Tuk op
een
borrel
en
trouw
aan
f.) |ttav ii.ii.
De Leidse pers
door de jaren
door Willem Schrama
De oude redactie van het Leidsch Dagblad in het begin van de jaren
zeventig. Toen nog tweeëntwintig redacteuren. In het nieuwe
aangrenzende gebouw werken er thans vijftig. <Foto Dirk Ketting
maar liefst van 1928 tot 1939
stand hield, ja, zelfs gratis werd
verspreid.
Illegale pers
In de oorlogsjaren was de illegale
pers nergens in het land zo uitge
breid en zo goed georganiseerd
als in Leiden. Er verschenen ze
ker dertig Leidse uitgaven waar
onder De Gids, Ik Zal Handha
ven, De Vrije Katheder, Herrij
zend Nederland, The Home Ser
vice, De Bevrijding, Het Invasie-
Nieuws, Leidsche Brief, De Na
prater en natuurlijk Het Parool
en Trouw. In maart 1945 zagen
zes van die bladen nog kans te
fuseren tot De Vrije Pers.
De Nieuwe Leidse Courant was de
enige 'echte' Leidse krant die on
middellijk na de oorlog weer
mocht uitkomen, omdat de NLC
reeds in 1941 haar verschijning
had moeten beëindigen wegens
intrekking van de papiertoewij
zing. Een gevolg van het feit dat
men zich niet wenste te onder
werpen aan bepaalde voorschrif
ten van de bezetter. Na de oorlog
zou het elke dag op de voorpagi
na prijken: Standvastigh is ghe-
bleven, mijn hert in tegenspoet.
Het Leidsch Dagblad, dat die voor
schriften als zovele kranten an
ders hanteerde, had de pech dat
de bezetter met ingang van 1 ja
nuari 1944 een verschijningsver
bod uitvaardigde, tenzij het zich
akkoord verklaarde met de aan
stelling van een nationaal-socia-
listische hoofdredacteur. Dit
werd in alle toonaarden gewei
gerd, zodat het laatste nummer
verscheen op 31 december 1943.
Een naoorlogse noodwet bepaal
de bovendien dat kranten die op
1 januari 1943 nog uitkwamen, in
afwachting van een onderzoek
voorlopig niet mochten verschij
nen. Het LD was als eerste aan
de beurt en werd al snel gereha
biliteerd. Niemand minder dan
de openbare aanklager noemde
"de houding van het Leidsch
Dagblad een voorbeeld van dë
wijze waarop een Nederlandse
krant zich in bezettingstijd had
behoren te gedragen". Op 1 fe
bruari 1946 verscheen het LD
Ook de Leidse Courant werd gere
habiliteerd, zij het dat de LC pas
in 1947 weer mocht verschijnen.
Schot hagel»
1908 19831
Dit is het laatste artikel in een serie over kranten in
EXTRA ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van de
Nederlandse Dagblad Pers. Eerder verschenen artikelen
over de toekomst van de dagbladpers, de GPD, The
Times, Le Monde, de pers in Noord- en Latijns Amerika
en Neues Deutschland.
Wat deed een redacteur in die pe
riode van stilstand? Leo,Roozen
(79), die in 1923 al? 19-jarige jon
geman bij de Leidse Courant in
dienst trad en er later vele jaren
hoofdredacteur van zou zijn,
maakte zijn tijd nuttig met het
schrijven van een aantal boek
werkjes waaronder "De acht za
ligheden van Zoeterwoude" en
"Dit is Leiden", welk laatste
werkje jarenlang als officieel re
latiegeschenk van de gemeente
Leiden functioneerde.
Roozens enige herinnering uit zijn
vooroorlogse journalistieke loop
baan is overigens wel het vermel
den waard. Bezig aan een repor
tage over stropers, moet hij er
gens in het midden van de jaren
twintig in de Noordwijkse dui
nen op een schot hagel zijn ge
trakteerd, waarvan enkele kor
rels zijn gezicht schampten. De
rest doorzeefde zijn hoed, die in
die jaren niet gedeclareerd kon
worden. Ook een jaquet ("voor
als de bisschop kwam") diende
de redacteur zelf aan te schaffen.
