Kew: sleutel tot oplossing wereldzorgen? c Paradijselijke tuinen bij Londen Extra Niet minder dan 50.000 verschillende soorten planten en bloemen, afkomstig uit streken variërend van Groenland tot de Gobl-woestijn ln China, bloeien op twee grote Engelse landgoederen aan de Thames. De botanische tuinen van Kew, aan de westkant van Londen, zijn een deel van de nalatenschap van het trotse Britse imperium, dat ooit Engeland tot een wereldmacht maakte. Nu wordt er druk aan onderzoek gedaan. Hoe kunnen planten en bloemen voor het welzijn van de mensen worden benut? r De gigantische kassen waar planten uit subtropische streken groeien. door Henk Dam ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1983 Tekenend voor het lot van de planten en bloemen op onze wereld mogen we het wel en wee beschouwen van de or chidee die zich met de naam „vrouwenschoentje" (botani ci hebben het liever over de Cypripedium calceolus) tooit. Van deze prachtige orchidee komt in Engeland nog één exemplaar in het wild voor. Natuurliefhebbers bewaken dit vrouwenschoentje mo menteel 24 uur per etmaal om te voorkomen dat het door een gewetenloze verza melaar of een argeloos kind wordt geplukt. Voorts zijn inmiddels tiendui zenden guldens uitgegeven aan wetenschappelijk onder zoek naar de vraag, onder welke omstandigheden het plantje het 't meest naar zijn zin heeft in de hoop dat het zich in een niet al te ver ver wijderde toekomst knus ge noeg voelt om zich voort te planten. Het is een exemplarisch verhaal. „Van de naar schatting 250.000 bloeiende soorten planten die er bestaan wordt ten minste 10 pro cent met uitsterven bedreigd. Al leen al in het Amazone-oerwoud, de rijkste vindplaats voor plan ten ter wereld, gaat jaarlijks een gebied ter grootte van Engeland en Wales samen verloren". „Dat zou een ieder zich zeer moe ten aantrekken. Elke dag op nieuw sterven plantensoorten uit die wellicht een antwoord had den kunnen bieden op het we reldvoedselprobleem, of op het energieprobleem dat gaat ont staan als de fossiele brandstoffen opraken." Intensief Deze verontrustende woorden ko men uit de mond van de Britse biochemicus prof. Arthur Bell. Hij is directeur van de botani sche tuinen van Kew, aan de westkant van Londen. Het is niet overdreven te stellen dat nergens zo intensief en zo uitgebreid 's werelds flora wordt onderzocht als daar. Prof. Bell: „Kew is de grootste in stelling die zich afvraagt: welke planten zijn er op de wereld, en zijn ze bruikbaar? De druk waar onder we staan wordt met het huidige tempo van verwoesting van de natuurgebieden met de maand groter en groter. We krij gen steeds meer het gevoel: we kunnen niet snel genoeg onder zoeken". Kew is de natuurlijke plaats om het door Bell bedoelde onder zoek te concentreren. In de eer ste plaats is nergens zo'n giganti sche collectie planten te vinden als in de paradijselijke tuinen van Kew. Er groeien en bloeien op dit stuk grond langs de Tha mes niet minder dan 50.000 ver schillende soorten, afkomstig uit streken variërend van Groenland tot de Gobi-woestijn. In Kew vinden we bovendien 's werelds meest uitgebreide her barium. In onafzienbare rijen kassen zijn in mappen en dozen een kleine zes miljoen gedroogde of - als het niet anders kan - op alcohol gezette plantenresten te vinden, waarvan de oudste een olijftak is die in de-tombe van de Egyptische farao Toetanchamon (1300 voor Christus) werd aange troffen. De omvang van zowel de collectie levende als dode planten heeft alles te maken met de centrale plaats die Groot Brittannië tot de Tweede Wereldoorlog in het we reldgebeuren innam. Bijna een derde van het aardoppervlak viel in het koloniale tijdperk onder Brits bestuur, dus er was voor de botanici daar nogal wat te doen. Kew maakt dus deel uit van de na latenschap van het Britse impe rium. Het is echter niet, zoals zo vele andere stukken van die erfenis, langzaam verstoft, grijs en overbodig geworden. Integen deel, de mannen en vrouwen van Kew Gardens hebben zich met aanzienlijke energie op de toe komst gestort, en stellen zich in ultimo geen geringer doel dan het redden van de wereld. Geschiedenis Nu qerst een blik in de geschiede nis van de tuinen van Kew. Tui nen, in het meervoud, want Kew Gardens bestaat uit de samen voeging van twee grote landgoe deren, en nog wat kleinere bezit tingen die daarom heen gesi tueerd waren. De twee grote landgoederen waren eens koninklijk bezit. Koningin Caroline verkreeg in 1727 het ene landgoed, Ormonde Lodge, bij