Een 'doodgoeie' vrouw De vele slachtoffers van Me van der Linden DL LE.1DSCHL In de beginjaren tachtig van de vorige eeuw werd Leiden opgeschrikt door een moordenares van formaat. En nog wel iemand die in de buurt waar ze woonde bekend stond als een vrouw die altijd klaar stond voor iedereen. Haar naam was Mie van der Linden, vanwege haar hulpvaardigheid beter bekend als Goeie Mie. Ze vergiftigde tientallen familieleden en bekenden op wie ze begrafenisverzekeringen had afgesloten. Zelfs haar ouders moesten het ontgelden na een ziekbed vol helse pijnen. Het is dit jaar een eeuw geleden dat er aan de praktijken van Goeie Mie een eind kwam. Ze werd opgepakt en verdween uit de Leidse stegen, waar haar naam nog altijd tot de verbeelding spreekt. Vandaag en volgende week in EXTRA een reconstructie van wat in die dagen als "De Leidsche vergiftigingszaak" tot ver over de landsgrenzen geschiedenis zou gaan maken. De eerste aflevering vertelt hoe Goeie Mie opgroeide onder barre omstandigheden en hoe ze uiteindelijk een koele moordenares werd. Bijlage van het Leidsch/AIphens Dagblad Leiden halverwege de negentiende eeuw: de gouden tijd is voorbij. De lakenindustrie, die de stad ooit welvaart had gebracht, stelt steeds minder voor. Engeland heeft een groot deel van de internationele textielhandel overgenomen. De Leidse ambachtslieden kunnen kiezen: of leven van de bedeling, of arbeider worden bij één van de grauwe fabrieken wier directeuren handenwrijvend kunnen kiezen uit een eindeloze rij ongeschoolde arbeiders die met een hongerloontje tevreden zijn. De werkweek begint maandagmorgen vroeg. Zes van de zeven dagen maken de fabrieksarbeiders lange werktijden, 's Zaterdagsavonds tracht menigeen de honger en ellende met drank te ontvluchten. De verhalen willen dat er in geen stad zoveel jenever is gedronken als in die jaren in Leiden. De cirkel wordt veelal gesloten met de kerkgang op zondag, waarna men zich op maandag weer gelaten naar de arbeid of aan de was spoedt. Worstelend tegen honger en armoede. In zo'n arbeidersgezin in een huis op de hoek van de Oostdwarsgracht en de Langegracht ziet Maria Catharina (Mie) Swanenburg op 9 september 1839 het levenslicht. Ze blijft ondanks het constante gebrek aan voedsel in leven en heeft tijdens haar jeugd te maken met een vader die keer op keer naar de drank grijpt. Elke zaterdag duikt Clemens Swanenburg vanuit zijn werk de kroeg in. Een groot deel van zjjn weekloon dat hij als sjouwer, fruitverkoper of fabrieksarbeider heeft vergaard gaat op aan borrels a drie cent per stuk. Aanvankelijk weet Mie's moeder met was- en strijkwerk nog wat geld binnen te halen. Toch weet zij evenmin te vermijden dat het gezin uiteindelijk Mie is dan twaalf jaar - wegens huurschuld het huis wordt uitgezet. Met veel moeite vindt het gezin Swanenburg een krotje in de Singelstraat. Mie zou vanaf dat moment de deur praktisch niet meer uitkomen. Met haar zuster zit ze in een kamertje dag in, dag uit kousen te breien. Het enige stel kleren dat ze bezit moet ze op zaterdagavond uittrekken en wassen. Haat In die jeugd vol bittere armoe ontwikkelt zich bij Mie waarschijnlijk een alles verterend haatgevoel tegen iedereen die het beter heeft. Toch kan ze aanvankelijk de armoede in haar eigen huwelijk evenmin ontvluchten. Op 29-jarige leeftijd trouwt ze met een keurige, maar straatarme Leidenaar: de 33-jarige Johannes van der Linden. Ze heeft dan ongetwijfeld wilde jaren achter zich. Want haar bruidsschat bestaat uit drie kinderen. Twee anderen zijn voor die tijd al gestorven. Al is haar echtgenoot nog zo braaf en drinkt hij nauwelijks, de verdiensten zijn bij lange na niet voldoende om het gezin Van der Linden in leven te houden. De bank van lening moet dikwijls uitkomst bieden. door Miep Hoerison Haar armoe belet Mie evenwel niet om overal waar dat kan de helpende hand te bieden. Mie is overal waar hulp nodig is. En dat is in menig huisgezin het geval. De moeders proberen immers maar al te vaak wat extra's binnen te brengen door in een fabriek te gaan werken. Zieke'kinderen thuis, of kroost dat moet worden opgevangen? Geen nood. Mie van der Linden is altijd bereid om voor niets of een luttel bedrag de boel te beredderen. Ze laat er haar eigen boeltje zelfs voor vervuilen. In die tijd ontstaat de bijnaam die de bekendheid van haar echte naam glansrijk zal inhalen: Goeie Mie. Zo kent men haar in de buurt waar ze woont (Haver- en Gortbuurt, en later de Groensteeg en de Singelstraat). Of haar hulpvaardigheidsgevoel aanvankelijk nog voortkomt uit pure onbaatzuchtigheid, of dat haar