BBSÜtM
MÏMI&
SOM
Een diepgravende hobby
"Je loopt
altijd te
zoeken"
5B.
Amateur-archeologen stropen de regio af
'kogelpotje'. Dat is een ronde
kookpot, die in het vuur werd
gezet.
De amateurs moesten hun
bouwput vorige week echter
voortijdig dichtgooien, omdat een
aannemer op die plaats met
nieuwbouw begint.
Amateur-archeoloog Wim
Dorsman hoopt in het voorjaar
verder te gaan met de opgraving.
"We hadden er veel eerder mee
moeten beginnen", zegt hij met
spijt. Maar in de korte tijd dat er
gegraven is werd al zoveel
gevonden dat het bestaan van oude
bebouwing bewezen is. Behalve as
en hout, die op houtvuurtjes
duiden, werden scherven uit de
12e eeuw gevonden. Nog niet alle
scherven zijn uitgezocht, zodat het
mogelyk is dat er nog oudere
resten voor de dag komen.
Eerder groef de amateurvereniging
het Romeinse castellum in Alphen
aan den Rijn op en het huis
Cronesteyn in Leiden. Andere
projecten waren onder meer 't
Huys Dever in Lisse en de ruïne
van SlotTeylingen in Sassenheim.
Schatgravers™™^™™
De leden van de AWN zijn echter
niet de enigen die zich
amateur-archeoloog noemen.
Provinciaal-archeoloog D.P.
Hallewas maakt onderscheid
tussen een aantal archeologen.
Behalve de professionelen en
amateurs van landelijke
verenigingen als de AWN zijn er de
plaatselijke clubs en een aantal
'loslopende mensen'. Op die laatste
categorie archeologen heeft
Hallewas geen overzicht. "Met een
aantal daarvan heb ik goede
contacten, maar er zijn ook veel
schatgravers".
"Schatgravers zijn mensen die
opgraven zonder toestemming",
zegt Hallewas. Het is verboden om
zonder die toestemming te graven,
maar desondanks worden er heel
wat beerputten illegaal geleegd.
"De hele zaak zit in de illegale
wereld", zegt hij. Desondanks
komt er nog wel eens een vondst
van een schatgraver goed terecht.
"Zo hebben we een paar mooie
kandelaars van schatgravers
gekregen, die nu in De Lakenhal
staan".
Dat is echter maar een
uitzondering. "Hèt meeste komt in
de antiekhandel terecht of belandt
op de schroothoop. Het is iets waar
we niets tegen kunnen doen. We
kunnen geen strafmaatregelen
nemen, want als je vervelend bent
dan krijg je de volgende keer
helemaal geen informatie meer van
ze".
De verzameldrang leeft uiteraard
ook bij de bonafide amateurs. "Zij
kunnen overal induiken, waar wij
de capaciteit niet voor hebben",
aldus Hallewas. "Wij stimuleren ze
door objecten aan te dragen die ze
aankunnen, en vaak springen ze bij
als er een opgraving aan de gang is.
Samenwerking met amateurs is
een levensnoodzaak voor het
voortbestaan van de archeologie"
Detector™^^™™™™
Verzameldrang kenmerkt ook de
Voorhouter Joop Warmenhoven.
"Als bouwkundige heb ik een
metaaldetector", zegt hij.
"Daarmee controleer ik of er soms
nog een olietank in een tuin zit.
Maar de detector geeft het ook aan
als er munten in de grond zitten. Je
staat ervan versteld wat er nog
allemaal tevoorschijn komt".
Warmenhoven kreeg de smaak
goed te pakken na de vondst van
een viertal Romeinse munten. "Ik
heb geen kennis van dat oude spul,
maar een metaaldetector brengt je
op oude plaatsen. Dan kom je
bijvoorbeeld een oud
vuilnisplaatsje tegen waar ook oud
aardewerk in zit. Maar helaas kan
ik niet vaak een putje graven. Ik
ben zo'n ontzettend slechte spitter,
vanwege m'n rug".
Hoe dan ook: by elke wandeling
blijft hy de grond afspeuren. Met
Trippenzec is het al net zo gesteld.
Zelfs als hij op vakantie is weet hy
nog wat stenen bijlen te vinden.
"Ja, het.is eigenlyk wel een
afwijking soms".
