"1984" is eigenlijk een jongensfantasie De grappenmaker 383KATERDAG 24 DECEMBER 1983 Kerstbijlage Leidsch/Alphens Dagblad PAGINA III De Leidse slavist prof. dr. Karei van het Reve is van mening dat het Sowjet-systeem zich steeds meer verwijdert van Orwells bespiegelingen, naarmate de Sowjet-Unie het 'echte' jaar 1984 is genaderd. Niettemin dicht hij de schrijver profetische gaven toe, omdat hij in 1948 stukjes communistische werkelijkheid voorzag terwijl de basis van die kennis hem ten enenmale ontbrak. door Karei van het Reve Dr. K. van het Reve (62) was tot voor kort hoogleraar in de Slavische lette ren aan de Rijksuni versiteit van Lei den, een functie die hij vanaf 1957 heeft bekleed. Hij onder brak zijn werk aan de universiteit ge durende 1967 en 1968 om zich als cor respondent van het dagblad Het Parool in Moskou te kun nen vestigen. Van het Reve vertaalde verscheidene lite raire werken uit het Russisch in het Ne derlands. Voor zijn vertaalwerk ont ving hij in 1978 de Nijhoff-prijs. Zijn kritiek op de Sow- jetmaatschappij en het communisme uitte Van het Reve in talrijke artikelen en boeken, zoals 'Rusland voor be ginner', 'Het geloof der Kameraden', 'Met twee potten pindakaas naar Moskou' en 'Lenin heeft echt bestaan'. In 1982 werd hij voor zijn literaire werk onderscheiden met de P.C. Hooft- prijs. Het boek „1984" van Geor ge Orwell geldt zo'n beetje als dè beschrijving van een totalitaire staat, en meer in het bijzonder van een com munistische totalitaire staat. Maar als je Orwells artikelen en brieven leest, en de herinneringen van mensen die hem gekend hebben, dan treft het hoe weinig hij eigenlijk van dat soort staten geweten heeft. Hij schrijft veel over „fas cism", maar als hij het over de gruwelen van het fascisme heeft, noemt hij gummiknup pels en wonderolie. Hoe het wérkelijk onder de Duitse be zetting was wist Orwell niet. Hij wilde het, geloof ik, ook niet zo erg weten, want hij had zo zijn eigen ideeën en daar hield hij nogal stug aan vast. Na afloop van.de Tweede We reldoorlog heeft hij nog vijf jaar geleefd, maar over de uit roeiing van de Europese joden schrijft hij nauwelijks. Ook van Rusland heeft hij niet veel geweten. Wat hij weet komt nog voor het grootste deel uit Engelstalige commu nistische propagandalitera tuur, lijkt het. Maar toch heeft hij bepaalde stukjes commu nistische werkelijkheid gezien die anderen niet hebben ge zien. Enkele dingen heeft hij zelfs „voorzien", zodat je hem een profeet zou kunnen noe men. Om maar eens iets te noemen: de haat en nijd tussen commu nistische staten was in 1948 iets nieuws, iets waar niemand over dacht. Je had natuurlijk de afvallige, verketterde Tito, maar die zag men toch meer als een uitzondering dan als een regel. Men geloofde toen alge meen in een „communistisch blok", in het „wereldcommu nisme", en men zag niet in dat goede betrekkingen tussen twee van elkaar onafhankelij ke communistische staten ei genlijk niet mogelijk zijn. Er moest één instantie zijn die de wijsheid in pacht had, en die instantie moest óf in Moskou, óf in Peking zetelen. Dat de ware interpretatie van het mar xisme gedeeltelijk in Moskou en gedeeltelijk in Peking te vinden zou zijn, dat kon niet. Karikaturen Orwell zag dat in 1948: in zijn boek heb je drie supermach ten, alle drie karikaturen van de Sowjet-Unie of de Chinese Volksrepubliek, en twee van die landen zijn altijd in oorlog met het derde land. De bond genootschappen verschuiven steeds. Op het gebied van oorlogen doet Orwell trouwens twee in teressante uitspraken: hij ver moedde in 1945 dat de atoom bom