Tuk op een borrel en trouw aan f.) |ttav ii.ii. De Leidse pers door de jaren door Willem Schrama De oude redactie van het Leidsch Dagblad in het begin van de jaren zeventig. Toen nog tweeëntwintig redacteuren. In het nieuwe aangrenzende gebouw werken er thans vijftig. <Foto Dirk Ketting maar liefst van 1928 tot 1939 stand hield, ja, zelfs gratis werd verspreid. Illegale pers In de oorlogsjaren was de illegale pers nergens in het land zo uitge breid en zo goed georganiseerd als in Leiden. Er verschenen ze ker dertig Leidse uitgaven waar onder De Gids, Ik Zal Handha ven, De Vrije Katheder, Herrij zend Nederland, The Home Ser vice, De Bevrijding, Het Invasie- Nieuws, Leidsche Brief, De Na prater en natuurlijk Het Parool en Trouw. In maart 1945 zagen zes van die bladen nog kans te fuseren tot De Vrije Pers. De Nieuwe Leidse Courant was de enige 'echte' Leidse krant die on middellijk na de oorlog weer mocht uitkomen, omdat de NLC reeds in 1941 haar verschijning had moeten beëindigen wegens intrekking van de papiertoewij zing. Een gevolg van het feit dat men zich niet wenste te onder werpen aan bepaalde voorschrif ten van de bezetter. Na de oorlog zou het elke dag op de voorpagi na prijken: Standvastigh is ghe- bleven, mijn hert in tegenspoet. Het Leidsch Dagblad, dat die voor schriften als zovele kranten an ders hanteerde, had de pech dat de bezetter met ingang van 1 ja nuari 1944 een verschijningsver bod uitvaardigde, tenzij het zich akkoord verklaarde met de aan stelling van een nationaal-socia- listische hoofdredacteur. Dit werd in alle toonaarden gewei gerd, zodat het laatste nummer verscheen op 31 december 1943. Een naoorlogse noodwet bepaal de bovendien dat kranten die op 1 januari 1943 nog uitkwamen, in afwachting van een onderzoek voorlopig niet mochten verschij nen. Het LD was als eerste aan de beurt en werd al snel gereha biliteerd. Niemand minder dan de openbare aanklager noemde "de houding van het Leidsch Dagblad een voorbeeld van dë wijze waarop een Nederlandse krant zich in bezettingstijd had behoren te gedragen". Op 1 fe bruari 1946 verscheen het LD Ook de Leidse Courant werd gere habiliteerd, zij het dat de LC pas in 1947 weer mocht verschijnen. Schot hagel» 1908 19831 Dit is het laatste artikel in een serie over kranten in EXTRA ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum van de Nederlandse Dagblad Pers. Eerder verschenen artikelen over de toekomst van de dagbladpers, de GPD, The Times, Le Monde, de pers in Noord- en Latijns Amerika en Neues Deutschland. Wat deed een redacteur in die pe riode van stilstand? Leo,Roozen (79), die in 1923 al? 19-jarige jon geman bij de Leidse Courant in dienst trad en er later vele jaren hoofdredacteur van zou zijn, maakte zijn tijd nuttig met het schrijven van een aantal boek werkjes waaronder "De acht za ligheden van Zoeterwoude" en "Dit is Leiden", welk laatste werkje jarenlang als officieel re latiegeschenk van de gemeente Leiden functioneerde. Roozens enige herinnering uit zijn vooroorlogse journalistieke loop baan is overigens wel het vermel den waard. Bezig aan een repor tage over stropers, moet hij er gens in het midden van de jaren twintig in de Noordwijkse dui nen op een schot hagel zijn ge trakteerd, waarvan enkele kor rels zijn gezicht schampten. De rest doorzeefde zijn hoed, die in die jaren niet gedeclareerd kon worden. Ook een jaquet ("voor als de bisschop kwam") diende de redacteur zelf aan te schaffen. En verder werd in die jaren alles geschreven. Schrijfmachines wa ren zeldzaam. Zelfs de kopij van het persbureau Vaz Diaz (er was nog