Boekenprijs moet vastgelegd t [Welk nut heeft de Kamer van Koophandel eigenlijk? mm mm ,mmrn Vakkenkeuze: van duistere sprong tot goede balans HEBlfl JfifL INVESTEREN sffiLi..' .WEST. VRIJDAG 27 JANUARI 1984 Meningen iet woord "deregulering" heeft niet meer zo'n gun stige klank als een jaar ge leden en lijkt zelfs al wat uit de mode te raken. Dit heeft ongetwijfeld te ma ken met de ongelukkige wijze waarop het kabinet- Lubbers de deregulering heeft aangepakt. Het is naar mijn mening een goe de zaak om regelmatig de vraag onder ogen te zien of bepaalde regels en in stellingen nog wel zin hebben dan wel voor ver eenvoudiging in aanmer king komen. Dat is de kern van deregulering. door mr. C.J.D. Waal loeveel administratieve romps lomp zouden we particulieren en ambtenaren niet kunnen bespa ren door bijvoorbeeld in de fisca le sfeer de aftrek van verwer vingskosten te beperken en te normeren? Het zou ook fraude kunnen tegengaan. In het onder wijs zou herbezinning op door berekeningen naar het confessio nele onderwijs eveneens veel kunnen opleveren. Het gaat er overigens niet altijd om dat er doeltreffender en doelmatiger wordt gehandeld. Ook inzichten die niet meer worden gedeeld door de meerderheid van de be volking, kunnen een reden zijn - om regels te herzien; bijvoor beeld regels die samenhangen met de bescherming van de zon dagswet. Men zou van de zondag leuke dag kunnen maken. Deregulering kan ook op publiek rechtelijke organen betrekking hebben. Zo staat het Openbaar Lichaam Rijnmond ter discussie en is bijvoorbeeld de PvdA voor stander van het opheffen van de Eerste Kamer. Iedereen vindt het gewoon dat gemeenten en waterschappen worden opgehe ven of samengevoegd. Tegen deze achtergrond moet men de vraag zien, welk nut de Kamer van Koophandel eigenlijk nog heeft. Sinds het begin van de vo rige eeuw is er wel het een en an der veranderd. De overheden houden zich niet meer afzijdig van het economisch gebeuren. De overheden zijn steeds meer de bevordering van de economi sche belangen van handel en nij verheid als een gewone taak gaan zien. In de laatste tien jaar is de zorg voor werkgelegenheid in het ge meentelijk beleid in Leiden steeds nadrukkelijker naar voren gekomen. De gemeente Leiden heeft thans een kwalitatief goed ambtelijk apparaat voor de werk- gelegenheidstaak. Het gehele ge meentelijke apparaat is door drongen van het belang van de werkgelegenheid. Onlangs (per 1 december 1983) heeft ook de pro vincie Zuid-Holland een aparte afdeling, belast met economi sche zaken, ingesteld. Ondoelmatig Wat blijkt nu bij bestudering van de jaarverslagen van de Kamer en de nieuwjaarstoespraken die de voorzitter van de Kamer jaar lijks in de Lakenhal houdt? Alle activiteiten, zonder uitzonde ring, worden ook door de ge meente of de provincie verricht of zouden door deze kunnen worden uitgevoerd (het gaat hierbij om "registratie"-taken). Thans zijn er veel overlappingen; dat is ondoelmatig. Uit een oog punt van democratische controle is behartiging van taken door de gemeente en provincie te verkie zen boven die door de Kamer van Koophandel, die slechts driemaal per jaar plenair bijeen komt (nieuwjaarsvergadering, de juni- en de najaarsvergadering). Regelmatig komt de Kamer in het nieuws door het indienen van be zwaren tegen echte of vermeen de - de Kamer is vaak slecht geïnformeerd plannen van de gemeente Leiden. Het is ondoen lijk in dit korte bestek op al die bezwaren in te gaan; het varieert van bezwaren tegen ontpolde- ring van de Merenwijk tot be zwaren tegen een dealercentrum in de Leeuwenhoek. De publikaties van de Kamer van Koophandel in de laatste tien jaar hebben in niet geringe mate bijgedragen tot een negatieve beeldvorming over Leiden. Dat zou nog aanvaardbaar zijn indien de Kamer een enigszins consis tente visie had, consequent han delde en het Leidse belang dien de. Aan de hand van twee actuele gevallen zal ik duidelijk maken dat dit niet het geval is. Het be treft de 'meubelboulevard' en de parkeergarage Sanders. 