Ons toneelbestel lijkt vastgeroest ZATERDAG 18 FEBRUARI 1984 Ons toneelbestel moet dringend op de helling, menen vele betrokkenen: de schouwburgen lopen leeg, het Nederlands toneel krijgt vaak slechte kritieken, de grote gezelschappen kunnen zelfs met de grootste moeite de eindjes vaak niet aan elkaar knopen en bij de kleine groepen is de situatie nog veel schrijnender. Daar spelen acteurs vaak onder valse namen, uit angst dat hun uitkering wordt stopgezet. De Raad voor de Kunst (adviescommissie van het ministerie van welzijn, volksgezondheid en cultuur), bracht onlangs een rapport uit over het toneelbestel. Daarin wordt gesproken van een 'artistieke impasse', 'een creatieve luwte', veroorzaakt door 'haast onwrikbare personele situaties' en een slecht subsidiestelsel. Onlangs is een werkgroep opgericht, die onder voorzitterschap van Hans de Boer, oud-minister van CRM, ons toneelbestel nader moet bekijken. Over anderhalve maand moeten hun bevindingen op schrift zijn gesteld, want volgens minister Brinkman is uiterste spoed geboden. Bij gesprekken met betrokkenen lijkt alles te draaien om de centen. De schouwburgen hebben geen geld en willen dat de gezelschappen een deel van het risico van een halflege zaal dragen. De goedkoopste schouwburg is per slot van rekening nog altijd die welke niet wordt gebruikt. De gezelschappen willen enkel nog optreden in de grote steden en de 'provincie' verder links laten liggen. De kans op een strop is daar te groot. Bij deze rituele dans van schouwburgen en grote gezelschappen kijkt het 'margetheater' van grote afstand schouderophalend toe. Daar haalt men de neus op voor de grote groepen, die in hun ogen toch al in de watten worden gelegd. Ze vinden het een schande dat slechts zes procent van de totale overheidsuitgaven aan theater naar het margetheater gaat. Terwijl juist daar verrassende en interessante produkties worden gemaakt tegen een minimum aan kosten. We spraken met vertegenwoordigers van de schouwburgdirecties, de grote toneelgezelschappen en het 'margetheater'. Extra John Reinders (Shaffy), G. Korthals Altes (Publiekstheater), G. Tinholt (Vereniging van schouwburgdirecties), David Schild (Theaterunie) en Frans Lommerse (Toneelschuur): sleutelen aan het toneelbestel. (foto Frans Busselman) door Ariejan Korteweg De Vereniging van Schouw burg- en Concertgebouwdi recties in Nederland (VCSD) gooide eind vorig jaar de knuppel in het hoenderhok We kunnen de dure, gesubsi dieerde gezelschappen niet langer betalen. Als ze willen blijven optreden, moeten ze zelf maar een deel van het fi nanciële risico gaan dragen, zo luidde de als een ultima tum gestelde mededeling van de schouwburgdirecteuren. Die gezelschappen reageerden meteen. Hun antwoord was: als we geen financiële garantie krij gen, gaan we ook het land niet meer in. Dan spelen we enkel nog in de grote steden, waar we van publiek verzekerd zijn. Dit conflict zou kunnen beteke nen, dat de provincie in het ver volg verstoken blijft van al het fraais dat de Haagse Comedie, het Publiekstheater, het RO theater, Globe, Theater en de an dere grotere gezelschappen elk seizoen brengen. Voor sommige gemeenten is het al zo ver; Apel doorn ziet de vorderingen van het Publiekstheater niet meer, de Haagse Comedie laat Arnhem tegenwoordig links liggen en het RO theater doet Eindhoven niet meer aan. Dat alles is een kwes tie van geld. "De bespelingsvoorwaarden zijn buiten de Randstad altijd al af wijkend geweest", zegt G. Tin- holt, directeur van de VCSD. "Daar heeft ons ultimatum de meeste consequenties voor. Men heeft daar vrijwel altijd met uit kopen gewerkt". Hij voegt er dreigend aan toe: "De spreiding van het toneelaanbod loopt groot gevaar. Tenminste als de over heid niet snel ingrijpt". - Maar waarom