Niet kapot
te krijgen
"Prostitutie is arbeid"
Sietske Altink: een nieuwe feministische visie
Mevrouw Scheltema-Schönfeld,
Nederlands oudste tandarts
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1983
Mevrouw H.
Scheltema-Schönfeld heeft
haar praktijk als tandarts sinds
begin september weer hervat.
Ze is inmiddels 92 en
beschouwt zichzelf als een
gelukkig mens: "Mijn
lijfspreuk is: Elck sijn waerom.
Laat die spreuk goed tot u
doqrdringen. Wie deze
waarheid doorgrondt kan
begrijpen waarom een mens
iets doet. Of het nu om een dief
gaat of een tandarts".
In haar huiskamer serveert ze
koffie en chocoladegebak.
Sigaretten liggen binnen
handbereik. Ze heeft een halfjaar
niet kunnen werken. Overvallen en
beroofd. In de wachtkamer van
een arts notabene. "Ik viel lelijk en
brak daardoor m'n wervel". Ze
deelt dit zakelijk mee. "Ik wil bij
dit ongeluk ook niet langer
stilstaan in dit verband".
Ze werd in 1891 geboren in
Finsterwolde, een communistisch
bolwerk in het noorden des lands.
"De tijd van de olielamp. En de
fiets werd in gebruik genomen.
Mijn vader had ook zo'n vehikel
met één klein en één groot wiel"
Hij was arts. Vaak trok ze er 's
nachts om een uur of twee met
hem op uit. Ze controleerden of
tbc-patiënten hun ramen wel
hadden openstaan. "Frisse lucht -
dat was een onderdeel van een
nieuwe therapie. Daarvóór hadden
ze geprobeerd de patiënten te
genezen met een cognackuur,
maar teveel mensen raakten
daardoor aan de drank".
Roder dan rood
Haar vader viel in het rode
Finsterwolde niet uit de toon,
meent de dochter: hij was een
progressief man. "Veel mensen in
die streek waren roder dan rood.
Aan de andere kant had je dan de
steenrijke hoeren; die wilden leven
van de rente van de rente. Eerder
waren ze niet gelukkig".
Schónfeld is niet bepaald een
Nederlandse naam; haar vader was
dan ook afkomstig uit Duitsland.
"Hij was een neef van Bismarck.
Op een bepaald-moment heeft hij
die relatie overigens verbroken.
Dat was toen hij een brief kreeg
waarin stond dat ze tot volle
tevredenheid konden meedelen
dat een kleinkind voor het
vaderland was gestorven. Mijn
vader nam dat niet".
Haar vader was bevriend met
mensen als Frederik van Eeden,
Schaper en Troelstra. De
plattelandsarts was echter weer
niet zo vooruitstrevend dat hij zijn
dochter gewoon naar de lagere
school stuurde, nee, ze werd
onderwezen door een gouvernante.
"Zo'n Franse dame", zegt
mevrouw Scheltema-Schönfeld
nu. "Mijn vader was voor die tijd
een links man, daar blijf ik bij. En
dan: het bleef een gegeven datje
op die lagere school in
Finsterwolde niet veel leerde.
Daarom werd ik door een
gouvernante klaargestoomd voor
het middelbaar onderwijs".
Haar vader was een neef van Bismarck, zij
studeerde medicijnen in Groningen, was
tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het front,
zat tijdens de Tweede in het verzet, is de
negentig al gepasseerd en praktizeert nog
steeds in Leiden: mevrouw dr. H.
Scheltema-Schönfeld, tandarts.
door Wim Brands
Ze steekt een sigaret op. "Ja, wij
hadden ook dienstmeisjes in huis.
Eentje viel bijzonder in de smaak
bij m'n vader, omdat ze de
dienstmuts weigerde te dragen.
Die klep der onderdanigheid wil ik
niet op, zei ze. Mijn vader kon dat
wel waarderen".
In haar herinnering zal haar vader
altijd blijven voortleven als een
heer, vertelt de tandarts. "Hij heeft
nog samen met Aletta Jacobs
coUeges gevolgd. Als zij
binnenkwam stond hij altijd op.