'Winkelhof De meubelboulevard in Leider dorp heeft in feite de instem ming van de Kamer van Koop handel. Het gaat volgens de voor zitter van de Kamer "om een we zenlijke verbetering van de re gionale productie-structuuï". Ui teraard betekent een meubel boulevard vlak bij Winkelhof in Leiderdorp een versterking van dit winkelcentrum. Dit gaat me de ten koste van de Leidse bin nenstad. Het is overigens opval lend, dat de Kamer geen bezwaar heeft gemaakt tegen de komst van 'Winkelhof. In het algemeen heeft de Kamer niet de gewoonte om de qntwikkeling van winkel centra die de Leidse binnenstad ondermijnen, kritisch te volgen. Merkwaardig is, dat de Kamer wel bezwaar heeft tegen de toename van winkels met slechts enige luttele procenten in de Leidse binnenstad zelf. Het gaat hier om de winkels die nodig zijn in ver band met de levendigheid en de exploitatie van de parkeergarage Sanders. Let wel, ik onderken Leiden vanuit de lucht: op de open kale plek, omsloten door de Korevaarstraat, het Levendaal en de St. Jorissteeg, zou de parkeergarage Sanders moeten komen. Maar de Kamer van Koophandel vindt de huidige plannen daarvoor ontoereikend. De Kamer is niet tegen een parkeergarage, maar als de nu voorliggende plannen zouden moeten worden uitgevoerd, geeft zij verre de voorkeur aan een parkeerplaats op dezelfde plek omdat dat goedkoper en doelmatiger zou zijn. (foto Dirk Ketting) dat er in de Leidse binnenstad sprake is van "overbewinkeling" (door anderen 'onderbesteding' genoemd). Ik meen dat het wen selijk is om tot een actief herver- kavelingsbeleid te komen als al ternatief voor een ongestructu reerde koude sanering. Thans verkeren vele kleine mid denstanders in grote problemen. Door het verlies aan koopkracht nemen de problemen eerder toe dan af. Over dergelijke zaken hoort men de Kamer echter niet. De Kamer trekt wel alle registers open als het gaat om het verzin nen van bezwaren tegen de par keergarage Sanders. Zelfs het verzorgde uiterlijk wordt be zwaarlijk gevonden! De verschillende bezwaren die de Kamer van Koophandel tegen de parkeergarage Sanders heeft, zijn zo fors, dat wie de Kamer se rieus neemt de huidige voorstel len voor de bouw van een par keergarage eigenlijk moet afwij- Hiermee brengt de Kamer van Koophandel vooral de fractie van de WD in de Leidse ge meenteraad in een moeilijk par ket. Het gaat er natuurlijk niet om dat de Kamer de gevoelens van de WD ontziet of de WD in het college houdt. Het gaat erom, dat de Kamer geen oog heeft voor het praktisch haalbare; het ontbreekt de Kamer aan realis me. Wat men graag idealiter ge had zou willen hebben, is de maatstaf. Het optreden van de Kamer brengt echter wel de rea lisering van de parkeergarage in gevaar. Polariserend In plaats van een bindend element te zijn tussen gemeente en be drijfsleven, thans meer dan ooit op elkaar aangewezen, polari seert de Kamer. Initiatieven, zo als die voor de bouw van een par keergarage, worden ontmoedigd (niet alleen nu: in 1980 vond de Kamer een parkeergarage bij Di- gros aan de Langegracht 'Niet gewenst'; in 1983 diende de Ka mer een bezwaarschrift in tegen de voorgenomen bouw van een parkeergarage Du Prie). Van initiatieven van de Kamer om volgens eigen inzichten de par keergarage te realiseren, hetzij door subsidie van de Kamer (waartegen de wet zich niet ver zet) hetzij door het bijeen bren gen van belanghebbenden, is mij nooit gebleken. Wel schrijft de Kamer steeds dat er te weinig parkeerplaatsen zijn, dat er par keergarages moeten komen en dat het beleid 'onduidelijk' is. Het gedrag van de Kamer is ty pisch dat van een organisatie die geen verantwoordelijkheid draagt en die niet geconfron teerd wordt met de consequen ties van eigen gedrag. Een derge lijke Kamer