geen ANP) kwam in de vorm van volgeschreven vellen papier met de trein uit Amsterdam. "Bij gemeenteraadsvergaderingen had je twee bloknotes bij je. Éen voor je aantekeningen en als er dan even een communist aan het woord was, werkte je snel in het andere je aantekeningen uit". Roozen is altijd trouw aan de leer geweest. Zelfs op een openlucht bijeenkomst van de SDAP bij De Burcht stak hij naar eer en gewe ten zijn hand op, toen spreker vroeg wie het er niet mee eens was. "Wat dat betreft: als ik straks de eeuwigheid inga zal me niks voor de voeten worden ge worpen". Fameus is ook zijn trouwe kame raad: een Berini bromfiets, die hij ooit tot hoon van zijn colle ga's tegen het bordes van paleis Soestdijk parkeerde toen konin gin Juliana het college van hoofdredacteuren ontving. Niet trouwen Een man die jarenlang onder hoofdredacteur Roozen werkte is Ton Pieters, 52 nu, en nog al tijd trouw aan zijn Leidse Cou rant. Pieters begon er in 1957, na dat onvrede over werktijden en werkwijze geleid had tot het ver trek van drie LC-redacteuren, onder wie de inmiddels overle den Louis Sinner (lange tijd Al gemeen Dagblad) en Huub Schoondergang (Panorama). Pie ters herinnert zich nog hoe hij het eerste halfjaar wegens ontoe reikende prestaties apart pan een tafeltje in de kamer van de hoofdredacteur werd neerge- plant. "Elke puntkomma moest verantwoord zijn, en alles liep via de hoofdredacteur. Journalis ten behoorden niet te trouwen voor hun dertigste, zei hij dan. Sterker nog: een echte journalist trouwt niet. Ik hoor het nog zo zeggen: Wat doen heren 's avonds als ze niet werken? Stu deren natuurlijk! Je had een de corum op te houden. Een journa list moest uiterst correct gekleed gaan. Een collega die een baard had laten staan werd door de hoofdredacteur naar huis ge stuurd om hem af te scheren. Zelfs geblokte overhemden wa ren al taboe. Ik vond het wel eens verstikkend, dat keurslijf. Dat is nu heel wat beter. En eerlijker". In de herinnering van Ton Pieters doemen ze weer op: "Al die schitterende maar nutteloze plaatselijke vergaderingen van de Katholieke Arbeiders Bewe ging. Allemaal futiliteiten. Als er geen problemen waren, werden ze ter plekke gemaakt. En dan was het de volgende dag: wat heeft hij gezegd? Dan werd er een bekend katholiek bedoeld, maar die man had bijna niets ge zegd. Ja, toch maar doen, klonk het dan. De R.K. Middenstands beweging. Idem dito". Een journalistieke gewoonte die nog dateerde uit de periode van de vorige hoofdredacteur Wil- mer, een man die zo verstrooid moet zijn geweest dat hij op een ochtend - gebogen in en wande lend naar zijn krant plotseling geboeid werd door een overko mend vliegtuig, met het toestel meedraaide en zo een kwartier later al krantelezend weer voor zijn eigen huisdeur belandde. Maar terug naar de naoorlogse ja ren, waarover veel te vertellen valt. Zoals eerder duidelijk werd, had de Leidse bevolking nog lan ge tijd een bont assortiment aan kranten tot haar beschikking, wat vervolgens weer leidde tot een veelkleurig legertje journa listen dat het - getuige tal van uitlatingen in die richting - uit stekend met elkaar kon vinden. Zo herinnert Nico Schrama (58), thans directeur van het week blad De Tijd, zijn Leidse jaren als de mooiste van zijn leven. Schra ma was van 1947 tot 1954 stadsverslaggever bij de Leidse Courant. Zijn werkdag begon in die jaren gewoonlijk met een ronde door de stad, met als vast programmapunt het politierap port. Daarna volgde steevast het dagelijkse kopje koffie met de di verse collegae in restaurant Het Gulden Vlies aan de Breestraat. Een