c Hoe erg is de Britse keuken? De hond als krijgsheld ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1983 Extra Aijne Jeffrey Rooker! Had het Lagerhuislid van Labour net zo z'n best gedaan op de for mulering van de vraag die hij tijdens het dagelijkse vrage nuurtje aan de premier stel de, bleek mevrouw Thatcher niet in de stemming te zijn om haar best te doen op een antwoord. „Kan de minister-president", zo luidde zijn vraag, „als leidster van het land en als huisvrouw vertellen wat haar praktische ad vies is aan de werklozen en hun families waar het gezond en be taalbaar eten betreft? Dit dan mede in verband met de ziens wijze van de Voedings Advies Rad dat het gemiddelde Britse voedingspatroon slecht voor de gezondheid is." Gespannen wachtt hij af, terwijl de premier en huisvrouw met zicht bare tegenzin opstond om haar antwoord te geven. „Ik denk niet dat deze mensen advies van mij nodig hebben, en ik denk dat het aanmatigend zou zijn om dat wél te geven", snibde ze, en ging weer schielijk zitten. En dat was dan dat. Labourleider Michael Foot trachte nog te red den wat er te redden viel door uit te roepen dat het een schande was „dat de premier niet bereid is advies aan de armste mensen van het land te geven" („Hear, hear", rommelde het uit de socia listische bankjes), maar de zaak was al duidelijk verloren: me vrouw Thatcher wilde niets meer over het onderwerp zeggen. Rapport hhhhi Deze mini-botsing in het Lager huis, die zich onlangs afspeelde, haalde vrijwel geen enkele krant. Niettemin was de vraag van Roo- ker niet van belang ontbloot. Hij refereerde aan een onlangs door de zondagskrant The Sunday Ti mes gepubliceerd geheim rap port dat bepaald vernietigend is over het Britse voedingspatroon. In het rapport, geschreven door een hooggekwalificeerd team van artsen, wetenschappers en voedingsdeskundigen, staat on omwonden dat iedereen die het gemiddelde Britse voedingspa troon volgt, zijn gezondheid op het spel zet. Het Britse eten is te vet en te zoet; het is niet voor niets dat het aantal hartaanvallen in Groot-Brittannië gemiddeld hoger ligt dan in vergelijkbare landen, aldus de deskundigen. Wat nog verontrustender is, is dat dit rapport, dat twee jaar geleden voltooid werd, nooit officieel ge- publiceerd is, maar al die tijd in een la op het ministerie van volksgezondheid is blijven lig gen. Volgens de Sunday Times is dat te danken aan de voedingsin dustrie, die met succes het rap port in de doofpot heeft weten te krijgen. Vreselijk Daar is alle reden voor. Het rapport pleit voor een belangrijke reduc tie van vet, suiker en zout in de dagelijkse hap, en voor een be leid dat gericht is op het vergro ten van vezelrijke voedingsstof fen (granen, peulvruchten) in de maaltijd, meer fruit en meer ver se groenten. Dat zou de fabrikanten van zuivel- produkten, vette steak-and-kid- ney-pies, mierzoete gebakjes, be tonnen plumpuddingen, bacon, worstjes en wat dies meer zij al helemaal niet uitkomen, en van daar. Het opvallende is nu, dat het verhaal in The Sunday Times nauwelijks de aandacht heeft ge trokken. De Sunday Times zelf noch de ove rige media maakten zich druk om een follow-up, politiek lever de het verhaal niets meer op dan die ene vraag van Rooker, en het onderwerp is inmiddels een vroege dood gestorven. Wie zich op een Brits strand aan de vele bleke, bollende, ongezond ogen de, vette vis en slappe friet kau wende Angelsaksen vergaapt, vraagt zich wel eens af waarom. Misschien is de desinteresse symp tomatisch voor het geringe be lang dat de gemiddelde Brit nog steeds aan eten hecht? Hoewel de kook- en eetmanie die met na me de Westerse intelligentsia de laatste jaren steeds meer in haar greep krijgt, ook Albion niet ge heel voorbij