Weinig serieuze'Mensenhater' Jeugdprozawedstrij d: twee eerste prijzen George van Renesse speelt met techniek Oppervlakkige 'Momentopnamen' Poppenkeet beneden eigen kunnen ZEIST/AMSTERDAM (GPD) - Boekenbonnen ter waarde van vijfhonderd gulden, een uitnodi ging tot bijwoning van het Boe kenbal op dinsdag 20 maart in het Amsterdamse Carré, waar dan temidden van veel schrijvers nog een huldiging plaats heeft en het door Maarten 't Hart geschre ven boekenweekgeschenk „De ortolaan". Dat waren de prijzen, die de 15-jarige Marianne de Nooyer uit Zeist zaterdagmiddag in Amsterdam uit handen van de auteur Maarten 't Hart kreeg aan geboden als hoofdprijswinnares van een prozawedstrijd, waaraan door ruim driehonderd jongeren was deelgenomen. Dezelfde geschenken als Marian ne, leerlinge van de vierde athe neumklas van het Zeister Her man Jordan Lyceum, ontving Erik Slaggter uit Eelde bij Gro ningen. Erik (20) is derde jaars student, onder meer in de Neder landse letteren. Reden, dat de prozawedstrijd ein digde met twee eerste prijzen was, dat de jury er ook zaterdag nadat de finalisten tijdens een bijeenkomst in het literaire café De Balie in Amsterdam waar het eigen werk werd voorgelezen niet uitkwamen wie van de twee de beste was. De tweede prijs kwam daarmee te vervallen. Winnares van de derde prijs, ook nog goed voor 250 gulden aan boekenbonnen, werd de 18-jari- ge Ester-Eva Damen uit het Frie se Franeker. De vierde tot de ze vende prijs, elk ter waarde van 100 gulden aan boekenbonnen, gingen naar Astrid Baars uit Woerden, Marianne van Zijl uit Ter Apel, Pieter Stroop uit Am sterdam, Willem Bastiaan Boon stoppel uit Den Haag, José Mast uit De Meern, Emiel Daale uit Brummen en Koen van Duin uit Schagen. In november 1983 gaf de PCNB (Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek) voor het eerst een bundel voor jongeren uit, die de titel „Nooit gedacht" meekreeg. Deze bundel voor de jeugd van 14 jaar en ouder had tot doel de jeugd te motiveren door te gaan met lezen en hen te begeleiden bij het zoeken van een weg naar de literatuur. „Nooit gedacht" omvat bijna dertig verhalen, geschreven door drie docenten Nederlands, Rob Anker, Fetze Pijlman en John Verhallen. De bundel, die medio november 1983 in de boekhandel verscheen voor een prijs van nog geen acht gulden, was binnen een paar weken uitverkocht. Ter gelegenheid van de verschij ning van de bundel schreef de CPNB een proza-wedstrijd uit voor jongeren tussen de 14 en 20 jaar. Bij de sluitingsdatum, eind januari, waren maar liefst 320 verhalen binnengekomen. Zweden De jury, die al deze proza beoor deelde, bestond uit de drie au teurs van „Nooit gedacht", Maar ten 't Hart, die het nieuwe boe kenweekgeschenk „De ortolaan" schreef, en Marijke Gelderman namens de PCNB. Het voorlezen van het eigen verhaal door de drie finalisten van de wedstrijd zaterdagmiddag in café De Balie in Amsterdam werd afgewisseld door muziek van het Amster dams Filharmonisch Trio en door een inleiding van Maarten 't Hart, die sprak over de rol van de muziek in zijn werk. De schrijver vertelde, dat het volgende boek, dat hij gaat schrijven, zich af speelt in Zweden. Het vorig jaar bezocht 't Hart dat land voor het eerst en het maakte een diepe in druk op hem, zo vertelde hij. De verhalen van de eerste prijswin naars Marianne en Erik, respec tievelijk „De veijaardagkalen- der" en „Het platform" worden in de volgende „Nooit gedacht", die aan het einde van dit jaar ver