In dienst van het Koninkrijk "Een zekere flair is nodig" "Je hebt een signaalfunctie" Diplomatie: manoeuvreren tussen drugssmokkel en handelsorders >-- door Annemiek Ruygrok ZATERDAG 26 NOVEMBER 1983 Diplomatie staat voor het behartigen van buitenlandse betrekkingen, maar ook voor tact en omzichtigheid. Toch bestaat nog steeds het beeld van de man of vrouw die rondhangt op feesten in tropische landen met het onvermijdelijke glas champagne in de hand. Nu de opleiding voor de diplomatieke dienst binnenkort aan wijzigingen onderhevig zal zijn, lijkt het tijd dit beroep eens onder de loep te nemen. De opleiding voor de diploma tieke dienst gaat binnenkort veranderen. Tot nu toe was er een aparte opleiding voor di plomaten in spé, maar met ingang van de volgende cur sus zullen ook toekomstige (beleids)ambtenaren van het ministerie van buitenlandse zaken deze opleiding gaan volgen. Dit vloeit voort uit een advies, dat in 1976 werd uitgebracht door een com missie van dat ministerie. Daarin wordt de nadruk ge legd op overplaatsbaarheid van ambtenaren. Ook werd onlangs door de com missie Mensenrechten van het ministerie geadviseerd tijdens de opleiding meer aandacht te schenken aan de mensenrech ten. Hoewel die tot de pijlers van het Nederlandse buitenlandse beleid behoren, komen ze er maar bekaaid af, vindt de com- En hoe zit het trouwens met ont wikkelingssamenwerking? Het huidige beleid is er, zeggen ve len, op gericht de Nederlandse export naar de Derde Wereld te bevorderen. Terwijl Ontwikke lingssamenwerking toch in eer ste instantie is opgezet om hulp aan die Derde Wereld te verle- Bovendien hangt rond het beroep een zweem van glamour. Het cli ché van de (adellijke) diplomaat in driedelig grijs met gouden horlogeketting, rondhangend op feesten in tropische landen houdt hardnekkig stand. Niveau Dat beeld wil mr. B.R. Körner, die met het 'klasje' is belast, zo snel mogelijk de wereld uit helpen. "Het is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Door dit imago worden veel mensen afge schrikt. Het houdt - goeie - mensen tegen te solliciteren". Dus een adellijke titel is geen pré meer? "Nee. We eisen wel een bepaald niveau. Tenslotte verte genwoordig je Nederland in het buitenland. Maar we kijken te genwoordig veel meer naar op leiding en aantoonbare belang stelling voor wat er in de wereld gebeurt". Een academische titel is wel nood zakelijk? "Inderdaad werven we voornamelijk academici". Met een gerichte opleiding of niet? Wervingsadvertenties wekken wel eens de indruk dat de oplei ding er niet zo toe doet, als je maar een titel hebt. Bij wijze van spreken zou iemand die Swahili heeft gestudeerd in aanmerking komen voor een opleiding in de buitenlandse dienst. Körner stelt dat zijn dienst voorna melijk juristen, economen, poli ticologen en historici werft. Een enkele Arabist of sinoloog daar gelaten. De dienst is nu eenmaal te klein om louter specialisten aan te trekken. Wie komen in aanmerking voor een baan in de Dienst Buiten landse Zaken, zoals de dienst of ficieel heet? "Ten eerste moet de kandidaat de Nederlandse natio naliteit bezitten, hij mag niet ou der zijn dan 31 jaar (voor vrou wen geldt een grens van 32) en moet afgestudeerd zijn aan een Nederlandse universiteit of ho geschool. Of aan een door de overheid op één lijn gestelde in stelling van hoger onderwijs". Dus iemand die zijn sporen heeft verdiend in het bedrijfsleven kan niet in aanmerking komen? "Ja, in bijzondere gevallen kan dat wel. