pijpen
van de
federatie
Dansen
naar de
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1983
PAGINA 17
Alphen over. Coolen: "Stijldansen
is nu eenmaal in de mode, en de
beunhazen haken daar lekker op
in. Ze pakken de klanten links en
rechts van je af. Ze huren een
zaaltje, hangen wat affiches op en
hup, de dansschool is geboren".
Cools denkt dat het kwaad zichzelf
wel zal uitroeien. "Om van dit vak
een dagtaak te maken heb je heel
wat meer nodig dan alleen een
zaaltje".
Dat het publiek voor een foxtrot en
een cha-cha-cha bij vakmensen
moet zijn dient er volgens de
dansleraren-organisaties te
worden ingepompt. Eenvoudig is
dat niet. Naar oer-Nederlands
gebruik telde ons land in vroeger
jaren maar liefst acht
dansleraren-bonden. Pas na de
oorlog kwam men tot de conclusie
"dat er geen katholieke en
hervormde pasjes bestonden",
zoals bestuurslid Carel Wensink
van de NBD het treffend uitdrukt.
Vervolgens werd dat aantal
teruggebracht tot twee. Dat was al
een hele stap in de goede richting,
maar de aanwezigheid van twee
organisaties bleef toch een bron
van tweespalt. Voor het eerst
zullen de Nederlandse Bond van
Dansleraren en de Nederlandse
Vereniging van Dansleraren dit
seizoen de handen ineen gaan
slaan. Een gezamenlijke
advertentiecampagne op radio, tv
en in de dag- en weekbladen is
daarvan het eerste zichtbare
resultaat. Samenwerking tussen de
beide zusterorganisaties moet er
ook komen op het gebied van de
opleiding.
Nieuwe naam
Probleem is: die samenwerking
heeft weer een nieuwe naam
opgeleverd, de genoemde
Federatie van Dansleraren
Organisaties. NBD, NVD, nu weer
FDO, het zijn allemaal
verwarrende termen voor het
publiek. En daarin zit 'm volgens
de Leidse leraar Alphenaar de
kneep. "Eenheid is prachtig hoor",
wil hfj voorop stellen, "maar we
hebben jarenlang geprobeerd die
naam NBD er in te hameren. Nu
zijn die letters redelijk bekend, en
dan moet die naam ineens weer
veranderen. Zonde van al die tijd
en moeite dus".
Zijn collega's uiten zich in iets
gematigder termen: ja, ze achten
uniformiteit het machtigste wapen
tegen de beunhazen. Nee, ze
vinden het geeri van allen leuk dat
het publiek met weer een nieuwe
naam wordt geconfronteerd. Maar
een naamsverandering is niet te
vermijden, zo'n nieuwe naam moet
groeien. En wat ze bij die federatie
verder verzinnen?
Nieuwenhuijzen vat de koe
krachtig bij de horens: "We zijn
hier in deze regio niet eens in staat
om samen te werken. Zo mochten
mijn leerlingen tot voor kort op
vrije dansavonden twee van de vier
scholen in Leiden niet in. Dus laat
staan dat die samenwerking
De Leidse dansleraar Nieuwenhuijzen: er gaat niets boven
De erkende dansscholen in ons
land zullen dit seizoen hun
beste beentje voorzetten. Stap
voor stap willen de
danslerarenorganisaties
eenheid creëren op het gebied
van de opleiding van de leraren
en het te bieden
lesprogramma. Altijd gedacht
dat een foxtrot een foxtrot was
en een tango een tango. Dat
alle passen van ballroom- en
Latijnsamerikaanse dansen
waren vastgelegd. Dat blijkt
dus niet zo te zijn.
Moedigt de ene dansschoolhouder
zijn mannelijke leerlingen aan de
dans met de linkervoet in te zetten,
een andere collega zal ze inprenten
vooral rechts te beginnen. Dat
schept verwarring bij partners die
op verschillende scholen les
hebben gehad en die zich tijdens
een feestje samen op de dansvloer
wagen. Dansen is op zo'n moment
immers geen plezier voor twee. En
om dat plezier is het de vier- tot
vijfhonderdduizend Nederlanders
die zich wekelijks op de les vloer
wagen toch begonnen.
Vandaar dat de Nederlandse Bond
van Dansleraren en de
Nederlandse Vereniging van
Dansleraren de handen ineen
slaan. Zij hebben inmiddels een
organisatie, de Federatie van
Dansleraren Organisaties (FDO), in
het leven geroepen. Daarin past
ook het streven om middels deze
FDO de rijen voor beunhazen te
sluiten. De erkende dansscholen in
dit land - het zijn er zo'n 400
derven jaarlijks meer dan 10
miljoen gulden aan inkomsten
door hobbyisten, die in
achterafzaaltjes de foxtrot en de
tango niet zelden foutief doceren.