schijnt, gepubliceerd. UTRECHT (GPD) - Hermans kwam dus niet, en wie weet is dat wel één van de oorzaken dat de vierde Nacht van de Poëzie, afgelopen zaterdag, maar niet echt van de grond leek te komen. Niet dat er niet heel wat gebeur de, dat er niet heel wat aardigs, leuks en soms zelfs moois en ont roerends te zien en vooral te ho ren was, maar de vonk ontbrak. Aan het publiek dat al ruim voor acht uur de rijen van de grote zaal van het muziekcentrum be gon te vullen, kan het nauwelijks hebben gelegen, want men was van goede wil. Zelfs de uiterst flauwe opmerkingen van presen tator Geert Lubberhuizen (hij be gon alweer met zijn uitgekauwde aankondigingen van vertrekken de treinen) werden positief ont vangen. Lubberhuizen bleef de hele avond en nacht lang ongeïn spireerd en te lang aankondigen. Hij had er niet veel zin in. door Inge van den Blink Anders was dat met Piet Piryns, die zich heel wat plezieriger van zijn taak kweet en die nog het fatsoen had om zich te generen voor de vele verkooppraatjes die men meende te moeten houden. De speciale bundel met van ie dere optredende dichter een ge dicht, de grafiekmap, gedichten in het algemeen: het publiek kocht niet genoeg, vonden de presentatoren. Gepaster was misschien geweest als zij zich de vraag hadden gesteld of het pu bliek in de loop van de nacht niet meer reden had om zich bekocht, dan om zich koopziek te voelen. Het poëzie-gedeelte van de nacht begon stijlvol met Jan Blokker jr. Vorig jaar konden zijn intege re, ernstige gedichten, nauwe lijks tot hun recht komen door dat hij de laatste optredende dichter was. Nu was er terechte aandacht voor zijn beklemmen- UTRECHT (ANP) - De schrijver W.F. Hermans heeft de organisa toren van de Nacht van de Poëzie in Utrecht zaterdag laten we ten dat hij niet zou optreden op de literaire manifestatie die 's avonds in het muziekcentrum Vredenburg werd gehouden. Her mans zag af van zijn optreden omdat hij niet het risico wil lopen dat het zou worden verstoord, aldus de organisatie. De Federatie van Welzijnsorganisaties van Surinamers had vorige maand op acties tegen de aanwezigheid van de schrijver in Utrecht gezinspeeld. Hermans is volgens hen een 'verklaard ra cist' met 'negatieve opvatting over de zwarte mens'. De Suri naamse organisaties hadden er bij de organisatoren van de Nacht van de Poëzie op aangedrongen om de in Parijs wonende Nederlandse schrijver van het programma te schrappen. Dit ver zoek is afgewezen, omdat de organisatoren het niet juist vonden om Hermans als een racist te omschrijven. Boudewijn Büch tijdens het fluit concert in de Nacht van Poëzie (foto ANP) de tekening van Bergen-Belsen (de gedachten en beelden die de ze plaats opriep en de herinne ringen aan zijn overleden groot vader). De dood was trouwens veel aanwe zig in de poëzie die behoorden in de eerste deel van de nacht. Ed dy van Vliet, die zangerig Vlaams maar mat en moeilijk verstaanbaar voorlas, herdacht een dode en Elly de Waard droeg een gedicht voor naar aanleiding van het overlijden van haar va der. Meer nog dan voorgaande jaren doet deze Nacht van de Poëzie de vraag rijzen aan welke eisen voorgelezen poëzie moet vol doen. Piet Piryns citeerde een uitspraak van Elly de Waard: „Dichters die hun eigen gedicht niet kunnen voorlezen zijn geen goede dichters". Dat zou tot sombere conclusies kunnen leiden met betrekking tot het gehalte van enkele van de gedichten die zaterdag te horen waren, maar helemaal eerlijk lijkt dat niet. Dichten