Want dat deed je als er een dame
naderde. De andere studenten
moesten daar wel om lachen, maar
daar trok mijn vader zich niks van
aan".
Medicijnen
Op haar negende deed ze
toelatingsexamen voor het
gymnasium. Ze slaagde, maar was
nog te jong. "Toen ik tien was
mocht ik pas naar het gymnasium.
Elke dag ging ik met de stoomtram
naar Winschoten. En elke ochtend
stond ik voor zessen op. Niemand
die mij wekte. Het leuke is dat ik in
al die jaren nooit één keer te laat
ben gekomen. Ik weet nog goed
wat ik 's morgens at: gort, een rauw
ei, en dan honing van onze eigen
bijen".
Zestien was ze toen ze het
gymnasiumdiploma behaalde. Nog
te jong voor een univeritaire studie
en daarom ging ze een jaartje naar
Zwitserland. Frans leren. "Ik
kwam in huis bij een familie. Al op
de eerste dag ging er iets mis. Ik
mocht van m'n vader nooit druiven
eten, omdat hij bang was datje van
de pitten blindedarmontsteking
kreeg. Dus wat deed ik die eerste
middag toen ik druiven kreeg: ik
spuugde de velletjes en pitten uit.
Ze waren verontwaardigd: cettes
sont les manières d'un paysan. Dat
waren de manieren van een boer".
Het hoofd van het Zwitserse gezin
was generaal. "Een vreselijke man.
Had zijn zoon iets misdaan, dan
werd de arme jongen
vastgebonden aan een boom en
Terug uit Zwitersland ging ze in
Groningen studeren. Drie studies
kwamen volgens haar vader in
aanmerking: rechten, theologie en
medicijnen. En aangezien in zijn
ogen advocaten alles wat krom is
recht praten, en dominees alleen
op zondag hoeven te werken, ging
zijn dochter medicijnen studeren.
Een leuke tijd. "Het was een en al
jolijt. Ik was natuurlijk altijd
gebonden geweest en nu maakte ik
kennis met andere aspecten van
het leven. Ik ging veel uit.
Hoogleraren gaven in die dagen
ook nog partijtjes voor studenten.
Theeslaan werd dat genoemd. Ik
heb ook die gekke student nog
meegemaakt; Himpe heette hij.
Die had een legaat van een tante en
studeerde eeuwig. Soms moest hij
op bezoek bij die vrouw, maar hij
ging dan niet. Stuurde wel een
telegram: Himpe komt niet en
Himpe houdt ook niet van uw
zuurkool. Had Himpe geen geld
dan sliep hij rustig een hele nacht
in een praalbed in een Groningse
meubelzaak, 's Ochtends verliet hij
dan doodnuchter die winkel".
Zuurkool
In 1916 studeerde ze af. Twee jaar
later promoveerde ze al op een
oogheelkundig onderwerp. "In die
tijd ben ik voor het Rode Kruis
naar België geweest in verband
met de oorlog. Wat me altijd is
bijgebleven is dat de Franse en
Duitse soldaten in de loopgraven
met elkaar aan het kaarten waren;
dat was voor de beslissende slag
aan de IJzer. Ik weet ook nog goed
dat de gewonden in het lazaret, die
een vreselijke honger hadden, op
een avond zuurkool kregen. Ze
spuugden dat voedsel zo weer uit,
want ze dachten dat het bedorven
spul was. We hebben die mensen
vervolgens moeten uitleggen dat
PAGINA
Mevrouw Scheltema-Schönfeld (92) in een ondeugende pose met de verslaggever i
Rijnsburgerweg in Leiden: "Ik hoef niemand verantwoording af te leggen".
zuurkool een lekkernij is".
Aan het eind van de oorlog werd
haar opgedragen samen met
generaal Colette naar
Baarle-Nassau te gaan. Ze moesten
naar het station. "Goed, wij staan
daar te wachten op het perron,
komt er een trein aan, en uit die
trein stappen vier soldaten. Ik sta
zo wat te kijken en opeens krijg ik
een stomp van de generaal.
