Asterix is een beefje Frans staatseigendom EM" ZATERDAG 28 JANUARI 1984 'De zoon van Asterix' is het 27e deel in het epos van een vrij gebleven Keltisch dorp, kort na de inval van de Romeinen. De verzamelde avonturen van Asterix werden in 30 talen vertaald en in miljoenen exemplaren over de hele wereld verkocht. Onze Parijse correspondent Rudolph Bakker waagde zich in de wereld achter dit beroemde stripverhaal en stuitte op en stukje opmerkelijke geschiedschrijving. Als Gallische boodschappers door deze krans ontsnappen om hulp te gaan halen, maakt Caesar een tweede krans, nog langer en buiten de eerste ring om, om de later opdoemende hulptroepen tegen te houden. Dit werkstuk is nu nagebouwd en te zien in het zogenaamde 'Archeodrome', langs de Autoroute du Soleil en wel bij de rustplaats Beaune- Tailly. Wie op de wal toeliep, werd eerst onder de voeten gekieteld door vrij over het veld verstrooide weerhaken en daarmee ging het eerste enthousiasme van een stormloop al verloren. Dan wa ren er nog putten met scherpe punten op de bodem. Vervolgens was er een haag van schuin naar voren gerichte boomstammen met punten zo scherp als potlo den en daarachter lag een sloot met water en een tweede sloot die droog was maar waarin nie mand kon staan omdat de bo dem werd gevormd door de punt van een omgekeerde driehoek. De Galliërs die dat allemaal had den overleefd werden ten slotte bekogeld met van alles en nog wat vanaf de wachttorens die in lange rijen achter de sloten ston den opgesteld. Bewijs In het midden van de vorige eeuw, toen Napoleon III ten behoeve van zijn boek over Caesar her nieuwde opgravingen liet doen, werd het bewijs dat Alesia de be roemde plek was al zo goed als geleverd juist omdat men toen op die sloten stiet. In 1956 wer den bij verder zoeken - en het graven gaat nog steeds door - nog meer van deze verdedigingswer ken blootgelegd. Een maand na hun doorbraak wa ren de Gallische boodschappers in Alesia weer terug, nu met 8000 ruiters en 250.000 man voetvolk. Dat ze desondanks tegen Caesar het loodje legden kwam niet om dat ze hun toverdrank vergeten waren, maar omdat hun ingeslo ten makkers toen al bijna dood waren van de honger en wenig meer konden uitrichten, omdat ze te pletter liepen tegen deze primitieve versie van de Berlijn- se muur en allereerst omdat Cae sar gewoon een beter veldheer was. Asterix en Obelisk zetten heldhaf tig de strijd tegen de Romeinse bezetters voort, daarmee 'het ze gevierend verzet symboliserend van de minderheden'. Het epos van Goscinny en Uderzo zwijgt over de generaties die na die van hun helden kwamen. De bezet ters immers wisten de onderwor pen volkeren op te voeden tot loyale medewerkers aan de ge dachte van de Romeinse heil staat en zeker met de Galliërs slaagden ze daar wonderwel in. Bijna honderd jaar na de onder gang van Vercingetorix, in 48 na Chr., worden vooraanstaande Galliërs ('vrolijk en babbelziek') zelfs uitgenodigd om zitting te nemen in de Senaat van Rome. De geschiedenisboekjes spreken dan verder over de 'Gallo-Romei- nen', een eenheidsras dat op de drempel van de middeleeuwen en met de ondergang van het Ro meinse rijk de mist in gaat. Kir Als ik in Alesia ben hangt de mist er zo dicht, dat van de opgravin gen weinig te zien valt. De Fran sen getroosten zich alle moeite bloot te leggen wat in feite Ro meins was en zeker niet Gallisch. Van die periode is zo goed als niets meer over. Het gekke is dat Alesia na de val van Vercingeto rix nog driemaal werd verwoest, dat hebben de opgravers vastge steld, maar niemand weet waar om. Ging het verzet er langer door dan in de rest van het land? In ieder geval