is een kunst en het voorlezen ervan is een kunst apart. J. P. Guepin bleek de tweede kunst uitstekend te verstaan. Hij gaf op ironische wijze een ver slag van zijn dichterscarrière, doorspekt met opmerkingen als: „Toen kwam er een tweede bun del en die is helemaal niet ver kocht". Gelach oogste Guetin met de opmerking die hij maakte bij het geschrokken overslaan van een gedicht: „Oh nee, dat is een racistisch sonnet". Zo be speelde hij het publiek, en hij deed het goed. Een ander die uitstekend en soe peitjes met het publiek wist te communiceren was Bert Schier- beek. Hij stond tamelijk laat op het program, het publiek begon wat lawaaierig, verveeld en mor rend te worden, maar Schier- beek stal de show. Dat was misschien wel voor een deel te danken aan het feit dat hij zich kennelijk op ongeveer het zelfde alcoholisch peil bevond als een deel van zijn toehoorders. Zijn Roosjes van papier kwamen over een wat dubbele tong naar buiten, maar zijn act was gran dioos, en hij wist tussen alle mil de ironie, en vaderlijke verma ningen („Rustig daarboven. Even luisteren: ik begin op nieuw") heel wat mooie regels te verstoppen. Zelfs door het uit vallen van de microfoon liet hij zich niet uit het veld slaan: „Ik schreeuw zo wel verder". Büch Iemand die de juiste toon volko men miste was Boudewijn Buch. „Het geteisem moet opsodemie teren", was zijn reactie op het fluitconcert dat hem bij zijn en tree ten deel viel. Later kreeg hij nog meer gefluit te horen, dat toen echter meer te maken had met de kwaliteit die hij niet bood dan met zijn persoon: hij las een uiterst flauw verhaal voor dat be doeld was als parodie op het Ne derlands letterkundig wereldje, waarin men elkaar prijzen ver schaft en onderling lovende kri tieken uitwisselt. Het verhaal had het niveau van een matig middelbare-school-opstel. Jules Deelder was ook al weinig overtuigend met lang uitgespon nen herinneringen aan zijn schooltijd. Hij moest terugko men op het podium, maar mag best eens iets anders gaan verzin nen: een nieuwe act. Nee, kwaliteit, echte kwaliteit kwam wat mij betreft dit keer van andere oudgedienden: Rut- ger Kopland bijvoorbeeld. Het klonk perfect, het maakte in druk, en duurde maar net als vo rig jaar te kort. Jean-Pierre Rawie, onmisbaar op een festival als dit, hield zijn po se van sombere vrouwen haten de alcoholist stug vol, maar leek wat ernstiger dan andere keren zijn gedichten over een gestor ven vriendin en over een vrouw „die een tweede Troje had ver diend, maar aan drank en heroi ne onderging" maakten indruk door de integere manier waarop ze werden gebracht. De hoogtepunten van de nacht zijn hiermee genoemd, maar enkele namen moeten nog vermeld wor den: Maarten Biesheuvel, die op zijn onnavolgbare wijze een entr' act verzorgde (een „Russisch" gezang, gecombineerd met het voorlezen van het verhaal „Het misverstand"), J. Bernlev, die in een van zijn gedichten de anoni miteit van de hotelganger doel treffend bezong, en folkformatie Run, die teksten van Achterberg, Slauerhoff, Jan van Nijlen en hun zelf melodieus van geitewol len sokjes voorzag. Veel leuke dingen dus, afwisseling ook wel, maar toch was deze nacht in het algemeen te saai, te langdradig, te weinig vonken spattend. Volgend jaar beter. Bij Publiekstheater 'De Mensenhater' van Molière door Het Publiekstheater onder regie van Karst Woudstra. Vertaling: Laurens Spoor. Gezien in de Stadsschouwburg op 10 maart. AMSTERDAM - Karst Woudstra en Molière, het