wijze van levensverzekering. Het zou, bedacht men toen, een aar dige plaats zijn voor de vorstin om zich terug te trekken voor het geval haar man, koning George de Tweede, overleed. De koningin was een enthousiast tuinierster (althans, ze mocht graag anderen tuinen voor haar zien aanleggen) en liet de in die tijd befaamde tuinarchitect Charles Bridgeman op haar bezit los. Naar de smaak van die tijd maakte Bridgeman er een pasto rale hof van, met bospartijen, kronkelende paden en arcadi sche gebouwen als tempels in verscholen hoekjes. De zoon van Caroline en George II, prins Frederik, kreeg enige jaren later het tweede grote landgoed, dat rond het naburige Kew Hou se. Later creëerde zijn weduwe, prinses Augusta, daar een bota nische tuin met zeldzame plan ten. Toen in 1760 George de Der de koning werd, werden de twee landgoederen bijeengevoegd, en was Kew Gardens een feit. Rond die tijd werd een van de merkwaardigste gebouwen in Kew Gardens neergezet, de pa gode, een nog steeds bestaande houten toren van negen verdie pingen als hommage aan het toen bij de Europese adel zeer in de mode zijnde China. Plantages In 1841, aan het begin van de re geerperiode van koningin Victo ria, werd Kew Gardens aange kocht door de staat. Dat was geen toevalligheid. De zich sterk expanderende Britse samenle ving van die dagen had een een- traal punt nodig waar onderzoe ken konden worden gedaan ten behoeve van de vele plantages in het immense wereldrijk. Daar had men in Kew al enige er varing mee. De befaamde reis in 1787 van het schip HMS Bounty onder leiding van kapitein Bligh was in feite een botanische tocht, bedoeld om broodfruit op te ha len in Tahiti, zodat deze nuttige boom op de Britse bezittingen in het Caribisch gebied kon worden uitgeplant en gecultiveerd. De muiterij op de Bounty had als oorzaak, dat het schaarse water aan boord aan de broodbomen in plaats van de dorstende beman ning werd gegeven. De botani cus van Kew Gardens die was meegegaan om voor de planten te zorgen, David Nelson, was dan ook een van de eersten die door de muiters overboord werd ge zet. Migratie van economisch nuttige planten vond echter pas tijdens de Victoriaanse tijd op grote schaal plaats. Zaad van rubber bomen uit Zuid-Amerika werd zo in Kew tot ontkiemen ge bracht; de jonge rubberbomen werden vervolgens in Azië uitge plant. Kininebomen vonden op dezelfde wijze hun weg van Boli via naar Brits India. Lust Met het nuttige werd echter ook het aangename niet vergeten. Kew was in de Victoriaanse tijd niet alleen een centrum voor bo tanisch onderzoek, maar ook een tuin die in steeds toenemende mate een lust voor het oog van de 19e-eeuwse bezoeker werd. Er werden brede wandelpaden aangelegd, karakteristieke door kijkjes gecreeerd, een grote vij ver werd gegraven, en in giganti sche kassen werden subtropi sche en tropische planten ten toongesteld. Zo werd in 1848 het prachtige en nog steeds bestaan de Palm House (een opmerkelij ke en uiterst fraaie constructie van gietijzer en glas) gebouwd. Twaalf jaar later werd het Tempe rate House (voor planten uit de subtropen) voltooid, de grootste kas ooit gebouwd, en onlangs ge heel gerenoveerd. Meer kassen volgden, planten werden bij dui zenden uit alle hoeken en gaten van het imperium naar Kew ge bracht, en zo groeiden en groei den de tuinen naar hun huidige Ook nu nog is Kew, met name in de lente, een trekpleister van bete kenis. Jaarlijks bezoeken een miljoen mensen de botanische tuinen, en op mooie zondagen lééft het gras van de toch zeer uitgestrekte weiden in Kew van de picknickende Britten (dat is een volkseigenaardigheid: zodra Engelsen gras zien, moeten ze er op picknicken). Die bezoekers, die 15 pence entree' hebben betaald (tot enkele jaren geleden was dat maar 1 pence, maar ja, de slechte tijden en zo), hebben aan één dag nauwelijks genoeg om alle vondsten van moeder natuur, zoals die in Kew te vinden zijn, te zien. Er zijn aparte kassen met varens, met cactussen, vetplanten, orchi deeën, vleesetende planten, etce tera. Nut Opmerkelijk en in zekere zin ka rakteristiek voor de zorgelijke tijden waarin wij schijnen te le ven, is dat de laatste jaren de aan dacht bij Kew Gardens langzaam weer is verschoven van het heb ben van een zo groot en mooi mogelijke verzameling naar het economische nut. PAGINA 17 Prof. Bell, directeur van Kew Gar dens: „Net als in de Victoriaanse tijd kijken we nu weer vooral naar een antwoord op de vraag: wat kunnen planten voor ons doen? Dat