Verdomme, zei hij, dat is de Duitse
keizer. We moesten hem naar
Amerongen brengen. Geen woord
met die man gewisseld onderweg"
Na het Belgisch avontuur ging
Scheltema-Schönfeld in een
Rotterdams ziekenhuis werken.
Op de afdeling interne
geneeskunde. Ze wil daarjuist wat
over gaan vertellen als de bel gaat.
"Daar zal uw vriend zijn", zegt ze.
De fotograaf komt binnen. "Wie is
u? Ken ik u? Loopt u nou de hele
dag met dat apparaat om uw nek?"
Als de foto's zijn genomen vertelt
ze dat ze in 1918 is getrouwd, in de
daaropvolgende jaren drie
dochters kreeg en in '27 scheidde
van haar man. "Maar daar heeft de
wereld niets mee te maken. Hoe
dan ook, ter wille van de kinderen
wilde ik me niet als huisarts
vestigen. Ik wilde geen beroep
hebben waar stervenden bij
betrokken zijn. Daarom besloot ik
me in Utrecht te specialiseren in de
tandheelhunde. Tandarts wilde ik
wel zijn. Dan zijn je oren thuis,
voor de kinderen". Ze begon in '31
een praktijk aan de
Rijnsburgerweg. "En hier zit ik
nog, zoals u ziet".
Plicht
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog
begon was ze in Neurenberg. Ze
was er getuige van hoe de
Teutoonse horden zich
formeerden: de Duitsers waren
marsbereid. "Ik zag hoe joden
werden gedeporteerd. Het plan om
mij te verzetten rijpte. In de oorlog
heb ik veel mensen geholpen,
vooral joden. U moet namelijk
weten dat ik hier boven een kamer
in een kamer had laten maken om
mensen te beschermen. Op een
bepaald moment ben ik verraden;
ik werd naar het politiebureau
gebracht. En wie zat daar als
zwarthemd? De man met wie ik
samen een polikliniek had. Nooit
geweten dat hij fout was".
In een geblindeerde wagen werd ze
weggevoerd. De cel waarin ze
getrapt werd bleek later in het
Oranjehotel te zijn. Maar dat wist
ze toen nog niet. "Ik heb daar
gezeten van september '44 tot mei
'45. Op m'n negentigste heb ik nog
het verzetskruis gekregen en de
gouden speld van de gemeente
Leiden. Ach, wat moet je daar van
zeggen. Ik heb het altijd een
morele plicht gevonden om je te
verzetten in die tijd, laten we het
daar maar op houden".
Na de oorlog heeft ze nog een jaar
in Denenmarken gewoond. Ze
genas daar van een hongeroedeem.
"Ik ging naar Kopenhagen in een
viskar. Samen met de bekende
poppenmaker Henry van
Tusschenbroek. Voor onderweg
hadden we voedselpakketten
gekregen. Henry had de zijne al
voor de Maasbrug op. En na de
brug was het hele pakket er ook
alweer uit. Het vreemde is dat we
daar erg om hebben moeten
lachen".
Energiek
In de naoorlogse jaren hervatte ze
haar praktijk aan de
Rijnsburgerweg. Ze is altijd
blijven werken. Waarom eigenlijk?
"Ach, ik werk nu voor m'n
genoegen. Niet meer voor m'n
brood, zoals vroeger. Ja, ik ben nog
zeer energiek. Vorig jaar was ik in
een ziekenhuis in New Delhi toen
ik hoorde dat er personeel te
weinig was. Ik heb toen
aangeboden te helpen. Vloeren
dweilen, patiënten verbinden, ik
wilde alles wel doen. Ik heb toen
drie dagen en nachten achtereen
geholpen. Daar draai ik echt mijn
hand niet voor om".
Ze heeft veel gereisd in haar leven.
Bezocht bijvoorbeeld al
achtentwintig keer Azië. Ze zegt
daarover: "Neemt u nou maar
gerust van mij aan dat het voor mij
makkelijker is om naar Azië te
gaan dan naar Groningen. Vliegen
betekent: veel service. Het
personeel helpt je reusachtig
goed".