had een ongemeen boeiende combinatie kunnen worden, maar naarmate de voorstelling vorderde nam steeds sterker het gevoel de overhand dat de een niet voor de ander geschapen was. In een programmatoelichting verklaart Woudstra dat de benaming 'mensenhater' voor hem niet alleen van toepassing is op Alceste, maar op alle perso nages uit Molière's komedie en dat hun gedrag verklaard moet worden uit een angst voor de dood en een zich wanhopig vastklampen aan le ven en jeugd. Welnu, zo'n interpretatie is natuur lijk heel legitiem (al ontgaat het verband tussen het een en het ander mij enigszins), maar zijn re gie faalt waar het er op aankomt dit aan de hand van Molière's tekst duidelijk te maken. De aankleding is meteen al veelbelovend: het een heidsdecor van Peter de Kimpe stelt een sombe re maar fraai belichte zaal voor met tegen de ach terwand onder een geweldig purperen baldakijn het grafmonument van de eerste echtgenoot van Célimène. De personages blijken aanmerkelijk ouder dan we gewend zijn (Ann Hasekamp en Ton Lutz speelden Clélimène en Philinte al 26 jaar geleden bij de Nederlandse Comedie!) en gaan gekleed in rok of andere stemming zwart grijze kostuums uit deze eeuw. Van een spranke lende komedietoon is derhalve geen sprake, wel van desillusies, verbittering en uitzichtloosheid. De 'oplossingen' van Woudstra scheppen echter een veelvoud aan problemen. Meer nog dan tekst en handeling zijn de personages van Molière aan alle kanten gebonden aan hun sociale context en bij een verwijdering daarvan moet er een nieuwe voor in de plaats worden gesteld. Woudstra laat dit na, omdat zijn interesse uitsluitend lijkt uit te functioneren. Maar omdat dat functioneren in belangrijke mate gebonden is aan die afwezige context, komen zij in de lucht te hangen, zeker de goedmoedige Philinte en de rechtschapen Elian- te (Sigrid Koetse), die toch al stuurloos binnen het regieconcept lijken rond te lopen. Dat Frans Vorstman de titelrol wel leven in weet te blazen, is op de eerste plaats te danken aan Mo lière die van de supereerlijke en daardoor sociaal onmogelijke Alceste een karakter heeft gemaakt dat niet kapot te krijgen is, maar de ingehouden speeltrant van Vorstman is bovendien een van de beste elementen in deze voorstelling. De wereld van geroddel en gekuip om hem heen mist echter het flitsende en speelse dat Molière eigen is, be halve in de scènes met de intrigante Arsinoé, maar Lies Franken zou Molière nog tot leven kunnen wekken terwijl zij tot haar hoofd in het zand zat. Dat de voorstelling als geheel toch geen bloedserieuze aangelegenheid werd, is afgezien van incidentele acteerpresentaties en een paar schitterende vondsten (Alceste die als een overja rige puber zijn jas over zijn hoofd trekt om zijn verlegenheid te verbergen) vooral het gevolg van een dikwijls gewrongen vertaling die weinig van Molière heel liet. Laurens Spoor koos voor na drukkelijke rijmschema's met evidente anachro nismen op het gebied van stijl en woordkeus. Van een consequent volgehouden lijn is echter geen sprake zoals er ook geen logica te ontdek ken viel in de afwisseling van de beleefdheids vorm met het familiare 'je'. Maar om dit te con stateren is een rustige zaal wel een vereiste, want doordat Woudstra vrijwel het gehele spel achter op het toneel situeerde, komt de verstaanbaar heid weieens in het gedrang. PAUL KORENHOF Frans Vorstman en Ann Hasekamp in 'De Mensenhater' George van Renesse met Schubert en Chopin. Jubileum-concert