heet de plaatselij ke heilige Sainte Reine, een jong meisje dat werd onthoofd omdat ze weigerde met de Romeinse commandant te trouwen, een ze kere Olibrius. Haar naamfeest wordt nog steeds elk jaar in Ale sia gevierd. Tussen de nevelsluiers raak ik steeds weer verward in een bus lading Beieren met een leider in lederhosen. In het museum legt hij zijn toehoorders uit dat al die prachtige potten en pannen die we er zien niet in Alesia gebak ken werden, maar in Duitsland. Nu de zoon van Asterix geboren is, past het ook te spreken over een van diens kleinzonen. Dat is een hedendaagse telg uit het Galli sche geslacht en hij heet Kir. Kir werd in Alesia geboren en begra ven en bij zijn leven was hij ka nunnik, burgemeester van Dijon en leider van het ondergrondse verzet tegen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Kir lijkt wel wat op de beschrijving die Aubry van de hogere klassen der Galliërs geeft. Hij was uitbundig en heldhaftig en hij hield van lekker eten en drin ken. Hij hield daar zelfs zo van, dat hij een toverdrank bedacht die nu tot de populairste van Frankrijk behoort. Dat is een glas lichte witte Bourgondische wijn met een scheutje cassis erin. Die drank heet 'een kir'. Wie er van drinkt, brengt zonder het te beseffen hulde aan de Galliërs van-toen. Tekenaar Uderzo begrijpt niets van het succes. (Foto gpdi der de geleerden over de plaats waar Vercingetorix echt door Caesar verslagen werd nog steeds niet is uitgestreden. Nog steeds eisen een heleboel Franse plaatsjes die eer voor zich op. Zo heb je behalve Alesia nog Alaise en Aluze en Izernore en Novalai- se en wat al niet meer. Goscinny en Uderzo maken voor de goede verstaander daarover een grapje in 'Het schild van Averne'. Averne was het Romeinse woord voor wat nu de Auvergne heet. Vercingetorix was een 'Auverg- nat'. In zijn strijd om de onder werping van Gallië had Caesar aanvankelijk een paar flinke ne derlagen geleden en de meest in drukwekkende vond plaats op de hoogvlakte van Gergovië in de buurt van het huidige Cler mont-Ferrand. In 'Het schild van Averne' wordt verteld over de bij trouwe lezers algemeen bekende Abraracourcix, het stamhoofd dat altijd te veel eet en drinkt en dat nu last van zijn lever gekre gen heeft en van de dokter naar Vichy (Aquae Calidae) wordt ge zonden om beter te worden. Abraracourcix, Asterix en Obelisk gedragen zich in Aquae Calidae echter zo ongecoördineerd, dat ze worden weggestuurd. „Zullen we een tocht maken naar Gergo vië, naar de plek van onze grote en onsterfelijke overwinning?", stelt het stamhoofd voor. „En Alesia dan?", vraagt Asterix daarop onnozel. Abraracourcix ontploft: „Alesia? Ik ken Alesia niet! Ik weet niet waar dat ligt, dat Alesia. Niemand weet waar Alesia ligt". Babbelziek Toch is er nu niemand meer die nog goede gronden heeft om te bewijzen dat Vercingetorix er gens anders dan op de kleine ta felberg bij Alise-Sainte-Reine in de Bourgogne zijn zwaard op de tenen van Caesar zou hebben ge smeten. Het lijkt op het eerste gezicht vreemd, dat de Fransen zo weglopen met Vercingetorix en zo trots zijn op Alesia, terwijl hun voorvaderen er toch ten on der gingen. Toch is het te begrij pen: de 'ongedisciplineerde en babbelzieke Galliërs' hadden zich met hun tien miljoenen op gedeeld in zo'n zestig kleine staatjes. Vercingetorix was dan ook door een soort raad van afgevaardig den van deze staatjes aangewe zen om uit naam van hen allen Cesar te lijf te gaan. Op de 'Mont Auxois' bij Alesia traden de Gal liërs als eenheid op. Dat was voor het eerst en meteen voor het laatst. Het was die kortstondige eenheid die nu nog in ere wordt gehouden. Vercingetorix