En verder werd in die jaren alles
geschreven. Schrijfmachines wa
ren zeldzaam. Zelfs de kopij van
het persbureau Vaz Diaz (er was
nog geen ANP) kwam in de vorm
van volgeschreven vellen papier
met de trein uit Amsterdam. "Bij
gemeenteraadsvergaderingen
had je twee bloknotes bij je. Éen
voor je aantekeningen en als er
dan even een communist aan het
woord was, werkte je snel in het
andere je aantekeningen uit".
Roozen is altijd trouw aan de leer
geweest. Zelfs op een openlucht
bijeenkomst van de SDAP bij De
Burcht stak hij naar eer en gewe
ten zijn hand op, toen spreker
vroeg wie het er niet mee eens
was. "Wat dat betreft: als ik
straks de eeuwigheid inga zal me
niks voor de voeten worden ge
worpen".
Fameus is ook zijn trouwe kame
raad: een Berini bromfiets, die
hij ooit tot hoon van zijn colle
ga's tegen het bordes van paleis
Soestdijk parkeerde toen konin
gin Juliana het college van
hoofdredacteuren ontving.
Niet trouwen
Een man die jarenlang onder
hoofdredacteur Roozen werkte
is Ton Pieters, 52 nu, en nog al
tijd trouw aan zijn Leidse Cou
rant. Pieters begon er in 1957, na
dat onvrede over werktijden en
werkwijze geleid had tot het ver
trek van drie LC-redacteuren,
onder wie de inmiddels overle
den Louis Sinner (lange tijd Al
gemeen Dagblad) en Huub
Schoondergang (Panorama). Pie
ters herinnert zich nog hoe hij
het eerste halfjaar wegens ontoe
reikende prestaties apart pan een
tafeltje in de kamer van de
hoofdredacteur werd neerge-
plant. "Elke puntkomma moest
verantwoord zijn, en alles liep
via de hoofdredacteur. Journalis
ten behoorden niet te trouwen
voor hun dertigste, zei hij dan.
Sterker nog: een echte journalist
trouwt niet. Ik hoor het nog zo
zeggen: Wat doen heren 's
avonds als ze niet werken? Stu
deren natuurlijk! Je had een de
corum op te houden. Een journa
list moest uiterst correct gekleed
gaan. Een collega die een baard
had laten staan werd door de
hoofdredacteur naar huis ge
stuurd om hem af te scheren.
Zelfs geblokte overhemden wa
ren al taboe. Ik vond het wel eens
verstikkend, dat keurslijf. Dat is
nu heel wat beter. En eerlijker".
In de herinnering van Ton Pieters
doemen ze weer op: "Al die
schitterende maar nutteloze
plaatselijke vergaderingen van
de Katholieke Arbeiders Bewe
ging. Allemaal futiliteiten. Als er
geen problemen waren, werden
ze ter plekke gemaakt. En dan
was het de volgende dag: wat
heeft hij gezegd? Dan werd er
een bekend katholiek bedoeld,
maar die man had bijna niets ge
zegd. Ja, toch maar doen, klonk
het dan. De R.K. Middenstands
beweging. Idem dito".
Een journalistieke gewoonte die
nog dateerde uit de periode van
de vorige hoofdredacteur Wil-
mer, een man die zo verstrooid
moet zijn geweest dat hij op een
ochtend - gebogen in en wande
lend naar zijn krant plotseling
geboeid werd door een overko
mend vliegtuig, met het toestel
meedraaide en zo een kwartier
later al krantelezend weer voor
zijn eigen huisdeur belandde.
Maar terug naar de naoorlogse ja
ren, waarover veel te vertellen
valt. Zoals eerder duidelijk werd,
had de Leidse bevolking nog lan
ge tijd een bont assortiment aan
kranten tot haar beschikking,
wat vervolgens weer leidde tot
een veelkleurig legertje journa
listen dat het - getuige tal van
uitlatingen in die richting - uit
stekend met elkaar kon vinden.
Zo herinnert Nico Schrama (58),
thans directeur van het week
blad De Tijd, zijn Leidse jaren als
de mooiste van zijn leven. Schra
ma was van 1947 tot 1954
stadsverslaggever bij de Leidse
Courant. Zijn werkdag begon in
die jaren gewoonlijk met een
ronde door de stad, met als vast
programmapunt het politierap
port. Daarna volgde steevast het
dagelijkse kopje koffie met de di
verse collegae in restaurant Het
Gulden Vlies aan de Breestraat.
