"1984" is eigenlijk
een jongensfantasie
De grappenmaker
ZATERDAG 24 DECEMBER 1983
Kerstbijlage Leidsch/Alphens Dagblad
PAGINA III
Het boek „1984" van Geor
ge Orwell geldt zo'n beetje
als dè beschrijving van een
totalitaire staat, en meer in
het bijzonder van een com
munistische totalitaire
staat. Maar als je Orwells
artikelen en brieven leest,
en de herinneringen van
mensen die hem gekend
hebben, dan treft het hoe
weinig hij eigenlijk van dat
soort staten geweten heeft.
Hij schrijft veel over „fas
cism", maar als hij het over de
gruwelen van het fascisme
heeft, noemt hij gummiknup
pels en wonderolie. Hoe het
wérkelijk onder de Duitse be
zetting was wist Orwell niet.
Hij wilde het, geloof ik, ook
niet zo erg weten, want hij had
zo zijn eigen ideeën en daar
hield hij nogal stug aan vast.
Na afloop van.de Tweede We
reldoorlog heeft hij nog vijf
jaar geleefd, maar over de uit
roeiing van de Europese joden
schrijft hij nauwelijks.
Ook van Rusland heeft hij niet
veel geweten. Wat hij weet
komt nog voor het grootste
deel uit Engelstalige commu
nistische propagandalitera
tuur, lijkt het. Maar toch heeft
hij bepaalde stukjes commu
nistische werkelijkheid gezien
die anderen niet hebben ge
zien. Enkele dingen heeft hij
zelfs „voorzien", zodat je hem
een profeet zou kunnen noe-
Om maar eens iets te noemen:
de haat en nijd tussen commu
nistische staten was in 1948
iets nieuws, iets waar niemand
over dacht. Je had natuurlijk
de afvallige, verketterde Tito,
maar die zag men toch meer als
een uitzondering dan als een
regel. Men geloofde toen alge
meen in een „communistisch
blok", in het „wereldcommu
nisme", en men zag niet in dat
goede betrekkingen tussen
twee van elkaar onafhankelij
ke communistische staten ei
genlijk niet mogelijk zijn. Er
moest één instantie zijn die de
wijsheid in pacht had, en die
instantie moest óf in Moskou,
óf in Peking zetelen. Dat de
ware interpretatie van het mar
xisme gedeeltelijk in Moskou
en gedeeltelijk in Peking te
vinden zou zijn, dat kon niet.
Karikaturen
Orwell zag dat in 1948: in zijn
boek heb je drie supermach
ten, alle drie karikaturen van
de Sowjet-Unie of de Chinese
Volksrepubliek, en twee van
die landen zijn altijd in oorlog
met het derde land. De bond
genootschappen verschuiven
steeds.
Op het gebied van oorlogen
doet Orwell trouwens twee in
teressante uitspraken: hij ver
moedde in 1945 dat de atoom
bom tot een evenwicht tussen
de grote mogendheden zou lei
den en een derde wereldoorlog
zou verhinderen. Die voorspel
ling is tot nu toe uitgekomen.
Ten tweede beschrijft hij in
„1984" een soort oorlog waarin
maar af en toe echt gevochten
wordt, zoals de tegenwoordige
oorlog tussen Iran en Irak, of
zoals in onze geschiedenis de
Tachtigjarige Oorlog. Mis
schien zal dat soort oorlogen in
de mode raken.
Een van de dingen die Orwell
op geniale wijze heeft ingezien
is ook dat schaarste aan con
sumptiegoederen een wezenlij
ke trek is van een socialisti
sche economie, en niet, zoals
velen in zijn tijd dachten, een
overgangsverschijnsel, de na
sleep van revolutie, burgeroor
log, blokkade. Het opmerkelij
ke daarbij is, dat Orwell zelf
een overtuigd voorstander van
een socialistisch economisch
stelsel was, dat wil zeggen van
een stelsel waarbij kopen met
het oogmerk om te verkopen
strafbaar is. Hij geeft zelf overi
gens in zijn boek een voor
beeld var» iemand die enerzijds
een voorstander is van de so
cialistische economie en die
zeer geestdriftig rept over de
grote successen van die econo
mie (het voortdurende trom
petgeschal over die successen
geeft Orwell zeer juist weer) en
tegelijk aan een collega vraagt
of die soms aan scheermesjes
weet te komen.