is gegaan, is hier nog steeds sprake van een verras send gebrek aan belangstelling voor, laten we zeggen: de fijne keuken. Ontbijt Van de schrijver Somerset Maug ham is de uitspraak: „Wie in En geland goed wil eten, moet drie keer ontbijten". Daar is de Voe dings Advies Raad het ongetwij feld niet mee eens (gebakken eie ren, bacon, van vet varkensvlees gemaakte worstjes, dat kan niet erg verstandig wezen), en boven dien is er de laatste jaren veel ten goede veranderd. Met name in Londen verdringen de goede restaurants elkaar zo ongeveer, maar dat neemt niet weg dat het buiten de Britse hoofdstad nog wel eens erg be helpen is. Gifgroene erwten' slierten onduidelijke en doodge- kookte groenten, en grijs en taaj vlees waarvan de herkomst niet eens geraden kan worden, het valt niet altijd mee het binnen land (zoals ze in Londen zeggen) in te moeten. Goede smaak hmh Wie daarover alles wil weten, kan niet beter doen dan te rade gaan bij Christopher Driver, de prins van de goede smaak. Hij was in de jaren '70 eindredacteur van „The Good food Guide" (een ge zaghebbend, jaarlijks verschij nend boek dat de beste restau rants in het Verenigd Koninkrijk beschrijft), en heeft enige maan den geleden bovendien een stan daardwerk over de Britse „cuisi ne" geschreven. „The British at table, 1940-1980 heet dit boek, dat het Britse voe dingspatroon tijdens en na de oorlog beschrijft en in de marge talrijke aardige details geeft. Te kenend voor de Britse onver schilligheid ten aanzien van hap en slok noemt hij onder meer de scholing van het personeel in restaurants en hotels. Hoewel ook in dat opzicht de laat ste jaren veel veranderd is, zijn cijfers uit 1965 die Driver noemt nog steeds schokkend voor de gemiddelde aanhanger van Lu- cullus' leer. Uit die cijfers blijkt bijvoorbeeld dat in dat jaar slechts 9 procent van alle Britse restauranthouders enigerlei op leiding van het keukenpersoneel vereiste! Tot ver in de jaren '70 stond een carrière in het hotel- en restau rantwezen niet in een goede reuk, aldus Driver, en waren baantjes in die richting in de eer ste plaats bestemd voor jonge mensen die elders geen echt werk konden vinden, bijvoor beeld bij gebrek aan scholing. De resultaten waren er dan ook Zo verschenen in die jaren in „The Good Food Guide" (dat ook erva ringen van individuele restau rantbezoekers opneemt) verha len over de serveerster in Ips wich die de flessen bestelde wijn met haar tanden placht te ope nen, en over de ober in Chelsea die een vrouwelijke klant naar de garderobe bracht zodat hij haar daar kon kussen. Halve prijs Dan is er het verhaal over de res tauranteigenaar die een kip die hij aan het uitserveren was, liet vallen, en het gevogelte vervol gens voor de halve prijs aanbood „omdat het heel even de grond had geraakt", en over een andere restauranthouder die een wed denschap met z'n serveerster won door zonder broek door de eetzaal te lopen. Zo erg is het momenteel niet meer, aldus Driver, die evenwel nog steeds geen hoge pet op heeft van de Britse restaurants noch van wat iets te mooi heet de „Cuisine Anglaise", de dagelijk se maaltijd zoals die op de tafel van John Buil verschijnt, met dus z'n te vele vet en zoet. Er valt derhalve nog veel goed werk voor mensen als Lagerhuis lid Rooker te doen, al moet wor den toegegeven dat het door hem voorgestane alternatief (oerge zond eten) ook niet alles is. Dat doet denken aan die keer dat de Britse premier Winston Chur chill tijdens een officieel diner een vegetariër als buurman had. „Gaat u dit opeten", zo vroeg de grote man terwyl hij met z'n vork naar het bordje van z'n schriele buurman wees, „Of heeft u het al op.' HENK DAM Een jaar geleden ging er een schok door Engeland toen twee door de