Een vruchtbare onderbreking
van de arbeid, want dan werden
er zaken gedaan. Wie leverde wie
een doorslagie van wat? Een ge
woonte die nog tot diep in de ja
ren zestig zou worden gekoes
terd, totdat een toenemend con-
currentiebesef en een zakelijker
journalistieke aanpak er defini
tief een einde aan zou maken.
Maar voordien lag dat allemaal an
ders, vooral omdat de te verrich
ten hoeveelheden werk in geen
enkele verhouding stonden tot
het karige Leidse journalistenbe
stand van in totaal zo'n vijftien
man. Schrama, destijds de Ben
jamin van de vijf man sterke LC-
redactie: "Je moest van alles
doen. Of het nou binnenlands
nieuws was of sport, je werd ge
woon in het water gegooid. Er
werd ook en detail gevolgd wat
er in die stad gebeurde. Geen
vergadering of feestavond mocht
je missen. Zo liep je ook 's zater
dags en 's zondags van alles af.
Buurtverenigingen, volkstuin
ders, vakbonden en noem maar
op. Zelfs de opening van een
nieuwe slagerij moest in de
krant. En wat zeer zeker uit
maakte was of men adverteerde
ja of nee. Dan moest je zo'n be
richt steevast besluiten met: zie
voorts de advertentie van van
daag".
Kist sigaren
Zo kon het gebeuren dat de heren
elkaar rijkelijk van doorslagjes
voorzagen. Een mens kan ten
slotte maar op één plaats aanwe
zig zijn. Zelfs waar het vitale ge
beurtenissen betrof, werden er
deals gesloten. Zoals bijvoor
beeld de bijzondere rechtspraak
over Leidse oorlogsmisdragin
gen in Den Haag, een heel eind
weg in die tijd. Welke Leidse
krant of editie je er ook op na
sloeg, op een enkele zetfout na
was de berichtgeving erover ge
heel en al dezelfde.
Schrama: "Men geneerde zich ook
niet om berichten uit landelijke
kranten over te nemen, al of niet
met bronvermelding. Wij als jon
ge garde trachtten die handelwij
ze een beetje te veranderen door
die dingen door de schrijfmachi
ne te halen in plaats van ze uit te
knippen. Maar dat vond men ei
genlijk een beetje tijdverspilling.
Dan werd er van hogerhand ge
zegd: dacht je soms dat je beter
kon?".
Van hinderlijke censuur kan
Schrama zich geen schokkende
gevallen herinneren. Weliswaar
trad de bisschop van Haarlem of
ficieel op als censor van de
rooms-katholieke pers binnen
zijn gebied, maar die taak werd
gewoonlijk volbracht met het
In het Leidse stadsarchief is die
eerste franstalige krant niet meer
te vinden. Maar wel de eerste
jaargang van de Opregte Leijdse
Courant, het eerste nederlands-
talige exemplaar dat vanaf 30
maart 1686 tweemaal per week
bij een zekere Daniël van Gaas-
beeck op het Rapenburg ver
scheen. Het blad zou in zijn 216-
jarige bestaan (tot 1902) tal van
naamsveranderingen ondergaan,
wat nogal wat mogelijkheden
bood tot spelvariaties van het
woordje Leiden. De ij, de y en de
i speelden kwistig tikkertje in de
logo, alsmede natuurlijk de s en
de sch. Zo kende het blad ten tij
de van de Franse bezetting zelfs
een tweetalige versie, die ge
makshalve Gazette de Leidel
Leydse Courant heette. Maar na
de bevrijding in 1812 werd het
onmiddellijk weer Leydse Cou
rant, sinds 1824 Leydsche en
sinds 1869 Leidsche (inmiddels
driemaal per week).
Eiken avond
Nee, dan het Leidsch Dagblad.
Vanaf de oprichting op 1 maart
1860 is die naam nooit meer ge
wijzigd. Het LD was overigens
het eerste echte dagblad in Lei
den. En dat was ook het verkoop
argument van oprichter Albertus
Willem Sijthoff, die in het eerste
nummer uit de doeken deed wat
hem bezielde: "Zou er geen be
hoefte zijn aan een blad, dat el-
ken avond behelsde de Telegrafi
sche berigten en Beurstijdingen
van Londen, Parijs, Weenen en
Amsterdam van denzelfden dag
en het meest belangrijke
nieuws?".