in foyer Stadsgehoorzaal. Gehoord op zondag 11 maart. LEIDEN De 75-jarige piano-ve teraan George van Renesse, al gemeen erkend als behorend tot de top van de Nederlandse uitvoerende kunstenaars, trok gistermiddag vele oudere en jongere bewonderaars naar de Stadsgehoorzaal. Zijn leeftijd is het spel van deze virtuoos waarlijk niet af te horen: vitali teit en muzikaal vermogen zijn ongerept. Juist dit laatste viel het sterkst op. Een ervaren concertgever als hij speelt let terlijk met de techniek. Men neemt het waar als iets vanzelf sprekends. Als dit echter het enige was. zou hij zich niet bo ven de talrijke jonge virtuozen van onze dagen verheffen. Men kan bij allerlei gelegenheden van hun knappe toeren kennis nemen. Deze grote kunstenaar graaft dieper dan de noten, de vingervaardigheid, hoe belang rijk ook, is voor hem niet meer en ook niet minder dan een hulpmiddel. George van Renesse waardeerde ik door de jaren heen als een groot Schubert-vertolker. Wel nu, hij maakte dit opnieuw waar. Schubert had een stijl, die zeker iets wel iets met Beethoven heeft te maken, maar dan wel zo persoonlijk, dat het met een uiterlijke gelij kenis hier en daar wel op houdt. Reeds zijn melodiek is anders. Men hoefde zich bij deze Schu bert niet, zoals bij sommige no tenspelers zonder meer, te ver velen. George lette in de (pos- thume) Sonate in A op de te genstellingen tussen thema's en motieven, tussen zangerig heid en kordate doorbraak, tussen de verschillende ge aardheid der melodieën. Het is gemakkelijk genoeg, Schu berts lichte melancholie te be nadrukken. George maakte die echter zinvol sprekend in het geheel Het Scherzo klonk inderdaad schertsend, maar niet luid ruchtig en het slot-Rondo (op een toén en nu nog bekend volksliedje) werd onder zijn handen een wonder van con structie en kleurenwarmte. Aan deze sonate was driemaal een moment musical (resp in As,f en cis) voorafgegaan. In een praatje vooraf verklaarde George dc volgorde, met het oog op thematiek en toonaard. In het eerste paste hij een op vallend rubato (wijze van uit voeren waarbij een vast tempo wordt aangehouden maar som mige noten worden versneld en andere vertraagd) toe. Ook bij Chopin, na de koffie, deed de concertgever ons we ten, dat hij de zegging, het ver haal boven het uiterlijk ver toon stelt. Hiermee is niet ge zegd, dat de vorm evenmin als het typische rubato werden verwaarloosd. Een meester als hij kan en wil dat ook niet. JOHAN VAN WOLFSWINKEL 'Momentopnamen' (Special Occa sions) van Bernard Slade met Simo- ne Rooskens en Gerard Cox. Regie: Horst Mentzel. Decor: Andrei Iva- neanu. Gezien op 10 maart in de Leidse schouwburg. LEIDEN - Anja en Peter hou den hun huwelijk na vijftien jaar voor gezien. Peter is (natuurlijk) toneelschrijver, want ach, in die kringen komt zoiets zo vaak voor. 'Momentopnamen' van Bernard Slade begint in de eer ste scène met hun afscheid, dat precies aan het eind van de vijf tiende huwelijksveijaardag plaats heeft. Alles verloopt vrij redelijk, zoals het redelijke men sen na een redelijke beslissing betaamt. Maar ja, een huwelijk van vijftien jaar is niet niets; er zijn nog speciale banden, bij voorbeeld de kinderen, zodat de beide echtelieden, gespeeld door Simone Rooskens en Gerard Cox, ondanks de scheiding el kaar in de daarop volgende jaren nog wel eens ontmoeten. Daarvan krijgt het publiek dus 'momentopnamen' te zien: het eindexamen van zoon Jeroen, moeilijkheden met de dochter, de dood van