Kooiman Kooiman doen alles samen Twee laatbloeiers schaatsen zich naar de top El",a Schaatsbond heeft 18 kandidaten Ze waren kampioen van Zuid-Holland, ze grepen met grote overmacht de Nederlandse titel marathonschaatsen en beiden zijn in het bezit van het wereld-uurrecord. Ziedaar enkele hoogtepunten uit de sportloopbaan van het echtpaar Jan en Ineke Kooiman-Van Homoet uit Ammerstol. Laatbloeiers noemen ze zichzelf. En dat ze nog lang niet uitgebloeid zijn, willen ze dit winterseizoen nog eens laten zien. Dank zij haar zeer verrassende vierde plaats in het Nederlands kampioenschap reed Ineke zich zonder moeilijkheden de kernploeg in en zij zal zich dan ook in de reguliere langebaanklassementswedstrijden moeten waarmaken. Jan, evenals zijn vrouw geboren in 1953, richt zich andermaal op de KNSB-marathoncup. Ineke en Jan Kooiman uit Ammerstol: "Dat goeie schaatsen is gekomen nadat we getrouwd zijn". <roto GPDI ZATERDAG 5 NOVEMBER 1983 Jan en Ineke Kooiman vormen in de Nederlandse sportwereld een uniek koppel. Niet alleen zijn ze volledig bezeten van dezelfde sport, in een bewonderenswaardige eensgezindheid en onverwoestbare samenwerking bereiden ze zich een heel jaar lang voor op het schaatsseizoen. „We vormen een ideale combinatie. Als het 's winters al eens voorkomt dat de één geen zin heeft om te trainen, dan zegt de ander wel: kom op, je hebt de hele zomer getraind, laat nou je kop niet hangen. Dat maakt natuurlijk een groot verschil met een situatie waarin de vrouw thuis zit en zegt: blijf nou maar eens een avond thuis. Het scheelt nogal wat of je wordt meegenomen of datje wordt tegengehouden", bekent Jan Kooiman. Naar goed schaatsgebruik verloopt vrijwel alles bij Jan en Ineke volgens een strak schema. Het kostte wel enige organisatie, maar ze zijn erin geslaagd een welhaast perfecte regelmaat aan te brengen in werk en hobby, zulks met de enige bedoeling een zo optimaal mogelijk klimaat te creëren voor de sportbeoefening. Na het vaste dagelijkse ritueel van opstaan, aardappelen schillen, groente klaarmaken, acht kippen en een geit voeren en zelf eten. vertrekken Kooiman en Kooiman per fiets naar hun werk in het vier kilometer oostelijk van Ammerstol gelegen Schoonhoven. Daar staat Ineke voor de eerste klas van een lagere school en tweehonderd meter verder werkt Jan in een magazijn. Aardappelen en groente worden gedropt bij een oud-collega van Ineke en daar eten ze tussen de middag gezamenlijk. Warme prak Jan: „Het klinkt misschien wat tuttig, maar het is werkelijk ideaal datje tussen de middag een warme prak kunt eten. Daar hebben we 's avonds niks meer mee te maken. Dan komen we soms om half tien van de ijsbaan en je moet er niet aan denken datje dan nog moet eten". Ineke: „Als je op redelijk hoog niveau sport, dan zijn regelmaat en ritme gewoon noodzakelijk. Dat is het allerbelangrijkste. We doen het nu bijna twee jaar zo. En het bevalt ons zo goed dat we het ook 's zomers zijn blijven volhouden". Het klaslokaal en de magazijnhal zijn nog niet verlaten, of Jan en Ineke gaan trainen. Samen, altijd samen. Leidt dat in veel vergelijkbare situaties vaak tot vervelende ruzies, bij de Kooimannen is dat er niet bij. „Nou, het is natuurlijk niet altijd rozegeur en maneschijn, maar echt ruzie krijgen we zelden. Ja, als we fietsen dan kermt Ineke wel eens. Je gaat steeds harder, roept ze soms. Maar het is eigenlijk een prachtige situatie: ik rijd op kop en kan voluit trainen, Ineke zit uit de wind aan m'n wiel en kan ook voluit trainen", zegt Jan. „Je moetje ervan bewust zijn dat je met mekaar de zaak moet delen. Dat is heel belangrijk in het leven. Dat geldt niet alleen voor het