heeft geen nut en kan gedereguleerd worden. De ruim 3.500.000,- die de Leidse Kamer van Koophandel jaarlijks kost, kan beter besteed worden. Gelukkig zijn er andere organisa ties, zoals het KNOV, die dege lijk bereid zijn met de gemeente samen te werken en een brug te slaan tussen gemeente en be drijfsleven. Ongetwijfeld maken deze wel eens 'vuile handen'; het zijn wel organisaties die durven te kiezen en waaraan men wat heeft. De Kamer van Koophandel kan zich hieraan spiegelen. (De auteur is wethouder van ruimtelij ke ordening, openbare werken en verkeer in Leiden). Op de leeftijd van 14, 15 en 16 jaar, waarop de jeugdige nog volop zoekt naar zichzelf, moet hij/zij keuzes maken, die gevolgen heb ben. Terwijl in deze levensfase wel het verkennen past maar nog niet het vastleggen, wordt er van de leerling toch een pakketkeuze verwacht. De jeugdige kan onder druk komen te staan als hij plan nen moet maken, waar hij zich nog niet toe in staat voelt. Begrij pelijk dat er dan soms gezocht wordt naar uitstel van de keuze. door Ine Aben Dat uitstel heeft alleen zin als men die tijd gebruikt om zich te oriën teren. Kan men van 15/16-jarigen verwachten dat zij precies weten wat zij na de school willen wor den? Zeker voor mavo/havo/vwo leerlingen, die veel minder ge richt onderwijs ontvangen dan bijvoorbeeld lts-ers, kan die be- roepenwereld een ondoorzichtig oerwoud zijn. De keuze voor de tweede klas lts- leerling is waarschijnlijk beter te overzien. Hij heeft kennis ge maakt met diverse technieken en weet al beter waar hij over praat. Zijn keuze is meer afgebakend en betreft meestal vooral de tech nische sector, al zijn er na de lts ook andere beroeps richtingen mogelijk. Ik denk dat wij blij mogen zijn als een derde-klas-leerling mavo/ha vo/vwo tot een algemene voor keur kan komen. Bijvoorbeeld ik wil iets sociaals, ik ga het in de techniek zoeken, ik denk dat het de administratieve richting voor mij moet worden. Het precieze beroep komt dan later wel. Door dat zeker de leerling in het alge meen voortgezet onderwijs nog niet goed weet wat hij aan zich zelf heeft, kan hij rare bokken sprongen maken bij zijn pakket keuze. Na een procedure die meer dan zes jaar in beslag heeft genomen, kwam door een verbod van het I Europese Hof van Justitie vorige week een einde aan de zoge- noemde Vlaams/Nederlandse i overeenkomst voor boeken. De Vlaams/Nederlandse overeen komst beschermde de vaste boe- kenprijs over de Belgisch/Neder landse grens heen en vormde als zodanig het logische en noodza kelijke sluitstuk op de in Neder land en België geldende nationa- Ie systemen van verticale prijs binding voor boeken. door Kees van den Hoek Deze nationale systemen worden door de uitspraak van het Hof niet aangetast. Het verbod be- treft voor de situatie in Neder- Q7Q lan<* uitsluitend de boeken van QA9 Nederlandse uitgevers die via 98£ België terugkomen in Nederland qq i (parallel-import). 98 Het arrest van het Hof verandert 98} weinig aan de in de afgelopen ja- 98 ren in het boekenvak gegroeide praktijk. De Vereeniging ter 979 Bevordering van deBelangendes 978 Boekhandels heeft de laatste ja ren geen beroep meer gedaan op de Vlaams/Nederlandse overeen komst, omdat men wist dat de Europese Commissie (het dage lijks bestuur van de EG) de over eenkomst aanvocht. Daardoor was het voor een aantal bedrij- 4 ven mogelijk parallel-import be neden de prijs aan te bieden, ech ter wel met de verplichting de herkomst van de boeken duide lijk aan te tonen. Deze verplichting is vastgelegd in het zogenaamde Maxis-arrest van de Hoge Raad. Het Maxis-ar rest werd verder aangescherpt door vonnissen van de Haarlem se rechtbank in processen tegen Albert Heijn. De Haarlemse rechter verbood daarbij de zoge naamde 'U-bocht constructie' dat wil zeggen het vervoeren van boeken over de Nederlands/Bel gische grens met het oogmerk ze in Nederland