Bejaardenhuizen vindt ze een
gruwel, vertelt ze aan het eind van
het gesprek. "Ik begrijp dat niet...
mensen houden hun lichaam in
stand en doden hun ziel; daar komt
het op neer". Ze is nog in alle
opzichten een mens van deze tijd,
vindt ze. "Soms vraag ik me wel
eens af of ik nog wel links genoeg
ben".
En?"M'n kleinkinderen zeggen van
wel". Ze pauzeert even, eet hei
laatste stukje gebak op. "Ik sta
beschouwend tegenover deze
wereld. Ik hoef trouwens niemand
verantwoording af te leggen: ik
leef m'n eigen leven binnen deze
vier muren". Ze drinkt haar kopje
leeg, werpt een blik in de
achtertuin. Halverwege het
gesprek had ze gezegd: "De
negentig al gepasseerd...weet u,
soms stap ik in de bus en dan zegt
iemand die mij kent: goh, leeft u
ook nog?"
Lange tijd was prostitutie
in de ogen van de
vrouwenbeweging een
verzwegen taboe. De
Rotterdamse feministe en
filosofe Sietske Altink
denkt daar anders over. Ze
deed drie jaar onderzoek
naar het reilen en zeilen
van prostitutie en
bordelen vanaf de
middeleeuwen tot heden
en stelde haar bevindingen
te boek. Met een duidelijke
conclusie. "Niks zielig,
prostituées zijn gewoon
werkende vrouwen".
Dinsdag licht ze haar
standpunt toe in Sonja
Barends tv-praatshow.
In haar onlangs verschenen
boek 'Huizen van illusies'
komt de Rotterdamse filoso
fe en feministe Sietske Al-
tink aan de hand van een in
drukwekkend stuk geschied
schrijving over het hoeren
dom tot de conclusie dat
prostitutie arbeid is en ook
als zodanig moet worden er
kend. Een opmerkelijke vi
sie, omdat prostitutie in de
ogen van feministen tot nu
toe zo ongeveer het summum
van vrouwenonderdrukking
was. Een onderwerp waar
over liever niet werd gepraat.
Sietske Altink wil met haar boek
aantonen dat die visie aan bijstel
ling toe is. Mocht prostitutie on
derdrukkende elementen in zich
dragen, dan betreft het hier wel
een vorm van onderdrukking die
geld oplevert, zo stelt ze vast.
Min of meer om die réden heeft
ze tal van gesprekken met hoe
ren, die aan haar studie vooraf
gingen, ook niet in haar boek ge
publiceerd. "Dat heeft het bijef
fect dat het hoeren zo bijzonder
maakt. En in mijn ogen zijn het
gewoon werkende
door Willem Schrama
Legaliseren
Vraag twee is of het leuke arbeid
is, maar arbeid is het in elk geval.
Terwijl prostitutie door de hele
geschiedenis heen altijd gezien
werd als een seksuele aberratie
van vrouwen. Daarom zijn hoe
ren ook altijd buiten de samenle
ving gehouden. Vaak zelfs naar
middeleeuws model: letterlijk
buiten de stadsmuren".
Gaskamers
In 'Huizen van illusies' wordt de
benadering van het vak van pros-
tituée vanaf de middeleeuwen
tot heden pijnlijk tegen het licht
gehouden. Door lieden van aller
lei slag zijn hoeren vervolgd, af
gezonderd, buitengesloten en ge
straft. Onder het nazi-bewind be
reikte de behandeling van hoe
ren een dieptepunt: na gebruik
verdwenen ze samen met joden,
homofielen en zigeuners in de
gaskamers. Maar ook rond 1500,
toen er in West-Europa een om
vangrijke syfilisepidemie woed
de, vielen hoeren massaal ten
prooi aan vervolgingen en folte
ringen. Rond die tijd werd ont
dekt wat syfilis eigenlijk was en
hoe de ziekte werd overgedra
gen. Daarop moesten prostituées
het ontgelden: de ziekte was een
legitimatie om ze naar de slacht
bank te leiden.