werd met gebonden handen voor de zegekar van Caesar uitgejaagd tot op het Forum in Rome toe. Hij zat zes jaar opgesloten en werd toen neergelaten door het beruchte gat in de Tullianum-ge- vangenis (nu een toeristische at tractie) waaronder de beul in een vochtige kelder op hem wachtte en hem er wurgde, zoals de Ro meinse 'mores' dat voorschreef. De helden van Goscinny en Uder zo zijn kleine luiden, wie dit lot bespaard bleef. „Met humor symboliseren ze het zegevieren de verzet van de minderheden", aldus meldt de blonde madame Sax, public-relationsdame van Uderzo, in een stencil voor de pers. Uderzo zelf heeft altijd be weerd 'bij God niet' te weten waaraan Asterix en Obelisk hun succes te danken hebben. Toch heeft madame Sax waarschijn lijk gelijk. En zoals in alle sprookjes hebben Asterix en Obelisk een wonderdrank die maakt dat alles waar je van droomt ook echt gebeurt: zoals Asterix de Romeinen met de koppen tegen elkaar kon slaan kon niemand het, kennelijk ook Vercingetorix niet. In de val Dat blijft voor de geleerden het on begrijpelijke aan de activiteiten, voor zover overgeleverd, van de Auvergnat in relatie tot de Ro meinse veldheer. In de eerste plaats is er de vraag waarom Ver cingetorix zich, door de Romei nen achtervolgd, terugtrok op de tafelberg bij Alesia, terwijl hij wist dat hij er aan alle kanten zou worden ingesloten: de rat liep als het ware met open ogen in de val. Nog in 1951 merkte de Franse schrijver en diplomaat Paul Claudel op: „Vercingetorix moet wel een man zijn geweest van een fenomenale stompzinnig heid". In ieder geval zat de Gal liër met 80.000 man, plus de plaatselijke bevolking, op zijn berg gevangen, terwijl Caesar een 15 kilometer lange krans van barricaden eromheen opwierp. De ouders van Asterix en Obelisk zijn algemeen bekend. Het zijn de heren Goscinny (voor de tekst) en Uderzo (voor de tekeningen). Goscinny overleed in 1977 aan een hartaanval, terwijl hij bij zijn specialist tijdens een periodiek onderzoek op een trimfiets zat. Uderzo zette de traditie in zijn eentje voort. ~2>£S CH&FS T£t$ VjF#c/jVG£Top(X r J}£PÖS£P LSURS rfAMSS AOX P/£#S J>£ De laatste Asterix is dan ook als een verloren zoon door de trou we lezers omarmd, al mompelen kenners dat het de onmiskenba re humor van vroeger mist. Zoiets maakt Uderzo niet mis moedig. Hij beschouwt het al leen maar als een eerbewijs aan zijn dierbare en verloren vriend. Zijn eigen uitgeverij heet André René en daarin zijn beider na men verenigd. Echt werken doet Uderzo thuis, waar hij bijna een jaar met een enkel stripverhaal in de weer is. Zijn zaken wikkelt hij af in een smaakvol gemeubileerd kantoor achter de Parijse Are de Triom- phe, waar ik voor een gesprek op een zachte leren bank word neer gelaten. Van die plaats af heb je het zicht op een enorme glazen kast gevuld met allerhande voor werpen, van jongensslips tot zout vaten die zonder uitzondering de beeltenis van de kleine op donder Asterix of de logge ge- wichtheffer Obelisk vertonen, om van de andere striphelden nog maar te zwijgen. Ook al zou Uderzo geen krabbel meer op pa pier zetten, dan nog zou hij jaren kunnen teren op het gewin van deze monsterlijke voorwerpjes, waarvan de meest in het oog springende karakteristiek nutte loosheid is. Plebs Het epos van de spastisch voort- springende Galliërs verdient een beter lot en dat krijgt het ook. De nu 56-jarige Uderzo vertelt me hoe Goscinny en hij - ze ontmoet ten elkaar voor het eerst in 1951 toen ze op een Frans persbureau werkten - alletwee een onuitwis bare herinnering hadden be waard aan hun eerste geschiede nisles op de lagere school. Die begon - en begint