trainen, dat geldt voor alles. Je moet elkaar niet de grond in boren en elkaar steeds maar op fouten wijzen. Er zijn ook positieve dingen. Dat merk ik ook wel bij trainers. Ik hoor ze alleen maar slechte dingen zeggen. Maar iedereen die een beetje schaatst, heeft ook goeie punten", voegt hij er met nadruk aan toe. Minimaal twee uur per dag pakken de schaatsers zichzelf volgens schema's van Jan flink aan. Staat een bezoek aan de Haagse Uithof op de lijst, dan komen er gauw een paar uur bij. En om het leuk te houden wordt er in het weekeinde dubbel getraind. Jan: „Je kunt jezelf dwingen tevéél te trainen. Dan kom je tegen een plafond aan te zitten. Dosering is dan ook heel belangrijk. En voor topschaatsers komen we erg weinig op het ijs. De meesten, zowel de langebaantop als de marathonschaatsers, willen elke dag ijs voelen. Ook al trainen ze dan niet zo hard, ze willen het ijs op. Maar maandags en vrijdags sla ik over. Dan kom ik niet op het ijs" Intensief Ineke: „Bij ons in de kernploeg ligt dat natuurlijk ietsje anders. Maar het is wel zo: als we op het ijs staan, trainen we ook behoorlijk intensief. We kunnen ons ook niet permitteren om te lanterfanten. Daar kun je natuurlijk niet 130 kilometer voor rijden. Dan moetje niet even lekker een paar rondjes rijden, of even het ijs voelen. We zijn er in de loop der jaren achtergekomen dat het beter is om één keer per dag goed te trainen dan twee keer half'. Jan: „Op het ijs doen veel schaatsers veel te weinig. Je moet veel arbeid verrichten, aangaan, intervalwerk doen". Dag in, dag uit, weer of geen weer, fietsen, schaatsen, of krachttraining thuis, de bezetenheid druipt er af. Ineke: „Ja, wat is de drijfveer? De wil om te winnen, denk ik". Jan: „Je zoekt een stukje bevrediging in het leven, een nuttig doorbrengen van je tijd. Als wij een avondje thuis zouden zitten, voelen we ons vreselijk belabberd". Ineke: „Dan ga je snoepen, eten, drinken, dan word je zo pafferig". Jan: „We willen eruit, ons eens heerlijk afzetten tegen het weer. Dat is heerlijk. De beuk erin. Lekker". Ineke: „In de loop der jaren is het ook een bepaald ritme geworden. Net zoals een ander mens op een dag niet zonder tien bakken koffie kan, zo kunnen wij niet zonder trainen. Geen dag. Je lichaam is er helemaal aan gewend. Het is best wel eens lekker om een paar dagen weinig te doen, maar langer dan drie, vier dagen in het voorjaar houden we het niet uit". Jan: „En wat ik nou zo'n mooie opsteker van al die trainingsarbeid vind, is dat Ineke vorig jaar vierde werd in het Nederlands kampioenschap en daarmee totaal onverwacht weer in de kernploeg terecht kwam. Want in wezen was dat het resultaat van ons beiden. We hebben het hele jaar fijn samen getraind. Daarom vind ik het ook een beetje jammer dat Ineke in de kernploeg zit, want nu ben ik m'n trainingsmaat vaak kwijt". Problemen Overigens trad Ineke Kooiman niet zomaar toe tot de dameskernploeg. De problemen van vorig jaar moesten eerst op een rij worden gezet. Bovendien was Ineke degene die toen het hoofd van trainer Henk Louwmans eiste. Kortom, in huize Kooiman is nog wel even flink gedelibereerd over de vraag of het ja of nee moest zijn. Het werd ten slotte ja, „want wil je internationaal wat bereiken, dan kun je natuurlijk niet zonder de kernploeg", realiseert Ineke zich heel goed. „En dan komtTjaart Kloosterboer als nieuwe trainer, dus dat leek ook goed. Ik moet trouwens zeggen dat we tot dusverre heel plezierig met hem hebben getraind. Je moet natuurlijk allemaal maar afwachten wat het wordt. Per slot van rekening ben ik in de kernploeg de enige met een volledige baan en een eigen huishoudinkje". „In de kernploeg heb je