IRA geplaatste bommen in Londense parken afgingen en daar dood en verderf zaaiden. Elf mensen kwamen om het leven, en tien paarden van paraderende militairen werden gedood, of afschuwelijk verminkt. Het jaar oude paard Sefton werd het symbool van die gruwelijke juli-dag. Hij kreeg stukken metaal in zijn lijf, merendeels grote spijkers waarmee de bom van de IRA was volgepropt. De tv liet enkele dagen later het dier zien terwijl het bezig was te herstellen. Het was een aangrijpend gezicht, dat toen nog doodzieke beest met grote lichtgekleurde plekken op zijn huid die de wonden aangaven. De Britten reageerden zoals men van een volk dat doorgaat voor dierenliefhebbers zou verwachten ze stuurden Sefton geld en tienduizenden van-harte-beterschap kaarten; kinderen kwamen bosjes wortelen en tekeningen brengen. Sefton werd in een paar dagen een media-ster. Kranten putten zich uit in beschrijvingen van de dapperheid van het dier, elke dag werd zijn herstel gemeld, em toen hfj voor het eerst weer buiten mocht, maakten de duizenden er een heldenontvangst van. Doelmatig Men kan over de moraal van dit verhaal lang peinzen. Sefton tenslotte is maar één van de miljoenen paarden die door de Britten en tal van andere volkeren in de loop der eeuwen zijn ingezet voor oorlogstaken (hoe „ceremonieel" in het geval van Sefton ook). Er bestaat een Egyptische bronzen bijl van 1500 voor Christus met in het blad een krijger op zijn paard, zo oud is dat gebruik. En het paard is op zichzelf maar weer één van de vele diersoorten die door mensen zijn ingezet bij hun krijgsbedrijf. Honden, duiven, ezels, olifanten, kamelen en zelfs vleermuizen, dolfijnen en vlooien hebben elk hun rol hierin vervuld. Op de kleine, maar fascinerende tentoonstelling „Animals in war" die tot 25 februari volgend jaar loopt in het Imperial War Museum in Zuid-Londen, is te zien wat er zo al met dieren in de naam van Mars is uitgespookt. Onlangs is in Engeland bovendien een boek uitgekomen over dit onderwerp, „Animals in war" van Jilly Cooper Mevrouw Cooper toont aan hoe dubieus de heldenverering van Sefton wordt als men in haar boek leest dat alleen al in de Eerste Wereldoorlog acht miljoen paarden om het leven kwamen. Een kwart van die dieren werd bij vijandelijke acties gedood. En de rest stierf door uitputting, ziekte en ondervoeding. Dieren werden in de „Great War" toch al uitvoerig ingezet. Honden deden dienst als boodschapper, als wacht en als trek- en lastdier. Toen de Eerste Wereldoorlog in 1914 begon, had het Britse leger maar een hond, een mascotte. Spoedig ontdekten ze (naar voorbeeld van de Duitsers) hoe nuttig deze beesten konden zijn. Als boodschapper bijvoorbeeld waren ze aanzienlijk doelmatiger dan mensen. Ze konden drie keer zo hard lopen als de gemiddelde soldaat, en waren bovendien een veel kleiner doelwit voor vijandelijke kogels. Honden waren verder onnavolgbaar in het leggen van telefoonkabels. Ze liepen wel, met een kabel aan hun rug vastgemaakt, terwijl de granaten hen om de oren vlogen. Postduiven Postduiven waren al even nuttig. Ze werden gebruikt om boodschappen over te brengen, bijvoorbeeld van het front naar het hoofdkwartier. Bij de aanvang van Wereldoorlog I hadden Belgen, Duitsers en Fransen al postduiven gerecruteerd, en de Britten volgden spoedig toen ze ontdekten dat de gevederde vriendjes binnen Gevangene «ihhm Bij de prijswinnende honden mag de bastaard Judy niet onvermeld blijven. Judy diende als mascotte op de „HMS Grasshopper" toen dit Britse oorlogsschip door de Japanners werd getorpedeerd. De overlevenden belandden in een kamp op Sumatra, waarbij ook Judy officieel als oorlogsgevangene werd geregistreerd - de enige hond die dat ooit is overkomen. In het kamp deed