Een duur wereldwonder
Stormvloedkering Oosterschelde in beslissende fase
Ea"
ZATERDAG 22 OKTOBER 1983
In Zeeland voltrekt zich een wereldwonder. Een waterbouwwerk als de stormvloedkering in de
monding van de Oosterschelde is en zal uniek blijven. Maar nu al is het zeker dat nergens, waar
ook ter wereld, een karwei van zo'n omvang nog eens zal worden uitgevoerd. Reden: het is
peperduur en eigenlijk bijna onmogelijk.
De eerste van 66 monolietpijlers met elk een gewicht van 1800 ton staan onwrikbaar op de Oosterscheldebodem. (foto Rijkswaterstaat)
De stormvloedkering in de
Oosterschelde. Het is een van
de meest gedurfde
waterwerken die in deze eeuw
zijn uitgevoerd. Een technisch
wonderwerk dat vooral de
Zeeuwse eilanden tegen een
tweede watersnoodramp moet
beschermen.
De beslissende fase is nu
ingezet. Tot voor kort speelden
de voorbereidingen van dit
miljarden-project zich
voornamelijk op de bodem van
deze grillige zeearm af. In het
stroomgat De Hammen (in
totaal zijn er drie vaargeulen in
de Oosterschelde) zijn nu de
eerste zeven van de 66
monolietpijlers geplaatst. Met
een haast speels gemak.
Op de centimeter nauwkeurig zijn
de kolossen, met een gewicht van
1800 ton, dertig meter diep
afgezonken. Wat niemand had
verwacht: er was geen vuiltje aan
de lucht. Het plaatsen van de
pijlers verliep boven alle
verwachtingen. De kunstmatig
verdichte en met 'matten' bedekte
bodem draagt het vrachtje naar
behoren.
De Zeeuwen zelf zijn ongeduldig.
Zeker nu er iets tastbaars boven
het water van de Oosterschelde
uitsteekt. Hoewel ze weten dat ze
nog even geduld moeten hebben,
overspoelen ze de Deltadienst
dagelijks met vragen hoe lang het
nog duurt voor de kering
bedrijfsklaar is. Tot eind 1986
(vermoedelijk november) moeten
ze wachten. Een jaar langer dan
hun was toegezegd. Zelfs nu is het
schema krap. Want als er opnieuw
een kink in de kabel komt, wordt
het op z'n vroegst 1987 alvorens de
stormvloedkering daadwerkelijk
bij dreiging vanuit zee kan worden
ingezet.
Deltawet
Al ver voor de Deltawet werd
aangenomen (1958) en Nederland
in rouw werd gedompeld door de
overstromingsramp (1953), was
men het erover eens dat er
maatregelen moesten worden
genomen om het water geen kans
meer te geven het land te
overspoelen. Maar in de tweede
helft van de veertiger jaren was
men té drük bezig met de
wederopbouw van Nederland.
Door de vernietigingen van de
oorlog had men geen tijd om aan
het verhogen van dijken en het
leggen van dammen te denken. De
overstroming in februari 1953,
waarbij 1835 mensen verdronken,
opende de ogen pas goed. Versneld
moesten er afdoende maatregelen
worden genomen. In de Deltawet
werd bepaald dat er voor eens en
voor altijd met het
doorbraakgevaar moest worden
afgerekend.
Een tijd van tekenen en het
bedenken van technische
hoogstandjes brak aan. De
Deltawerken kwamen tot stand.
Dammen werden gelegd, bruggen
en sluizen gebouwd. Eigenlijk had
ook de Oosterschelde al vijf jaar
'dicht' moeten zijn. Bepaald was
dat er een gesloten dam van oever
naar oever zou komen.
Rijkswaterstaat was in het begin
van de zeventigerjaren volop met
het sluiten van de zeearm bezig
toen actiegroepen zich begonnen
te roeren. Het zoutwatermilieu
mocht niet worden aangetast,
vonden zij. Visserij (mossel- en
oestercultuur) moest mogelijk
blijven. Het ecologisch evenwicht
mocht niet worden verstoord.
Het kabinet-Den Uyl wankelde.
Gewoon doorgaan met het werk,
dat een totale afsluiting van de
Oosterschelde tot gevolg zou
hebben, betekende een
regeringscrisis. De PPR en D'66
onderstreepten de wensen van de
actievoerders nog eens extra: er
was geen behoefte aan een 'tweede
Afsluitdijk'. De radikalen gingen
zelfs nog een stapje verder: ze
dreigden uit de regering te stappen
als aan hun eis niet tegemoet zou
worden gekomen. Voor die druk
bezweek de PvdA. Een historisch
besluit was genomen.
Weggegooid
De eerste forse tegenslag was
meteen al een feit: het reeds
begonnen werk voor de totale
afsluiting werd gestaakt.