komt onder meer, om dat er een aantal fundamentele problemen op de wereld afko men, die steeds dringender om een oplossing vragen." „Het wereldvoedselprobleem bij voorbeeld. Van de naar schatting 250.000 soorten bloeiende plan ten die er bestaan, worden er slechts 20 op belangrijke schaal als voedsel gebruikt. Andere planten worden alleen in bepaal de streken als voedselbron ge bruikt." „De vraag is dan, of die planten - met name die uit tropische stre ken - kunnen worden ontwik keld en of ze óók tot belangrijke voedselbron kunnen uitgroeien. Als een plant bijvoorbeeld in streek x gegeten wordt, dan kan je met behulp van het herbarium in de hongerende streek y ver wante soorten opsporen, waar van daar niet eens bekend is, dat ze eetbaar zouden kunnen zijn," aldus Bell. Zaadbank Een tweede voorbeeld van de noodzaak van onderzoek is, al dus prof. Bell, de energiesituatie. „Kolen en olie zijn gevormd uit vele generaties dode planten. De voorraden daarvan raken op, en of dat nu 50 of 5000 jaar duurt, eens zullen we planten - wij den ken vooral aan tropische planten - nodig hebben om die energie bronnen te vervangen." Verbetering van de kwaliteit van nuttige planten door genetische manipulatie behoort ook tot het werkterrein van de wetenschap pelijke staf van Kew Gardens. De landbouworganisat ie van de Verenigde Naties, de FAO, heeft voorts een dependance van Kew aangewezen als „zaadbank". Men is begonnen met het verzame len van zaad van grassen en peul gewassen uit het Middellandse- Zee-gebied, omdat de vegetatie in die streek ernstig bedreigd wordt door de zich nog steeds uitbreidende toeristenindustrie. Men begrijpt de ratio daarvan: een van de verzamelde grassen zal ooit wellicht cruciaal zijn bij de ontwikkeling van hoog-pro- duktieve graansoorten, een van de peulgewassen bij de ontwik keling van proteinerijke bonen. De zaden kunnen, nadat een groot deel van hun vocht onttrokken is, bij een temperatuur van 20 graden onder nul zeer lang, in een groot aantal gevallen decen nia en, naar de biologen aanne men. zelfs eeuwenlang bewaard blijven. Als een schatkamer met nu nog onvermoede rijkdom- Woestijnen Een onderzoek dat inmiddels al wat verder gevorderd is, en spoe dig z'n eerste vruchten moet af werpen, is dat naar nuttige plan ten in woestijngebieden. Ook dat is wat je noemt een relevant on derzoek. Immers, de woestijnen breiden zich steeds meer uit. De Sahel als dependance van de Sa hara is daar wel een heel spre kend voorbeeld van, en datzelfde geldt voor andere woestijnen. De botanica Karen Lee maakt deel uit van de groep die met dit on derzoek sinds eind 81' bezig is. Zij legt uit: „Met behulp van flo ra's en ons herbarium gaan we al le planten uit alle woestijngebie den in de wereld na. De planten die nuttige eigenschappen blij ken te bezitten, worden daarbij genoteerd. Tot dusver hebben we zo 3500 bruikbare planten ge vonden." Ze vult aan: „Die nuttige eigen schappen, dat kan van alles zijn. Het kan gaan om planten die als voedsel gebruikt worden, plan ten die stoffen maken die slak ken of insecten doden, planten waarvan je de nectar kunt ge bruiken, waar je papier, of hek ken of netten van kunt maken, alles." „Dat gaan we allemaal inventarise ren. Nu blijkt al, dat mensen in woestijnstreken, waarvan de voorouders een bepaalde plant gebruikten, dat met meer doen, domweg omdat die kennis verge ten is. We willen die kennis weer opfrissen, en aanzetten geven tot het in cultuur brengen, het eco nomisch ten nutte maken van de woestijn", aldus Karen Lee. Ontdekt Hoewel het onderzoek naar de woestijnplanten eind volgend jaar moet zijn afgerond, zal het altijd slechts een voorlopige af sluiting kunnen zijn. Immers, nog steeds worden nieuwe plan ten ontdekt, met name in de min der toegankelijke streken van de wereld. Per week worden gemiddeld dui zend planten naar het herbarium van Kew gestuurd, voor verder onderzoek. Daar zitten vaak on bekende soorten tussen. Het is de ervaring van professor Bell dat bij botanische expedities on geveer een vijfde deel van de planten waarmee de dames en heren terugkomen nieuw is, dat wil zeggen nog niet beschreven. Bell: „Begrijp je, dat verontrust me nu zo. Dat op het moment dat wij zitten te praten een bulldozer in Brazilië de laatste exemplaren van een onbekende plantensoort omploegt, een plant die bijvoor beeld nou nét dat medicijn be vatte waarnaar de medische we tenschap al decennia zoekt..."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 17