c 3 'Heere Godfriedsleen blijft eeuwig bestaan' Precieze jaar stichten van leen niet bekend Middeleeuwse instelling in Friesland bloeit nog volop ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1983 Extra PAGINA 19 'We zijn geen chique NV die van tevoren alle stukken rondstuurt'. De burgemees ter van Franekeradeel zet even de puntjes op de i, voor dat de collatoren van het Heere Godfrieds- of Sint Jans en daarmee verbonden Heere Gerrits of Klein Leen onder Ried en Burgwerd boos zouden kunnen worden over de bescheiden, schrifte lijke voorbereiding van hun vergadering. Op een van die zeldzaam mooie zomerdagen van eind augus tus zijn van heinde en verre toch zeker weer zo'n vijftig mede-landgenoten naar het Friese stadje Franeker geto gen, en al die inspanning is ten behoeve van het leen. Waarom is het nieuwe materieel van de Spoorwegen op het tra ject Leeuwarden-Harlingen trou wens uitgerust met dat afschu welijke rookglas, zodat je maar moet raden hoe groen de weide is en hoe blauw de hemel? En het befaamde zwart-bonte vee ziet er op deze manier flets uit, in saaie tinten grijs. In de sfeervolle maar warme verga derzaal onder de zoldering van het gemeentehuis van Franeke radeel, daterend van vermoede lijk 1498, lijkt het wijde Friese land die hele middag ver weg, behalve wanneer de gedachten verwijlen bij een van de bezittin gen van het leen, de boerderij met dertig hectaren grond in Ried. De vergadering, in toege wijde ernst bijeen, buigt zich over grote zaken en dient in één moeite door het goede doel. Met een geschiedenis die teruggaat tot de vroege middeleeuwen be staan er tot op de dag vandaag nog zo'n dertig lenen in Fries land, waarvan het Heere God- frieds-enzovoort-leën zeker niet de minst passieve is. De afstam melingen van de stichters van dit leen komen, hoe duister die af stamming verder ook moge zijn, nog regelmatig bij elkaar om zich te buigen over het reilen en zei len van hun gemeenschappelijke erfgoed. Dat woord erfgoed zou intussen gemakkelijk tot misver standen kunnen leiden, want de deelhebbers in het leen, de zoge naamde collatoren, zijn noch erf genamen van het leen noch be zitten zij de roerende of onroe rende goederen die bij het leen behoren. De eenvoudige vraag: Van wie zijn die bezittingen kent een eenvoudig antwoord: Van niemand. En dat is een idee waar sommigen maar moeilijk aan kunnen wennen. Bezittingen zijn soms zo tastbaar, zie de boer derij in Ried, en toch is het van niemand. Wanneer er wordt gedelibereerd over de besteding van de op brengsten van het leen, is menig collator geneigd deze werkelijk heid af en toe even uit het oog te verliezen. Pensie De vrome stichters van de lenen ('Heere Godfried' gaat terug op Taeke of Haye Godsvriend, ver moedelijk anno Domini .1205) wilden de vruchten van hun aardse goederen tot in het zo veelste geslacht graag besteed zien aan de'studium theologi- cum'. Met een bescheiden stu dietoelage uit de opbrengst van het leen, een zogenaamde 'pen sie', zouden kinderen van de na zaten dus voor priester kunnen studeren. Na de 'verlossing' van de Spanjaarden, na 1580, werden uit de opbrengsten van de lenen echter allengs ook 'pensies' ver strekt voor meer wereldlijke stu dies. De lenen mogen eeuwig lij ken, om de zoveel honderd jaar vergt de veranderende maat schappelijke en politieke werkelijkheid een aanpassing van de regels. Zo ook dit maal. De laatste anderhalve eeuw was het allemaal aardig, zij het nogal omslachtig geregeld. Er lagen in ieder geval enkele Koninklijke Besluiten op grond waarvan de verschillende partijen wisten hoe het leen ordentelijk te behe ren. Voor de juridische fijnproe vers die het even willen nagaan, zie de KB's van 26 december 1818, Staatsblad 48, van 2 decem ber 1823, Staatsblad 49 en van 12 februari 1829, Staatsblad 3. Maar deze juridische basis die zo lang heeft volstaan, is komen te vervallen met het in werking tre den van boek 2 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek op 26 juli 1976. Artikel 58 van de Over gangswet bepaalt: lenen zijn stichtingen. Dat betekent dat er een stichtingsbestuur en statu ten moeten komen. Volgens de Koninklijke Besluiten uit het begin van de negentiende eeuw