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen, dat iemand die een managersfunctie heeft vervuld, geschikt kan zijn voor een derge lijke carrière. In sommige geval len kan een uitzondering worden gemaakt". Opleiding Wie in de buitenlandse dienst wil krijgt eerst een opleiding. Vanaf januari 1984 wordt die gelijkge steld voor beleidsambtenaren die binnen het ministerie van buitenlandse zaken zullen werken en voor hen die 'naar buiten gaan'. Die integratie is een uitvloeisel van een advies dat een commissie van het ministerie al in 1976 op stelde. Het plan stuitte aanvan kelijk op bezwaren, omdat de eis van overplaatsbaarheid ermee samenhing. Toch worden, voor uitlopend op de volledige inte gratie, cursisten al sinds 1977 verplicht te tekenen voor het feit dat zij kunnen worden overge plaatst van het buitenland naar Nederland en andersom. Körner benadrukt in dit verband nog eens dat het niet allemaal roze- geur en maneschijn is voor de jonge diplomaten. Vooral voor de echtgenoten kan het wel eens moeilijk zijn na drie jaar hun boeltje op te breken en ergens anders weer van voren af aan te beginnen. Weliswaar is de echt- geno(o)t(e) vrij in het kiezen van eigen werkzaamheden, maar in de praktijk is dat niet altijd mo gelijk. Soepelheid en incasse ringsvermogen zijn dan ook be langrijke karaktereigenschap pen voor de diplomaat en diens Twee keer per jaar worden groep jes van 8 a 10 mensen geselec teerd om de opleiding te volgen. Wie tot de 'uitverkorenen' be hoort krijgt een basiscursus die acht a negen maanden duurt en uiteenvalt in twee delen: de kan didaten volgen op het Neder landse Instituut voor Internatio nale Zaken Clingendael in Was senaar de postacademische leer gang Buitenlandse Betrekkin gen. En op het ministerie zelf worden zij vertrouwd gemaakt met politieke en veiligheidsas pecten, economische en handels aangelegenheden, ontwikke lingssamenwerking, consulaire aangelegenheden, mensenrech ten en pers- en culturele zaken in de praktijk. Plaatsing Bovendien is de opleiding gericht op de ontwikkeling van een aan tal vaardigheden zoals actieve en passieve talenkennis, gespreks-, discussie- en onderhandelings technieken en schriftelijke uit drukkingsvaardigheid. Ook ma ken de kandidaten kennis met organisaties als de NAVO, de VN, de EG en de OESO. De op leiding wordt afgesloten met een Al tijdens de opleiding wordt door de minister bepaald of de eerste plaatsing in het buitenland of op het ministerie zal zijn. Me voor keur van de diplomaat in spé wordt zoveel mogelijk rekeing gehouden. Maar het belang van de 'dienst' gaat soms voor. Wie naar het buitenland gaat, wordt op een kleine of middel grote ambassade gestationeerd. Daar krijgt hij of zij te maken met allerhande problemen. Van specialisatie kan dan ook geen sprake zijn. Aan de ene kant moet men kunnen beoordelen of een ontwikkelingsproject in Ouagadougou geschikt is voor Nederlandse ontwikkelingssa menwerking. Dat kan veel tijd kosten omdat het project op hon derden kilometers van de ambas sade ligt en de verbindingen slecht zijn. Aan de andere kant kunnen Nederlanders in den vreemde in moeilijkheden zijn geraakt (drugssmokkel, paspoort verloren) en ook daar moet een mouw aan gepast kunnen wor den. Die eerste buitenlandse pe riode is dan ook een 'training on the job', een opleiding in de werkelijke praktijk. Na die eerste twee jaar komt men öf terug op het ministerie in Ne derland öf men schuift door naar een grotere ambassade, waar specialiseren gemakkelijker is. Bedrijven Handelsbevordering en ontwikke lingssamenwerking zijn twee be langrijke terreinen waarop de di plomaat zich moet begeven. In dit verband vallen termen als multinationals en mensenrech ten. Hoe gaat die handelsbevor dering in zijn werk? Körner: "Multinationals als Philips en Shell hebben onze