Wat de erkende organisaties
betreft, worden de beunhazen in
de toekomst gedegradeerd tot
muurbloempjes. Met dat streven
kunnen de dansschoolhouders in
deze regio zich gloeiend verenigen.
Maar wat dat benenwerk betreft:
dat maken ze zélf wel uit, zo leert
een rondedans langs een aantal
scholen in Alphen, Leiden,
Leiderdorp en Katwijk.
Wachten
Al enkele gure septemberavonden
zit het dansechtpaar Ruud en
Chiena van der Helm in het
Katwijkse Tripodia te wachten op
inschrijvingen voor de nieuwe
danscursus, die volgende week
moet beginnen. Tientallen keren
veert het echtpaar op als het
mensen ziet langslopen. Maar de
meeste Katwijkers lopen hun zaal
voorbij, op weg naar de
drukbezette les die een paar
deuren verder voor een habbekrats
wordt gegeven door wat de FDO
een 'beunhaas' noemt.
De Nieuwvennepse Chiena van der
Helm: "Ja, dan zitje wel even wat
weg te slikken. Iedere keer denk
je: ha, daar komen klanten, maar
nee, dan komen ze voor een
ander".
Haar man: "En je kunt er niet
tegen op concurreren. Zo'n
amateur-leraar hoeft de volle
zaalhuur niet te betalen. Hij geeft
de zaaleigenaar een paar kwartjes
per leerling. Maar wij moeten het
volle pond wel neerleggen, of er nu
twee of twintig leerlingen per
avond zijn. Bij ons kost een les nog
geen zes gulden, dat is echt niet
veel. Maar daar betalen ze een
rijksdaalder".
Niet beschermd*—
Als beginnende dansstudio
ondervindt het echtpaar Van der
Helm overduidelijk hinder van het
verschijnsel beunhaas dat in het
Katwijkse Tripodia of in
wijkgebouw De Wiek zijn slag
slaat. Hoewel, een beunhaas kun je
zo'n concurrent eigenlijk niet
noemen. Het beroep van
dansleraar is onbeschermd. Naar
de letter van de grondwet staat het
iedere Nederlander vrij om
onderwijs te geven, ook degene die
het aan papieren en diploma's
ontbreekt. In tientallen club- en
buurthuizen en bij
sportverenigingen in deze regio
worden dan ook driftig pasjes
voorgedanst door mensen voor wie
het stijldansen een leuke
schnabbel is.
Ruud en Chiena van der Helm
houden desondanks vol. Ze hopen
en verwachten dat kwaliteit
uiteindelijk toch wel wint.
"Voorlopig mogen we blij zijn als
we uit de kosten komen. Maar op
een gegeven moment zullen de
mensen het verschil tussen
FDO-dansscholen en beunhazen
echt wel gaan inzien".
Er valt inderdaad het nodige voor
te zeggen om les te nemen bij zo'n
FDO-dansschool. Iedere bij deze
organisatie aangesloten leraar
wordt jaarlijks gedurende drie
studiedagen bijgeschoold. Behalve
een gezellig en goed uitgerust
danscentrum biedt de echte
dansschool de leerlingen vrije
dansavonden, waarop het geleerde
in praktijk kan worden gebracht.
Het zogeheten afdansen een
mijlpaal voor menige zwoegende
leerLing geschiedt onder
toeziend oog van een
FDO-vertegenwoordiger. Het
brons, zilver of goud dat er te
behalen vglt heeft een wettelijk
erkende glans. De diploma's die
leerlingen van niet erkende
dansscholen ontvangen zijn
daarmee vergeleken eigenlijk
waardeloze vodjes papier.
Geen waarde
De Leidse dansleraar J. Alphenaar:
"Toch trappen er nog altijd
mensen in. Dan denken ze dat zo'n
papiertje aantoont dat ze iets
presteren op stijldansgebied. Wat
ze niet weten is dat zo'n examen is
afgenomen door iemand die er
echt geen verstand van heeft en dat
dit diploma geen enkele waarde
heeft. Als een erkende dansschool
een medal-test organiseert komt er
een collega uit een andere plaats
jureren, terwijl het FDO-diploma
wel degelijk erkend is".