te reïraporteren en dan aan te bieden beneden de vastgestelde prijzen. Zowel het verbod van U-bocht als de verplichting voor prijsonder- bieders de herkomst van hun im port aan te tonen, blijft na de uit spraak van het Hof gelden. Vrees Ondanks de geringe feitelijke ver anderingen bestaat in de boeken branche de vrees dat, gezien de nauwe verbondenheid van de Nederlandse en Belgische boe kenmarkt, een systeem van prijs binding dat niet over de grens heen reikt, op den duur de natio nale systemen van prijsbinding in gevaar zal kunnen brengen. Een dergelijke ontwikkeling zou uiterst negatieve consequenties hebben voor het boek als cul tuurgoed. Door onder meer de bescherming die het boekenwerk dankzij het stelsel van vaste prijzen geniet, zijn uitgevers en boekverkopers in staat een grote verscheiden heid aan titels via een breed ge spreid net van voorraadhouden- de boekhandels voor de consu ment beschikbaar te houden. Het systeem van prijsbinding maakt het uitgevers mogelijk minder gangbare categorieën boeken op de markt te brengen via de meeropbrengst, behaald op de omzet van goedlopende ti tels. Deze laatste categorie staat voor ongeveer 5 percent van het totale titelaanbod. De minder gangbare categorieën daarentegen omvat ten ruim driekwart van het aan geboden titelbestand en zijn be doeld voor kleinere, zeer speci fieke groepen van consumenten. Voorts wordt de boekverkoper door het systeem in staat gesteld het naar verhouding hoge rende ment op bestsellers aan te wen den ten behoeve van de aanschaf van titels met een lage omzet- snelheid en een hoog voorraadri- De Vereeniging heeft in 1980 on derzoek gedaan naar wat er zou gebeuren als in Nederland de vaste boekenprijs zou worden opgeheven. Uitgaande van de vooronderstelling dat de prijzen van bestsellers in zo'n geval met 30 procent zouden dalen, werd de navolgende sanering becij ferd: - 5 procent van de titels (25 pro cent van de omzet) wordt 30 pro cent goedkoper; - 15 procent van de titels (55 pro cent blijft gelijk in prijs; - 40 procent van de titels (15 pro cent wordt 60 procent duurder; - 40 procent van de titels (5 pro cent is niet meer te koop. Daarnaast werd een terugloop in het aantal assortimentsboekhan dels voorspeld van ruim 40 pro cent. Vergelijkbare onderzoekin gen in het buitenland wijzen alle zonder uitzondering eveneens op afnemende verscheidenheid en beschikbaarheid van titels. Verder kan met zekerheid worden aangenomen dat wanneer juist nu in een stagnerende boeken markt zou worden overgegaan tot afschaffing van het systeem van vaste prijzen, er een aanzien lijke concentratiegolf zou ont staan met als gevolg verlies aan diversiteit bij de beoordeling of een manuscript kan worden ge publiceerd. Kamermotie Om te voorkomen dat een toe komst zoals hiervoor geschetst werkelijkheid wordt, heeft de Vereeniging bij staatssecretaris Bolkestein (Economische Za ken) aangedrongen op een wette lijke regeling van de vaste boe kenprijs waarin ook het grens overschrijdende verkeer is opge nomen. De Vereeniging weet zich daarbij gesteund door de op 9 februari 1982 Kamerbreed aan genomen motie-Niessen, waarin de regering werd verzocht 'op korte termijn alternatieve syste men van verticale prijsbinding op hun bruikbaarheid te onder zoeken en zo nodig spoedig met een aparte wetgeving op dit ter rein te komen, bij voorbeeld naar het voorbeeld van de recente Franse wetgeving'. In Frankrijk is per 1 januari 1982 een nieuwe wet in werking getre den die de vaste boekenprijs, na enkele jaren van vrije prijzen, verplicht stelt met dien verstan de dat de verkoper er vijf procent onder kan gaan. De nieuwe rege ling, de wet-Lang genaamd, naar de Franse minister van cultuur, geldt "ongeacht de herkomst van de boeken" en betreft dus ook de herimport van Franse boeken in Frankrijk. De vraag of de wet-Lang aansluit bij de mogelijkheden die het Verdrag