Instinct
Dat dit soort dingen in „1984"
niet op echte kennis, maar op
een soort instinct teruggaat,
merk je als je de goederen-
schaarste in „1984" nader be
kijkt. Het distributiesysteem
lijkt veel meer op dat van En
geland in 1948 dan op dat van
Rusland in 1945: in kapitalisti
sche landep is het namelijk de
gewoonte om bij schaarste een
zo groot mogelijk assortiment
van goederen te distribueren.
In Nederland waren in de oor
log en nog jaren daarna niet al
leen brood en aardappels,
maar ook thee, koffie, vlees,
melk, eieren, textiel, suiker,
boter, vet, tabak en scheer
zeep „op de bon".
In socialistische landen is men
niet zo fijnzinnig. Allereerste
levensbehoeften, waarvan de
afwezigheid tot hongersnood
zou leiden, gaan op de bon.
Voor de rest verhoogt men
eenvoudig de prijzen. Toen ik
met een gezelschap Nederlan
ders in 1948 in Moskou was,
bleek dat je daar zonder bon
rijst kon kopen, die in Neder
land nog op de bon was. Som
migen van ons gezelschap
kochten een pondje. En toch
was in 1948, denk ik zo, de con
sumptie van rijst per hoofd van
de bevolking in Nederland ho
ger dan in Rusland. In „1984"
heeft Orwell het over een cho
coladerantsoen. Dat kan niet.
Wat hij weer heel goed gezien
heeft is de dagelijks van de da
ken geschreeuwde dankbaar
heid van het volk. Officieel is
het in een socialistisch land zo,
dat de bevolking „gelukkig" is
en vervuld van dankbaarheid
jegens partij en regering. In
Stalins tijd schreven alle
schoolkinderen brieven aan
Stalin, waarin ze hem bedank
ten voor hun „gelukkige
jeugd". Ik heb nergens gevon
den dat Orwell van die officiële
dankbaarheid wist. Hij heeft
het geraden.
Herschrijven
Opmerkelijk is ook de manier
waarop hij het „veranderen
van het verleden" beschrijft.
Hij doet dat enerzijds heel bi
zar en onreèel (zijn hele boek is
eigenlijk een jongensfantasie,
geschreven door iemand die
niet weet hoe het in de wereld
toegaat) met een „memory ho
le", waarin je een stukje papier
dat „verouderd" is kunt laten
vallen, en met een heel minis
terie, waarin dagelijks de ge
schiedenis herschreven wordt,
waarbij personen die geacht
worden nooit te hebben be
staan verwijderd worden uit al
le kranten en boeken waarin ze
voorkomen. Niettemin gebeur
den en gebeuren dat soort din
gen, zij het veel primitiever, in
Rusland.
Ik werkte als bibliothecaris op
het Oost-Europa-instituut van
de Amsterdamse universiteit,
toen daar in 1953 deel 21 bin
nenkwam van de Grote Sow-
jet-Encyclopaedie. In dat deel
lagen een paar losse pagina's,
bijna geheel gewijd aan de Be-
ringstraat. Er was een ge
bruiksaanwijzing bij: uit deel 5
van de GSE moesten we „met
een schaar of scheermes" de
pagina's 21 tot en met 24 uit
snijden en door deze pagina's
vervangen. De uit te snijden
pagina's bleken voor een be
langrijk deel gewijd te zijn aan
een groot trefwoord „Beria".
Lavrenti Beria (1899-1953) was
de laatste chef van Stalins poli
tieke politie. In 1953 is hij on
der geheimzinnige omstandig
heden door zijn eigen partijge
noten vermoord. Daarna ver
dween hij uit de Russische ge
schiedenis. Omdat er over de
Beringstraat niet zo erg veel te
vertellen wa^ had men dat tref
woord vergroot door toevoe
ging van een stel foto's, waarop
ook weer weinig te zien was,
omdat die Beringstraat nu een
maal grotendeels uit water be
staat.
Molotov
In 1948 kocht ik in een Mos
kous antiquariaat een zesdeli
ge uitgave van Poesjkin. Uit ie
dere titelpagina was de naam
van een der redacteuren weg-
gekrabd. Pas jaren later kwam
ik erachter wie die redacteur
geweest was. Hoe effectief dat
systeem is merkte ik in 1968. Ik
zat in een Moskouse bioscoop
en keek naar een zeer slechte
verfilming van „Anna Kareni-
na", en een paar rijen verder
zat Molotov.