Het LD was aanvankelijk nog con
servatief van kleur, totdat goede
bedrijfsresultaten rond 1867 de
hoofdartikelen in liberale rich
ting deden zwenken, met als ge
volg een heuse scheuring ter
redactie. Hoeveel medewerkers
er precies opstapten, is niet meer
bekend. Maar in elk geval was
één van hen de 'eerste redacteur'
A. Montagne Iz., die geschokt
door deze koerswijziging het
Nieuw Leidsch Dagblad opricht
te. Het blad zou slechts zes
maanden bestaan. Montagne had
zich overigens de moeite kunnen
besparen. Al in 1873 keerde het
LD terug naar zijn oorspronkelij
ke stijl en zou vanaf dat moment
het meest gelezen dagblad voor
Leiden en omgeving worden.
Naast de eerdergenoemde Leid
sche Courant (die overigens in
geen enkel opzicht familie is van
de huidige Leidse Courant) ver
schenen er in de loop der jaren in
Leiden nog tal van andere perio
dieken. Zoals bijvoorbeeld het
niet zo Thorbecke-gezinde Week
blad van Leyden (1852-1854),
het vrijzinnige weekblad Volks
belang (1889-1891), De Leide-
naar, vrijzinnig blad voor stad
en omstreken (1893-1894) en
tenslotte het liberale orgaan De
Balans (1911—1916), dat in zijn
openingsnummer krasse taal
spreekt: "Ons komt het voor dat
ons Leidsch Dagblad een supple
ment behoeft en dat dit democra
tisch moet zijn". Na de opheffing
zou er lange tijd geen liberale
Leidse krant meer verschijnen,
totdat Het Vaderland in januari
1959 een Leidse editie het licht
deed zien.
Bont palet
Tot zo ver de bladen die door staat
kundig inzicht voor kortere of
langere tijd een bestaansrecht
hadden. Praten we over levens
opvatting of geloofsovertuiging,
dan wordt het Leidse krantenpa-
let nog aanzienlijk bonter. Zo
was er op rooms-katholieke
grondslag bijvoorbeeld het
Leidsch Weekblad (1879-1885),
opgevolgd door de Zuid-Hollan
der (1887-1896), en vanaf 1903
zowaar een rooms-katholieke
Nieuwe Leidsche Courant, voor
kerk en gezin, later omgedoopt in
het R.K. Weekblad De Leidsche
Courant. En het is dit orgaan dat
vanaf 1909 tot op heden als
rooms-katholiek dagblad in Lei
den en omgeving verschijnt.
Op protestants-christelijke grond
slag waren er het AR-gezinde
weekblad De Hollander (1879),
later omgedoopt in Rijn- en IJs-
selbode (1889) en niet te vergeten
het anti-revolutionaire weekblad
De Leidenaar (1905) dat na een
handjevol naamsveranderingen
uiteindelijk de geboorte zou aan
kondigen van "een echt christe
lijk dagblad": De Nieuwe Leid
sche Courant, waarvan op 29
maart 1913 één nummer ver-
scnijnt en vervolgens zeven jaar
lang niets. Doch op 1 april 1920,
met excuses voor"de vele voor-
arbeid", is het dan zo ver: het
blad begint dagelijks te verschij
nen en zal dat blijven doen tot
eind 1973.
En nu we toch bezig zijn, kunnen
we ook de bladen op socialisti
sche grondslag nog wel even
noemen. Niet meer dan acht
maanden waren het Hollandsch
Weekblad (1893) beschoren, vol
geschreven door mr. D.A. van
Eek, later jarenlang fractievoor
zitter van de SDAP in de Leidse
gemeenteraad. Later publiceer
de hij zijn pennevruchten in het
Leidsch Arbeidersblad, een pro
pagandablad van de afdeling
Leiden van de SDAP, dat met
steun van de coöperatie Vooruit
Het was een vliesdun krantje:
de Gazette de Leijde, opge
richt in 1677 en op 23 maart
van dat jaar voor het eerst
verschenen. Eén velletje ge
drukte mededelingen ten be
hoeve van franstaligen, onge
twijfeld uit Frankrijk verdre
ven Hugenoten en hun af
stammelingen van wie er op
dat moment alleen al in Lei
den minstens vijfduizend
woonachtig waren. Hoe dan
ook: het was de eerste krant
die in Leiden verscheen. En
naar geschiedkundigen be
weren, nog een vermaarde
ook.