tot een evenwicht tussen de grote mogendheden zou lei den en een derde wereldoorlog zou verhinderen. Die voorspel ling is tot nu toe uitgekomen. Ten tweede beschrijft hij in „1984" een soort oorlog waarin maar af en toe echt gevochten wordt, zoals de tegenwoordige oorlog tussen Iran en Irak, of zoals in onze geschiedenis de Tachtigjarige Oorlog. Mis- schien zal dat soort oorlogen in de mode raken. Een van de dingen die Orwell op geniale wijze heeft ingezien is ook dat schaarste aan con sumptiegoederen een wezenlij ke trek is van een socialisti sche economie, en niet, zoals velen in zijn tijd dachten, een overgangsverschijnsel, de na sleep van revolutie, burgeroor log, blokkade. Het opmerkelij ke daarbij is, dat Orwell zelf een overtuigd voorstander van een socialistisch economisch stelsel was, dat wil zeggen van een stelsel waarbij kopen met het oogmerk om te verkopen strafbaar is. Hij geeft zelf overi gens in zijn boek een voor beeld van iemand die enerzijds een voorstander is van de so cialistische economie en die zeer geestdriftig rept over de grote successen van die econo mie (het voortdurende trom petgeschal over die successen geeft Orwell zeer juist weer) en tegelijk aan een collega vraagt of die soms aan scheermesjes weet te komen. Instinct Dat dit soort dingen in „1984" niet op echte kennis, maar op een soort instinct teruggaat, merk je als je de goederen- schaarste in „1984" nader be kijkt. Het distributiesysteem lijkt veel meer op dat van En geland in 1948 dan op dat van Rusland in 1945: in kapitalisti sche landen is het namelijk de gewoonte om bij schaarste een zo groot mogelijk assortiment van goederen te distribueren. In Nederland waren in de oor log en nog jaren daarna niet al leen brood en aardappels, maar ook thee, koffie, vlees, melk, eieren, textiel, suiker, boter, vet, tabak en scheer zeep „op de bon". In socialistische landen is men niet zo fijnzinnig. Allereerste levensbehoeften, waarvan de afwezigheid tot hongersnood zou leiden, gaan op de bon. Voor de rest verhoogt men eenvoudig de prijzen. Toen ik met een gezelschap Nederlan ders in 1948 in Moskou was, bleek dat je daar zonder bon rijst kon kopen, die in Neder land nog op de bon was. Som migen van ons gezelschap kochten een pondje. En toch was in 1948, denk ik zo, de con sumptie van rijst per hoofd van de bevolking in Nederland ho ger dan in Rusland. In „1984" heeft Orwell het over een cho coladerantsoen. Dat kan niet. Wat hij weer heel goed gezien heeft is de dagelijks van de da ken geschreeuwde dankbaar heid van het volk. Officieel is het in een socialistisch land zo, dat de bevolking „gelukkig" is en vervuld van dankbaarheid jegens partij en regering. In Stalins tijd schreven alle schoolkinderen brieven aan Stalin, waarin ze hem bedank ten voor hun „gelukkige jeugd". Ik heb nergens gevon den dat Orwell van die officiële dankbaarheid wist. Hij heeft het geraden. Herschrijven Opmerkelijk is ook de manier waarop hij het „veranderen van het verleden" beschrijft. Hij doet dat enerzijds heel bi zar en onreëel (zijn hele boek is eigenlijk een jongensfantasie, geschreven door iemand die niet weet hoe het in de wereld toegaat) met een „memory ho le", waarin je een stukje papier dat „verouderd" is kunt laten vallen, en met een heel minis terie, waarin dagelijks de ge schiedenis herschreven wordt, waarbij personen die geacht worden nooit te hebben be staan verwijderd worden uit al le kranten en boeken waarin ze voorkomen. Niettemin gebeur den en gebeuren dat soort din gen, zij het veel primitiever, in Rusland. Ik werkte als bibliothecaris