Deze man was van 1917 tot
1957 een van de kopstukken
van de sowjetstaat geweest.
Van 1925 tot 1957 was hij lid
van het Politburo, van 1939 tot
1949 en van 1953 tot 1956 mi
nister van buitenlandse zaken.
Zijn portret moet in alle forma
ten en in miljoenen exempla
ren over het land verspreid ge
weest zijn. Honderden collec
tieve boerderijen, scholen, fa
brieken, straten moeten zijn
naam hebben gedragen. De ou
de stad Perm is in 1940 naar
hem vernoemd.
Maar in 1957 was hij wegge
jaagd en geworden tot een „un
person" in Orwelliaanse zin. In
werkelijkheid bestond hij nog
wel - ik zag hem duidelijk zit
ten - maar officieel had hij
nooit bestaan. Zijn naam en
portret waren verdwenen uit
kranten, boeken en tijdschrif
ten. Alles wat naar hem ge
noemd was werd bliksemsnel
naar iemand anders genoemd,
en nu, tien jaar later, zat Molo
tov in een Moskouse bioscoop
en bijna niemand herkende
hem. „Niemand herkent hem",
hoorde ik bij het uitgaan van
de bioscoop een vrouw tegen
een andere vrouw zeggen. Had
hij in een Nederlandse bio
scoop gezeten, dan zou hij door
De Leidse slavist prof. dr. Karei van het Reve is van mening dat het
Sowjet-systeem zich steeds meer verwijdert van Orwells
bespiegelingen, naarmate de Sowjet-Unie het 'echte' jaar 1984 is
genaderd. Niettemin dicht hij de schrijver profetische gaven toe, omdat
hij in 1948 stukjes communistische werkelijkheid voorzag terwijl de
basis van die kennis hem ten enenmale ontbrak.
meer mensen herkend zijn,
want in het Westen wordt Mo
lotov als een belangrijke poli
tieke persoonlijkheid be
schouwd en zijn portret staat
van tijd tot tijd in de krant, of
je ziet hem op het scherm.
Maar in mijn Kleine Sowjet-
Encyclopaedie (deel 6, 1959)
komt geen trefwoord Molotov
voor.
Gerard
Overigens bewijst juist die en
cyclopedie dat de Sowjet-
werkelijkheid achterblijft bij
het beeld dat Orwell geeft: er
staat namelijk wel een tref
woord „Perm" in, en daarin
kun je lezen dat die stad van
1940 tot 1957 „Molotov" heette.
Dat is helemaal in strijd met
Orwell: bij hem zou iedere aan
wijzing dat die stad ooit anders
dan Perm geheten heeft zijn
vernietigd. j
Een goed voorbeeld van een
Russische „unperson" is overi
gens mijn broer, de bekende
schrijver Gerard Reve. Van
1962 tot 1975 verscheen in Mos
kou in acht delen de „Korte Li
teraire Encyclopaedie", en in
1978 kwam er een aanvullend
deel 9 bij. In die negen delen
hebben veel Nederlandse
schrijvers een trefwoord: Tejn
de Fris, Choego Klaoes, Charri
Moelisj. W. F. Chermans, Al
fred Kosman, en vele anderen,
maar Gerard ontbreekt.
Soms zijn het kleine Sowjet-de-
tails die je bij Orwell vindt. Zo
staat ergens in zijn boek dat de
aanspreekvorm „mevrouw"
(Mrs.) bewaard gebleven is,
hoewel men elkaar eigenlijk
officieel met „kameraad" aan
spreekt. Welnu, in Moskou heb
Dr. K. van het Reve
(62) was tot voor
kort hoogleraar in
de Slavische lette
ren aan de Rijksuni
versiteit van Lei
den, een functie die
hij vanaf 1957 heeft
bekleed. Hij onder
brak zijn werk aan
de universiteit ge
durende 1967 en
1968 om zich als cor
respondent van het
dagblad Het Parool
in Moskou te kun
nen vestigen. Van
het Reve vertaalde
verscheidene lite
raire werken uit het
Russisch in het Ne
derlands. Voor zijn
vertaalwerk ont
ving hij in 1978 de
Nijhoff-prijs. Zijn
kritiek op de Sow-
jetmaatschappij en
uitte Van het Reve
in talrijke artikelen
en boeken, zoals
'Rusland voor be
ginner', 'Het geloof
der Kameraden',
'Met twee potten
pindakaas naar
Moskou' en 'Lenin
heeft echt bestaan'.
