c De oorlog gezien door kinderogen Veehouder moet stal en schuur slopen SNELLERE WEG TOT INZICHT Levende Cargo: een romantische chaos Jan Cremer en de Hunnen Noordwijker negeerde herhaaldelijk waarschuwingen van gemeente woensdag 22 februari 1984 Varia Wie nu, vele jaren later, de re censies herleest die in kran ten werden afgedrukt naar aanleiding van het verschij nen van 'Ik Jan Cremer' verbaast zich telkens weer. Er waren nogal wat critici die zich ergerden aan dit boek, besprekers die Jan Cremer een grote smeerlap vonden, of erger nog: een fascist noemden. Na het be kritiseren van het t.v.-pro- gramma 'Zo is 't toevallig ook nog eens een keer' had fatsoenlijk Nederland god zijdank een nieuw doelwit: Jan Cremer. Nadat de storm was geluwd werd in het koor van bewonde raars langzamerhand een twee de stem steeds sterker: zij die niet zozeer hun puberale be hoeften hadden bevredigd dankzij 'Ik Jan Cremer', maar er op wezen dat deze schrijver een uniek fenomeen was in de Nederlandse letteren. Simpel weg omdat zijn gespierde pro za zeggingskracht had. En bo vendien: Cremer was ook een woordvoerder van de naoor logse generatie: an angry young man. Een Hun, zo u wilt. De vraag was natuurlijk of Cre mer ooit nog eenzelfde sensa tie zou kunnen teweegbren gen. Het antwoord weten we nu: ja. Vriend en vijand heeft hij twintig jaar na 'Ik Jan Cre mer' weer verrast: in de boek handel liggen deze week drie dikke pillen (ruim 1500 pagi na's), een trilogie: De Hunnen. - Een trilogie over oorlog, bevrij ding en vrede, zoals de titels ons al duidelijk maken. Elf jaar heeft Cremer aan deze boeken gewerkt, elf jaar zweeg hij hier over. Plaats van handeling: Enschede. De grauwe fabrieksstad waar Cremers vader, een reislustig man die soms de wereld in trekt om verhalen voor kran ten te schrijven, smid is. En schede: waar Jan, geboren in 1940, samen met zijn Hongaar se moeder na de dood van zijn vader het hoofd boven water moet zien te houden. Ensche de: samen met Rotterdam 's lands meest gebombardeerde stad in de tweede wereldoor log, niet in de laatste plaats omdat de Amerikanen en En gelsen nog wel eens in de waan waren dat deze stad op Duits grondgebied lag. Enschede: eindpunt van veel Russen, Hongaren en Tsjechen, men sen die naar deze stad kwamen om in de textielindustrie te werken. De Hunnen. Het begin van het eerste deel van de trilogie, 'Oorlog', gaat voor al over de ontmoeting van Cre mers vader en moeder: de smid op leeftijd en de fraai ge schapen Hongaarse. Zij zegt de boulevards in Boedapest vaar wel en vertrekt naar Nederland om te trouwen met Jan Cremer sr. Gaandeweg wordt dit eerste deel steeds interessanter. Steeds beter slaagt Cremer erin om de oorlogstaferelen in de fabrieks stad te beschrijven, de ellende van weleer op te roepen. Voor al de portretten van buurtge noten zijn mooi én hij slaagt er wonderwel in om de lezer dui delijk te maken hoe het was om als klein jongetje met een Hongaarse moeder die bijna geen Nederlands sprak - Iste- nem Gottimhimmel! - te leven in een stad, bevolkt door wan trouwige Oosterlingen. Hun huis wordt op een dag leegge roofd, soms worden ze uitge scholden voor moffenvrien- den, dan weer voor bolsjewie ken. Wordt daar maar eens wijs uit. Aan het einde van 'Oorlog' gaat Jan met zijn moeder bij een boer wonen en werken. Een stinkende vrek: "Als hij zijn mond opensperde om de opge hoopte vork naar binnen te schuiven zag je de zwarte ver rotte tanden die, als je dichtbij stond, een afgrijselijke