van Rome de nationale overheden laat, is door de Franse rechter in Poitiers voorgelegd aan het Hof in Luxemburg, dat zich naar verwachting eind dit jaar hiervoor zal uitspreken. Dui delijk is wel dat ondernemers- overeenkomsten (kartels), zoals de Vlaams/Nederlandse overeen komst, sneller met de Europese verdragsregels in botsing komen dan regelingen van nationale overheden. De Europese Commissie heeft zelf verwezen naar deze nationale overheid evenals naar het kader van het tussen België en Neder land gesloten Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie. Het is daarom te verwachten dat een wettelijke regeling van de vaste boekenprijs van het Hof een gun stiger beoordeling zal krijgen dan de nu verboden Vlaams/Ne derlandse overeenkomst. (De adjunct-secretaris van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels). Informatie Voor een pakketkeuze heeft men informatie nodig over de eigen persoon en over opleidingen en beroepen. Men moet een globaal beeld heb ben van de eigen capaciteiten, de belangstelling, persoonlijke ei genschappen en de hoeveelheid inspanning die men wil leveren. Verder is het nodig om te weten welke toelatingseisen vervolgop leidingen stellen en welke spe ciale eisen door beroepen gesteld worden. Heeft men die informa tie dan kan het afwegen begin- Als een leerling maar een ding bij zijn keuze in de gaten houdt, is er meer kans op teleurstelling. Neem het geval van Piet. Hij zit in de derde klas mavo en wil la ter dolgraag naar de mts. Hij weet dat wis- en natuurkunde dan wel erg gewenst zijn en ploe tert elke dag hard op deze vak ken. Zij resultaten blijven echter mager, Piet zakt voor zijn mavo examen. De tweede keer haalt hij een vijf voor beide vakken, op grond waarvan de mts hel niet met hem aandurft. Piet zit in zak en as, wat nu? Piet heeft dus moeite gehad om zijn zwakke theoretische capaci teiten onder ogen te zien. Gezien zijn goede handvaardigheid hoeft hij de techniek niet te ver geten. Aan zijn belangstelling kan door het leerlingstelsel of het kort middelbaar beroepson derwijs tegemoet gekomen wor den. Een ander voorbeeld: Janny zit op de havo en wil beslist naar de pe dagogische academie. Zij kan erg goed met kinderen opschie ten, heeft veel geduld en kan goed organiseren. Haar vader vertelt haar dat er veel werkloos heid is onder onderwijzers. Hij stelt voor dat zij die opleiding maar vergeet en adviseert haar het vak wiskunde in haar pakket op te nemen. Zijn argument is dat zij dan meer keuzemogelijk heden na de havo heeft. Dit wordt Janny bijna noodlottig. Er volgt een herexamen wiskun de, dat zij gelukkig net haalt. Zij besluit toch gevolg te geven aan haar wens tot dit contactuele be roep en gaat naar de P.A. Haar vader heeft haar met de beste be doelingen van het onderwijs pro beren af te houden. Hij heeft veel accent gelegd op de arbeids marktfactor, zonder haar wis kunde capaciteiten goed in ogen schouw te nemen en met voorbij gaan aan haar interesse. Deze voorbeelden maken duidelijk dat opleiding/beroep en persoon bij elkaar moeten passen. Uit gaande van de eigen capacitei ten, beperkingen en interesse zoekt men naar een opleiding die daarbij aansluit. Balans Bij de pakketkeuze is het dus goed om te weten waar men staat, men maakt als het ware de balans op. Liggen de taalvakken de leerling beter dan de wiskundige vakken, is de leerling vooral een kei in de leervakken? Ook kan men de be langstelling onderzoeken. Wil ik andere mensen helpen, houd ik van precies en nauwkeurig vol gens voorschriften werken, span ik my het liefst lichamelijk in, re pareer ik graag of tuur ik liever door de microscoop en lees ik vervolgens het tijdschrift voor jonge onderzoekers in één ruk uit? Ook het betrekken van persoonlij ke eigenschappen bij de pakket keuze is een goede zaak. In ieder geval om maar eens een begin te maken met denken over jezelf. Weet