In 1982 werd hij
voor zijn literaire
werk onderscheiden
met de P.C. Hooft-
prijs.
ik vaak winkelmeisjes horen
aanspreken met .juffrouw"
(barysjnja) hoewel dat een
vóór-revolutionaire, burgerlij
ke aanspreekvorm is. Of neem
het bespioneren van ouders
door hun kinderen. In „1984"
staat dat deze activiteit door de
overheid wordt aangeprezen.
Wat Orwell denkelijk niet ge
weten heeft is, dat er tot op de
ze dag in Rusland een soort
kinderheilige vereerd wordt,
Pavlik Morozov genaamd,
wiens heldendom hierin be
staat dat hij zijn vader en moe
der bij de politieke politie
heeft aangegeven, waarna hij
door de boeren van zijn dorp is
doodgeslagen.
Verheerlijking
Of neem het geval van de fic
tieve biografie. Orwells hoofd-
1984
Tijdens de jaarmarkt in Alphen
aan den Rijn is Bram
Kamphorst een attractie. Zijn
fiets, behangen met toeters,
bellen, radio's en teddybeertjes
heeft hij als lokker voor de deur
gezet. In dat huis kunnen
bezoekers zich aan het
wonderbaarlijke interieur
vergapen, terwijl Bram ze
toespreekt via een microfoon.
Tientallen schemerlampen,
kleedjes in bonte kleuren, een
klein drumstel, posters van
naakte vrouwen, kaarsen,
knipsels uit kranten,
kerstklokken...en dat alles op
een paar vierkante meter. Zo
ziet het er ongeveer uit in huize
Kamphorst. We bellen hem op.
"Ja, spreekt u maar. O, u wilt
iets weten over 1984. Ach, de
spanningen die er nu al zijn in
de wereld zullen wel niet
verdwijnen, denk ik. Daar doe
je weinig aan. Ik ga dus gewoon
door met het verzamelen van
verschillende spullen. En
somber ben ik niet, want van
nature ben ik nogal een vrolijke
Frans. Al zeg ik het zelf'.
Hij is nu gepensioneerd.
Werkte jaren als graficus. "Ik
was de beste spreker van het
bedrijf en de best geklede man.
Nee, dat verzin ik niet zelf. Dat
zeiden de anderen". Als kind
was hij al een verzamelaar. "En
daar ga ik gewoon mee door.
Gisteren heb ik bijvoorbeeld
een oranje tafelkleed gekocht.
Oranje vind ik een prachtige
kleur. Ik heb ook veel oranje
asbakken. Ja, en in deze tijd
van het jaar ga je natuurlijk ook
kaarsen verzamelen. Daar ben
ik op dit moment nogal druk
mee. Wat u zegt: ik ben een
bezig baasje"
Bram Kamphorst is van
mening dat hij een volstrekt
uniek museum heeft. "Als u
nou bij mij zou binnenkomen,
dan weet ik precies wat u zou
zeggen. U zegt: "Maar Bram..."
persoon, Winston Smith, werkt
op het ministerie waar men de
geschiedenis herschrijft.
Winston komt op het idee om
een bepaald stukje geschiede
nis te illustreren met de hel
dendaden van een man die
nooit bestaan heeft, maar die
door Winston wordt bedacht,
een zekere Ogilvy. Dat doet
denken aan het China van
Mao, waar veel ophef werd ge
maakt van de heldendaden van
een bepaalde jongeman. Lei
Feng, die altijd klaarstond om
de gemeenschap te dienen en
bijvoorbeeld „heimelijk de
was deed voor zijn kamera
den".
Het idiote daarbij was, dat in
heel China foto's werden ten
toongesteld waarop je hem be
zig zag met die heimelijk was.
Terwijl toch iemand die heime
lijk goed doet dat onmogelijk
kan doen in de aanwezigheid
van persfotografen. Dat ver
heerlijken van gebeurtenissen
die nooit hebben plaatsgevon
den is echt iets voor Orwell.