Alphenaar struikelt regelmatig
over danslustigen die zich bij hem
Advertentie in de dagbladen: nog
nooit zo eensgezind.
aanmelden en meteen naar een
vervolgcursus willen overstappen,
'want we hebben al eens ergens
dansles gehad'. Alphenaar: "Dan
laat ik ze een stukje voordansen en
dan zie je toch dingen... Ik vraag
dan of ze wel bij een echte
FDO-dansschool les hebben
gehad. Meestal is het antwoord
ontkennend. Ze hebben dan gelest
bij één of andere vereniging, zelf
weten de mensen niet eens meer
wat voor vereniging dat was. Ik zeg
dan: als u schoenen koopt, gaat u
dan naar de kapper?"
Alphenaar hij leidt het
gelijknamige dansinstituut aan het
Leidse Steenschuur trekt zich
weinig aan van de beunhazerij die
in zijn vak zo welig tiert. "De
mensen komen er immers vanzelf
op terug? Maar voordat het zo ver
is zijn ze wel mooi in de boot
genomen".
Waarbij de bonafide dansleraren
deze mensen indirect nog hebben
helpen instappen ook. Want, zo
verwoordt de Leidse
dansschoolhouder
Nieuwenhuyzen het probleem: "Je
kweekt in feite je eigen
beunhazen...". Nieuwenhuijzen
schetst het gegeven van de
leerling, die na een X-aantal jaren
het gevoel heeft volleerd te zijn. De
dansleraar wordt op dat moment in
zijn ogen een zakkenvuller. En
zakken vullen, dat wil de
geroutineerde leerling ook wel.
Een uurtje hier en daar lesgeven in
een buurt- of clubhuis wordt dan
erg aanlokkelijk.
Doodsteek
Nieuwenhuijzen: "Ik heb het toch
zelf meegemaakt? Stond ik in het
Elisabeth-ziekenhuis, zag ik daar
een affiche hangen waarin een
leerling van mij mensen opriep
naar zijn lessen te komen. Ja, die
leerling heb ik er natuurlijk
meteen uitgegooid. Als ik zoiets
merk geef ik die naam ook direct
door aan mijn collega's, zodat zo'n
leerling het dansen wel kan
afschrijven. Want hoewel ik ervan
overtuigd blijf dat wy onze
accommodatie, die de sfeer van
een ontmoetingscentrum heeft,
mee hebben denk ik dat malafide
leraren de doodsteek voor ons
zijn".
Huiverig staat ook zijn Alphense
collega Harry Cools tegenover
malafide collega's. Volgens hem
struikel je er in de dorpen rond
Ooit kende ons land katholieke, hervormde en gereformeerde danspasjes. Dat kwam door een
veelheid aan dansbonden van allerlei signatuur. Maar nu de vrije jongens in deze branche een
belangrijk deel van hun inkomens wegsnoepen, sluiten de erkende dansleraren de rijen en maken
van die gelegenheid tevens gebruik om een beetje eenheid aan te brengen in het dansonderricht. Zo
hoort een man links te beginnen en niet rechts, anders wordt zo'n dansvloer een slagveld. Een
quick-step langs de plotseling zeer eensgezinde erkende dansscholen in de regio. "Als u schoenen
koopt, gaat u dan naar de kapper?"
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
door Miep Hoenson
dat een samba een samba is, en een
tango een tango, de iets
gevorderde leerling weet wel beter
De foxtrot die je tijdens de
allereerste les leert zit heel wat
simpeler in elkaar dan de foxtrot
van het tweede lesjaar.
Standaard
Dat zit 'm hierin: elke dans, of het
nu de tango, de foxtrot, de jive, de
rumba of de Engelse wals is,
bestaat uit zo'n 25
gestandaardiseerde figuren. Deze
figuren zijn over de hele wereld
bekend. Tot zo ver wel standaard
De beginnende leerling wordt
echter niet direct met die 25
figuren per dans geconfronteerd.
Dat zou voor de debutant veel te
ingewikkeld worden. Elke
dansleraar pikt uit een dans die
figuren die hem goeddunken. Het
zou stomtoevallig zijn als hij
precies dezelfde draaien en pasjes
zou gebruiken als een collega.
Die kleine onderlinge verschillen
worden in de toekomst
waarschijnlijk wel weer
gecorrigeerd. De FDO zit ook
achter een uniform medal-test
programma aan. De leerling van
dansschool A die voor brons
opkomt dient in het vervolg
dezelfde pasjes en draaien te
kunnen beheersen als die van
dansschool B.