stank verspreidden". Dit eerste deel van de trilogie begon met een slachttafereel, de laatste regels - waarin Cremer beschrijft hoe erg hij het vond om een varken te zien worden geslacht - slui ten hierbij aan: "Nu wist ik wat dat woord 'oorlog' betekende. Oorlog was varkens doodma ken". Zootje Lezers die Günter Grass' roman 'De bot' in hun boekenkast hebben staan, zullen zich de 'rauwe gedichten' aan het eind van de hoofdstukken nog wel herinneren. Deze en een aantal nieuwe verzen van Grass zijn nu door Meulenhoff gebun deld onder de titel "Ach bot, je sprookje loopt slecht af'. Het is een smaakvol boekje gewor den, niet in de laatste plaats door de etsen van Grass, die naast de gedichten zijn afge drukt. Een thema dat in deze bundel door Grass op vaardige wijze wordt uitgemolken is de terug keer naar de moederborst. Het gemis aan (lichamelijk) moe derliefde bij volwassenen zou de oorzaak zijn van veel pro blemen. In 'Gestild' schrijft hij: "Na zijn veertigste zou elke man weer gezoogd moeten worden: /van staatswege, tegen betaling,/ tot hij gestild zonder wensdromen stil is,/ niet hui lend meer op de wc zit: alleen." Ook voor 'ons dagelijks brood' wordt door Grass een grote plaats ingeruimd. Onze nederi ge vriend, de Kartoffel, wordt bezongen in een gedicht met de prozaïsche titel 'Aardappels gebakken'. Niet zelden wordt honger door Grass uitvergroot tot vraatzucht. Ik zag bij lezing van sommige gedichten weer die scène waarin een vrouw te gen heug en meug een zooitje moddervette palingen naar binnen moet werken. Niets is Grass te min. Zelfs "De bolus: gekakt in een rondje" mag zich prinsheerlijk neer vlijen in een gedicht als 'Drek- zang'. Cynisch stelt Grass: "Wij gaan vanaf nu - is besloten - ieder alleen aan tafel /maar met z'n allen schijten;/ hordekak: de snellere weg tot inzicht" De nieuwe gedichten zijn minder ruw, minder provocerend. Dit vond ik een juweeltje: LIEFDE GETOETST Jouw appel - mijn appel. Nu tegelijk de tanden erin: kijk, ondanks alles verschillend. Nu leggen wij appel en appel hap tegen hap. CEES VAN HOORE Günter Grass, Ach bot, je sprookje loopt slecht af, Gedichten en gra fiek, vertaling Peter Kaaij, Meu lenhoff, Amsterdam 1984. ƒ24,59. In deel twee, 'Bevrijding', woont Cremer nog steeds samen met zijn moeder bij de stinkende boer. De streek wordt niet al leen onveilig gemaakt door Duitsers, óók de ondergrondse kan er wat van. "Als de Duitse Panzer de schuren en hooiber gen niet in de brand schoten, of de Amerikanen met hun af geworpen benzinetanks voor vuur en vlam zorgden, dan deed de ondergrondse dat wel". Jan en zijn moeder besluiten weg te gaan bij de boer, ze hou den het niet langer uit. Terug naar Enschede. Kleurrijke be schrijvingen volgen nu. Van de bendes - De Gieren, De Raven - die tussen de puinhopen rond zwerven. Van dé vrouwen die hun lichaam verkopen om eten te krijgen. Honger heeft bijna iedereen. "Honger krabde de magen, als paardehoeven in het zand, aan beide zijden van de grens". En dan wordt Enschede bevrijd: april 1945. "De Angelsaks rolt voort. Bemodderde tanks, be- modderde vlaggen, bemodder de soldaten op de romp, gewe ren schietklaar, handgranaten in de vuist geklemd". Deel drie van de trilogie vond ik het best. De titel, 'Vrede', krijgt wel een zeer wrange bijklank als je leest wat Jan en zijn Hon gaarse moeder overkomt. Ze worden opgepakt door de Bin nenlandse Strijdkrachten (BS) en opgesloten in een fabriek. Evenals anderen die er ook van worden verdacht fout