In tegenstelling tot veel andere steden van gelijke
grootte heeft Leiden jarenlang de beschikking gehad
over een veelkleurige pers. Voor deze speciale
gelegenheid doen we eens een boekje open over die pers
zelf. De geschiedenis van het Leidse krantenleven,,
afgewisseld door opmerkelijke anekdotes. "Jongen, ik
geloof dat er in Zeeland een paar dijkjes zijn
doorgebroken. Wil jij er even naar kijken?".
PAGINA 21
eenmaal per jaar in ontvangst ne
men van een riante kist sigaren
van directiewege. En daarbij
kwam dat er natuurlijk niet zo
erg veel te censureren viel. Waar
de autoriteit sprak, was weder
hoor uit den boze. Nico Schrama
herinnert zich bijvoorbeeld het
gemeenteraadsgebeuren als "een
uitermate gezellige aangelegen
heid". Wat de wethouder ook uit
spookte, het was allemaal pais en
vree. "Het was eigenlijk een bij
zonder kleinburgerlijke bedoe
ning. Het nieuwe station dat in
het begin van de jaren vijftig in
gebruik werd genomen, dat was
voor ons eigenlijk wereldnieuws.
Daar hebben we onze pennen op
stukgeschreven. En om nog eens
aan te geven hoe klein het eigen
lijk was: met Nieuwjaar kregen
alle personeelsleden van de
Leidse Courant een cadeau. Dat
was - schrik niet - een stuk
spek. Dat kwam omdat de presi
dent-commissaris slager van be
roep was. Maar toen hij later
werd opgevolgd door een boer
die aardappelen verbouwde,
werd dat prompt een mud aard
appelen".
Beatrix
Berend ('Beer') van Mourik (75),
thans woonachtig in Doetin-
chem, vervulde maar liefst 28
jaar het journalistieke metier in
Leiden. Met het bovengronds ko
men van de verzetsbladen begon
zijn schrijfmachine te ratelen ten
behoeve van eenieder die er be
langstelling voor had. Zo was hij
achtereenvolgens correspondent
van Trouw, Het Parool, het Alge
meen Dagblad en Het Vader
land, maar schreef ook kolom
men vol in De Prins (thans Tele-
Vizier), het damesblad Eva en tal
van onderwijsperiodieken. Van
Mourik: "Je kwam straatarm de
oorlog uit, dus principieel was je
niet, als je maar wat verdiende".
Niettemin zou de Leidse universi
teit in latere jaren zijn belangrijk
ste werkterrein worden. Hij kan
nog blozen van hoe hij zich sa
men met twee andere Leidse col
lega's door de Rijks Voorlich-
tings Dienst liet inpakken ten tij
de van prinses Beatrix' inschrij
ving aldaar. De RVD was zo
vriendelijk een onderhoud met
Hare Koninklijke Hoogheid te
arrangeren, op voorwaarde dat er
met geen letter over zou worden
geschreven. En terwijl de prinses
in haar optrekje aan het Rapen
burg de heren gewillig een kopje
thee inschonk, werd hun te ver
staan gegeven dat haar aanwe
zigheid in Leiden op geen enkele
wijze in de krantekolommen de
aandacht mocht krijgen.
Van Mourik: "En we gehoorzaam
den keurig netjes. Wat jammer
was, want ik heb samen met mijn
schoonzoon nog eens haar auto
aan de praat geholpen. Die sloeg
af vlak voor mijn woning aan de
Oude Rijn. Dat zou toch een heel
leuk plaatje geweest zijn. Maar
ook nu weer mondje dicht. We
waren wel slaafs hoor. Bij Mar
griet ging het idem dito. Toen die
in Leiden kwam studeren volgde
er een identiek onderhoud: thee
en mondje dicht. Aardig was wel
toen we vroegen: wat gaat u nou
precies studeren? Dat wist ze
niet precies, daar moesten we
haar secretaresse over raaplegen.
Maar al zou je zoiets geschreven
hebben, geen krant zou dat in die
tijd geplaatst hebben".