En tenslotte is het de bedoeling
van de FDO dat de danswereld
strengere eisen en voorwaarden
aan de opleiding gaat stellen. Het
theoretisch gedeelte van de
dansopleiding (o.m. bedrijfskunde,
anatomie, muziek en
dansgeschiedenis) moet voortaan
worden gevolgd aan de
Rotterdamse Dansacademie. Het
praktische gedeelte kan worden
geleerd bij enkele geselecteerde
dansscholen in den lande. In de
verdere toekomst wil de FDO een
centraal opleidingsinstituut gaan
stichten.
Lijkt de hele organisatie achter
zo'n volksvermaak als stijldansen
wat ingewikkeld, de ondervraagde
dansleraren uit deze regio zullen er
geen nacht van wakker liggen.
Over slapeloosheid zullen ze toch
al niet te klagen hebben: zonder
uitzondering melden ze wekelijks
een dikke 80 uur in touw te zijn.
(Nieuwenhuijzen: "Het is gewoon
een rotberoep. Maar je bent er aan
verslaafd. Anders zou je zo'n lange
werkweek ook niet volhouden").
Twee kanten—a
De Leiderdorpse dansleraar Karei
van der Linden is eveneens de
eerste om zijn beroep te
relativeren. De man die ten
behoeve van zijn beroep aan
ballettraining doet, choreografieën
verzorgt en lyrisch in termen van
show en bewegen praat, merkt op:
"Stijldansen is eigenlijk heel
simpel. Je kunt maar twee kanten
op draaien: links of rechtsom".
Maar zelfs dat kan op de dansvloer
heel wat verwarring opleveren.
landelijk goed van de grond
komt".
Het moge duidelijk zijn:
ogenschijnlijk mag de landelijke
samenwerking een stap in de
goede richting zijn, onderling
heerst er nog grote verdeeldheid.
Dat blijkt al als de leraren wordt
gevraagd of ze het met veel
bombarie gelanceerde nieuwe
FDO-voorschrift (elke dans begint
voor de man met het linkerbeen)
zullen opvolgen. Die regel heeft in
deze regio geen been om op te
staan.
Alphenaar piekert er bijvoorbeeld
niet over. "Ik heb krijgsraad
gehouden met mijn vrouw, zoon en
schoonzoon. Unaniem waren we
van mening datje iets dat
ingeburgerd is niet moet
veranderen. De heren beginnen bij
mij al jaren rechts, met
uitzondering van de tango. Moet ik
die mensen nu ineens gaan
vertellen dat ze dienen om te
schakelen? Dan voelen de mensen
zich toch beduveld? Nee hoor,
iedereen is in z'n eigen zaak vrij om
te doen en laten wat hij zelf wil, en
ik houd het gewoon bij het
rechterbeen".
Tweebenig
Nieuwenhuijzen ontduikt het
dilemma op een heel andere
manier: hij maakt zijn leerlingen
'tweebenig'. Volgens hem is het
niet zo moeilijk om de meer
geroutineerde leerlingen het trucje
bij te brengen hoe ze zowel met het
linker- als met het rechterbeen
kunnen beginnen.
Anderen laten de mannelijke
danslustigen traditiegetrouw ook
dit seizoen weer met het
rechterbeen beginnen. Vrijwel
iedereen is van de noodzaak van
uniformiteit overtuigd, maar het
zetten van de eerste stap kost heel
wat moeite.
FDO—bestuurslid Wensink blijft,
in weerwil van de gerezen
praktische bezwaren, stéén op zo'n
bindende afspraak. "Vooral bij de
huis tuin en keuken dansen, zoals
de quick-step, is het een eerste
vereiste. Zestig procent van alle
dansen op bruiloften en partijen
bestaat uit die quick-step. Als je je
dan niet aan afspraken houdt,
mondt zo'n bruiloft al spoedig uit
in een slagveld. En dat kan toch
nooit de bedoeling zijn geweest
van een trouwerij.."
De Alphense leraar Cools
relativeert dergelijke gedachten
onmiddellijk: "U moet aan dat
been ook weer niet teveel waarde
hechten. Voor een heleboel
leerlingen telt dit probleem niet.
De echte liefhebbers dansen
vrijwel altijd met dezelfde partner
en bij de eigen dansschool. Want
ook om buiten de les goed te
kunnen dansen kun je alleen maar
bij een dansschool terecht. Maakt
u wel eens een feestje mee waar de
mensen behalve de geijkte foxtrot
ook een rumba, een samba of een
cha-cha-cha dansen? Nee toch?"
Zal er van dit voorschrift in de
Leidse en Alphense regio weinig
terecht komen, van een uniform
dansprogramma kan
waarschijnlijk ook nooit en te
nimmer sprake zijn. Denkt de leek
Eenheid in het onderricht, anders wordt het een rommeltje.