willen de schouw burgen het risico verleggen van hun eigen portemonnee naar die van de gezelschappen. Daar los je toch niets mee op? "Kijk", zegt Tinholt, "dat ultima tum is duidelijk geen daad van edelmoedigheid geweest. Het water staat ons tot aan de lippen. Hoe gezelschappen dit oplossen is niet ons probleem. We hebben als schouwburgen geen direct contact met de landelijke over heid. De gezelschappen hebben dat wel. Daarom hebben we ge zegd: we kunnen het niet langer betalen, jullie zullen dit zelf moe ten oplossen". G. Korthals Altes is zakelijk leider van het Amsterdamse Publiek stheater, een van de drie grote re pertoiregezelschappen van ons land. Hij rekent vopr dat het ver vangen van de uitkoop door een garantiesom jaarlijks drie ton aan inkomsten kan schelen. Het uitkoopbedrag is ongeveer acht duizend gulden, de garantie ligt daar meestal zo'n drieduizend gulden onder. Als een dergelijk bedrag wegvalt, wordt volgens hem het voortbestaan van de ge zelschappen op het spel gezet. Hij vertelt dat het Publieksthea ter van plan is gerichter te gaan spreiden. Dat betekent dat in tien tot vijftien grote provinciale steden dan het gehele repertoire wordt gespeeld. "We willen geen grote en verre reizen meer voor een bedrag dat nog niet eens de kosten dekt". - Schouwburgen zeggen geen finan ciële garantie meer te kunnen bieden, gezelschappen dreigen in het vervolg de 'provincie' links te laten liggen. Het heeft iets van een rituele kaatsdans, waarbij schouwburgen en gezelschappen elkaar de verantwoordelijkheid voor de voeten werpen. Tinholt: "Het gaat ons vooral om de grote, dure gezelschappen. Die zijn niet meer haalbaar. We kunnen het ons niet langer per mitteren voor honderd man pu bliek achtduizend gulden aan een voorstelling uit te geven. Daar zit ook een principiële kant aan. De overheid wil zo graag to neel. Dan moetje dat de gelegen heid geven ergens te spelen. Bij de gemeenten is dat geld niet meer te halen, dus moet de lan delijke overheid bijspringen". Vervolgens ontvouwt Tinholt het plan voor een 'subsidieruil', dat zijn vereniging samen met de ge zelschappen aan het ministerie van wvc heeft voorgelegd. Dit al jaren bestaande voorstel komt er op neer, dat het rijk de voorzie ningen van de gezelschappen in z'n geheel voor zijn rekening neemt en die kosten verhaalt op de uitkeringen aan de gemeen ten. Die hoeven dan enkel nog de accomodaties, de schouwburgen en concertzalen, te betalen. De kosten blijven volgens hem daar bij in totaliteit gelijk. Rechtvaardiger Een voordeel van dit door zowel schouwburgen als gezelschap pen gesteunde plan is, dat ook de gemeenten die nu geen cent uit geven aan een toneelgroep, dan delen in de kosten. Volgens Tin holt gaat van de nationale uitga ven slechts 0,2 procent naar de podiumkunsten, terwijl dat in gemeenten waar een schouw burg staat vaak wel 3 4 procent is. "Iemand in Zuid-Limburg be taalt toch ook mee aan de dij ken", zegt Tinholt". Het wordt er alleen maar rechtvaardiger door". Koppelsubsidies, waarbij gezel schappen financieel afhankelijk zijn van verschillende gemeen ten, verdwijnen dan. Een toneel groep als Theater in Arnhem of Globe in Eindhoven heeft nu nog met vele gemeenten te maken. Verlaagt de één zijn subsidie, dan blijft de ander meestal niet achter. De subsidieruil zou aan die onzekerheid een eind kun nen maken. Een nadeel is echter, dat de gezelschappen voor hun voortbestaan dan rechtstreeks afhankelijk worden van de rijks overheid. Aan de perikelen rond Proloog, Sater en de Nieuwe Ko medie hebben we kunnen zien, dat dat vervelende gevolgen kan hebben. - Die subsidieruil pakt de financië le grondslagen van het theaterbe- stel aan. De artistieke grondsla gen worden er echter onverlet door gelaten. Terwijl de Raad voor de