vruchtbare onderbreking van de arbeid, want dan werden er zaken gedaan. Wie leverde wie een doorslagie van wat? Een ge woonte die nog tot diep in de ja ren zestig zou worden gekoes terd, totdat een toenemend con- currentiebesef en een zakelijker journalistieke aanpak er defini tief een einde aan zou maken. Maar voordien lag dat allemaal an ders, vooral omdat de te verrich ten hoeveelheden werk in geen enkele verhouding stonden tot het karige Leidse journalistenbe stand van in totaal zo'n vijftien man. Schrama, destijds de Ben jamin van de vijf man sterke LC- redactie: "Je moest van alles doen. Of het nou binnenlands nieuws was of sport, je werd ge woon in het water gegooid. Er werd ook en detail gevolgd wat er in die stad gebeurde. Geen vergadering of feestavond mocht je missen. Zo liep je ook 's zater dags en 's zondags van alles af. Buurtverenigingen, volkstuin ders, vakbonden en noem maar op. Zelfs de opening van een nieuwe slagerij moest in de krant. En wat zeer zeker uit maakte was of men adverteerde ja of nee. Dan moest je zo'n be richt steevast besluiten met: zie voorts de advertentie van van daag". Kist sigaren Zo kon het gebeuren dat de heren elkaar rijkelijk van doorslagjes voorzagen. Een mens kan ten slotte maar op één plaats aanwe zig zijn. Zelfs waar het vitale ge beurtenissen betrof, werden er deals gesloten. Zoals bijvoor beeld de bijzondere rechtspraak over Leidse oorlogsmisdragin gen in Den Haag, een heel eind weg in die tijd. Welke Leidse krant of editie je er ook op na sloeg, op een enkele zetfout na was de berichtgeving erover ge heel en al dezelfde. Schrama: "Men geneerde zich ook niet om berichten uit landelijke kranten over te nemen, al of niet met bronvermelding. Wij als jon ge garde trachtten die handelwij ze een beetje te veranderen door die dingen door de schrijfmachi ne te halen in plaats van ze uit te knippen. Maar dat vond men ei genlijk een beetje tijdverspilling. Dan werd er van hogerhand ge zegd: dacht je soms dat je beter kon?". Van hinderlijke censuur kan Schrama zich geen schokkende gevallen herinneren. Weliswaar trad de bisschop van Haarlem of ficieel op als censor van de rooms-katholieke pers binnen zijn gebied, maar die taak werd gewoonlijk volbracht met het In het Leidse stadsarchief is die eerste franstalige krant niet meer te vinden. Maar wel de eerste jaargang van de Opregte Leijdse Courant, het eerste nederlands- talige exemplaar dat vanaf 30 maart 1686 tweemaal per week bij een zekere Daniël van Gaas- beeck op het Rapenburg ver scheen. Het blad zou in zijn 216- jarige bestaan (tot 1902) tal van naamsveranderingen ondergaan, wat nogal wat mogelijkheden bood tot spelvariaties van het woordje Leiden. De ij, de y en de i speelden kwistig tikkertje in de logo, alsmede natuurlijk de s en de sch. Zo kende het blad ten tij de van de Franse bezetting zelfs een tweetalige versie, die ge makshalve Gazette de Leidel Leydse Courant heette. Maar na de bevrijding in 1812 werd het onmiddellijk weer Leydse Cou rant, sinds 1824 Leydsche en sinds 1869 Leidsche (inmiddels driemaal per week). Eiken avond Nee, dan het Leidsch Dagblad. Vanaf de oprichting op 1 maart 1860 is die naam nooit meer ge wijzigd. Het LD was overigens het eerste echte dagblad in Lei den. En dat was ook het verkoop argument van oprichter Albertus Willem Sijthoff, die in het eerste nummer uit de doeken deed wat hem bezielde: "Zou er geen be hoefte zijn aan een blad, dat el- ken avond behelsde de Telegrafi sche berigten en Beurstijdingen van Londen, Parijs, Weenen en Amsterdam van denzelfden dag en het