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
Karolingische nederzetting in de
onmiddellijke omgeving van
Leiden op. Dat is een nederzetting
van de plaatselijke bevolking van
rond 800 na Chr. Nu het winter
wordt liggen de werkzaamheden
stil en zijn de putten weer
dichtgegooid. Van der Most wil
niet zeggen waar de opgraving is,
uit angst voor 'schatgravers'. "Het
spul moet er nog wel liggen als we
in het voorjaar weer verder gaan".
Benen schaatsen"™.™
Van der Most verhaalt enthousiast
over de vondsten tot nu toe. "We
vinden al het keukenafval terug. Je
kan daaruit opmaken wat de
mensen vroeger gegeten hebben.
Zo vinden we visgraten,
kuikenbotjes en botten van
konijnen". Behalve etensresten
komen er ook veel
gebruiksvoorwerpen boven de
grond. "Het mooiste wat we tot nu
toe gevonden hebben is een paar
schaatsen. Die zijn gemaakt van de
scheenbenen van een paard. Ze
zijn prachtig glad gepolijst. De
mensen gebruikten er prikstokken
bij en bewogen zich zo voort, net
als bij langlauf'.
De bewoners van de Rijnstreek
blijken zich dus al eeuwenlang op
het ys te vermaken. Van der Most
maakt ook melding van een sleetje.
"Dat was de onderkaak van een
koe. Dat soort sleetjes werden
trouwens tot in de veertiende eeuw
nog gebruikt".
Verder is er aardewerk gevonden,
benen kammen en zelfs touw. Ook
bleken er mensenbeenderen in de
put te zitten die er uitzagen of erin
gehakt of gesneden was. "Ik vraag
me af wat daar in vredesnaam mee
gebeurd ïs, maar zo'n vondst zetje
fantasie wel aan het werk".
De AWN werkt nauw samen met
de provinciaal-archeoloog van de
Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek (ROB). De AWN
heeft naast de genoemde
Karolinische nederzetting nog een
aantal projecten op stapel staan in
de Rijnstreek. Zo zullen bij de
Hazerswoudse watermolen de
fundamenten van een oud kasteel
worden blootgelegd. Momenteel
zijn de amateurs bezig met een
opgraving aan de Kerkweg in
Rynsaterwoude, waar vorig jaar
een boerderij afbrandde. Op deze
plaats moet de oudste bebouwing
van het dorp te vinden zijn.
Karolingische nederzetting nog
een aantal projecten op stapel
staan in de Rijnstreek. Zo zullen
bij de Hazerswoudse watermolen
de fundamenten van een oud
kasteel worden blootgelegd.
Aan de Kerkweg in
Rijnsaterwoude hebben amateurs
onlangs een houten fundering
opgegraven. Het is nog onduidelijk
of dat de fundering is van een
kapitale 17e eeuwse boerderij, die
vorig jaar op die plaats afbrandde,
of van eerdere bebouwing.
Archeologen vermoeden op die
plaats de oudste bebouwing van
dit Rijndorp. Al in de 10e eeuw
moeten daar mensen gewoond
hebben, die vermoedelijk als
eerste Nederlanders het veen
afgroeven. Bij de opgraving is ook
een volle vuilniszak met scherven
gevonden en een nog gaaf
munten zoeken met een metaaldelec-
(foto Holvast!
i der Most uit Leiden met enkele van zijn vondsten: eindeloos zoeken,
"Het is een verzameldrift", zegt
amateur-archeoloog Xjerk
Trippenzee uit de Leidse
Decimastraat. "Je loopt altijd
te zoeken als je ergens loopt.
Wat er allemaal nog in de
grond zit, dat is
onvoorstelbaar".
Sinds zijn twaalfde jaar graaft hij
de bodem af. "Mijn broer en ik
werden ermee grootgebracht. Mijn
vader heeft altijd interesse voor
archeologie gehad. Hij had een
hele hoop vondsten en nam ons
altijd mee naar musea. We gingen
telkens met z'n drieën op pad om
die Romeinse handel op te
graven".
Trippenzee deed zijn eerste
opgraving in Valkenburg. Met de
aanleg van aardgasleidingen in '67
kwamen er resten van een
Romeinse handelsplaats bloot.
"Later gingen we naar Italië, waar
dat spul allemaal vandaan kwam.