op het Oost-Europa-instituut van de Amsterdamse universiteit, toen daar in 1953 deel 21 bin nenkwam van de Grote Sow- jet-Encyclopaedie. In dat deel lagen een paar losse pagina's, bijna geheel gewijd aan de Be ringstraat. Er was een ge bruiksaanwijzing bij: uit deel 5 van de GSE moesten we „met een schaar of scheermes" de pagina's 21 tot en met 24 uit snijden en door deze pagina's vervangen. De uit te snijden pagina's bleken voor een be langrijk deel gewijd te zijn aan een groot trefwoord „Beria". Lavrenti Beria (1899-1953) was de laatste chef van Stalins poli tieke politie. In 1953 is hij on der geheimzinnige omstandig heden door zijn eigen partijge noten vermoord. Daarna ver dween hij uit de Russische ge schiedenis. Omdat er over de Beringstraat niet zo erg veel te vertellen wa^ had men dat tref woord vergroot door toevoe ging van een stel foto's, waarop ook weer weinig te zien was, omdat die Beringstraat nu een maal grotendeels uit water be staat. Molotov In 1948 kocht ik in een Mos kous antiquariaat een zesdeli ge uitgave van Poesjkin. Uit ie dere titelpagina was de naam van een der redacteuren weg- gekrabd. Pas jaren later kwam ik erachter wie die redacteur geweest was. Hoe effectief dat systeem is merkte ik in 1968. Ik zat in een Moskouse bioscoop en keek naar een zeer slechte verfilming van „Anna Kareni- na", en een paar rijen verder zat Molotov. Deze man was van 1917 tot 1957 een van de kopstukken van de sowjetstaat geweest. Van 1925 tot 1957 was hij lid van het Politburo, van 1939 tot 1949 en van 1953 tot 1956 mi nister van buitenlandse zaken. Zijn portret moet in alle forma ten en in miljoenen exempla ren over het land verspreid ge weest zijn. Honderden collec tieve boerderijen, scholen, fa brieken, straten moeten zijn naam hebben gedragen. De ou de stad Perm is in 1940 naar hem vernoemd. Maar in 1957 was hij wegge jaagd en geworden tot een „un person" in Orwelliaanse zin. In werkelijkheid bestond hij nog wel - ik zag hem duidelijk zit ten - maar officieel had hij nooit bestaan. Zijn naam en portret waren verdwenen uit kranten, boeken en tijdschrif ten. Alles wat naar hem ge noemd was werd bliksemsnel naar iemand anders genoemd, en nu, tien jaar later, zat Molo tov in een Moskouse bioscoop en bijna niemand herkende hem. „Niemand herkent hem", hoorde ik bij het uitgaan van de bioscoop een vrouw tegen een andere vrouw zeggen. Had hij in een Nederlandse bio scoop gezeten, dan zou hij door meer mensen herkend zijn, want in het Westen wordt Mo lotov als een belangrijke poli tieke persoonlijkheid be schouwd en zijn portret staat van tijd tot tijd in de krant, of je ziet hem op het scherm. Maar in mijn Kleine Sowjet- Encyclopaedie (deel 6, 1959) komt geen trefwoord Molotov voor. Gerard Overigens bewijst juist die en cyclopedie dat de Sowjet- werkelijkheid achterblijft bij het beeld dat Orwell geeft: er staat namelijk wel een tref woord „Perm" in, en daarin kun je lezen dat die stad van 1940 tot 1957 „Molotov" heette. Dat is helemaal in strijd met Orwell: bij hem zou iedere aan wijzing dat die stad ooit anders dan Perm geheten heeft zijn vernietigd. j Een goed voorbeeld van een Russische „unperson" is overi gens mijn broer, de bekende schrijver Gerard Reve. Van 1962 tot 1975 verscheen in Mos kou in acht delen de „Korte Li teraire Encyclopaedic", en in 1978 kwam er een aanvullend deel 9 bij. In die negen delen hebben veel Nederlandse schrijvers een trefwoord: Tejn de Fris, Choego Klaoes, Charri Moelisj. W. F. Chermans, Al fred Kosman, en vele anderen, maar Gerard ontbreekt. Soms zijn het kleine Sowjet-de- tails