Kabelbanen waren overbodig
geworden, het inmiddels gestorte
puin moest weer naar boven
worden gehaald. Enkele
honderden miljoenen guldens
waren letterlijk voor niets in het
water gegooid.
Het ministerie van verkeer en
waterstaat kreeg de opdracht een
waterkering te ontwerpen waarbij
eb en vloed in stand zouden
blijven. Het plan dat uiteindelijk
van de tekentafel kwam was
revolutionair: torenhoge pijlers op
de (zand)bodem van de
Oosterschelde plaatsen en
daartussen moesten stalen
schuifdeuren komen. Dreigt er
storm met kans op een extreem
hoge waterstand, dan sluit je de
deuren.
Zo simpel lag dat. Maar de vraag
was wel: hoe blijven de loodzware
monolietpijlers op hun plaats in
het sterk stromende water en hoe
voorkom je dat ze in het mulle
zand wegzakken. Ook voor dat
probleem vond verkeer en
waterstaat een oplossing. Met een
pijnlijke zorgvuldigheid zou het
zand van de funderingsmatten
worden gezogen. Tussen de
verschillende lagen die als steun
voor de pijlers dienden, mocht niet
meer dan een laagje van twee
centimeter achterblijven. Zou
hieraan niet worden voldaan, dan
bestond het gevaar dat de pijlers
zouden gaan 'schuiven' en scheef
zouden komen te staan. Gevolg
hiervan zou dan weer zijn dat de
stalen afsluitschuif niet meer kan
worden afgesloten. En zo
door Jan Westerlaken
geschiedde. Met een onbemande
'maanwagen' vol vernuftige
apparatuur controleert het
vaartuigje de bodem van de
Oosterschelde of het werk juist
wordt gedaan. Indien nodig kan er
op elk gewenst moment worden
ingegrepen.
Geen risico
Hoewel in de laboratoria alles tot
in details is uitgeprobeerd houden
de technici er terderge rekening
mee dat er moeilijkheden kunnen
optreden. "Dat betekent", legt ir.
M. van der Does de Bye, een van de
ontwerpers van de fundering voor
de pijlerdam, uit, "datje
voortdurend voor honderd procent
moet opletten. Een verhoogde
waakzaamheid is zeker geboden
als we in De Roompot, een van de
drie vaargeulen, aan het werk
gaan. Daar zijn de
stroomsnelheden groter dan in de
andere gaten. Dit komt onder meer
omdat het werk aan de kering in de
andere twee geulen (De Hammen
en De Schaar) dan al gedeeltelijk
klaar is. De stroomsnelheid in De
Roompot wordt hierdoor extra
hoog."
Risico's nemen is er niet bij.
Luister naar Leo Kneepkens,
voorlichter van de Deltadienst:
"We hoeven er geen doekjes om te
winden: hier wordt een enorme
technische prestatie geleverd. Het
is een gedurfde onderneming, dat
wel, maar van een gok kun je
absoluut niet spreken. Niemand
zal het risico durven nemen met
het werk door te gaan als er van
onzekere factoren sprake zou zijn.
Computers hebben berekend dat
de Oosterscheldewerken een
gegarandeerde levensduur van
tweehonderd jaar hebben. Geen
onderdeel uitgezonderd. Voor de
praktijk houdt dat in dat de
veiligheid voor misschien wel
tweeduizend jaar gewaarborgd is."
Bodemloze put
Veiligheid staat, terecht, hoog in
het vaandel van de Deltadienst.
Moet dat tegen elke prijs, vraagt
men zich af? Miljarden (ruim
zeven) zijn er uitgegeven als de
kering gereed is. Aanvankelijk zou
het werk voor ongeveer de helft
van dit bedrag worden uitgevoerd.
Maar al gauw bleek dat dat geen
haalbare kaart zou ziin. De
bouwput leek een bodemloze
put te worden. En nog altijd. Om
de drie maanden worden de
uitgaven weer op een rijtje gezet en
bijgestuurd.
Mevrouw Smit-Kroes, de huidige
minister van verkeer en waterstaat,
heeft een stokje gestoken voor het
telkens weer overschrijden van de
begroting. Zij zette niet alleen een
rem op de uitgaven, maar bepaalde
ook dat op de
Oosterscheldewerken zelf moest
worden bezuinigd.
Het eindbedrag van dc
stormvloedkering gaf in eerste
instantie 7.8 miljard gulden aan.
De minister schroefde dit terug tot
7.3 miljard. Een korting van 500
miljoen gulden. De kering moest
maar wat 'soberder' worden
uitgevoerd, was haar mening. Een
sluis wordt goedkoper en een weg
met fietspad over de
stormvloedkering heeft waterstaat
afgevoerd. Die weg, aldus het
ministerie, moet de provincie
Zeeland maar voor haar rekening
nemen. Het laatste woord is
daarover nog niet gesproken.
