtingen te zien. Al
lan Stephenson schreef spe
ciaal voor haar een Toccata
voor castagnetten, strijkorkest
en slagwerk, en kwam daar
mee tussen twee stoelen te zit
ten: hij trachtte het Spaanse
idioom te vermijden, maar ont
kwam daar toch niet aan door
de combinatie van castagnet
ten en voetendans met hun
specifieke Spaanse ritme Het
resultaat werd muzikaal gezien
een slap aftreksel van het origi
neel.
Het tweede 'Spaanse' stuk was
van de hand van Glinka, de
grondlegger van de Russische
nationale school Zijn Jota
Aragonesa, geschreven tijdens
een verblijf in Spanje waar hij
muziek en dans bestudeerde,
is een merkwaardige mengel
moes van Spaans ritme en me
lodie in een instrumentatie die
sterk aan Moussorgski doet
denken.
Tenslotte kwamen dan de echte
Spanjaarden aan bod, de Falla,
Turina, Granados en Jiménez
Het subtiele castagnettenspel,
de temperamentvolle dans en
de fraaie toiletten van Deanna
Blacher werden geevenaard
door een even vurig, zij het niet
altijd even gelijk spelend R.O
in een lust voor oog en oor. zo
dat het slot van Jimenez gebis