te zijn geweest. Over het politieke benul van de BS-leden: "Vuile Hongaarse honden, smerige bolsjewieken. We hebben jullie zooitje allang Jan Cremer in de gaten gehad. De hele buurt heeft klachten over jul lie, vuil zooitje landverraders. Meeheulen met de moffen, en nou jammeren, nou de moffen opgerot zijn". Weinig goede woorden heeft Cre mer over voor de BS: eerst de terreur van de Duitsers, nu die van de BS. Melkmuilen en blaaskaakjes, schrijft hij, leid den de arrestatiecommando's, die op zoek gingen naar de fou te Nederlanders. Beslisten wie 'zuiver' of 'onzuiver' waa. En: sommigen hebben eerst met de Duitsers geheuld en gingen vlak voor de oorlog opeens in het verzet. "Het verzet?' smaal de Bohemerfrans. "Met de be vrijding zaten alle cafés rond de Markt stampvol met 'het verzet'. De een schreeuwde nog harder dan de ander. Ze dekten mekaar. Daar bleef je vanaf, daar ging je niet aan tor nen, aan die reputaties, tenzij je levensmoe was". Aan het eind van deel drie heeft Jan de leeftijd bereikt waarop hij naar de lagere school gaat. Daarna de ulo. Langzamer hand wordt hem duidelijk dat hij de fabrieksstad moet ont vluchten. Hij wil de textiel niet in. Hij wil de wereld rond, net als zijn vader. Na een serie baantjes te hebben gehad neemt hij dienst bij de marine. De laatste regels van deze trilo gie: "Ik zou nog sneller worden dan het weerlicht. Snel als de windhond, taai als leer, zo hard als staal! Specialist in het over leven en ontvluchten. Ik zou mij vastbijten in mijn devies: Het leven is een eenmansguer- rilla". Meedogenloos Wie de voorgaande regels heeft gelezen krijgt een goede in druk van Cremers stijl. Nog een citaat: "Winter in Honga rije. De Siberische kou hield het land bezet en heerste mee dogenloos over de Hongaarse vlakten. Strenge vorst en zwa re sneeuwstormen teisterden het land dat bedekt was met een wit kleed. Steden en dor pen lagen ingebakerd in de sneeuw". Cremer walst over je heen. Desnoods als een sneeuwruimer. Er zijn onge- (foto ANP) twijfeld mensen die zich erge ren aan deze taaistijl. Ik niet. De korte zinnen van Cremer le nen zich bij uitstek voor dit verhaal van lange adem. Soms denk je: dit kan wel wat min der, maar zelfs op die momen ten blijft het verhaal interes sant. Ook in 'Ik Jan Cremer' heeft de auteur al over de oorlog ge schreven. Een paar regels, zo als hij in een interview in Vrij Nederland zei, in sneltrein vaart. "Maar nu heb ik er de tijd voor genomen. Nu ben ik een ouderwetse locomotief die door kolen, vuur en stoom wordt voortgedreven. En die het 't langste volhoudt". Natuurlijk vraag je je af wat de bijzondere kracht van dit boek is. Ik denk dat een antwoord makkelijk is te geven: de oor log gezien door de Ogen van een klein jongetje. Vanzelf sprekend, sommige dingen zal Cremer ongetwijfeld niet be wust hebben meegemaakt, maar hij heeft achteraf wel alle moeite gedaan om details te achterhalen. Verrichtte daar voor onderzoek, zoals hij zelf Bovendien laat hij in zijn boek mensen aan het woord, getooid met bargoense namen als Bo hemerfrans en Smokkel- graads, die verhalen vertellen over de oorlog. Over boeren die je niet kon vertrouwen. En boeren die goed waren, onder duikers niet uitleverden aan de vijand. Over politieagenten die niet deugden. En ga zo maar door. Dit is niet de historie van de tweede wereldoorlog zoals die in de schoolboekjes staat, zei Cremer in het voornoemde in terview. En dat klopt. Ik weet dat uit ervaring. De meeste le raren en onderwijzers