veel meer faciliteiten. In november twee keer naar Inzeil, in december nog een keer. Bovendien zit ver in m'n achterhoofd nog zoiets als de Olympische Spelen, ofschoon ik heel goed weet dat mijn kans daarop heel gering is. Het is immers zo, dat het Nederlands Olympisch Comité ervan uitgaat datje een kans moet hebben om bij de eerste acht te komen op een afstand om uitgezonden te worden. De vijf kilometer, mijn favoriete afstand, is helaas nog geen olympische afstand. Ik heb nu dus alleen de drie kilometer, en als ik een beetje geluk heb de 1500 meter. Maar ik zal daarop wel verschrikkelijk hard moeten gaan om de anderen te verdringen". Gek eigenlijk, dat er nu, zij het voorzichtig, over zaken als Olympische Spelen wordt gesproken, terwijl een paar jaar geleden weinigen meer iets gaven voor de langebaankansen van Ineke Kooiman. Sinds ze er samen met haar man Jan twee jaar geleden weer volop tegenaan is door Evert de Jong gegaan, blijken ook de resultaten met sprongen vooruit te gaan. Overigens hebben de Kooimannen een zeer aannemelijke verklaring voor hun, zij het verlate, maar toch onmiskenbare opbloei. Laatbloeiers Ineke: „Dat goeie schaatsen is gekomen nadat we getrouwd zijn. Ik heb tot m'n 21e geleerd. Altijd haasten. Op de fiets van Alblasserdam naar Dordrecht en terug. Dan gauw wat warm eten en nog even trainen. Het was altijd onregelmatig". Jan: "We hebben elkaar met schaatsen leren kennen, maar dat zal je wel niet meer verwonderen. Wat stelde ons schaatsen toen echter voor? We waren zeventien, achttien, we gingen één keer in de week naar de Amsterdamse kunstijsbaan. Dat was natuurlijk geen trainen. Daarna kwam Utrecht. Daar gingen we twee keer in de week naartoe. Toen gingen we zelf autorijden. Pas op dat moment konden We meer gaan trainen. Vandaar ook dat we van die vreselijke laatbloeiers zijn". „Rond ons twintigste jaar kregen we een beetje niveau, zeg maar Zuidhollandse top. In 1974 werd ik kampioen van Zuid-Hollland en begon Ineke al aardig dicht tegen de top aan te komen. In 1976 zijn we getrouwd en daarna is het een paar jaar met het trainen matigjes geweest. In die tijd hebben we namelijk zelf dit oude, voormalige teenbreiershuisje helemaal opgeknapt. Ik raakte de aansluiting kwijt. Een jaar lang zat ik niet bij het Gewest. Toen de verbouwing klaar was zijn we weer volop gaan trainen". In het seizoen '78-'79 prijkten zowel Ineke als Jan Kooiman op de deelnemerslijst van het Nederlands kampioenschap. Bij de mannen werd in dat seizoen Piet Kleine titelhouder. Jan Kooiman klasseérde zich als tiende: „Daar ben ik nog altijd vreselijk blij mee. Ik wipte in dat toernooi Frits Schalij. Frits werd zevende in het klassement na drie afstanden en dertiende op de vijf kilometer. Maar zoals altijd is de kernploeg beschermd. Mij zagen ze niet staan en Frits Schalij bleef gewoon in de ploeg". Drama Ineke: „Ik werd zesde. En kwam ook niet in de kernploeg. Daarom was het zo prachtig van vorig jaar. hoewel ik beslist niet met bepaalde revanchegevoelens heb gezeten. In het seizoen daarop werd ik er tijdens het NK uitgeschoten. Ik weet nog steeds niet waarvoor. Dat was een drama. Een hele toestand. Toen ben ik even een weekje door een heel diep dal gegaan, 's Zaterdags word je gediskwalificeerd, 's zondags rij je nog een afstand en 's maandags sta je weer voor de klas. Het enige wat de kinderen zeiden was: jammer juf, datje niet zoveel op de tv bent geweest". „Wat er gebeurd is weten ze gelukkig niet eens. En daar wordt ook niet meer over gezeurd. Je hebt meteen weer afleiding in je werk. Dat was toen ook de reden dat ik marathons ben gaan rijden. Gedurende de rest van het seizoen, ik