die je bij Orwell vindt. Zo staat ergens in zijn boek dat de aanspreekvorm „mevrouw" (Mrs.) bewaard gebleven is, hoewel men elkaar eigenlijk officieel met „kameraad" aan spreekt. Welnu, in Moskou heb ik vaak winkelmeisjes horen aanspreken met .juffrouw" (barysjnja) hoewel dat een vóór-revolutionaire, burgerlij ke aanspreekvorm is. Of neem het bespioneren van ouders door hun kinderen. In „1984" staat dat deze activiteit door de overheid wordt aangeprezen. Wat Orwell denkelijk niet ge weten heeft is, dat er tot op de ze dag in Rusland een soort kinderheilige vereerd wordt, Pavlik Morozov genaamd, wiens heldendom hierin be staat dat hij zijn vader en moe der bij de politieke politie heeft aangegeven, waarna hij door de boeren van zijn dorp is doodgeslagen. Verheerlijking Of neem het geval van de fic tieve biografie. Orwells hoofd persoon, Winston Smith, werkt op het ministerie waar men de geschiedenis herschrijft. Winston komt op het idee om een bepaald stukje geschiede nis te illustreren met de hel dendaden van een man die nooit bestaan heeft, maar die door Winston wordt bedacht, een zekere Ogilvy. Dat doet denken aan het China van Mao, waar veel ophef werd ge maakt van de heldendaden van een bepaalde jongeman, Lei Feng, die altijd klaarstond om de gemeenschap te dienen en bijvoorbeeld „heimelijk de was deed voor zijn kamera den". Het idiote daarbij was, dat in heel China foto's werden ten toongesteld waarop je hem be zig zag met die heimelijk was. Terwijl toch iemand die heime lijk goed doet dat onmogelijk kan doen in de aanwezigheid van persfotografen. Dat ver heerlijken van gebeurtenissen die nooit hebben plaatsgevon den is echt iets voor Orwell. Hij zou, denk ik, ook zeer in zijn nopjes zijn geweest met het zwemmen van Mao: vol gens officiële Chinese bekend makingen (Peking Review, 12 augustus 1966, bladzijde 17) heeft voorzitter Mao, zwem mend in de Jangtse Kiang (mo derne spelling: Yang zi jiang), in 65 minuten een afstand van 15 kilometer afgelegd, waar mee hij op 73-jarige leeftijd alle Olympische records geslagen heeft, zelfs als we drie tot vijf kilometer per uur van zijn snel heid aftrekken wegens de stroom, want hij zwom stroom afwaarts. Dit natuurlijk vol strekt uit de lucht gegrepen be richt werd niet alleen geloofd door miljoenen Chinezen (ik schrijf dat nu wel, maar ik weet eigenlijk niet of ze het geloof den), maar ook (en hier heb ik meer zekerheid) door tal van Mao-sympathisanten in het Westen, waaronder enige dui zenden Nederlanders. We had den zelfs een echte professor (W. F. Wertheim, hij is nu met pensioen), die Mao voor een geniaal zwemmer hield en daar steeds artikelen over schreef. Passend Een van de treffendste passa ges in „1984" is die, waarin Winston Smith in een klein hokje zit te werken, en naast hem in net zo'n hokje werkt een klein vrouwtje met zandkleurig haar, en dat vrouwtje doet niets anders dan het uit oude jaargangen van kranten verwijderen van de na men van mensen die doodge maakt zijn en nu geacht wor den nooit te hebben bestaan. In zekere zin, zegt Orwell, was dit een passende bezigheid voor haar, want haar eigen man was enige jaren geleden ook doodgemaakt. Die passage roept onmiddel lijk Rusland op tussen zeg 1937 en 1956: heel wat weduwen van terechtgestelden kwamen in die tijd aan de kost door werken in de propagandama chine van het regime dat hun echtgenoot ter dood had ge bracht. Het doet ook denken aan Alexander Tvardovski, wiens vader is omgekomen bij de „collectivisatie" (ook zo'n Orwell-woord) van de land bouw, en die daarna een be roemd dichter