praten niet over keurige dames die de hoer speelden om te overleven, laat staan dat ze zullen vertel len dat er ook in het verzet du bieuze mensen zaten. Cremer belicht al deze facetten wel. WIM BRANDS De Hunnen: Oorlog, Bevrijding, Vre de. Uitgeverij: De Bezige Bij. Prijs: 75 gulden. Opmerkelijk veel aardigheid heb ik altijd gehad in het werk van Ben Borgart, een sympathie die toch niet direct het gevolg kan zijn van zijn literaire kwa liteiten. Voor mijn gevoel rom melt deze eigenzinnige auteur er in zijn romans en verhalen maar een beetje op los met be hulp van kommerloos taalge bruik en een gezellig soort the matische eenvoud. Van zijn tot op heden verschenen boeken is De vuilnisroos (1972) nog het meest samenhangend, wat daarna komt bevat meestal een hoop losse pret, avontuur, romantiek, milieu- en natuur- zucht en andere wirwar van idealismen. Toch wordt de leesbaarheid er niet door ge schaad - integendeel. Een consequente zestiger is Bor gart, en als zodanig een literai re eenling - ik lees hem er des te liever om. Niet anders is het gesteld met de romantische chaos in zijn nieuwste roman. Levende Cargo. Het verhaal spant qua inhoudelijke mallig heid, genoeglijke onzin en smakelijke wanorde de kroön. Henk en Tilda Mulder ("beiden dertigers. Kinderloos. Zij was een gezette huisvrouw, vroeger niet onknap, en hij een man netje dat zich in weinig onder scheidde van zijn buren. Tech nisch tekenaar bij een bouwbe drijf. Ze waren totaal onge schikt voor de Australische wil dernis") zijn niet bar gelukkig getrouwd en zoeken een ver zetje bij familie in de barre Au stralische woestenij. Behalve narigheid houden ze daar ook een wonderlijk "halfaapje" aan over wonderlijk, want er le ven "(behalve mensen) geen primaten in gans Australië; al leen simpele buideldieren." En zo zou Ono, zoals het beestje gedoopt wordt, "wel eens een vertegenwoordiger kunnen zijn van een 'nieuw' aan het licht gekomen genus uit de sluiers der evolutie. Bij voor beeld nooit eerder ontdekt in ADVERTENTIE BOEKHANDEL DE KLER LEIDEN-LEIDERDORP OEGSTGEEST-KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons direkt lever baar, óf via onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da gen verkrijgbaar. NOORDWIJK De Noordwijkse veehouder G. Berbee krijgt van de gemeente tot 6 maart de tijd zijn illegaal gebouwde veestal en hooischuur in de Hogewegpolder in Noordwijk af te breken. Heeft hij voor die tijd de schu ren niet weggehaald, dan breekt de gemeente die op zijn kosten af. Burgemeester en wethouders van het zeedorp willen de schuren kwijt omdat zij zonder vergun ning en in strijd met de richtlij nen die voor het gebied gelden, zijn gebouwd. De bouwwerken tasten volgens de gemeente de landschappelijke waarde van dit weidegebied aan. Het college heeft Berbee al ver schillende keren gewaarschuwd dat op het terrein geen veeschu ren mogen worden gebouwd, zelfs al voordat hij de grond had gekocht. De Noordwijker heeft tot dusver alle waarschuwingen in de wind geslagen. De gemeente constateerde in mei vorig jaar dat Berbee was begon nen met de bouw van twee schu ren van respektievelijk 8 bij 12 en 8 bij 22 meter. Een ambtenaar van bouw- en woningtoezicht eiste dat de bouw werd stilge legd. Toen dat niet gebeurde, ge lastte het college Berbee in juni nog eens per brief met de bouw werkzaamheden te stoppen. Ber bee nergeerde ook deze eis en be gon volgens de gemeente zelfs met de bouw van een derde schuur. Politie Het college liet het er niet