Geen bier
Wie daarover kan meepraten: René
Vos (65), die in 1947 als zesde
man de redactie van het Leidsch
Dagblad kwam versterken. Aan
getrokken als sportredacteur,
werd hij op de dag van indienst
treding naar het kantongerecht
(toen nog in de Rembrandtstraat)
gestuurd teneinde er een zaak te
gen een bakker aan de Lange
Mare te verslaan. De verdachte
had drie kadetjes als een half
witje verkocht, omdat brood nog
op de bon was en kadetjes waren
dat niet. Vos: "Ik zie die drie ka
detjes nog op dat groene laken
liggen. En de raadsman een bril
jant pleidooi houden om te be
wijzen dat die drie kadetjes ei
genlijk een half witje waren.
Prachtig was dat. Ik heb er bijna
de hele nacht over gedaan om er
een smeuiig stukje van te maken,
maar 's morgens werd driekwart
ervan weggestreept omdat die
bewuste advocaat niet zo goed
lag bij de hoofdredacteur".
De toen 29-jarige Vos, die in zijn
vorige baan nog vierhonderd
gulden bruto per maand verdien
de, ging met het betreden van
het journalistieke ambt in salaris
terug naar driehonderd gulden.
Commentaar van de toenmalige
directeur: wie ver wil springen
moet even terug om een aanloop
te nemen. Toen Vos aan het eind
van die eerste week ontdekte dat
er ook tijdens het weekeinde ge
werkt diende te worden, klonk
het vanuit de directiekamer al
niet anders: dan had je maar
geen sportredacteur moeten
worden. Vos heeft achteraf nooit
spijt gehad van zijn overstap,
maar meent wel dat de spanning
van het beroep en het altijd maar
in touw zijn er in die jaren de oor
zaak van waren dat de alcohol
meer dan kwistig door het Leid
se journalistieke leven sijpelde.
"Heren, heren, geen bier vóór
vier", zo luidde de beroemd ge
worden vermaning van de toen
malige LD-hoofdredacteur Jopie
Brouwer wanneer hij zijn men
sen aanstalten zag maken voor
de lunch.
Zwarte bladzij
Café De Kroon aan de Nieuwe Rijn
was in de jaren vijftig voor Leid
se journalisten de favoriete
plaats om gezamenlijk het glas te
heffen. Zozeer zelfs dat een colle
ga er nog eens met de armen om
de WC-pot in slaap werd aange
troffen. Smakelijk is ook de
anekdote aangaande een LD-re-
dacteur, die op zekere dag tande
loos en enigszins glazig de bure
len aan de Witte Singel betrad,
met het excuus dat zijn gebit in
reparatie was. Vervelend was al
leen dat een caféhouder uit Lisse
zich later op de ochtend telefo
nisch met de redactie in verbin
ding stelde, mededelend dat er
een gebit tussen de telefoonboe
ken was gevonden.
Maar het kon allemaal nog wilder.
In café Aniba aan de Heren
straat, ook niet onbemind, leidde
een stugge drinkpartij van twee
LC-redacteuren op een avond in
1963 tot een zwarte bladzij in de
geschiedenis van de Leidse pers.
Een stagnerende aanwas van
nieuwe abonnees moet er min of
meer de oorzaak van zijn ge
weest dat één hunner in een black
out tot het kordate besluit
kwam het toenmalige gebouw
van de Leidse Courant aan de
Papengracht op maar liefst vier
plaatsen in brand te steken. Tij
dens een dollemansrit per brom
fiets die daarop volgde moesten
niet alleen een scooter en enkele
winkelruiten het ontgelden,
maar werd ook via de brievenbus
van het Leidsch Dagblad nog
een poging tot brandstichting ge
daan. Vervolgens werd op de
rijksweg Den Haag-Amsterdam
ter hoogte van Oegstgeest om
niet nader toegelichte redenen
een versperring van rijwielpadte
gels opgeworpen, waarna de ge
moederen in de Leidse Hout
enigszins tot rust kwamen. Hoe
wel: de desbetreffende redacteur
moet zijn lijkbleke collega daar
hebben toegevoegd: "Jij hebt te
veel gezien, ik ga je koud ma
ken". Waarop laatstgenoemde
spoorslags de benen nam en naar
verluidt nog juist de aanstormen
de brandweer richting Papen-
gracht moet hebben horen joe
len.