Judy veel voor de moraal. Zo veel, dat het dier meermalen door Japanse wachten werd bedreigd en zelfs eens door de kampcommandant ter dood werd veroordeeld, met als bijkomende straf dat de gevangenen het lijkje zouden moeten opeten. Het hondje ontsnapte die dans, doordat de Britse gevangenen hem wisten te verstoppen. Judy overleefde uiteindelijk de oorlog, kreeg de Dickin Medaille uitgereikt en stierf in 1950 in Tanzania, op de voor honden fraaie leeftijd van 14 jaar. Nog steeds wordt op Engelse scholen over het diertje onderwezen. Duiven hebben de meeste medailles gewonnen, waarbij Nederlanders wellicht de plak die de Britse duif „Willem van Oranje" kreeg het meest aanspraakt (hij legde tijdens de slag om Arnhem met een zeer belangrijke boodschap 416 kilometer in de recordtijd van 4 uur en 25 minuten af). De medailles zijn een verzamelobject geworden, en sommige mensen hebben verbijsterende bedragen voor een Dickin over. Zo bracht de medaille die de duif Mercury in 1945 kreeg voor het overbrengen van boodschappen van het Deense verzet, enkele maanden geleden bij het veilinghuis Christie's in Londen 5000 pond (22.500 gulden) op. Mascotte mmmhi Uiterst merkwaardige dieren zijn met het krijgsbedrijf verbonden, en verbonden geweest. Als mascotte bijvoorbeeld. In Engeland (waar anders) werd tijdens de Tweede Wereldoorlog de „Mascotte-club" opgericht waarvan, behalve de voor de hand liggende honden, geiten, paarden £n katten ook onder meer een zeemeeuw, een jakhals, een chimpansee, en een rat lid waren. Maar ook voor de serieuze strijd zelf is het oog van de hh. militairen meer dan eens op opvallende diersoorten gevallen. Zo experimenteerden de Amerikanen tijdens de Tweede Wereldoorlog met vleermuizen. De bedoeling was deze dieren met brandbommen uit te rusten en ze dan boven Japanse steden los te laten. Na twee jaar onderzoek en training mocht een aantal van de vleermuizen een proefvlucht maken, ergens in de Amerikaanse staat New Mexico. De resultaten waren desastreus: een paar dieren ontsnapten, en hun brandbommen vernielden onder meer de auto van een generaal alsmede een hangar van vijf miljoenHet meest fantastische verhaal is echter dat van de Amerikanen die tijdens de oorlog in Vietnam proeven namen met luizen, vlooien, teken en dergelijke beesten. Men wilde nagaan of ze voor wachttaken konden worden ingezet door gebruik te maken van hun natuurlijke instinct om mensen te bespringen. De experimenten (waarbij men er zelfs toe was overgegaan minuscule schoentjes voor teken te ontwerpen zodat ze konden worden gehoord als ze de vijand besprongen) mislukten jammerlijk. Geen van de beestjes voldeed aan de verwachtingen. De tentoonstelling „Animals in war" is in het Imperial War Museum, Lambeth Road. Londen SE I. Het museum is dagelijks van tien tot half zes geopend (zondag twee tot half zes), en de toegang kost een pond. Het boek „Animals in war", geschreven door Jilly Cooper, is een uitgave van het Imperial War Museum en kost 2,95 pond. door Henk Dam Geen volk ter wereld heeft zo'n reputatie op het gebied van dierenliefde als de Britten. Ze houden meer van hun honden en paarden dan van hun medemensen, zo wordt wel eens generaliserend gezegd. Van de band tussen dier en Brit zijn inderdaad frappante staaltjes te geven. Toen vorig jaar bekend werd dat Engelse paarden worden geslacht teneinde de Fransen paardebiefstukjes te laten eten (bij Britse slagers kan men die delicatesse uiteraard niet krijgen) leverde dat meteen een rel op, die tot op Lagerhuisniveau werd uitgevochten. Paarden figureren samen met andere, soms zeer onverwachte dieren verder in de tentoonstelling „Animals in war" in het Imperial War Museum in Londen. Onze correspondent in Londen bezocht