Kunst in haar nota dit juist als oorzaak aanwijst voor de teruglopende bezoekersaan tallen. Is er inderdaad sprake van een verstard toneelbestel? Korthals Altes: "Er zijn verstarde elementen. Die worden bijvoor beeld in de hand gewerkt door de koppelsubsidies. Maar ook door de politiek van een aantal schouwburgdirecteuren. Die kie zen vaak liever een musical of vrije produktie met partage dan een stuk van het repertoireto neel. Het risico is dan kleiner". Vastgeroest Korthals Altes is ook bereid de hand in eigen boezem te steken: "Acteurs verwisselen te weinig van stek. De tableaux de la trou pe zijn vastgeroest. Dat is niet goed voor de gezelschappen en ook niet voor het publiek. Door stroming kun je als gezelschap alleen bevorderen door ontslag. Naar dat middel grijp je niet snel. Ik moet toegeven dat het reper toiretoneel de laatste jaren artis tiek gezien niet bijzonder inte ressant is geweest. Maar het tij keert ten goede. Ons publiek groeit de laatste tijd weer", (in de laatste maanden van '83 zelfs een verdubbeling ten opzichte van het jaar daarvoor, AK). - Om diezelfde reden, de artistieke leegheid van de grote gezelschap pen, eisen de kleine, marginale groepen een groter deel van de subsidiepot op dan de ongeveer zeven procent, die ze nu ontvan gen. In tegenstelling tot de luwte bij de grote gezelschappen zou er bij hen een artistieke storm woe den. Korthals Altes: "Die verhouding tussen subsidie voor repertoire gezelschappen versus ad hoc- groepen is inderdaad voor verbe tering vatbaar. Al moet ik zeggen dat de percentages die zij voor spiegelen vertekend zijn. Boven dien, toneel in gezelschapsver- band kost nu eenmaal geld. Toch ben ik daar een pleitbezorger van. Continuïteit is belangrijk. Dank zij de gegarandeerde subsi die heeft bijvoorbeeld Globe de laatste vijf jaar zo'n interessante ontwikkeling kunnen doorma ken". Korthals Altes noemt het een be zwaar dat incidentele produkties niet te toetsen zijn. Hij verhaalt dat de gemeentelijke kunstraad van Amsterdam moeite heeft haar ad hoc-pot van zes ton jaar lijks leeg te krijgen en noemt het aanbod van de aanvragers niet daverend interessant. "Toch ga ik zelf graag naar Shaffy. Onte genzeggelijk heeft de marge haar invloed. Muziektheater als Hau- ser Orkater en Baal heeft ook bij het repertoiretoneel sporen na gelaten. De kloof tussen repertoi re en ad hoc is te groot. Beide groepen moeten elkaar juist on dersteunen". Koffieboeren Korthals Altes heeft het hier over de vele honderden theaterma kers, die zichzelf tot het 'marge- theater' rekenen. Zij hebben geen vaste aanstelling, zoals de acteurs van het Publiekstheater en de andere grote gezelschap pen. Per produktie moeten ze maar afwachten of er geld be schikbaar wordt gesteld. Ze werken noodgedwongen vaak met slechts behoud van uitke ring en doen op die manier ook nog aan ontduiking van het mi- mimumloon. Valse namen in het programmaboekje en een verbod op foto's in de krant uit angst voor de sociale recherche zijn het gevolg. "De situatie is te schrijnend voor woorden", zeggen David Schild, John Reinders en Frans Lom merse. Zij zijn verbonden aan respectievelijk de Theaterunie en Shaffy, beide in Amsterdam en aan de Toneelschuur in Haar lem. Kleinere theaters, waar overwegend groepen uit dit zo genaamde margecircuit optre den. Elk van deze theaters stelt per seizoen een aantal theater mensen in staat een eigen pro duktie te maken. Dat zijn pro dukties die bij schouwburgen zelden een kans krijgen. Zij wil len de nadruk niet zozeer leggen op de financiële kant, als wel op de mentaliteit, van waaruit thea ter wordt gemaakt. Zij pleiten voor een systeem, waar bij de prestaties van gesubsi dieerde theatergroepen geregeld wordt getoetst. Voldoet dat niet aan de gestelde