Peter's moeder, het tweede huwelijk van Anja enz. Als zoon Jeroen een ernstig auto ongeluk heeft gehad, ontmoeten Peter en Anja elkaar in het zie kenhuis. Waarom ze eigenlijk ge scheiden zijn, is in geen enkele scène ook maar enigszins aange stipt. Nu bij deze pijnlijke ont moeting. in deze laatste scène van het stuk blijkt, dat ze 'elkaar niet begrepen hebben'! Juist op dit moment moeten de beide partners dus blijkbaar 'echt pra ten'. Peter heeft bepaalde twij fels over de trouw van Anja nooit durven uitspreken; zij heeft in dertijd le veel gedronken - waarom? Uit angst om de part ner te zullen verliezen!! Bij dit al les komt dan nog eens, dat Peter Anja weer ten huwelijk vraagt. Toegegeven, deze samenvatting is tendentieus. Maar dit uiterma te slecht geconstrueerde verhaal gegeven lokt dat dan ook wel uit. De verschillende ontmoetingen en het geforceerde slot zijn slor dig en'oppervlakkig uitgewerkt. Noch Simone Rooskens, noch Gerard Cox lijken er zelf in te ge loven. Ze kunnen met hun routi ne een zekere verveeldheid maar nauwelijks onderdrukken. De voorstelling verloopt bijzonder traag; er moet van alles zo lang mogelijk doorgespeeld worden om maar tijd te rekken. Er is een raar soort toverdoosde cor, waaruit een bed, een doods kist, een kamerscherm enz. te voorschijn gehaald kunnen wor den. Natuurlijk mag het publiek dat niet zien: dus gaat na elke korte scène het licht weer uit en wordt er een ratjetoe aan 'opvul- muziek' ten gehore gebracht. Dan zijn er nog de echt genante momenten, bijvoorbeeld wan neer Gerard Cox doet alsof hij dwarsfluit speelt bij de kist van zijn moeder. Bovendien neemt men zelfs de toevlucht tot onder- broekenlol, als Cox in slip een dansje maakt. Als dit het niveau van de vrije produktie moet worden, dan ziet het er droevig uit. Is er over dit stuk dan niet iets goeds te mel den? Neen. helaas met. WIJNAND ZEILSTRA Originaliteit troef bij RO het Laktheater. LEIDEN - De Leidse Poppen- keet heeft in het verleden een aantal bijzondere voorstellin gen gemaakt, waarin vooral het spanningsveld tussen de echte acteurs en de gemanipu leerde poppen werd uitgebuit. Bovendien gebeurde dat met een enorme humor, zowel ver baal als visueel. In 'Achter de schermen' is daar helaas weinig van terug te zien. De verhaallijn is wel erg zwak, en de humor in he^ stuk is te schaars om dat te verhullen. 'Achter de schermen' gaat over het duo Guus en Guus Gemel- li, van wie één een pop is. Ze lijken echter zo op elkaar, dat ze regelmatig door elkaar ge haald worden. De Gemelli's komen uit een kermisfamilie, maar het talent hebben ze blijkbaar niet geërfd. Toch be sluiten ze mee te doen aan de* talentenjacht in het tv-pro- gramma 'Bij Loes'. Ze eindi gen op de laatste plaats. Voor de pauze neemt het publiek inderdaad een kijkje achter de schermen, in de kleedkamer wel te verstaan. Na de pauze zien we het showprogramma 'Bij Loes'. Met name in het laatste gedeelte zitten enkele prachtige vondsten, zoals de parodie op een goochelaar, en het (poppen)publiek op de tri bunes. Loes is een prachtka- rakter; haar wordt, vooral vóór de pauze, veel diepte meegege ven, en ze is met al haar ma niertjes bijzonder sympathiek. De klusjesman en de rockster zijn als types erg herkenbaar, en zijn komisch omdat ze zo droog gespeeld worden. Het duo Guus en Guus, ogen schijnlijk de spil van de voor stelling, voldoet echter niet. De speler moet te veel zwoegen op het dubbelpersonage, zijn spel wordt er niet ontspannener