Hij zou, denk ik, ook zeer in
zijn nopjes zijn geweest met
het zwemmen van Mao: vol
gens officiële Chinese bekend
makingen (Peking Review, 12
augustus 1966, bladzijde 17)
heeft voorzitter Mao, zwem
mend in de Jangtse Kiang (mo
derne spelling: Yang zi jiang),
in 65 minuten een afstand van
15 kilometer afgelegd, waar
mee hij op 73-jarige leeftijd alle
Olympische records geslagen
heeft, zelfs als we drie tot vijf
kilometer per uur van zijn snel
heid aftrekken wegens de
stroom, want hij zwom stroom
afwaarts. Dit natuurlijk vol
strekt uit de lucht gegrepen be
richt werd niet alleen geloofd
door miljoenen Chinezen (ik
schrijf dat nu wel, maar ik weet
eigenlijk niet of ze het geloof
den), maar ook (en hier heb ik
meer zekerheid) door tal van
Mao-sympathisanten in het
Westen, waaronder enige dui
zenden Nederlanders. We had
den zelfs een echte professor
(W. F. Wertheim, hij is nu met
pensioen), die Mao voor een
geniaal zwemmer hield en daar
steeds artikelen over schreef.
Passend
Een van de treffendste passa
ges in „1984" is die, waarin
Winston Smith in een klein
hokje zit te werken, en naast
hem in net zo'n hokje werkt
een klein vrouwtje met
zandkleurig haar, en dat
vrouwtje doet niets anders dan
het uit oude jaargangen van
kranten verwijderen van de na
men van mensen die doodge
maakt zijn en nu geacht wor
den nooit te hebben bestaan.
In 2ekere zin, zegt Orwell, was
dit een passende bezigheid
voor haar, want haar eigen
man was enige jaren geleden
ook doodgemaakt.
Die passage roept onmiddel
lijk Rusland op tussen zeg 1937
en 1956: heel wat weduwen
van terechtgestelden kwamen
in die tijd aan de kost door
werken in de propagandama
chine van het regime dat hun
echtgenoot ter dood had ge
bracht. Het doet ook denken
aan Alexander Tvardovski,
wiens vader is omgekomen bij
de „collectivisatie" (ook zo'n
Orwell-woord) van de land
bouw, en die daarna een be
roemd dichter werd, vooral
omdat hij verzen schreef waar
in die collectivisatie luid werd
toegejuicht.
Zo staat in „1984" een aantal
Russische zaken heel aardig
beschreven. Maar daarmee
hebben we eigenlijk nog geen
antwoord op de vraag: geeft
„1984" een juist, een enigszins
volledig, enigszins redelijk
beeld van bijvoorbeeld Rus
land in 1948 of 1984?
Het antwoord op die vraag
moet luiden: nee, eigenlijk
niet. Of nog beter: nee, eigen
lijk helemaal niet.
Onbestaanbaar
De staat die Orwell in „1984"
beschrijft is onbestaanbaar.
Het is, zei ik al, een soort jon
gensboek, een kostschool-
nachtmerrie, een omgekeerde
utopie. Er staan allerlei dingen
in die in een totalitaire staat in
de 20e eeuw nu juist niet voor
komen. Orwell laat bijvoor
beeld de grote verrader en vij
and des volks Goldstein iedere
dag op het televisiescherm ver
schijnen, gal spuwend en laste
rend over de bestaande orde.
Zoiets is ondenkbaar. Iedere
dictator weet dat je kalm aan
moet doen met de naam en het
portret van je vijand. Je was
wel gek als je hem elke dag aan
het volk vertoonde.
Verder laat Orwell de regering
propaganda bedrijven met
wreedheden, begaan niet dóór,
maar tégen de vijand. Dat is
ook volstrekt in strijd met de
werkelijkheid. De regerings-
propaganda in totalitaire sta
ten legt juist voortdurend de
nadruk op de braafheid van de
eigen partij. Om ook eens een
voorspelling te doen: geen en
kele Sowjethistoricus zal'het in
1984 wagen ook maar de moge
lijkheid te overwegen dat ooit
een Sowjetgranaat op een Fins,
Duits, Afghaans „woonhuis"
gevallen is.
Of neem de door Orwell be
schreven isolatie van „Ocea
nia" van het buitenland: de
burgers van Oceania weten
niets van wat zich buiten de
landsgrenzen afspeelt. Een zo
grote isolatie komt in
werkelijkheid, geloof ik, niet
voor. Het is waar, natuurlijk,
en het lijkt op „1984", dat de
Chinese pers, radio en televisie
de Amerikaanse maanlandin
gen eenvoudig verzwegen
heeft - collega Wertheim, die ik
daareven al noemde, zag daar
een uiterst vooruitstrevend
stukje volksvoorlichting en
emancipatie in - en het is ook
waar, dat een burger van de
Sowjet-Unie zich niet op enig
buitenlands blad kan abonne
ren, en geen boeken uit Neder
land kan bestellen als hij neer
landicus is. En als een Leidse
student uit Moskou een brief
aan zijn moeder stuurt, is die
brief soms veertien dagen on
derweg.