diploma tieke dienst minder nodig. Die zijn vaak wel in staat hun eigen boontjes te doppen. Zij hebben in veel landen hun eigen mensen zitten. Waar onze ambassades meer mee te maken hebben zijn de kleine en middelgrote bedrijven. In de praktijk komt het erop neer dat een ambassadeur of een van zijn mensen toevallig hoort dat een bepaald land bijvoorbeeld bus sen nodig heeft. Dan kan een di plomaat zeggen: 'In Nederland is nog een fabriek die die dingen maakt. Misschien dat zij een aan trekkelijke offerte voor jullie hebben'. Hij zal dan als bemidde laar optreden". Het Nederlandse beleid is wat ont wikkelingssamenwerking be treft de laatste jaren nogal veran derd. In de rijke jaren bestond die samenwerking meer uit hulp aan arme landen, nu de crisis toe slaat lijkt het erop dat de nadruk wordt gelegd op de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Hoewel de rol van de diplomaat daarbij belangrijk is, wil dat nog niet zeggen dat hij echt een vin ger in de pap heeft. "Een diplomaat voert namelijk een beleid uit dat in Nederland door de ministers van buitenlandse zaken en ontwikkelingssamen werking wordt uitgedokterd", al dus Körner. Toch ligt het voor de hand dat be langen van het ministerie van economische zaken en ontwik kelingssamenwerking nogal eens worden verweven. Want omdat de diplomaat de Neder landse handelsbelangen behar tigt, werkt hij ook voor het mi nisterie van economische zaken. Dat is geregeld via een overeen komst tussen beide ministeries. Körner: "Een diplomaat is in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden en als zodanig be last met het uitvoeren van het be leid van de Nederlandse rege ring. Als de regering van dat mo ment economische belangen zou stellen boven ontwikkelingssa menwerking, dan is een diplo maat daaraan gehouden. Is hij het er niet mee eens, dan moet hij de dienst misschien verla ten". Mensenrechten Dat geldt ook voor de mensenrech ten. Tijdens de opleiding wordt aan dat aspect van buitenlandse politiek eveneens aandacht be steed. Niet genoeg, vindt een ad viescommissie Mensenrechten van het ministerie. In een on langs verschenen rapport wordt ervoor gepleit het aantal aan dat onderwerp te besteden uren uit te breiden. Körner: "Elk onderdeel van de op leiding wil altijd meer aandacht hebben. Als we dat doen, moet de opleidingstermijn misschien worden verlengd". Hij kan er verder nog niet veel over zeggen, omdat het slechts een advies is, dat binnen het ministerie nog moet worden besproken. Nu is het zo dat bij twee onderde len van de opleiding aandacht aan mensenrechten wordt be steed. Bij de leergang Buiten landse Betrekkingen op Clingen dael en bij het onderdeel consu laire praktijk. De kernpunten van de mensenrechtenpolitiek komen aan bod, de 'leerling' maakt kennis met niet-gouveme- mentele organisaties als Amnes ty International en er is een pa neldiscussie over terreinen van buitenlands beleid, waarbij men senrechten een rol spelen. Ook bij colleges over de Oost/West verhouding en de Noord/Zuid- dialoog komen mensenrechten aan bod. "Te weinig", oordeelt de adviescommissie. Want er is geregeld beklemtoond dat de bevordering en bescherming van mensenrechten één van de hoofdpijlers van het Nederlands buitenlands beleid vormt. Schendingen De commissie stelt vast dat het be leidsonderdeel mensenrechten op gespannen voet kan staan met andere doeleinden van het Ne derlands buitenlands beleid (handelspolitiek). Bij het cur susonderdeel Economische Zaken zou moeten worden beke ken hoe de bevordering van de economische betrekkingen met een bepaald land zich verhoudt tot de erbiediging van de men senrechten door de