deze zeer Britse expositie. Hierbij zijn impressie. een afstand van kilometer in 95 procent van de gevallen de boodschap goed wisten over te brengen. Soms gebeurde dat onder gruwelijke omstandigheden. In het Imperial War Museum is het opgezette en nogal bloederig ogende restant te zien van duif 2709 van het Negende Corps. Het vogeltje werd op 3 oktober 1917 ergens in Noord-Frankrijk met een boodschap voor het hoofdkwartier losgelaten. Tijdens de vlucht werd het geraakt door een vijandelijke kogel, die een van z'n poten brak, het kokertje met de boodschap in z'n lijf drong, en via de rug weer naar buiten kwam. Niettemin vloog duif 2709 in slecht weer de resterende 15 kilometer naar het hoofkwartier. Daar werd het stervende dier de volgende ochtend ontdekt, waarna het de geest gaf. Minder succesvol in de aanwending van vogels waren de Fransen, die in de eerste weken van de Eerste Wereldoorlog tientallen papagaaien op de Eiffeltoren hadden neergezet. De vogels zagen met hun scherpe ogen eerder dan wie ook vliegtuigen aankomen, en hadden geleerd bij wijze van 'waarschuwing te schreeuwen. Maar omdat ze geen onderscheid konden maken tussen vijandelijke en bevriende vliegmachines, stierf dat experiment al gauw een vroege dood. Dieren werden ook in de Tweede Wereldoorlog volop door de strijdende partijen ingezet. De geallieerde troepen dropten per parachute duizenden duiven in mandjes in de hoop dat die door het verzet zouden worden gevonden. De nazi's, trainden op hun beurt haviken die de kleine boodschappers aan stukken moesten scheuren. Onder tanks Wellicht het meest afschuwwekkende gebruik van dieren in oorlogstijd is wat Russische troepen in de Tweede Wereldoorlog met honden deden. Ze leerden tienduizenden van de straat opgepakte hondjes onder tanks te kruipen. Als dan de vijand naderde werden de dieren met een bom aan hun rug vastgebonden losgelaten. Zoals ze was aangeleerd, kropen ze onder de aanstormende tanks en... Er waren in de jaren '40 tot '45 ook aardiger taken voor honden weggelegd. Zo maakte het Home Front (de Britse BB) op grote schaal gebruik van honden die de taak hadden in door bominslagen verwoeste huizen naar slachtoffers te zoeken. Om de beestjes tegen neervallend puin te beschermen deed men ze een helmpje op. Deze honden deden in vele gevallen zulk goed werk, dat een vereniging van dierenvrienden, de PDSA, op de gedachte kwam de dapperste en meest bekwame dieren op dezelfde wijze te belonen als men zou hebben gedaan als het mensen zouden zijn geweest: door hen een medaille te geven. Zo werd de Dickin Medaille geboren, de tegenhanger van zeg maar de Militare Willemsorde. Het gaat om een bronzen medaille van een centimeter of vijf doorsnee waarop staat „Wegens dapperheid", en „Wij dienen ook" De medaille werd tussen 1943 en 1949 53 keer uitgereikt: 31 keer aan duiven, 18 keer aan honden (veelal de „BB-honden"), drie keer aan een paard en een keer aan een kat. Om met de laatste te beginnen: de kat die hem kreeg was Simon, de huiskat en mascotte op de Britse onderzeebootjager „HMS Amethyst". Hij verdiende de Dickin Medaille omdat hij, zoals in het bijbehorende papier staat: „ofschoon gewond geraakt door een granaatinslag, zijn taak, het vangen van ratten, met dezelfde inzet bleef vervullen". Deze hond werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in Italië door de Britten per parachute achter de vijandelijke linies gedropt om er als boodschapper te werken. Hij werd beloond met de Dickin Medaille. Ook werden honden ingezet om na bomaanslagen mensen onder het puin vandaan te halen. Om ze te behoeden voor vallend gesteente kregen ze een helmpje op. (foto1» gpd». hoog te houden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 17