Sinds de reformatie en als gevolg
daarvan een effectieve propagan
da voor de huwelijkse trouw, be
staat een begrip als 'valse sek
sualiteit' bij de gratie van 'ware
seksualiteit', meent Sietske Al
tink. Onecht is de erotiek die hui
ten het huwelijk plaatsvindt. In
de negentiende eeuw werden die
'onechte' praktijken perversitei
ten genoemd, waarmee ze in de
sfeer van de zielsziekten werden
getrokken. Voor homofilie, nym
fomanie en promiscuïteit was
immers geen plaats in het huwe
lijk. Daarvoor kon men bij hoe
ren terecht. Zij leverden per defi
nitie 'onechte' seksualiteit. Zij
doen het niet uit liefde en ver
schaffen daarom slechts 'valse'
genoegens. De hoer is dan ook de
personificatie van de onwaarach
tigheid, stelt Sietske vast.
"In alle toonaarden probeert men
te weerleggen dat seksualiteit te
koop kan zijn. Alles is te koop,
behalve de üefde. Zelfs zonne
schijn kan bij een reisbureau ge
kocht worden, maar erotiek voor
geld aanbieden vindt men ab
surd. Dat geslachtsorganen voor
werk verhuurd worden, is de
grote ontluistering van het ge
heim achter de seksualteit. De
'waarheid' mag niet in een alle
daagse transactie over de tafel
gaan".
Oorvijg
In dit verband deelt Sietske Altink
een oorvijg uit aan Xaviera Hol
lander, die volgens haar handig
gebruik maakt van al dat gero-
mantiseer. "Dit soort dames
noemt zich seksuologe, trekt het
raadsel naar zich toe en verkoopt
het als bestseller, terwijl het niet
veel meer is dan een handeltje
opzetten in het vragenderwijs
spreken over seks".
Sietske Altink: gewoon werkende
Vrouwen. (foto Erwln Verheijen)
Dergelijke interpretaties van pros
titutie hebben volgens haar de
vrouw-achter-de-hoer uit het
zicht doen verdwijnen. "Terwijl
juist die vrouwen meer en meer
benadrukken dat zij gewone,
hardwerkende mensen zijn, zo
als uit interviews vaak blijkt. De
stroom van bekentenissen van
prostituées benadrukt dat ze in
de regel niets voelen bij een
klant. Dat is dan weer aanleiding
om ze a-seksualiteit toe te schrij
ven. De professionele houding
van prostituées zou hun gehele
persoon kenmerken. Maar kap
sters vraagt men toch ook niet of
ze zich seksueel tot hun klanten
voelen aangetrokken? Men
denkt dat de ongevoeligheid van
hoeren een psychische eigen
schap is, in plaats van een be
roepscode. Die a-seksualiteit zou
een uiting zijn van hun algehele
afstomping. Ze hebben nooit als
een intelligente volwassene hun
gevoel ontwikkeld. Daarom zijn
ze dom, achterlijk en gevoel
loos".
Ook over mannen die hoeren be
zoeken - de zogenaamde prosti
tuanten - wenst ze overigens
een misverstand uit de weg te
ruimen. Uitgaande van een ge
schat aantal van 15.000 prosti
tuées in Nederland met gemid
deld drie klanten per dag (het zo
genaamde 'dark number' van
thuiswerksters en part-time hoe
ren niet meegerekend) meent ze
te mogen concluderen dat een le
ger prostituanten van ten minste
45.000 mannen een rijk gescha
keerd gezelschap moeten vor
men en dus niet alleen bestaan
uit zielige oude mannetjes, zee
lieden en frustraten.