meest belangrijke nieuws?". Het LD was aanvankelijk nog con servatief van kleur, totdat goede bedrijfsresultaten rond 1867 de hoofdartikelen in liberale rich ting deden zwenken, met als ge volg een heuse scheuring ter redactie. Hoeveel medewerkers er precies opstapten, is niet meer bekend. Maar in elk geval was één van hen de 'eerste redacteur' A. Montagne Iz., die geschokt door deze koerswijziging het Nieuw Leidsch Dagblad opricht te. Het blad zou slechts zes maanden bestaan. Montagne had zich overigens de moeite kunnen besparen. Al in 1873 keerde het LD terug naar zijn oorspronkelij ke stijl en zou vanaf dat moment het meest gelezen dagblad voor Leiden en omgeving worden. Naast de eerdergenoemde Leid sche Courant (die overigens in geen enkel opzicht familie is van de huidige Leidse Courant) ver schenen er in de loop der jaren in Leiden nog tal van andere perio dieken. Zoals bijvoorbeeld het niet zo Thorbecke-gezinde Week blad van Leyden (1852-1854), het vrijzinnige weekblad Volks belang (1889-1891), De Leide- naar, vrijzinnig blad voor stad en omstreken (1893-1894) en tenslotte het liberale orgaan De Balans (1911—1916), dat in zijn openingsnummer krasse taal spreekt: "Ons komt het voor dat ons Leidsch Dagblad een supple ment behoeft en dat dit democra tisch moet zijn". Na de opheffing zou er lange tijd geen liberale Leidse krant meer verschijnen, totdat Het Vaderland in januari 1959 een Leidse editie het licht deed zien. Bont palet Tot zo ver de bladen die door staat kundig inzicht voor kortere of langere tijd een bestaansrecht hadden. Praten we over levens opvatting of geloofsovertuiging, dan wordt het Leidse krantenpa- let nog aanzienlijk bonter. Zo was er op rooms-katholieke grondslag bijvoorbeeld het Leidsch Weekblad (1879-1885), opgevolgd door de Zuid-Hollan der (1887-1896), en vanaf 1903 zowaar een rooms-katholieke Nieuwe Leidsche Courant, voor kerk en gezin, later omgedoopt in het R.K. Weekblad De Leidsche Courant. En het is dit orgaan dat vanaf 1909 tot op heden als rooms-katholiek dagblad in Lei den en omgeving verschijnt. Op protestants-christelijke grond slag waren er het AR-gezinde weekblad De Hollander (1879), later omgedoopt in Rijn- en IJs- selbode (1889) en niet te vergeten het anti-revolutionaire weekblad De Leidenaar (1905) dat na een handjevol naamsveranderingen uiteindelijk de geboorte zou aan kondigen van "een echt christe lijk dagblad": De Nieuwe Leid sche Courant, waarvan op 29 maart 1913 één nummer ver- scnijnt en vervolgens zeven jaar lang niets. Doch op 1 april 1920, met excuses voor"de vele voor- arbeid", is het dan zo ver: het blad begint dagelijks te verschij nen en zal dat blijven doen tot eind 1973. En nu we toch bezig zijn, kunnen we ook de bladen op socialisti sche grondslag nog wel even noemen. Niet meer dan acht maanden waren het Hollandsch Weekblad (1893) beschoren, vol geschreven door mr. D.A. van Eek, later jarenlang fractievoor zitter van de SDAP in de Leidse gemeenteraad. Later publiceer de hij zijn pennevruchten in het Leidsch Arbeidersblad, een pro pagandablad van de afdeling Leiden van de SDAP, dat met steun van de coöperatie Vooruit Het was een vliesdun krantje: de Gazette de Leijde, opge richt in 1677 en op 23 maart van dat jaar voor het eerst verschenen. Eén velletje ge drukte mededelingen ten be hoeve van franstaligen, onge twijfeld uit Frankrijk verdre ven Hugenoten en hun af stammelingen van wie er op dat moment alleen al in Lei den minstens vijfduizend woonachtig waren. Hoe dan ook: het was de eerste krant die in Leiden verscheen. En naar geschiedkundigen