overheid van dat land. In het advies staat ook bij het on derdeel Ontwikkelingssamen werking in te gaan op de relatie tussen ontwikkelingssamenwer king met bepaalde landen en de situatie op het gebied van de mensenrechten in die landen. Tevens zou de aandacht moeten zijn gericht op specifieke aspec ten van hulpverlening aan slachtoffers van schendingen van mensenrechten (hulp aan vluchtelingen in de Derde We reld) en de functie die Neder landse ambassades hierbij kun nen bieden. Volgens Körner wordt door diplo maten over mensenrechten re gelmatig gerapporteerd. De Ne derlandse regering trekt mede op grond daarvan haar conclu sies. In een land als Zuid-Afrika wordt bijvoorbeeld niet meer ge daan. En, zo benadrukt Körner. niet te onderschatten valt wat een diplomaat 'in de wandelgan gen' aan mensenrechtenpolitiek kan doen. Vóórdat het tot officiële stappen démarches heet dat in vakjar gon) komt, heeft zich in die be roemde wandelgangen al menige discussie ontwikkeld en is al me nig vertegenwoordiger van een buitenlandse regering door Ne derlandse diplomaten op de vin gers getikt. Met andere woorden: het moet wel heel erg zijn en de regering van dat land moet wel heel koppig zijn, wil de Neder landse regering officiële stappen ondernemen. Spijkerbroek Wat dat betreft is er voor Neder landse diplomaten in het 'onoffi ciële circuit' toch een belangrijke taak weggelegd. Dat die taak zich (soms) voltrekt op feesten en diners draagt misschien bij tot het beeld van de diplomaat, zoals dat bij veel mensen leeft "Maar dat glas in de hand, dat pak met die gouden horlogeket ting slaat nergens op", zegt Kör ner nogmaals. Integendeel: er wordt volgens hem keihard gewerkt, zeker achter de schermen van een orgaan als de Verenigde Naties. Dagenlang oe verloos onderhandelen over een zin of zelfs een woord in een re solutie is geen uitzondering. En dat gebeurt niet in driedelig grijs, maar - bij wijze van spre ken - in spijkerbroek en met op gestroopte mouwen. Lionel Veer wil het liefst pers en culturele zaken behartigen op een buitenlandse post. Omdat hij, op eigen initiatief, de leergang Buitenlandse Betrekkingen al heeft gevolgd, kan hij nu de ochtenduren op het ministerie van buitenlandse zaken doorbrengen. Daar loopt hij onder meer mee op de afdeling voorlichting en leert zo op het ministerie alvast een beetje kennen wie wie is. "Dat kan me later in het buitenland goed van pas komen". Hij studeerde wijbegeerte, maar vond die studie alléén te zweverig. Deed als bijvakken rechten en bestuurskunde. En volgde, zoals gezegd, de leergang op Clingendael. Dat betekent dat hij nu de ochtenden 'vrij' heeft om alvast een beetje op het ministerie mee te lopen. Om steeds te worden overgeplaatst ziet hij niet als probleem. Zijn vriendin is beeldend kunstenares en 'dat beroep kan ze overal uitoefenen'. Relaties in het buitenland maak je veel sneller dan hier In Nederland, vindt hij. "Je zal wel moeten, omdat je maar drie jaar de tijd hebt en dan vertrek je alweer". Ook Lionel Is niet over één nacht ijs gegaan, voordat hij tot het besluit kwam in de buitenlandse dienst te gaan. "We hebben er veel over gepraat, alle aspecten ervan bekeken". Het lijkt hem een boeiend vak, maar het zal wel hard werken zijn. Er wordt veel van je geëist, op allerlei gebied. Je moet je talen, Frans, Duits en Engels, goed beheersen. Maar kom je in een land waar bijvoorbeeld Portugees de voertaal is, dan zul je dat ook moeten leren. In je vrije tijd. Lionel Veer: overplaatsen geen probleem. Voordat iemand wordt toegelaten tot de opleiding wordt een zeer uitgebreid vooronderzoek gehouden. Dat beslaat alle aspecten van het