denk zo'n maand of twee, heb ik tien marathons gewonnen. Dan ben je er gewoon weer doorheen. Je hebt er weer plezier in, je hebt weer wat anders. Maar daarom kwam ik die zomer dus niet in de kernploeg. Bovendien, met m'n 29 jaar vonden ze me al veel te oud" De daarop volgende zomer en winter trainden Jan en Ineke Kooiman altijd samen. En toen kwam het NK van het seizoen '82-'83. Zonder echte illusies nam Ineke er aan deel. Op de eerste dag reed ze een goede drie kilometer. Plotseling kwamen er weer kansen. Ineke benutte ze formidabel. Een vierde plaats was het resultaat, plus een plek in de kernploeg. Dat alles heeft wel tot gevolg dat ze dit seizoen vrijwel niet aan de marathonschaatserij kan meedoen. En daar zullen de overige marathonvrouwen beslist niet rouwig om zijn. Ineke: „Nee, dat denk ik ook niet". Jan: „De strijd ligt weer helemaal open. Het was nu eenmaal zo: als Ineke begon te rijden was het met de rest gebeurd. Het krachtsverschil was ongelooflijk groot". Verschil Ineke: „De meeste meisjes denken: marathon, 25 ronden, dat is lang. Ik vind het een lachertje. PAGINA 23 Zie je echter het verschil in trainingstijd tussen mij en de rest, tja, dan is het niet zo verwonderlijk. Er wordt te licht over training gedacht. Schaatsers denken al gauw dat ze genoeg trainen. Kijk maar naar wat ze doen: ze gaan zitten en rijden 25 rondjes. Nu, 25 ronden in een peloton meerijden, dat kan al gauw. Waar het op aankomt is de snelheid van het demarreren, dat is je kracht. Als je wegspringt ben je gewoon even met een 1500 meter bezig. Je moet ook het lef hebben. Wanneer iemand weg is en je zit helemaal stuk, dan moetje toch weer durven gaan. Lukt dat, dan ben je los. Dan kijken ze mekaar eens aan, dan wil de een niet meer voor de ander rijden". Marathonschaatsen voor vrouwen - Ineke Kooiman windt er geen doekjes om - is een magere vertoning. „De top is heel erg smal. Ik heb veel te weinig concurrentie. Bovendien is het tactisch erg zwak. Ik heb veel geleerd door naar de mannenwedstrijden te kijken. Het gebeurt wel dat de sterkste rijder door ontactische handelingen de race niet wint". Op dat gebied kan haar echtgenoot de dames nog veel leren. Jan: „Neem alleen maar het demarreren. Dat doe je niet van kop af. Je moet een beetje van achteren komen. Dat heb ik Ineke ook geleerd. Ze reed soms rondenlang op kop. Dan zei ze later: maar niemand wilde. Nou dan maar niet, dan blijf je maar stilstaan". Nee, wat dat betreft gebeurt er in de honderd-rondenrace bij de mannen heel wat meer. In het voorbije seizoen hebben de duizenden toeschouwers - tijdens het NK in Alkmaar omzoomden maar liefst 6000 mensen de piste, terwijl er op het NK langebaan in Den Haag 1500 kijkers waren - vaak enerverende wedstrijden aanschouwd. Spanning, sensatie, dramatiek, er valt altijd wat te beleven. Concurrentie Jan: „Ja, bij ons wordt heel wat afgestreden, dat is waar. Maar zo makkelijk als Ineke het heeft, zo eenvoudig heb ik het natuurlijk niet. Ik merk dat de concurrentie steeds zwaarder wordt. Wat opvalt is dat er steeds meer jongens komen die zich vanaf het begin gaan specialiseren op het marathonschaatsen. Die zien het langebaanschaatsen niet zitten en kiezen direct voor het langere werk. Jongens als Emiel Hopman, Henn Ruitenberg en Alex Jansen voelen zich aangetrokken tot de ontwikkelingen in deze sport. Het marathonschaatsen heeft inderdaad veel meer aanzien gekregen. En ook veel meer niveau. Het is een volwaardige sport". Overigens wordt het marathonschaatsen duidelijk gekenmerkt door twee types rijders die van het: natuurijs en die van het kunstijs. Jan Kooiman is een pure kunstijsmarathonist, een echte