Onjuist
De schade bleek achteraf nogal
mee te vallen (een fikse drukor
der alsmede een papiersijmachi-
ne moesten worden afgeschre
ven), maar dit menselijke drama
had uiteraard wel een staartje.
De brandstichter kreeg een jaar
gevangenisstraf en werd daarna
nog enige tijd in een psychiatri
sche inrichting verpleegd, doch
schijnt het anno 1983 elders in
den lande weer zeer goed te ma
ken. Restte het probleem: hoe
komt dat in de krant? Een po
ging tot hoofdredactioneel ge
lobby mocht slechts gedeeltelijk
baten. De Nieuwe Leidse Cou
rant negeerde het verzoek tot
niet plaatsen en ging over tot in
zo'n geval normale berichtge
ving. Het Leidsch Dagblad vol
stond met een piepklein bericht
je waaruit duidelijk werd dat de
brand "door een journalist" was
aangestoken. De Leidse Courant
ten slotte, zweeg het voorval ge
heel dood.
Een voor die jaren niet zo vreemde
handelwijze, voor wie bedenkt
dat ook een inbraak in het toen
malige Belastingkantoor aan de
Boommarkt (waarbij talloze dos
siers in de Rijn belandden)
slechts in gedekte termen de
Leidse pers haalde. Enorme
straatrellen in Leiden-noord en
op de Doezastraat rond het door
de rechter bekrachtigde ontslag
van een frauderende filiaalhou
der van melkhandelaar De Geus,
werden in het Leidsch Dagblad
afgedaan onder het kopje "Poli
tie voorkwam onjuiste demon
stratie". We schrijven 8 juni 1960.
Als op die dag de omvang van de
onenigheden de vormen aan
neemt van zo ongeveer het groot
ste oproer uit de twintigste
eeuwse geschiedenis van de
Sleutelstad, volgt daags erna een
wat groter bericht op een iets op
vallender plaats. Daarin wordt
melding gemaakt van "raddraai
ers" en "opgeschoten
straatjeugd" en alras volgt dan
het tussenkopje Houdt afstand!
waaronder de redactie zich zegt
aan te sluiten bij de oproep van
de politie "om zich te onthouden
van elke vorm van belangstel
ling, ook de meest passieve in de
rol van toeschouwer". Een om
slachtig betoog aangaande het
verwerpelijke van demonstreren
eindigt met de trefzekere frasen:
"Het is een oude waarheid dat
waar gehakt wordt, spaanders
vallen. In situaties als deze luidt
ons welgemeend advies, zowel in
het algemeén en in het persoon
lijk belang: wees weg!". De toen
malige politie-inspecteur Verzij
den zou het temidden van de joe
lende menigte die dag nog an
ders uitdrukken: "Scheer je weg,
volk!".
Dijkjes i
We dwarrelen thans een weinig
van hot naar her door de jaren
vijftig en zestig, maar enige klas
sieke anekdotes ter LD-redactie
mogen zeker niet onvermeld blij
ven. Zoals bijvoorbeeld een vroe
gere chef-binnenland die in de
ochtend van 1 februari 1953 met
een ANP-berichtje in de hand op
een sportredacteur afstapte met
de mededeling: "Zeg, er zijn in
Zeeland geloof ik een paar dijk
jes doorgebroken, wil jij daar
eens even naar kijken?". Wel
moet daar eerlijkheidshalve aan
worden toegevoegd dat er later
op de dag, toen de enorme om
vang van de ramp zich begon af
te tekenen, maar liefst drie ver
slaggevers naar de plek des on-
heils afreisden, een tamelijk
uniek gebeuren in die tijd.
En men herinnert zich ook nog een
zeer geliefde, maar niet zo syste
matische hoofdredacteur, die
een stuk over Suriname in de
prullenbak wierp, het er later bij
gebrek aan nieuws weer uitviste
om er uiteindelijk de voorpagina
mee te openen. Over hem doet
ook het verhaal de ronde dat hij
een redacteur - in een ellenlange
telefonische woordenstrijd ge
wikkeld met een lastige abonnee
- na een en ander enige tijd geër
gerd te hebben aangehoord de
hoorn uit handen greep en de
man aan de andere kant van de
lijn toebeet: "Ik nodig u van har
te uit uw abonnement op te zeg
gen".
(Vervolg op pagina 23)