be weren, nog een vermaarde ook. In tegenstelling tot veel andere steden van gelijke grootte heeft Leiden jarenlang de beschikking gehad over een veelkleurige pers. Voor deze speciale gelegenheid doen we eens een boekje open over die pers zelf. De geschiedenis van het Leidse krantenleven,, afgewisseld door opmerkelijke anekdotes. "Jongen, ik geloof dat er in Zeeland een paar dijkjes zijn doorgebroken. Wil jij er even naar kijken?". PAGINA 21 eenmaal per jaar in ontvangst ne men van een riante kist sigaren van directiewege. En daarbij kwam dat er natuurlijk niet zo erg veel te censureren viel. Waar de autoriteit sprak, was weder hoor uit den boze. Nico Schrama herinnert zich bijvoorbeeld het gemeenteraadsgebeuren als "een uitermate gezellige aangelegen heid". Wat de wethouder ook uit spookte, het was allemaal pais en vree. "Het was eigenlijk een bij zonder kleinburgerlijke bedoe ning. Het nieuwe station dat in het begin van de jaren vijftig in gebruik werd genomen, dat was voor ons eigenlijk wereldnieuws. Daar hebben we onze pennen op stukgeschreven. En om nog eens aan te geven hoe klein het eigen lijk was: met Nieuwjaar kregen alle personeelsleden van de Leidse Courant een cadeau. Dat was - schrik niet - een stuk spek. Dat kwam omdat de presi dent-commissaris slager van be roep was. Maar toen hij later werd opgevolgd door een boer die aardappelen verbouwde, werd dat prompt een mud aard appelen". Beatrix Berend ('Beer') van Mourik (75), thans woonachtig in Doetin- chem, vervulde maar liefst 28 jaar het journalistieke metier in Leiden. Met het bovengronds ko men van de verzetsbladen begon zijn schrijfmachine te ratelen ten behoeve van eenieder die er be langstelling voor had. Zo was hij achtereenvolgens correspondent van Trouw, Het Parool, het Alge meen Dagblad en Het Vader land, maar schreef ook kolom men vol in De Prins (thans Tele- Vizier), het damesblad Eva en tal van onderwijsperiodieken. Van Mourik: "Je kwam straatarm de oorlog uit, dus principieel was je niet, als je maar wat verdiende". Niettemin zou de Leidse universi teit in latere jaren zijn belangrijk ste werkterrein worden. Hij kan nog blozen van hoe hij zich sa men met twee andere Leidse col lega's door de Rijks Voorlich- tings Dienst liet inpakken ten tij de van prinses Beatrix' inschrij ving aldaar. De RVD was zo vriendelijk een onderhoud met Hare Koninklijke Hoogheid te arrangeren, op voorwaarde dat er met geen letter over zou worden geschreven. En terwijl de prinses in haar optrekje aan het Rapen burg de heren gewillig een kopje thee inschonk, werd hun te ver staan gegeven dat haar aanwe zigheid in Leiden op geen enkele wijze in de krantekolommen de aandacht mocht krijgen. Van Mourik: "En we gehoorzaam den keurig netjes. Wat jammer was, want ik heb samen met mijn schoonzoon nog eens haar auto aan de praat geholpen. Die sloeg af vlak voor mijn woning aan de Oude Rijn. Dat zou toch een heel leuk plaatje geweest zijn. Maar ook nu weer mondje dicht. We waren wel slaafs hoor. Bij Mar griet ging het idem dito. Toen die in Leiden kwam studeren volgde er een identiek onderhoud: thee en mondje dicht. Aardig was wel toen we vroegen: wat gaat u nou precies studeren? Dat wist ze niet precies, daar moesten we haar secretaresse over raaplegen. Maar al zou je zoiets geschreven hebben, geen krant zou dat in die tijd geplaatst hebben". Geen bier Wie daarover kan meepraten: René Vos (65), die in 1947 als zesde man de redactie van het Leidsch Dagblad kwam versterken. Aan getrokken als sportredacteur, werd hij op de dag van indienst treding naar het