Zwart geld
De prostitutiewereld heeft zich
eveneens naar allerlei sociale mi
lieus gedifferentieerd, zo stelt
Sietske Altink vast. Iedere socia
le laag vindt zijn gemene deler
terug in de bordeeltypen. Er zijn
zeer luxe privé-huizen die zich
zelfs niet verlagen tot het plaat
sen advertenties. Daarna komen
de dure clubs met allerlei voor
zieningen: bubbelbaden, hart
vormige bedden en massageka
mers. Daar worden ook de min
der orthodoxe erotische genoe
gens geboden. De prostituées die
de zakenman in bars oppikt vor
men weer een minder prijzige
groep. En dan zijn er nog de vele
vormen van nóg goedkopere au
to-, raam- en straatprostitutie.
Heroïneprostitutie heeft Sietske
overigens niet in haar onderzoek
betrokken, omdat ze die tot het
hoofdstuk verslaving rekent»
Hetzelfde geldt voor mannen-
prostitutie, omdat daarover in
historisch perspectief nauwe
lijks iets bekend is. Veelzeggend
genoeg, voegt ze er aan toe.
Hoe dan ook: de seks-bizz is een
bloeiende bedrijfstak, waarin
grote sommen (vooral zwart)
geld omgaan. Op basis van de
eerder genoemde 45.000 klanten
per dag die gemiddeld een be
drag van 100,- neertellen, bere
kent Sietske dat prostitutie in
Nederland per werkdag onge
veer 4,5 miljoen gulden oplevert.
"Daar komen nog de winsten bij
van allerlei toeleveringsbedrij
ven: de horeca, kappers, parfu
meriezaken, boetieks en de taxi
centrale. De belasting roomt een
gedeelte van dat kolossale be
drag af. Staan hoeren bij de poli
tie geregistreerd, dan moeten ze
ook aan de schatkist afdragen.
Dat bedrag komt dan weer ten
goede aan de hele samenleving.
In deze tijd zou men zelfs kun
nen zeggen dat prostitutie werk
gelegenheid verschaft. Ook de
die zich afwenden van
In afwachting van vakbonden zijn
er de laatste jaren z.g. zelfhulpor
ganisaties voor prostituées ont
staan, die eisen dat hoeren moe
ten kunnen kiezen tussen
werken als zelfstandige of in
loondienst. In het eerste geval
zou de Kamer van Koophandel
hun moeten mogelijkheden te
bieden om zich als zelfstandige
te laten inschrijven. Hoeren in
loondienst zouden dan een ar
beidscontract kunnen aangaan
zodat zij bijvoorbeeld bij ziekte
doorbetaald zouden krijgen.
Daar zou dan weer tegenover
staan dat ze belasting moeten be
talen. Maar aftrekbare posten als
kleding, make-up en dokterskos
ten staat de inspectie hun voor
alsnog niet toe.
Niettemin stelt Sietske: "Als pros
titutie gelegaliseerd wordt, hoe
ven de dames geen portiers en
liftjongens meer om te kopen.
Ook zullen zij verlost zijn van de
criminele sfeer waarin de minne
handel zich afspeelt. Dit is te rea
liseren door artikel 250 bis uit het
Wetboek van Strafrecht te
schrappen. Daarin staat dat het
gelegenheid geven tot prostitutie
strafbaar is. Het arbeidsrecht is
de aangewezen plaats om de
prostitutie te regelen".
Maar relativerend laat ze er op vol
gen: "Ik denk dat zoiets er voor
lopig nog niet in zit. Heel veel
vrouwen willen niet bij een vak
bond, dan moeten ze immers
hun anonimiteit prijsgeven. En
wil je de prostitutie echt legalise
ren, dan zul je toch naar buiten
moeten treden. Daarnaast spelen
er natuurlijk nog tal van andere
belangen, bijvoorbeeld die van
de seksclubhouders die gebaat
zijn bij het zwarte geldcircuit.
Nee, voorlopig zie ik meer in zelf
hulporganisaties. Hoewel het
snel kan gaan, als je ziet hoe na
de bezetting van een kerk in
Lyon in 1974 voor het eerst op
grote schaal hoerenvakbonden
in Frankrijk van de grond kwa
men. Maar in Frankrijk hebben
ze niets te verliezen, daar is pros
titutie gewoon verboden".