buitenlandsbeleid.de talenkennis wordt getest en zaken als algemene interesse worden onderzocht. Op de vragenlijst, die een eventuele kandidaat moet invullen, worden bijvoorbeeld de titels gevraagd van de laatste dertig boeken die hij of zij heeft gelezen. Tijdens het 'toelatingsexamen' kunnen ook daarover inhoudelijke vragen worden gesteld. Lionel: "Dat toelatingsexamen is bijhoorlijk zwaar. De hele examencommissie vuurt kris-kras vragen op je af, er wordt plotseling overgegaan in het Frans of het Engels. Maar je moet je niet in verlegenheid laten brengen. Wanneer je iets niet weet moet je er niet omheen draaien. Want dan klets je jezelf toch vast. Je moet gewoon eerlijk durven zeggen dat je iets niet weet". Flair is een goeie eigenschap voor een diplomaat? "Ja ik geloof wel dat dat het juiste woord is. Je moet een zekere flair hebben". "Elke overplaatsing kost je twee jaar van je leven, zeg ik wel eens". Aan het woord is Tanya van Gooi, één van de leerlingen uit het klasje van buitenlandse zaken. Na haar studie politieke wetenschappen, werkte ze een tijdlang voor instellingen als de EG, de FAO (wereldvoedselorganisatie). Omdat dergelijke instellingen nogal bureaucratisch zijn ingesteld, wat ze minder plezierig vindt, besloot ze zich op te geven bij buitenlandse zaken voor de buitenlandse dienst. Na het uitgebreide vooronderzoek werd ze aangenomen voor de opleiding. Die overplaatsing, om de drie jaar, vergt de nodige soepelheid, is ook haar mening. Ze ziet er niet tegen op. Alles is goed doorgesproken met haar echtgenoot, want 'Zo'n beslissing neem je samen en daar doe je niet lichtvaardig over'. Overplaatsing na drie jaar, betekent ook vrienden vaarwel zeggen. "Het heeft met je karakter te maken. Je maakt op een andere manier vrienden. Soms veel intenser dan wanneer je jaren op dezelfde plek blijft en vriendschappen uit een zekere gewoonte stand houden. Je moet niet vergeten, je zit toch in een Nederlandse gemeenschap in het buitenland. Je kunt niet om elkaar heen. En dat betekent ook vrienden worden met mensen met wie je in Nederland zelf misschien een veel losser contact zou hebben". Wat haar trekt in de buitenlandse dienst: je zit niet vast in een baan van negen tot vijf. Het is hard werken, maar daar staat een grote afwisseling tegenover. "Als er 's middags om vijf uur een missie aankomt op het vliegveld, zul je ze toch Tanya van Gooi: geen baan van negen tot vijf. moeten afhalen. Je zult ze moeten ontvangen, met ze gaan eten. Dat is misschien heel ontspannend. Maar toch is het werk, naast je vaste werk". Komen de mensenrechten genoeg aan bod tijdens de opleiding? Een oordeel daarover kan ze eigenlijk nog niet vellen, omdat ze pas halverwege is. Maar ze is van mening dat behalve de vastgestelde 'lesuren mensenrechten' dit onderwerp genoeg aan bod komt. In bijna elke discussie, omdat het met zoveel zaken zo nauw is verweven. "Waar het in de opleiding om gaat is ook, dat je weet bij wie je hier in (Foto GPDi Nederland moet aankloppen als er in het land iets mis is met de mensenrechten. Als diplomaat heb je een soort signaalfunctie wat de mensenrechten betreft. En natuurlijk heb je van huis uit al interesse voor het onderwerp. Anders begin je ook niet aan een dergelijke carrière. Bij de een zal dat wat meer zijn dan bij de ander, maar bij iedereen is die belangstelling er toch. En iedereen weet welke instanties op de hoogte zijn van de situatie in een bepaald land. De rapporten van Amnesty International worden gelezen en er zijn contacten met actiegroepen". De jaarlijkse samenkomst van Nederlandse ambassadeurs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 29