beschikte het leen, hoewel geen stichting, overigens wel de gelijk over een reglement en over een bestuur, een eerbiedwaardig college dat onderworpen is aan een drievoudige controle. In de eerste plaats zijn er de proviso ren, de meest nabije toezichthou ders. In Franekeradeel zijn dat burgemeester en wethouders. Wat doet een bonte verzameling landgenoten op een mooie, warme zomermiddag in het gemeentehuis van Franekeradeel? Zij vergaderen over het Heere Godfrieds- of Sint Jans en daarmee verbonden Heere Gerrits of Klein Leen onder Ried en Burg- werd. Dat is een hele mond vol, maar het gaat wel over een instituut dat al ruim zeven eeuwen bestaat. Onze redacteur J.W.E. Metselaar mocht erbij zijn en werd geconfron teerd met de vraag van de vergankelijkheid der dingen gezien in het licht van de eeuwigheid. door J.W.E. Metselaar Boerderij te Ried, Dongjumerweg Deze worden op hun beurt op de vingers gekeken door Gedepu teerde Staten en uiteindelijk ligt het laatste en hoogste toezicht bij de minister. Na het gewone, da gelijkse bestuur volgen er der halve nog drie bestuurslagen die zich met de lenen kunnen be moeien, met minder doen we het gewoon niet in ons land. Bestuur In Franekeradeel wordt het be stuur van het leen bemand door enkele aanzienlijke burgers uit de streek, door een apotheker, een gynaecologe en een here- boer. Als provisor, de eerste con troleur te velde als het ware, kan de burgemeester van Franekera deel, mr.S.J. Hartkamp, de ver gadering der collatoren leiden als een betrekkelijke buiten staander. Hij is zelf geen collator, evenmin als de bestuurleden dat zijn, maar hij is wel een degelijke schakel in de controle-keten. Bo vendien is hij doorkneed in de juridische finesses van een en ander, terwijl zijn ambtenaren, zoals bij voorbeeld de immer vriendelijke en uiterst behulpza me ambtenaar ter secretarie J. Olivier, in de loop der jaren ve le uren allerlei administratieve hand- en spandiensten hebben verleend ten behoeve van het leen. Er zit derhalve, samen met het bestuur, de nodige expertise achter de tafel, en laten we ken nis terzake van de verzamelde collatoren ook niet uitvlakken. (Went het trouwens al een beetje, al die nieuwe, eeuwenoude ter men?) Discussie Met het oude, vertrouwde regle ment op tafel storten de collato ren zich in een discussie over de preciese inhoud van de nieuwe concept-statuten. Er kan uiter aard geen sprake van zijn dat de collatoren zelf die statuten zou den vaststellen, nee .stel je voor. Dat is en blijft een taak van het bestuur van het leen, pardon van de stichting die het leen beheert. Maar burgemeester Hartkamp maakt duidelijk dat het bestuur desalniettemin graag de mening van de vergadering verneemt. Drie kernvragen stelt hij aan de orde: a) moeten de 'pensies' alleen wor den begeven aan jonge mensen, bij voorkeur uit het geslacht der stichters, zoals wordt gesteld in artikel 2 van. het regelement? (nota bene, er is hier geen sprake van een tik-of zetfout, een pensie wordt inderdaad begeven, en niet gewoon toegekend). De bur gemeester- annex-provisor zal zich geen enkele maal vergissen, hij kent zijn tale. b) moeten de pensies ook worden begeven (ziet u wel, het went al) ten behoeve van het niet-univer- sitaire onderwijs, zoals bijvoor beeld het hoger beroepsonder wijs? c) hoe moet het nieuwe bestuur van het leen worden samenge steld en is daarin ook plaats (of juist niet) voor de collatoren? De gepensioneerde ambtenaar van de provinciale griffie in Leeu warden, D.Beeksma, is zo vrien delijk geweest een fors pakket concept-statuten te ontwerpen, die hij, bescheiden en vriende lijk, aanreikt aan de collatoren. Even ziet het er naar uit dat de arme Beeksma een soort kop van Jut wordt, want in een eerste reactie laat de vergadering wei nig heel van de vrucht van zijn ijver. Maar taktisch optreden van de voorzitter brengt gelukkig wat rust in de vergadering en ook waardering voor de eerste opzet van de concept-statuten. Na enkele inleidende schermut- Als toegift op de vergadering van collatoren, die hooguit één maal in de twee jaar bij elkaar komt, geeft P. Landman enkele bijzonderheden over de lange en dikwijls nog duistere geschiedenis van het leen. Zelf is