bij zitten en eiste begin juli dat de 'veehou der' zijn schuren zou slopen. La ter die maand stuurden B en W nog een brief waarin zij ook de afbraak van de derde schuur eis ten. Een ambtenaar van bouw en woningtoezicht had inmid- door Wim Wegman dels maar liefst tienjceer een be zoek gebracht aan de bouw plaats. Vijf keer slaagde hij erin Berbee te spreken en evenzoveel keren drong de ambtenaar er bij hem op aan de bouw te stoppen. Uiteindelijk schakelde de gemeen te de politie in. Ook die probeer de de Noordwijker ervan te over tuigen dat hij zijn bouwwerk zaamheden moest staken omdat anders proces-verbaal tegen hem zou worden opgemaakt. In juli probeerde ook de Noordwijkse wethouder C. van Duijn te be middelen. Ook zijn poging had geen succes omdat Berbee slechts wilde meewerken aan een oplossing als hij toestem ming kreeg in de Hogewegpol der een compleet veeteeltbedrijf te beginnen. In augustus liet de gemeente de politie de twee - inmiddels vrij wel voltooide schuren verzege len. Bovendien werden toen alle bouwmaterialen op het terrein in beslag genomen en afgevoerd of verzegeld. bouwwerken moesten worden afgebroken. Dat bezwaarschrift werd begin december vorig jaar ongegrond verklaard. Later die maand verzocht Berbee de ge meente om een bouwvergunning voor zijn schuren. Uit die aan vraag bleek dat hij drie schuren in gebruik wilde nemen met een totale vloeroppervlakte van ruim 300 vierkante meter: volgens de gemeente genoeg om er 60 stuks onder te brengen. Berbee tekende beroep aan tegen Berbee verzocht het college die de eis van het college dat de maand ook de richtlijnen voor het gebied te veranderen, zodat de gemeente alsnog de bouwver gunning kon afgeven. De bouw vergunning is begin januari ge weigerd. B en W voelen er ook niets voor de richtlijnen voor het gebied te veranderen. Zij vinden het niet juist om alsnog mede werking te verlenen aan de plan nen van Berbee. In de Hogeweg polder geldt namelijk een bouw- verbod. Slechts één bestaand be drijf mag er eventueel uitbrei den. Zoals gezegd willen zowel gemeente als provincie het ge bied, dat een grote natuur- en landschappelijk waarde heeft, beschermen. Aanvankelijk wilde het college al op 20 januari de stallen laten af breken. Dit is echter uitgesteld omdat Berbee de Raad van State verzocht de voorgenomen af braak op te schorten. De Raad van State wees dit verzoek eind januari af. Zelfs al zou er in de Hogewegpol der mogen worden gebouwd, dan is het volgens B en- W van Noordwijk nog maar de vraag of zij medewerking zullen verlenen aan de plannen van Berbee. Zij plaatsen namelijk vraagtekens bij zijn 'veehouderschap'. Het Noordwijkse college stelt dat. Berbee van beroep hovenier is en op dit moment geen 'reëel' agrarisch bedrijf exploiteert. Volgens B en W houdt hij als hobby wat koeien en stieren en is hij derhalve slechts 'part-time veehouder'. De Noordwijkse gemeentesecreta ris E.M.A. Porvjee vindt dat de gemeente alles heeft gedaan wat maar redelijkerwijs mogelijk is om Berbee ervan te overtuigen dat hij verkeerd bezig was. Pon- jee neemt aan dat Berbee heeft gedacht dat de gemeente, als de stallen er eenmaal zouden staan, deze wel zou legaliseren. De ge meentesecretaris verklaart ech ter dat het Noordwijkse gemeen een afgelegen gebied van het Northern Territory. Een levend fossiel als het ware; een onver moede link tussen de lagere zoogdieren en de apen." Kortom, Henk ruikt het Grote Geld, en dat is het sein tot een dolle, met Von Daniken-mys- tiek