nog steeds - met 'onze voorouders de Gal liërs'. Wat de toen nog onschuldi ge hummels Goscinny en Uderzo te horen kregen, valt enigszins na te gaan aan de hand van een oud geschiedenisboek dat ge schreven werd door Octave Au bry, al lang dood, hoewel als lid van de Académie Franöaise offi cieel onsterfelijk. Aubry verdeelt de Galliërs in plebs (geen scheldwoord maar Romeins voor 'volk') en de hogere klassen. Het plebs is volgens hem „mid delgroot, gedrongen en stevig, met kastanjekleurig of bruin haar". Een natuurgetrouwe af spiegeling van Asterix, ongetwij feld. En waarschijnlijk geheel ten onrechte doet de domme kracht Obelisk dan even denken aan wat de historicus van de Aca démie Frangaise als de hogere klassen onder de Galliërs be schouwt: „Grote, gespierde men sen met een blanke huid en blond haar, en met een levendige en nieuwsgierige geest". Aubry gaat voort: „De Galliërs zijn trouw zonder bestendigheid, ze zijn afgunstig en ongediscipli neerd, vrolijk en babbelziek, ze houden veel van lekker eten en drinken en ze zijn geneigd al te snel invloeden van buiten te on dergaan". Gedocumenteerd Goscinny en Uderzo verdiepten zich heel serieus in de vroegste geschiedenis van Frankrijk en ze lazen - zo vertelt Uderzo me - de befaamde boeken van de histori cus Carpopino, die voor iedereen begrijpelijk over het dagelijks le ven van de Galliërs en de Romei nen schreef. Ze sloegen ook het ernstige De bello Gallico van Cae sar niet over, waarin de Romein se veldheer-staatsman heel te vreden en op zijn zachtst gezegd eenzijdig uitlegt hoe hij Gallië onderwierp. Het boek van Cae sar is zowat de enige bron over de slag bij Alesia, waar Gallië als staatsidee voorgoed de mist in ging op het moment dat hun aan voerder Vercingetorix er in 51 voor Chr. door de Romeinen in de pan werd gehakt. Uderzo had vroeger wel eens ge knutseld aan een figuurtje dat een rol speelde in de legers van Napoleon, maar hij kwam daar nooit meer op terug en hij is ook niet van plan de wereld van de brave Galliërs voorlopig de rug toe te keren. De verhalen van As terix en Obelisk zijn heel goed gedocumenteerd en ingewijden in dat tijdperk zullen er knipo gen in opvangen die de jeugdige lezers moeten ontgaan. Uderzo bestudeerde alles wat er was - en er is niet veel - over kleding en wapens en voorwerpen en din gen, en hij verdiepte zich heel speciaal in de juiste vorm van de Gallische horens. Alleen met de helm zit hij nu in zijn maag. Zo als iedereen weet wordt Asterix' schedel gesierd door,een prachti ge helm met vleugels. En nu in eens beginnen de geleerden er door Rudolph Bakker aan te twijfelen of die helmen wel vleugels hadden. „We hadden nooit de pretentie om pedagogen te zijn", zo komt Uderzo's stem uit het nog geu rende leer omhoog, „en ons eni ge doel was de mensen te laten glimlachen, maar als de kinderen er echt iets van opsteken, des te beter". Uderzo heeft zijn hele le ven getekend zonder ooit een en kele les te hebben ontvangen. Als jongen op school tekende hij op verzoek van zijn vriendjes wel eens blote vrouwen. Nu zegt hij: „Dijen en billen, dat is bij het te kenen mijn smaak niet. Iedereen moet dat natuurlijk voor zichzelf weten, maar als ik daarmee na mijn twaalfde was doorgegaan, had ik nu het gevoel gehad nooit volwassen te zijn geworden." Censuur In de dagen dat de eerste Asterix en Obelisk verscheen (1961), was er nog een echte censuur in Frankrijk, maar daarvan hadden Goscinny en Uderzo nooit last. De enige censuur die er is, komt van de lezers zelf. Na het ver schijnen van 'De zoon van Aste rix' kwamen er brieven van men sen die het boek kennelijk niet gelezen hadden en