kantongerecht (toen nog in de Rembrandtstraat) gestuurd teneinde er een zaak te gen een bakker aan de Lange Mare te verslaan. De verdachte had drie kadetjes als een half witje verkocht, omdat brood nog op de bon was en kadetjes waren dat niet. Vos: "Ik zie die drie ka detjes nog op dat groene laken liggen. En de raadsman een bril jant pleidooi houden om te be wijzen dat die drie kadetjes ei genlijk een half witje waren. Prachtig was dat. Ik heb er bijna de hele nacht over gedaan om er een smeuiig stukje van te maken, maar 's morgens werd driekwart ervan weggestreept omdat die bewuste advocaat niet zo goed lag bij de hoofdredacteur". De toen 29-jarige Vos, die in zijn vorige baan nog vierhonderd gulden bruto per maand verdien de, ging met het betreden van het journalistieke ambt in salaris terug naar driehonderd gulden. Commentaar van de toenmalige directeur: wie ver wil springen moet even terug om een aanloop te nemen. Toen Vos aan het eind van die eerste week ontdekte dat er ook tijdens het weekeinde ge werkt diende te worden, klonk het vanuit de directiekamer al niet anders: dan had je maar geen sportredacteur moeten worden. Vos heeft achteraf nooit spijt gehad van zijn overstap, maar meent wel dat de spanning van het beroep en het altijd maar in touw zijn er in die jaren de oor zaak van waren dat de alcohol meer dan kwistig door het Leid se journalistieke leven sijpelde. "Heren, heren, geen bier vóór vier", zo luidde de beroemd ge worden vermaning van de toen malige LD-hoofdredacteur Jopie Brouwer wanneer hij zijn men sen aanstalten zag maken voor de lunch. Zwarte bladzij Café De Kroon aan de Nieuwe Rijn was in de jaren vijftig voor Leid se journalisten de favoriete plaats om gezamenlijk het glas te heffen. Zozeer zelfs dat een colle ga er nog eens met de armen om de WC-pot in slaap werd aange troffen. Smakelijk is ook de anekdote aangaande een LD-re- dacteur, die op zekere dag tande loos en enigszins glazig de bure len aan de Witte Singel betrad, met het excuus dat zijn gebit in reparatie was. Vervelend was al leen dat een caféhouder uit Lisse zich later op de ochtend telefo nisch met de redactie in verbin ding stelde, mededelend dat er een gebit tussen de telefoonboe ken was gevonden. Maar het kon allemaal nog wilder. In café Aniba aan de Heren straat, ook niet onbemind, leidde een stugge drinkpartij van twee LC-redacteuren op een avond in 1963 tot een zwarte bladzij in de geschiedenis van de Leidse pers. Een stagnerende aanwas van nieuwe abonnees moet er min of meer de oorzaak van zijn ge weest dat één hunner in een black out tot het kordate besluit kwam het toenmalige gebouw van de Leidse Courant aan de Papengracht op maar liefst vier plaatsen in brand te steken. Tij dens een dollemansrit per brom fiets die daarop volgde moesten niet alleen een scooter en enkele winkelruiten het ontgelden, maar werd ook via de brievenbus van het Leidsch Dagblad nog een poging tot brandstichting ge daan. Vervolgens werd op de rijksweg Den Haag-Amsterdam ter hoogte van Oegstgeest om niet nader toegelichte redenen een versperring van rijwielpadte gels opgeworpen, waarna de ge moederen in de Leidse Hout enigszins tot rust kwamen. Hoe wel: de desbetreffende redacteur moet zijn lijkbleke collega daar hebben toegevoegd: "Jij hebt te veel gezien, ik ga je koud ma ken". Waarop laatstgenoemde spoorslags de benen nam en naar verluidt nog juist de aanstormen de brandweer richting Papen- gracht moet hebben horen joe len. Onjuist De schade bleek achteraf nogal mee te vallen (een fikse drukor der alsmede een papiersijmachi- ne moesten