door, en is slechts bij uitzonde ring komisch. Er zit te weinig werkelijke humor in het perso nage. Het verhaal wordt erg abrupt af gebroken met de prijsuitrei king aan het verschrikkelijke danstrio, een aardige maar niet volledig uitgewerkte persiflage van de 'diepzinnige' nonsens van sommige zangers. Eigen lijk verwacht je dat de Gemel li's zo'n onhandige act uitvoe ren, dat het een perfect ko misch nummer wordt, waar mee ze de eerste prijs halen. Nu dat niet het geval blijkt, zie je geen enkele verwondering of teleurstelling over hun laat ste plaats, terwijl ze eigenlijk niet beseffen hoe slecht ze wel zijn. 'Achter de schermen' is zeker geen slechte voorstelling, de kunstig gemaakte poppen en het spelpeil zorgen voor een aangename middag. Maar wie eerdere produkties van de Poppenkeet heeft gezien, weet dat zc daar veel beter kunnen JACQUELINE MAHIEU Residentie-Orkest onder leiding van Jan Cober met Richard Strauss. Suite der Burger als Edelmann. en een Spaans programma. Soliste Deanna Blacher, castagnetten en dans. Stadsgehoorzaal 9 maart. LEIDEN - Het Residentie-Or kest is het orkest dat een grote scheut originaliteit door zijn programma's weet te mengen zo ook op het familieconcert vrijdagavond, waar twee ogen schijnlijk uiteenlopende pro gramma-onderdelen zorgden voor een verrassend geheel In de zeer afwisselende deeltjes van de Suite Der Burger als Edelmann spreidde Richard Strauss al zijn vakmanschap, zijn instrumentatiekunst en zijn humor ten toon om Molie.- re's schildering van een parve nu muzikaal kracht bij te zet ten. Een kleine orkestbezetting en tal van solistische passages geven het werk de luchtigheid passend bij het onderwerp. Zowel gezamenlijk als individu eel toonden de leden van het R O. onder leiding van Jan Co ber hun grote kwaliteit in een tintelende vertolking. Zeker bij een familieconcert is het echter jammer dat die spelers vanuit de zaal zo slecht te zien zijn. In het verleden werd het podium wel eens trapsgewijze opgebouwd, wat niet alleen vi sueel maar ook akoestisch ple zierig was. Dc beperkingen van de Stadsge hoorzaal deden zich na de pau ze in een ander opzicht gevoe len, toen het visuele element in de persoon van Deanna Bla cher met castagnetten en dans op de voorgrond trad. De ach terste rijen en de kinderen zul len grote moeite gehad hebben haar verrichtingen te zien. Al lan Stephenson schreef spe ciaal voor haar een Toccata voor castagnetten, strijkorkest en slagwerk, en kwam daar mee tussen twee stoelen te zit ten: hij trachtte het Spaanse idioom te vermijden, maar ont kwam daar toch niet aan door de combinatie van castagnet ten en voetendans met hun specifieke Spaanse ritme Het resultaat werd muzikaal gezien een slap aftreksel van het origi neel. Het tweede 'Spaanse' stuk was van de hand van Glinka, de grondlegger van de Russische nationale school Zijn Jota Aragonesa, geschreven tijdens een verblijf in Spanje waar hij muziek en dans bestudeerde, is een merkwaardige mengel moes van Spaans ritme en me lodie in een instrumentatie die sterk aan Moussorgski doet denken. Tenslotte kwamen dan de echte Spanjaarden aan bod, de Falla, Turina, Granados en Jiménez Het subtiele castagnettenspel, de temperamentvolle dans en de fraaie toiletten van Deanna Blacher werden geevenaard door een even vurig, zij het niet altijd even gelijk spelend R.O in een lust voor oog en oor. zo dat het slot van Jimenez gebis

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 11