die schreven boos te zijn dat Asterix nu ken nelijk toch nog aan vleselijke lus ten ten offer was gevallen. Een maal kreeg Uderzo op zijn kop - van een Belgische uitgever - die een tekening van hem terug stuurde met een dame erop in de loge van een theater. Ze was in décolleté en de Belg eiste dat de jurk tot aan de nek toe zou wor den opgetrokken. Enige gelijkenis heeft Uderzo in zijn stripfiguren nooit nage streefd. Sterker nog: hij noemt ze de karikatuur van karikaturen, wezens van een andere planeet. Toen de beroemde filmer Claude Lelouch eens een film wilde ma ken over de wereld van Asterix en Obelisk, vroeg hij iedereen die hij kende om op straat uit te kijken naar de juiste types voor de hoofdrollen. Iedereen keek, maar niemand zag wat: mensen die op Asterix en Obelisk lijk'en bestaan niet en de film ging dan ook niet door. Vercingetorix en Caesar, die in de meeste avonturen aan het begin even worden aangeduid als het uitgangspunt van de han deling, lijken naar niks. Het be gint dan zo dat Caesar Vercinge torix in Alesia heeft verslagen en de Romeinse horden optrekken, achter de rondvliegende Galli sche (gevleugelde) helmen aan. Vercingetorix geeft zich over en hij doet dat door zijn zwaard met een enorme smak op de tenen van Caesar te laten vallen- „OUAP", roept Caesar - of woor den van gelijke strekking - en het is dan duidelijk wie eigenlijk de overwinnaar diende te zijn. Wildeman Ik was in Alesia om er het zeven meter hoge holle beeld van Aste rix te zien, maar het was septem ber en de mist hing zo dicht over het slagveld dat alleen de snor van de strijder in de grijsheid op lichtte. Van de Gallische held zijn een paar afbeeldingen op munten bekend, zoals op het ex emplaar in het Brits Museum in Londen, dat kort na de slag bij Alesia geslagen moet zijn. We zien een bollig jongmens met een neusbeen dat doorloopt tot in zijn haarwortels en met wellusti ge lippen zoals we die later ken nen van Nero. Zo was het vast niet, als we de beschrijving van de hoger geplaatste Galliërs van Aubry moeten geloven. Wat er meer op lijkt, is een munt in de Nationale Bibliotheek van Pa rijs. Hij toont een naakte en niet de handen op de rug gebonden wildeman in hurkzit, met vliegende haren en een baard en een neus zo groot dat zelfs Uder zo's neuzen er bij in het niet zin ken. Het beeld van Vercingetorix in Alesia is gemaakt door de nu ver geten beeldhouwer Aimé Millet, een man die ook iets knutselde in de Parijse Opéra, maar dat zit zo hoog dat niemand het kan zien. Millets Vercingetorix ont stond rond 1865 en het moest vanuit Parijs helemaal naar Ale sia in de Bourgogne worden ver sleept. Onderweg bleef het in de eerste ooit opgehangen telegraaf draden steken, en de neus liep er een flinke dauw door op. Als een slang schoot een werkman in het beeld naar binnen en sloeg de neus met een hamer weer goed. Hoewel Léon Delibes een feest zang componeerde voor de ope ning, vond die plechtigheid nooit plaats. Napoleon De aanstichter van de hele operatie was Napoleon III en die had geen tijd om over te komen. Na poleon III had het initiatief geno men voor hernieuwde opgravin gen rond Alesia, en hij gaf zelf een dik boek over Caesar uit dat als onleesbaar werd afgedaan. Boze tongen beweren dat het beeld van Vercingetorix de trek ken van Napoleon III vertoont. Uderzo vertelt me dat de strijd on //V sa avant yj.c.,**os ANCêrRES LES GAULOJS AVAfEMT £ré VAt/fCUS F LES #c/*A/Ws 4P*is o*£ /Öfi/G£jg Lurre... Uit Asterix de Galliër: "50 jaar vóór Christus zijn onze voorouders de Galliërs na een lange strijd door de Romeinen overwonnen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 19