Landman geen collator van het leen, maar is hij er door geboeid geraakt via zijn vrouw die wel die extra kwaliteit bezit. Ook uw verslaggever kon slechts aanwezig zijn in Franeker omdat de ouders van zijn echtgenote zo attent zijn geweest hun eigen collatorschap door te geven aan hun dochter. Voorlopig gaan Landmans inlichtingen niet verder terug dan tot het jaar 1506, maar er zijn families onder de collatoren die hun eigen afstamming tot dat jaar hebben weten te traceren. Er bestaat nog wel een beroemde oorkonde uit het jaar 1205, gesteld in het Oud-Fries, maar bij de deskundigen rijst grote twijfel over de juiste datering van dit stuk. Landman heeft in ieder geval een taalgeleerde gesproken die het uitgesloten acht dat het Oud-Fries van deze oorkonde teruggaat tot het begin van de dertiende eeuw. Het stuk zou zeker honderd tot honderdvijftig jaar ouder zijn. Voor de amateur-historicus Landman is dat allemaal niet na te gaan, en hij geeft het maar door voor wat het waard is. Stichter Een van de stichters van het leen zou in ieder geval wel ene Focco Hummama zijn, maar over het preciese jaar is geen uitsluitsel te geven. Het Heere Gerrits of Klein leen, op enig moment in de geschiedenis 'gefuseerd' met het Heere Godfriedsleen, is vry duidelijk te traceren tot heer Gerrit, pastoor te Bozum. Dit meldt althans een sententie van 27 oktober 1659. Door de eeuwen heen, zo vertelt Landman, zijn er veel conflicten geweest over de 'begeving' van de pensies, en menigmaal zijn die kwesties tot voor de rechter uitgevochten. Geen wonder dat het huidige pestuur zich die narigheid nu niet opnieuw op de hals wil halen. Het woord 'collator' gaat terug tot de tijd van Karei de Grote en het zogenaamde collatierecht. De afstammelingen van de stichters van een leen kregen toen het recht om een priester voor te dragen voor benoeming, een priester die dan in de kapellen en kerken op het leen de liturgische diensten zou verrichten. Kom daar vandaag de dag eens om. Een provinciale archivaris-bibliothecaris in Leeuwarden, G.Colmjon, heeft in 1881 nog eens een overzicht samengesteld van de verschillende Friese lenen. Omdat het collatierecht aan directe verwanten kan worden overgedragen, zijn sommigen trouwens lid van meerdere lenen, bijvoorbeeld van een van de vier Bolswarder lenen. Daarom kreeg de vergadering in Franeker nog een goede tip van de burgemeester van Franekeradeel: 'Zou u daar ook eens kunnen gaan vergaderen'. Foto.Gerard Bakker selingen verloopt het peilen der meningen uiteindelijk nog vrij vlot, wat resulteert in een aantal aanbevelingen: a) De kring der beneficianten (een laatste ingewikkeld woord, maar dat zijn de jongelieden aan wie een pensie wordt begeven) blijft beperkt tot de kring der directe verwanten. b) De pensies mogen ook worden gebruikt voor andere studies dan de universitaire, maar dan wel beperkt tot het hoger beroepson derwijs, want anders is het einde zoek. c) De kwestie van de gewenste sa menstelling van het bestuur lag even moeilijk, maar ook dat kan worden geregeld als de invloed van de collatoren maar wordt versterkt. De roep om democrati sering, om inspraak en medezeg genschap op alle niveaus, is ook hier doorgedrongen. Hoe een en ander precies in het vat gegoten moet worden, is echter nog even de vraag. De suggestie om zelfs nog een adviesraad van collatoren in het leven te roepen, wordt door de burgemeester met kracht ontraden, nadat hij eerder had geprobeerd het eenvoudig af te wimpelen. Maar zijn waar schuwing dat de lak soms duur der is dan de brief, bleek zowaar te werken. Overigens was de kous daarmee niet af, want na een korte schorsing van de ver gadering werd uiteindelijk beslo ten dat een werkgroep de con cept-statuten nader zal uitwer ken. Op uitdrukkelijk verzoek van de vergadering zitten in deze werkgroep ook enige collatoren, onder wie een kandidaat-notaris, die er op moeten toezien dat de werkelijk belanghebbenden, de collatoren en hun directe ver wanten, een grotere invloed krij gen op het bestuur. Overigens streeft niemand naar een over wicht van de collatoren, want een zo ver gaande democratise ring zou licht tot misbruik of tot de verleiding van misbruik kun nen leiden. En