Nieuwspraak
Maar daar staat tegenover, dat
heel Rusland naar westerse ra
diostations luistert, dat er veel
telefoonverkeer met het bui
tenland is, dat er vrij veel wes
terse boeken in het Russisch
vertaald worden, en dat er zelfs
af en toe groepen Russische
toeristen onder toezicht van
beproefde begeleiders het
Westen bezoeken.
Allerlei stukken van de door
Orwell beschreven samenle
ving ontbreken trouwens ge
heel of gedeeltelijk. We weten
niet hoe het in Oceania is met
scholen, universiteiten, ker
ken, musea, schilderijen, fiet
sen, auto's, orkesten, vliegtui
gen, schepen. Wordt er bijvoor
beeld wel eens kamermuziek
uit de barok gespeeld?
Ook het befaamde „New-
speak" (Nieuwspraak) lijkt
nergens op. Het is een jargon,
dat enigszins op journalistiek
en departementaal jargon lijkt,
met allerlei afkortingen, mede
ontleend aan het soort tele
grammen dat redacteuren
vroeger aan hun correspon
denten stuurden, waarin „uw
essay over het onderwerp
„God is dood, leve Zimbab
we!" hebben wij tot op heden
niet ontvangen" afgekort
wordt tot „thinkpiece godzimb
unreceived".
Dat jargon heeft niets te ma
ken met de propagandataal
van totalitaire regimes. Die taal
is juist heel uitgebreid, heel
deftig, en zonder afkortingen
en familiariteiten. Stalin, Hit
ler, Castro en Mao worden be
slist geen „grote broer" of B B.
of zoiets genoemd, maar „Füh-
rer des deutschen Volkes", „el
Lider", „onze grote roerganger
en voorzitter Mao" en „de gro
te leider der volkeren, het
grootste genie der mensheid,
kameraad I. V. Stalin".
Onzin
Er is nog iets waar Orwell i
geheel verkeerd beeld
geeft. Hij heeft opgemerkt dat
onder zo'n regime de mensen
ertoe gebracht worden absur
de dingen te geloven: dat de
politiechef Beria in Engelse
dienst was, dat de zin „de
kwantiteit slaat om in de kwa
liteit" iets betekent, dat Mao
op 73-jarige leeftijd alle Olym
pische zwemrecords gebroken
heeft, dat Marx de „wetten der
maatschappelijke ontwikke
ling" ontdekt heefl, dat de jo
den van alles de schuld krij
gen, dat de zionisten aan alles
schuldig zfjn, dat de multina
tionals van alles de schuld krij
gen, dat het communisme de
mensheid gelukkig zal maken,
etc. etc.
Dat is allemaal onzin natuur
lijk. En je kunt dan de beeld
spraak gebruiken dat in dat
soort landen de mensen ertoe
gebracht worden te geloven
dat twee keer twee vijf is, dat
oorlog vrede en slavernij vrij
heid is. Dat kun je allemaal
zeggen als je zo'n land bekijkt.
Maar Orwell laat de regering
van dat land dat zelf zeggen.
Overal hangen leuzen zoals
„war is peace!!" of „freedom i
slavery!" En als Winston Smith
gearresteerd wordt, dwingt
men hem om „vijf' te zeggen
als iemand vier vingers op
steekt. Dat is helemaal in strijd
met de totalitaire werkelijk
heid der 20e eeuw.
En ten slotte: Orwell schreef in
1948 over een denkbeeldig En
geland van 1984. Dat denkbeel
dige Engeland lijkt hier en
daar treffend op de Sowjet-
Unie en op de Chinese Volks
republiek, en waarschijnlijk
nog meer op landen als Alba
nië of Noord-Korea. Maar waar
Orwell verbaasd over zou zijn
naarmate de Sowjet-Unie het
„echte" jaar 1984 nadert,
wijdert het zich van Orwells
boek. In 1984 lykt Rusland
minder op „1984" dan in 1948