omweven, tamelijk opge wekte smokkelpartij om de "aap" in Engeland te krijgen en daar te verpatsen. Humor, spanning en sensatie - maar vooral onbekommerde flauwe kul. Levende Cargo is in geen enkel opzicht een letterkundig meesterwerk, maar ik heb me met deze nieuwe Borgart des ondanks uitstekend geamu seerd. Dat geldt niet voor Het misver stand, na De gedachte en Des illusies (resp. 1975 en 1982) de derde roman van het m.i. voor barig geroemde talent Frans Stüger. In alle opzichten zien we hier het tegendeel van Bor gart. Was Borgart een (wel de gelijk bewogen) romanticus, Stüger is een verlate, kille na turalist bij wie het "noodlot" een uitermate voorspelbaar, haast schematisch uitgewerkt gegeven is. Borgart: een literai re losbol die zich weinig be kreunt om een ordentelijke ro manstructuur - Stüger: een keurige kantoor-auteur, die zijn literaire huiswerk netjes gedaan heeft: thema paraat, motieven op een rijtje, karak ters geanalyseerd, het noodlot voltrokken. Alles correct en toch modern. Helaas ontbreekt elke bezieling aan het kunst werkje. Het gegeven van Het misverstand is dun: overspan nen leraar vertoeft om bij te komen in duf hotelletje en er ontstaat een modieuze, en door de auteur toch beschaafd ge houden pedofiele relatie met het eenzame stiefdochtertje van de waard. Ook loopt het niet goed af, gelukkig. Ik heb er niet wakker van gelegen. Dit soort koele, keurige, emotielo ze, observerende, "academi sche" proza ligt me niet. Het is allemaal te gekunsteld: het op zichtig hanteren van motieven (de dode houtduif, het dood- vogeltje-spelen in een flash back, andere vogels), het ge maakte toontje, de als op een vers gestreken lakentje uitge stalde eruditie en literaire ver wijzingen - het is alles dor, le venloos en onzin. Vervélende onzin. Dat is nog het ergste. ROB VOOREN Ben Borgart, Levende Cargo. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 1983, 28,75. Frans Stüger, Het misverstand. Uitg. Querido, Amsterdam 1983, 27,75. tebestuur "een dikke streep heeft getrokken onder alle illega le bouwwerken" en niet zal toe staan dat nog meer van dergelij ke bouwsels verrijzen. Niet afbreken Berbee verklaart dat hij niet van plan is de stallen zelf af te bre ken. Hij is met de bouw van de stallen begonnen omdat hij in november 1982 zijn stal in de Douzastraat in de bebouwde kom van Noordwijk moest sluiten na klachten van buren. Hij probeerde samen met de ge meente een mogelijkheid te vin den zijn koeien ergens anders onder te brengen. De gemeente kon hem, zo verklaart Berbee, echter niet verder helpen. Berbee kreeg vorig jaar als tege moetkoming toch toestemming van de gemeente om vee te hou den in de Douzastraat. De Noordwijker zegt dat hij toen al ongeveer 90.000 gulden had geïn vesteerd in de schuren in de Ho gewegpolder. Overigens hebben de buren het besluit van B en W om toch vee te mogen houden in de Douzastraat, later aangevoch ten voor de Raad van State. Dit beroepsorgaan stelde hen in het gelijk. Berbee ontkent dat hij drie schu ren heeft willen bouwen. Vol gens hem zijn er inmiddels een stal en een hooischuur van res pektievelijk 8 bij 10 en 6 bij 10 meter gerealiseerd en heeft hij de fundamenten gelegd voor een gierkelder. De Noordwijkse 'vee houder' zegt dat hij inderdaad herhaaldelijk is gewaarschuwd dat hij in de Hogewegpolder niet mag bouwen. Hij houdt vol dat er evenwel geen andere moge lijkheid was zijn 'veeteeltbedrijf voort te zetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 23