honderd-rondenman. Dat houdt bijna automatisch in dat hij niet naar de alternatieve Elfstedentocht in Canada gaat. Alleen wanneer hij in februari kansloos is voor de KNSB-cup bestaat er een kans dat hij alsnog afreist. Hij heeft evenwel een ploeggenoot die in het natuurijswerk aanzienlijk hoger aangeslagen moet worden: Jan Roelof Kruilh» uit Havelte. Beide grootheden va. verschillende discipline zijn geadopteerd door de in de schaatswereld niet geheel onbekende firma Labello, die zich thans op het marathonschaatsen richt. Het was deze sponsor, die Jan Kooiman dit nieuwe seizoen een aanval wilde laten doen op z'n eigen werelduurrecord. Jan: „Wat dat betreft heb ik het een jaar te vroeg gepakt. Labello had er veel geld voor over. Maar vorig jaar was ik er rijp voor. Ik kreeg het idee in m'n kop en dan moet het ook gebeuren. Ik heb er wel elf vrije dagen voor moeten opnemen en tien dagen verblijf in Inzeil vooi moeten betalen. Daar kwam ook nog de baanhuur van 300 marken bovenop. Toch zou ik het achteraf gezien niet graag hebben willen missen". Genoten „Er waren een hoop Nederlandse supporters. Niet voor mij, maar voor de wedstrijden om de Gouden Schaats. Hilbert was naar huis gegaan, de andere jongens van de kernploeg waren aan het skiën, kortom ze waren teleurgesteld. Die mensen hebben mij bedankt. Ze vonden het prachtig wat ik presteerde. Ze hebben genoten". „Toen ik het record had gepakt - ja, 38 kilometer, 558 meter en 45 centimeter, dat vergeet ik niet - lapten ze met elkaar. Eén van die mannen komt naar me toe en zegt: Jan, dit is voor de baanhuur. En hoefje die niet te betalen dan heb je een tegemoetkoming in de kosten. Dat was fantastisch. Maar in elk geval moet je noch van mij, noch van Ineke dit seizoen een aanval verwachten op het wereld-uurrecord". De Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond be schikt over achttien kandida ten voor afvaardiging naar de Olympische Winterspelen van Serajewo. Voor het achttal dat in het vorige seizoen aan de door het NOC gestelde nor men heeft voldaan, geldt dat in de periode tot de winter spelen (waar het hardrijden op 9 februari begint) moet worden aangetoond dat het peil van vorig jaar opnieuw gehaald kan worden. Het achttal potentiële kandidaten bestaat uit Ria Visser, Thea Limbach, Alie Boorsma en Ina Steenbruggen, Hilbert van der Duim, Yep Kramer, Frits Schalij en Rob Vunde- rink. Daarnaast zijn in overleg met het Nederlandse Olympisch Comité twee groepen ge vormd, die een plaats in de ploeg voor Serajewo kunnen afdwingen in de belangrijke wedstrijden uit het voorsei zoen. Dat zijn in de eerste plaats de specialisten Ineke Kooiman en Yvonne van Gen- nip, Lieuwe de Boer, Geert Kuiper, Rolf Sibrandy en Jan Ykema, plus de mogelijke kandidaten Hein Vergeer en Sies Uilkema. Prestaties die aantonen dat deze rijdsters en rijders een kans hebben zich bij de Olympische wedstrij den bij de eerste acht te plaat sen, zullen als norm voor se lectie worden gehanteerd. Naast de strijd om de Neder landse kampioenschappen te Groningen zullen de wedstrij den te Heerenveen (Nederland - Noorwegen, heren), Lille- hammer (Noorwegen - Neder land, dames), sprintwedstrij den in Oost-Berlijn om de Dy namo-Cup, de Europese kam pioenschappen voor dames en heren en de sprintwedstrijden te Davos bepalend zijn voor de samenstelling van de Ne derlandse ploeg. Voor het kunstrijpaar Marianne van Bommel/Wavne Deweyert is bepaald dat zij bij de ko mende wedstrijden, zoals de internationale ontmoeting in Den Haag en de Europese ti telstrijd te Boedapest, zullen moeten bewijzen voor uitzen ding in aanmerking te komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 23