je graag waar je aan toe bent, wil je risico's nemen, wil je een beroep met aanzien, werk je graag alleen, wil je wat te zeggen hebben in je latere beroep of heb je liever dat andere zeggen wat jij moet doen? Kun je anderen over tuigen, beschik je over geduld? Is het verstandig om bij de vakken- Menig opvoeder en kind buigen zich dezer dagen over de school keuze. Mevrouw C.T.M. Aben, beroepskeuze-adviseuse in Al phen aan den Rijn, belicht een aantal praktische aspecten van deze keuze. Zij schreef daarover een drietal artikelen; twee wer den er afgedrukt in de krant vhn 12 en 19 januari, het derde en laatste verschijnt vandaag. pakketkeuze vooral te letten op de arbeidsmarkt? Waarschijnlijk begint men dan aan die sprong in het duister. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn immers moeilijk te voorspellen. Waar nu nog vraag naar is kan tegen de tijd dat de studie is afgerond sprake zijn van verzadiging: het tekort is opgeheven. Het volgende voorbeeld is daar een illustratie van. Hoewel u op het vwo erg geïnteresserd bent in ge schiedenis en er ook goede cij fers voor behaalt, net als voor de talen, besluit u toch een exact pakket te kiezen. U neemt wis- en natuurkunde in uw pakket met het oog op een specifieke hts-studie, die op dit moment goed in de markt ligt. Het vwo komt u nog redelijk door en u be gint welgemoed aan de hts-stu die. U heeft het idee een lot uit de loterij te hebben, het spook van de werkloosheid zal niet tref fen. De hts blijkt al vlug hele maal niet zo leuk. Eerlijk gezegd bevalt de manier van denken van uw medeleerlingen u niet, en als u heel eerlijk tegenover uzelf bent, mist u uw lievelingsvak ken. U behaalt het diploma en bent inmiddels jaren verder. Er is van een tekort geen sprake meer. Daar staat u dan. Echter, u heeft een prettige studie tijd gehad, bent laaiend enthou siast over uw vak en u ziet hier en daar nog wel gaatjes om toch op uw vakgebied bezig te zijn. Iets waar men achter staat kan men beter aan de man brengen. Daarnaast bent u op de hoogte van een aantal vacatures, waarbij de studierichting er niet zo toe doet. Het gaat meer om het ni veau van de studie, en om be paalde persoonlijke eigenschap pen. Een baan stelt niet alleen papieren eisen (diploma's) maar ook eisen aan de persoon. Als een baan goed bij de persoon past kan men soms hoge ogen gooien zonder de geschikste vooropleiding te hebben. Daar werkloosheid in onze maat schappij bijna niet meer weg te denken is, krijgt scholing ook een andere betekenis. Naast op leiding tot een beroep kan men scholing ook zien als voorberei ding op zinvolle tijdsbesteding, buiten de sfeer van betaalde ar beid. Onzekere factor De toekomst voorspellen kan nie mand onder ons. Zoveel moge lijk informatie verzamelen over de eigen persoon en opleiding/ beroep kunnen wij wel. Dan wordt vakkenpakketkeuze een verantwoorde zaak. Hang pak ket- en beroepskeuze niet alleen op aan de onzekere factor werk gelegenheid. U kunt niet om uzelf heen. De pakketkeuze uit sluitend baseren op de wens van stuurman worden is een krappe basis. Op de mavo alleen gericht zijn op de doorstroming naar ha vo/vwo en zich verder nergens over bekommeren lijkt ook nog al eenzijdig. Op een gegeven moment zal men toch moeten weten dat men kan en wil. Alleen naar rapportcijfers kijken of van je hobby je beroep maken kan ook opbreken. Als men capaciteiten en interesse heeft voor verschillende oplei dingen, terwijl de ene opleiding beter in de markt lijkt te liggen, is het logisch om die te kiezen. Volledig zeker zijn van werk is vrijwel niet mogelijk. Bij het in kaart brengen van capa citeiten en belangstelling kun nen leerlingen en ouders zich la ten bijstaan door leraren, mento ren, de schooldecaan en de be roepskeuzeadviseur. Meningen op deze pagina zijn voor rekening van de auteurs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 11