worden afgeschre ven), maar dit menselijke drama had uiteraard wel een staartje. De brandstichter kreeg een jaar gevangenisstraf en werd daarna nog enige tijd in een psychiatri sche inrichting verpleegd, doch schijnt het anno 1983 elders in den lande weer zeer goed te ma ken. Restte het probleem: hoe komt dat in de krant? Een po ging tot hoofdredactioneel ge lobby mocht slechts gedeeltelijk baten. De Nieuwe Leidse Cou rant negeerde het verzoek tot niet plaatsen en ging over tot in zo'n geval normale berichtge ving. Het Leidsch Dagblad vol stond met een piepklein bericht je waaruit duidelijk werd dat de brand "door een journalist" was aangestoken. De Leidse Courant ten slotte, zweeg het voorval ge heel dood. Een voor die jaren niet zo vreemde handelwijze, voor wie bedenkt dat ook een inbraak in het toen malige Belastingkantoor aan de Boommarkt (waarbij talloze dos siers in de Rijn belandden) slechts in gedekte termen de Leidse pers haalde. Enorme straatrellen in Leiden-noord en op de Doezastraat rond het door de rechter bekrachtigde ontslag van een frauderende filiaalhou der van melkhandelaar De Geus, werden in het Leidsch Dagblad afgedaan onder het kopje "Poli tie voorkwam onjuiste demon stratie". We schrijven 8 juni 1960. Als op die dag de omvang van de onenigheden de vormen aan neemt van zo ongeveer het groot ste oproer uit de twintigste eeuwse geschiedenis van de Sleutelstad, volgt daags erna een wat groter bericht op een iets op vallender plaats. Daarin wordt melding gemaakt van "raddraai ers" en "opgeschoten straatjeugd" en alras volgt dan het tussenkopje Houdt afstand! waaronder de redactie zich zegt aan te sluiten bij de oproep van de politie "om zich te onthouden van elke vorm van belangstel ling, ook de meest passieve in de rol van toeschouwer". Een om slachtig betoog aangaande het verwerpelijke van demonstreren eindigt met de trefzekere frasen: "Het is een oude waarheid dat waar gehakt wordt, spaanders vallen. In situaties als deze luidt ons welgemeend advies, zowel in het algemeén en in het persoon lijk belang: wees weg!". De toen malige politie-inspecteur Verzij den zou het temidden van de joe lende menigte die dag nog an ders uitdrukken: "Scheer je weg, volk!". Dijkjes i We dwarrelen thans een weinig van hot naar her door de jaren vijftig en zestig, maar enige klas sieke anekdotes ter LD-redactie mogen zeker niet onvermeld blij ven. Zoals bijvoorbeeld een vroe gere chef-binnenland die in de ochtend van 1 februari 1953 met een ANP-berichtje in de hand op een sportredacteur afstapte met de mededeling: "Zeg, er zijn in Zeeland geloof ik een paar dijk jes doorgebroken, wil jij daar eens even naar kijken?". Wel moet daar eerlijkheidshalve aan worden toegevoegd dat er later op de dag, toen de enorme om vang van de ramp zich begon af te tekenen, maar liefst drie ver slaggevers naar de plek des on- heils afreisden, een tamelijk uniek gebeuren in die tijd. En men herinnert zich ook nog een zeer geliefde, maar niet zo syste matische hoofdredacteur, die een stuk over Suriname in de prullenbak wierp, het er later bij gebrek aan nieuws weer uitviste om er uiteindelijk de voorpagina mee te openen. Over hem doet ook het verhaal de ronde dat hij een redacteur - in een ellenlange telefonische woordenstrijd ge wikkeld met een lastige abonnee - na een en ander enige tijd geër gerd te hebben aangehoord de hoorn uit handen greep en de man aan de andere kant van de lijn toebeet: "Ik nodig u van har te uit uw abonnement op te zeg gen". (Vervolg op pagina 23)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 21