dat zou toch strij dig zijn met de nobele bedoelin gen van alle betrokkenen. In de jongste geschiedenis van hel leen, nog voordat er een deugde lijk systeem van studiefinancie ring van rijkswege bestond, schijnt het te zijn voorgekomen dat er mannetjes langs de deur kwamen die voor een gulden een stem kochten van de collator, zo dat bij het begeven van de pen sies de kaarten al waren ge schud. Of deze achterklap op waarheid berust laat men nu lie ver rusten, het komt er nu op aan dat alles zo eerlijk mogelijk wordt geregeld. Binnen het bestek van een paar uur slaagt een stel vergadertij gers er in de hele zaak bevredi gend af te wikkelen. De allerlief ste dame die er bij voortduring echt niets van begrijpt, wordt vriendelijk doch beslist bij de les geroepen: 'Mevrouw, wilt u even luisteren, anders hebt u straks weer een vraag'. Maar waar gaat het nu helemaal om? Zijn we geen getuige van een surrealistisch toneelstuk met een aantal getalenteerde ama teurs die heilig geloven in hun rol? Vier ton De bezittingen van het leen doen anders vermoeden. De boerderij in Ried vertegenwoordigt, ver pacht en al, toch zeker een waaf^ de van vier ton, maar het rende ment van verpacht onroerend goed is niet bijster hoog, zo'n 1,75 tot 2 procent. Dat valt wel even tegen voor wie gewend is aan leningen in Amerikaanse dollars. Deze lage percentages maken sommigen dan ook ach-' terdochtig, maar vanachter de bestuurstafel rekent J.Ooster- baan, boer te Peins, met een ver gevingsgezinde glimlach om de mond even voor, dat er ook nog de nodige onkosten zijn, zoals de waterschapslasten en de brand verzekering. Met een aantal spaarbankboekjes in een verras sende variëteit schiet er jaarlijks, na aftrek van alle kosten, meestal ruim tienduizend gulden over waarvan dan de pensies kunnen worden begeven. Even de preciese bedragen: in 1980 werd er voor de pensies 11.250 begeven, in 1981 was dat 10.000 en vorig jaar 15.275, een vet jaar derhalve. Van dit laatste bedrag werden vier beneficianten be dacht die allen een universitaire studie volgen, te weten wiskun de, rechten/economie, biologie en natuur- en scheikunde. Deze gelukkigen die in de prijzen zijn gevallen, hebben wel de plicht op zich genomen het bestuur van het leen regelmatig op de hoogte te houden van hun vorderingen met de studie. Dat is geen loze regel, want in een van de jaarver slagen staat achter de naam van een beneficiant het harde be sluit: 'tweemaal gezakt, pensie ingetrokken'. De bestuurders zit ten er waarachtig niet voor spek en bonen. Overgangsfase Op weg naar de definitieve vorm van een stichting met heuse sta tuten verkeert het leen voor de zoveelste keer in zijn langdurige en roerige ge schiedenis in een overgangsfase, maar dat onderstreept slechts de noodzaak van de vergadering op die mooie zomerse dag. Het ver gaderen voorziet bovendien in een dringende behoefte bij de collatoren, de geschiedenis komt tot leven en de gemeenschappe lijke afstamming speelt een moeilijk te omschrijven rol. Wanneer de burgemeester, de bui tenstaander, in een onbewaakt ogenblik al te vlot oppert dat het bestuur van het leen als stich tingsbestuur de hele handel ge woon zou kunnen fuseren met een van de andere Friese lenen, dit ter bevordering van een effi- cïente gang van zaken, of, erger nog, het leen zou kunnen ophef fen, en dan nog wel zonder raad pleging der collatoren, klinkt er een verschrikte reactie. 'Maar er moet wel vergaderd worden, hoor, daar ben ik wel voor'. Ook wordt nog het probleem opge worpen wat er met het leen moet gebeuren als er geen collatoren meer zouden zijn. Maar dat schrikbeeld is echt te dol voor woorden, de heer Olivier heeft een kaartenbak vol met collato ren, ruim 200 en velen van hen zijn springlevend, zie de verga dering. Van achter de bestuur stafel wordt dan verbaasd ge vraagd: 'Dus u vindt.dat het Hee re Godfriedsleen eeuwig moet blijven bestaan? Het antwoord is even duidelijk als voor de hand liggend:'Ja, natuurlijk, het be staat toch ook al eeuwen'. Zo is dat, en zolang Friesland nietl verloren gaat. en dat is pas het geval aan het einde der tijden, is daar geen speld tussen te krij gen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 19