Het leuke was datje hier scherven
met pottenbakkersstempeltjes
vond, en daar stonden de originele
mallen in het museum waar je die
scherfjes zó in zou kunnen leggen,
dat paste precies", zegt hij terwijl
zijn handen de vorm van die
mallen aanduiden.
Zijn broer Han is betrokken bij de
opgraving van een Romeins
castellum dat onder het
volkstuinencomplex aan de Leidse
Besjeslaan ligt. De opgraving
wordt op dit moment nog
voorbereid door de Rijkdienst voor
Oudheidkundig Bodemonderzoek
(ROB).
"Ik had daar een volkstuintje. Als
je aan het spitten was kwam je
steeds stukjes Romeins aardewerk
tegen en ook wel Romeins glas",
zegt Tjerk. "Toen is mijn broer
gaan graven en er is een hoop
uitgekomen. Dat staat nu allemaal
bij hem thuis. Die scherven zijn
van een hele mooie kwaliteit".
Volgens Trippenzee zal het nog
moeilijk zijn om het castellum op
te graven. "De mensen die daar een
tuintje hebben laten zich
Tjerk Trippenzee: van elke scherf een foto maken. (toto Holvast)
Op de vrije zaterdag zijn ze reeds bij het ochtendkrieken langs velden en
wegen aan te treffen: de tientallen amateur-archeologen uit de Leidse
regio die maar één obsessie hebben: wat huist er allemaal onder de
grond waarvan wij het vermoeden niet hebben? Een reportage over een
hobby die nooit vezadigd raakt, de samenwerking met vakarcheologen
en de afkeer van 'schatgravers'.
door Ria van Griethuizen
Vrije tijd-™™™-^™™™
Eric van der Most kan daarover
meepraten. Hij is al op zijn
twaalfde begonnen met zijn hobby.
"Mijn eerste opgraving was in de
St. Jorissteeg in Leiden", vertelt
hij. Als lid van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland
(AWN) staat hij zo goed als elke
Joop Warmenhoven uit Voorhout:
tor.
natuurlijk niet van hun grond
afgooien".
Puzzelen
Er komt nog heel wat kijken bij
amateur-archeologie. Het blijft niet
bij opgraven alleen. De scherven
moeten gewassen worden en
uitgezocht. In plaats van ze na te
tekenen maakt Trippenzee van
iedere scherf een foto. Vervolgens
moeten ze in elkaar gezet worden.
"Dat is vreselijk lang puzzelen".
Als de scherven eenmaal
gesorteerd zijn moeten er nog
schalen, potten en vazen van
gemaakt worden. Dat is een kunst
op zich. "Je hebt bijvoorbeeld
vijftig, zestig stukjes van een
kom", legt hij uit. "Die ga je aan
elkaar lijmen. Je begint dan
natuurlijk met de voet. Maar als je
die niet meer hebt, dan heeft de
schaal geen steun. Daarom heb ik
een bak met zand. Daar maak ik de
vorm in na. De stukjes die je
vastlijmt blijven dan goed op hun
plaats bij het drogen, omdat ze
steun hebben".
Scherven lijmen doet hij meestal
op de winteravond. In de zomer
trekt hij er op uit om te graven en
te zoeken. "Maar ik ben nu
getrouwd en heb kinderen, dan
komt er niet veel meer van", aldus
Trippenzee.
Ook amateur-archoloog Eric van
der Most (24), aangesloten bij de
Archeologische
Werkgemeenschap Nederland
(AWN), besteedt 's winters veel tiid
aan het uitzoeken van scherven.
"Alles moet gedateerd worden",
zegt hij. Het eigenlijke graafwerk
gebeurt in de zomer, wanneer de
waterstand laag is. Dan komen er
soms hele dozen met scherven
naar boven. Het is veel werk om
die allemaal uit te zoeken. "Als je
één jaar opgraaft ben je tien jaar
bezig om alles te dateren", zegt
Van der Most.
Gevaarlijk—™™™™"
De amateurs houden zich vooral
bezig met opgravingen buiten de
steden. "De AWN heeft het al lang
opgegeven om in Leiden te
graven", zegt Eric van der Most.
Volgens Van der Most houdt de
archeologische
begeleidingscommissie, die de
opgravingen in Leiden regelt, de
amateurs buiten de stad. Ir. L.
Barendregt, hoofd civiele werken
van de gemeente Leiden en lid van
de begeleidingscommissie geeft
daarvoor als reden: "Het is veel te
gevaarlijk om amateurs in een
bouwput toe te laten".