werd, vooral omdat hij verzen schreef waar in die collectivisatie luid werd toegejuicht. Zo staat in „1984" een aantal Russische zaken heel aardig beschreven. Maar daarmee hebben we eigenlijk nog geen antwoord op de vraag: geeft „1984" een juist, een enigszins volledig, enigszins redelijk beeld van bijvoorbeeld Rus land in 1948 of 1984? Het antwoord op die vraag moet luiden: nee, eigenlijk niet. Of nog beter: nee, eigen lijk helemaal niet. Onbestaanbaar De staat die Orwell in „1984" beschrijft is onbestaanbaar. Het is, zei ik al, een soort jon gensboek, een kostschool- nachtmerrie, een omgekeerde utopie. Er staan allerlei dingen in die in een totalitaire staat in de 20e eeuw nu juist niet voor komen. Orwell laat bijvoor beeld de grote verrader en vij and des volks Goldstein iedere dag op het televisiescherm ver schijnen, gal spuwend en laste rend over de bestaande orde. Zoiets is ondenkbaar. Iedere dictator weet dat je kalm aan moet doen met de naam en het portret van je vijand. Je was wel gek als je hem elke dag aan het volk vertoonde. Verder laat Orwell de regering propaganda bedrijven met wreedheden, begaan niet dóór, maar tégen de vijand. Dat is ook volstrekt in strijd met de werkelijkheid. De regerings- propaganda in totalitaire sta ten legt juist voortdurend de nadruk op de braafheid van de eigen partij. Om ook eens een voorspelling te doen: geen en kele Sowjethistoricus zal het in 1984 wagen ook maar de moge lijkheid te overwegen dat ooit een Sowjetgranaat op een Fins, Duits, Afghaans „woonhuis" gevallen is. Of neem de door Orwell be schreven isolatie van „Ocea nia" van het buitenland: de burgers van Oceania weten niets van wat zich buiten de landsgrenzen afspeelt. Een zo grote isolatie komt in werkelijkheid, geloof ik, niet voor. Het is waar, natuurlijk, en het lijkt op „1984", dat de Chinese pers, radio en televisie de Amerikaanse maanlandin gen eenvoudig verzwegen heeft - collega Wertheim, die ik daareven al noemde, zag daar een uiterst vooruitstrevend stukje volksvoorlichting en emancipatie in - en het is ook waar, dat een burger van de Sowjet-Unie zich niet op enig buitenlands blad kan abonne ren, en geen boeken uit Neder land kan bestellen als hij neer landicus is. En als een Leidse student uit Moskou een brief aan zijn moeder stuurt, is die brief soms veertien dagen on derweg. Nieuwspraak Maar daar staat tegenover, dat heel Rusland naar westerse ra diostations luistert, dat er veel telefoonverkeer met het bui tenland is, dat er vrij veel wes terse boeken in het Russisch vertaald worden, en dat er zelfs af en toe groepen Russische toeristen onder toezicht van beproefde begeleiders het Westen bezoeken. Allerlei stukken van de door Orwell beschreven samenle ving ontbreken trouwens ge heel of gedeeltelijk. We weten niet hoe het in Oceania is met scholen, universiteiten, ker ken, musea, schilderijen, fiet sen, auto's, orkesten, vliegtui gen, schepen. Wordt er bijvoor beeld wel eens kamermuziek uit de barok gespeeld? Ook het befaamde „New- speak" (Nieuwspraak) lijkt nergens op. Het is een jargon, dat enigszins op journalistiek en departementaal jargon lijkt, met allerlei afkortingen, mede ontleend aan het soort tele grammen dat redacteuren vroeger aan hun correspon denten stuurden, waarin „uw essay over het onderwerp „God is dood, leve Zimbab we!" hebben wij tot op heden niet ontvangen" afgekort wordt tot „thinkpiece godzimb unreceived". Dat jargon heeft niets te ma ken met de propagandataal van totalitaire regimes. Die taal is juist heel uitgebreid, heel deftig, en zonder afkortingen en familiariteiten. Stalin, Hit