normen, of komt een ander met betere ideeën, dan moet de subsidie komen te ver vallen. Te lief "De manier van produceren van de grote gezelschappen is vastgelo pen. Ze zijn te lief geworden voor elkaar. Ze werken volgens een blauwdruk: acht weken repete ren en dan de zaal in. Het zijn geen toneelmakers, maar tonee linvullers. Het is een grijze, saaie bende. Er lopen nu wandelende sejourzakjes op het toneel. Praat maar eens met een acteur. Ze willen allemaal overal weg. De enige conclusie is dus: ze zitten het publiek te verneuken". Het lijkt erop dat jullie ad hoe produkties als alleen zaligma kend zien. Terwijl de financiële onzekerheid daarvan artistiek remmend kan werken. 'Integendeel. We zetten ons ook niet af tegen de grote gezelschap pen. Continuïteit is inderdaad belangrijk. Maar de verhoudin gen zijn nu volledig scheef. Op theatergebied is het volstrekt on interessant om iemand een con tract van twintig jaar te geven. De overgang tussen repertoireto neel en ad hoc-produkties moet vloeiender worden. Een ad hoc- aanstelling zou ook voor drie of vijfjaar kunnen gelden". 'Schouwburgdirecteuren zijn voor ons horecabazen of veredelde koffieboeren. Veel meer doen ze toch ook niet? Ze laten zich door de gemeente dwingen in de rol van zaalverhuurder. En dat ter wijl ze juist een enorm belangrij ke rol spelen tussen vraag en aanbod. Ze weigeren inhoudelijk te denken, vanuit een artistieke impuls. Ze weigeren risico te lo pen. Zij pleiten voor rust en wij voor bedrijvigheid, dat is het ver schil". Ze noemen schouwburgen logge, trage apparaten. Het voorbeeld van de groep La Luna wordt ge geven, die momenteel met 'Ham let' door Nederland toert. Om de kosten te drukken wil de groep haar eigen potje koken. Schouw burgen geven hun dan vaak te verstaan dat dat niet mag, maar dat het wel mogelijk is een dag schotel te bestellen voor twintig gulden. Sponsoring Een laatste mogelijkheid om de po diumkunsten nieuwe financiële armslag te geven is sponsoring door het bedrijfsleven. De thea ters reageren daarop afwach tend, maar zeker niet afwijzend. Niemand verwacht echter, dat daarmee alle gaten in de finan ciering kunnen worden gedicht. Tinholt geeft het voorbeeld van de gemeente Hoogeveen, waar hij directeur van de plaatselijke schouwburg is geweest. Alle pu bliciteit werd daar door een bank betaald. Maar: "Het bedrijfsle ven zal nooit de taak van de over heid kunnen overnemen. Dat zou ook niet goed zijn. Wel kan men incidenteel bijvoorbeeld tentoonstellingen financieren". Veel sceptischer nog is Korthals Altes. "Ik heb er niets op tegen, mits de artistieke vrijheid onver let wordt gelaten. Sponsoring zal nooit echt zoden aan de dijk zet ten. Dat is altijd incidenteel en niet structureel. Het zijn altijd bepalde gezelschappen, die daar van kunnen profiteren. Sponso ring van het Nationale Ballet kan interessant zijn om de eigen sta tus te vergroten. Maar het Pu bliekstheater is waarschijnlijk al veel minder aantrekkelijk". De drie vertegenwoordigers van het margetheater reageren prag matisch op sponsoring door het bedrijfsleven: "Natuurlijk, elke geldstroom die naar de kunsten kan worden omgebogen is mee genomen. Het interesseert ons niet welke. Wil het bedrijfsleven voorwaardenscheppend zijn, dan graag. Maar wat wij produce ren, is voor bedrijven meestal niet interessant", voegen ze er met zelfkennis aan toe. Een opvallende eerste aanzet tot sponsoring wordt in de maanden augustus en september van dit jaar gegeven. Dan wordt begon nen met een reclamecampagne op televisie, waarbij 'beroemde' acteurs en actrices zullen probe ren de kijkers naar de schouw burgen te praten. De namen van de bedrijven, die deze STER- spots betalen, worden daarbij vermeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 23