De begeleidingscommissie doet
vaak noodopgravingen. Dat
gebeurt wanneer er iets
tevoorschijn komt bij de sloop van
gebouwen of bij
rioleringswerkzaamheden. De
opgravingen vinden vaak plaats
terwijl het werk gewoon doorgaat.
"Die amateurs kun je niet in een
bouwput laten", zegt Barendregt.
"Ze letten niet op de machines die
daar bezig zijn. Moeten wij ze soms
vezekeren tegen ongelukken?
Bovendien is er in een put geen
plaats als ze met een man of
vijftien komen. We mogen blij zijn
als we er zelf met een paar mensen
in kunnen".
"Amateurs kunnen best wat, als er
tijd is", aldus mevrouw H.
Suurmond van de
begeleidingscommissie. "Maar die
mensen hebben doordeweeks ook
gewoon een baan, en ze kunnen
daarom niet bij de opgraving zijn"
Die opgravingen gebeuren tijdens
bouwwerkzaamheden en komen
vaak onverwacht. "De opzichters
zijn erop getraind om te letten op
fundamenten", zegt Barendregt.
"Ze hebben een groot inzicht in
archeologie. Ze tekenen,
fotograferen en meten in. Als dat
nodig is waarschuwen ze de
begeleidingscommissie, zodat we
kunnen opgraven. Maar die
opzichters zijn in feite ook
amateurs".
Laten liggen™™™™-»
Professor dr. L.P. Louwe
Kooijmans van het Instituut voor
Prehistorie van de Leidse
universiteit staat positief
tegenover de werkzaamheden van
amateurs. Dat is niet altijd de
houding van vakarcheologen
geweest. "Vroeger lieten de
vakmensen liever iets verloren
gaan dan dat ze het aan amateurs
gaven".
Wel is hij van mening dat het
'bodemarchief zoveel mogelijk
moet blijven liggen. "Misschien
hebben we over honderd jaar veel
betere technieken en dan is alles al
uit de grond, terwijl het over een
eeuw misschien veel béter had
kunnen gebeuren".
"Door ons beperkte budget
kunnen we niet functioneren
zonder de hulp van amateurs. We
moeten door geldgebrek wel eens
wat laten lopen. Alles wat
amateurs dan doen is
meegenomen". De hoogleraar
wijst daarbij op de Coebel, een
voormalig kasteel in Leiden, dat
bij het beleg van Leiden in 1572
werd verwoest. Van dit kasteel
hebben de amateurs de juiste
ligging vastgesteld. Amateurs
kunnen ook de terreinen uitgraven
die voor de vakarcheologen te jong
of te oninteressant zijn om er geld
in te steken. "Veel terreinen, die
voor ons niets nieuws toevoegen
aan onze kennis van het verleden,
zijn voor de streekgeschiedenis
wél interessant".
zaterdag in een 'put'. De zondagen
besteedt hij voor een groot deel
aan de voorbereiding van
publicaties, terwijl er heel wat
avonden zoek gaan met scherven
wassen, sorteren, dateren en
lijmen. "Praktisch alle vrije tijd
gaat er in zitten", zegt hij dan ook.
De AWN heeft een paar jaar
geleden de resten van het
Romeinse castellum in Alphen aan
den Rijn blootgelegd. Die
fundamenten werden ontdekt bij
sloopwerkzaamheden ten behoeve
van een nieuw bankgebouw. "We
hadden gelukkig de hele
bouwvakvakantie om in de
bouwput te graven. We hebben
toen heel veel scherven gevonden,
die de Romeinen in de rivier
hadden gegooid".
Van der Most vertelt dat de Rijn
vroeger een brede rivier was die
regelmatig buiten zijn oevers trad.
"De Romeinen gooiden hun puin
erin om de Rijn in bedwang te
houden. Zo is ook de Hoge
Rijndijk ontstaan".
Alles wat de AWN opgraaft gaat
naar het Rijksmuseum van
Oudheden. Daar ligt het netjes
gedateerd in de kelder. Nu is een
groot deel van de vondsten uit het
castellum in Alphen
tentoongesteld in het Leidse
museum De Lakenhal. De AWN
gaat intussen gewoon door met
haar opgravingen. Sinds kort zijn
de amateurs bezig met een project
onder leiding van Van der Most.
De AWN graaft een zogenaamde