ler, Castro en Mao worden be slist geen „grote broer" of B.B. of zoiets genoemd, maar „Füh- rer des deutschen Volkes", „el Lider", „onze grote roerganger en voorzitter Mao" en „de gro te leider der volkeren, het grootste genie der mensheid, kameraad I. V. Stalin". Onzin Er is nog iets waar Orwell een geheel verkeerd beeld van geeft. Hij heeft opgemerkt dat onder zo'n regime de mensen ertoe gebracht worden absur de dingen te geloven: dat de politiechef Beria in Engelse dienst was, dat de zin „de kwantiteit slaat om in de kwa liteit" iets betekent, dat Mao op 73-jarige leeftijd alle Olym pische zwemrecords gebroken heeft, dat Marx de „wetten der maatschappelijke ontwikke ling" ontdekt heeft, dat de jo den van alles de schuld krij gen, dat de zionisten aan alles schuldig zijn, dat de multina tionals van alles de schuld krij gen, dat het communisme de mensheid gelukkig zal maken, etc. etc. Dat is allemaal onzin natuur lijk. En je kunt dan de beeld spraak gebruiken dat in dat soort landen de mensen ertoe gebracht worden te geloven dat twee keer twee vijf is, dat oorlog vrede en slavernij vrij heid is. Dat kun je allemaal zeggen als je zo'n land bekijkt Maar Orwell laat de regering van dat land dat zelf zeggen. Overal hangen leuzen zoals „war is peace!!" of „freedom is slavery!" En als Winston Smith gearresteerd wordt, dwingt men hem om „vijf' te zeggen als iemand vier vingers op steekt. Dat is helemaal in strijd met de totalitaire werkelijk heid der 20e eeuw. En ten slotte: Orwell schreef in 1948 over een denkbeeldig En geland van 1984. Dat denkbeel dige Engeland lijkt hier en daar treffend op de Sowjet- Unie en op de Chinese Volks republiek, en waarschijnlijk nog meer op landen als Alba nië of Noord-Korea. Maar waar Orwell verbaasd over zou zijn: naarmate de Sowjet-Unie het „echte" jaar 1984 nadert, ver wijdert het zich van Orwells boek. In 1984 lijkt Rusland minder op „1984" dan in 1948. >84 Tijdens de jaarmarkt in Alphen aan den Rijn is Bram Kamphorst een attractie. Zijn fiets, behangen met toeters, bellen, radio's en teddybeertjes heeft hij als lokker voor de deur gezet. In dat huis kunnen bezoekers zich aan het wonderbaarlijke interieur vergapen, terwijl Bram ze .toespreekt via een microfoon. Tientallen schemerlampen, kleedjes in bonte kleuren, een klein drumstel, posters van naakte vrouwen, kaarsen, knipsels uit kranten, kerstklokken...en dat alles op een paar vierkante meter. Zo ziet het er ongeveer uit in huize Kamphorst. We bellen hem op. "Ja, spreekt u maar. O, u wilt iets weten over 1984. Ach, de spanningen die er nu al zijn in de wereld zullen wel niet verdwijnen, denk ik. Daar doe je weinig aan. Ik ga dus gewoon door met het verzamelen van verschillende spullen. En somber ben ik niet, want van ngture ben ik nogal een vrolijke Frans. Al zeg ik het zelf'. Hij is nu gepensioneerd. Werkte jaren als graficus. "Ik was de beste spreker van het bedrijf en de best geklede man. Nee, dat verzin ik niet zelf. Dat zeiden de anderen". Als kind was hij al een verzamelaar. "En daar ga ik gewoon mee door. Gisteren heb ik bijvoorbeeld een oranje tafelkleed gekocht. Oranje vind ik een prachtige kleur. Ik heb ook veel oranje asbakken. Ja, en in deze tijd van het jaar ga je natuurlijk ook kaarsen verzamelen. Daar ben ik op dit moment nogal druk mee. Wat u zegt: ik ben een bezig baasje". Bram Kamphorst is van mening dat hij een volstrekt uniek museum heeft. "Als u nou bij mij zou binnenkomen, dan weet ik precies wat u zou zeggen. U zegt: "Maar Bram..."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 33