De financiële zorgen dienden zich
echter al veel eerder aan. De
WD-minister Tuynman riep om
de haverklap dat de
stormvloedkering veel duurder
werd, maar bedragen noemde hij
niet. Toen hij opstapte was de pot
'onvoorziene uitgaven' leeg en
zadelde hij zijn opvolger
Zeevalking op met een gat van
zevenhonderd miljoen gulden.
'Andere' gulden
Geen kleinigheid. Leo Kneepkens
erkent dat ook. "Bedenk wel",
voegt hij eraan toe, "dat de gulden
van nu een andere is dan die van de
zeventigerjaren. Toen was er nog
veel mogelijk, hoefde er niet op
een dubbeltje gekeken te worden.
Tegenvallers, inflatie, noem maar
op. We kregen de wind fors tegen.
Als wij de begroting met maar één
procent overschrijden, dan praatje
al over een bedrag van honderden
miljoenen guldens."
De veel hogere kosten en langere
bouwtijd waren voor het
CDA-kamerlid Eversdijk
aanleiding de minister aan de tand
te voelen. Hij dreigde zelfs met een
parlementaire enquete. Zo ver
kwam het niet. Wel stelt de
Algemene Rekenkamer een
onderzoek in naar de vraag hoe het
mogelijk is dat een werk financieel
zo uit de hand is gelopen. De
verwachting is dat vóór het
verstrijken van dit jaar de
gegevens van dit onderzoek in de
openbaarheid zullen worden
gebracht.
In de regeerperiode van
Zeevalking zijn er zelfs stemmen
opgegaan om een punt achter de
Oosterscheldewerken te zetten en
terug te gaan naar een oplossing
die Nederland altijd heeft
toegepast om het water te keren:
de bestaande dijken ophogen. Dat
kon niet, liet Zeevalking kort erop
weten. Er was geen weg terug,
doorgaan was het parool.
Achteraf is gebleken dat met het
verstevigen van de dijken Zeeland
eenzelfde bescherming had
kunnen worden gegeven als met
de peperdure stormvloedkering.
Met alleen verhogen van de dijken
kan men niet volstaan; ze moeten
ook breder worden. Of de kosten
geringer zouden zijn geweest dan
nu het geval is, is nog maar de
vraag, stelt Leo Kneepkens.
Tenslotte zou het dan gaan om een
karwei dat niet minder dan
tweehonderd vijftig kilometer aan
dijkversteviging omvat.
Onderzoek
'Toen we met de
Oosterscheldewerken begonnen
wisten we niet waarop we
uiteindelijk zouden stuiten. Vóór
de bouw van de kering begon zijn
er heel wat onderzoeken geweest.
Miljoenen hebben die gekost. Met
dijken blijf je onzekerheden
houden. Het water kan in één klap
enorme hoeveelheden zand
wegzuigen. Een dijk kan dan
instorten. Ik neem
Noord-Beveland altijd maar als
voorbeeld. De kustlijn is zo grillig,
het lijkt net een aangevreten kaas.
Zeedijken hadden wellicht
gekund. Een paar jaar geleden zou
dat een gok zijn geweest, omdat we
niet die kennis in huis hadden die
we nu hebben. Bedenk wel dat als
er was besloten dijken te
versterken en nieuwe aan te
leggen, dat er dan wel een
intensieve bewaking noodzakelijk
was geweest."
Maar er zijn ook voordelen. Met
name voor het bedrijfsleven.
Nederland toont aan waartoe het
op waterstaatkundig terrein in
staat is. Buitenlandse technici zijn
verrukt als zij de Deltawerken
bezoeken. Niet voor niets schreef
een Amerikaanse krant dat in
Zeeland een 'nieuw wereldwonder'
tot stand komt. Wat niet vergeten
mag worden, zo'n vijftienduizend
werknemers verdienen een
boterham aan dit project.
Toch lopen behoorlijk wat
zwartkijkers rond. Zij beweren dat
met het plaatsen van de
monolietpijlers versneld een begin
is gemaakt om de buitenwereld
'wat' te laten zien. "Hoe ze dat
durven te zeggen is voor mij een
raadsel", reageert Leo Kneepkens.
"We werken met een schip dat
zowel moet worden ingezet bij het
leggen van de fundering als bij de
opstelling van de pijlers. Je kunt
die boot van de ene naar de andere
geul laten varen en het verlies van
tijd voor lief nemen, of een deel
van de fundering leggen en daarop
de pijlers plaatsen. Voor dat laatste
hebben we gekozen. Dat was
gepland. We hebben dit beslist niet
zo gedaan om nu eindelijk eens
wat van het werk boven water te
tonen."