sinistere plan van meet af aan al meespeelt zal geen mens ooit weten. Op een kwade dag moet ze hebben besloten het (nood)lot een handje te helpen. Gemakkelijk Het wordt haar ook wel heel gemakkelijk gemaakt. Zonder dat het iemand opvalt sluit ze verzekeringen af op het leven van familieleden en bekenden. Ze hoeft er geen stap voor te verzetten. In de buurt waar ze woont wemelt het dagelijks van de verzekeringsagenten, die de bewoners moeten overhalen een begrafenisverzekering af te sluiten. De agenten hebben een dikbelegde boterham aan de Leidse wijk. Ten behoeve van hun begrafenisfonds sparen ze de mensen het brood desnoods uit de mond. Dat heeft te maken met de heersende moraal dat een mens boven alles fatsoenlijk ter aarde moet worden besteld. Bij een begrafenis hoort een koets met paard en een deugdelijke kist. Het is zelfs heel gewoon dat iemand zo'n verzekering voor een verwante of bekende afsluit. De betrokkene hoeft er zelf niets van te weten: zijn of haar toestemming is dan ook niet nodig. Als er maar wordt betaald. De dood is net zo'n geregelde bezoeker in de wijk als de verzekeringsagent. In de door rook geblakerde sloppen is er van hygiëne nauwelijks sprake. Besmettelijke ziekten breiden zich in rap tempo uit. Mie kan op haar vingers natellen dat ze vroeg of laat haar investeringen er dubbel en dwars uithaalt. Alleen: liever vroeg dan laat. Zo gemakkelijk als Mie zich kan verzekeren voor andermans dood, zo simpel blijkt het te zijn om de betrokkenen uit haar uitgebreide familie- en kennissenkring vroegtijdig de dood in te sturen. Het middel daartoe koopt ze net als vele anderen gewoon bij drogist De Ruyter aan de Hogewoerd. Deze verkoopt 'operment', een gif dat door witkalk gemengd op de muren wordt gestreken. Een doeltreffend middel in de niet aflatende strijd tegen de wandluizen, die zich al sedert tientallen jaren in de krotten en huisjes nestelen. Koel Het 'operment', een vondst van de drogist zelf, bestaat uit één deel zwavel tegen vier delen arsenicum. Het mag dan ook niet onvermengd worden verkocht. De jongste bediende van de drogist roert het wel even door de witkalk. Soms heeft hij haast. Dan wordt het operment niet helemaal door de witkalk opgenomen en kun je het vergif er bij wijze van spreken zo afscheppen. Bij wijze van spreken' Goeie Mie voegt de daad bij het woord. Na een uitgave van een paar stuivers heeft ze er voldoende van om meer dan honderd slachtoffers te maken. Ze zal die slachtoffers zonder uitzondering koel en berekenend uitkiezen. Zo heeft ze haar oog laten vallen op haar neef. Arend van Hees. Als kleine jongen wordt hij al door zijn tante verzekerd- Zijn twee broertjes valt die twijfelachtige eer een paar jaar later ook te beurt. Mie wacht rustig af. Haar kans komt als de moeder van Arend overlijdt. Goeie Mie neemt de drie moederloze jongetjes liefderijk op in haar huis. Ze komen op 30 mei 1881. Nog geen zes weken later komt eerst Willem te overlijden. Daarna is het de beurt aan Arend. Twee dagen ligt hij in bed met hevige benauwdheden en vreselijke krampen, drijfnat van het doodszweet. Zijn ogen puilen bijna uit hun kassen en hij krijgt zwarte vlekken rond zijn mond, maar Mie ziet het niet zo somber in. "Kom, zo erg is het niet", voegt ze haar doodzieke neef toe. "Je zal wel weer beter worden". Een dokter wordt niet bij de stervende geroepen. Mie verpleegt hem toch? Waarborg Arend wordt niet beter. Mie kan in haar handen wrijven: de beide broertjes waren immers voor bedragen van respectievelijk 45 en 54 gulden verzekerd bij de maatschappij 'Aller welzijn: hulp in en na het leven' en de sociëteit 'De Voorzorg'. Bovendien had ze Arends premie enkele maanden voor zijn dood nog eens verdubbeld bij het begrafenisfonds 'De Waarborg'. Piet, de derde broer, weet de dans te ontspringen omdat hij na de dood van zijn broer Arend onmiddellijk vertrekt. By de rechtbank zal hij ruim twee jaar later vertellen dat het huis van zijn tante hem een beetje ongezond begon te lijken. Niet dat hij veilig is zodra hy de deur van vrouw Van der Linden achter zich heeft dichtgetrokken. Zijn goedgeefse tante stuurt hem regelmatig lekkernijen op, waarvan Piet en zijn kameraden behoorlijk ziek worden. Blijkbaar heeft hij een taai gestel, want hij komt er telkens weer bovenop. Mie ontziet ook haar eigen ouders niet. Op 11 januari 1882 sterft haar moeder, Johanna Swanenburg-Dingjan. Even plotseling overlijdt haar vader vijf maanden later na het eten van een broodje. Haar zuster Petronella, zwager Lambertus van der Linden en schoonzuster Cornelia de Hees liggen dan allen al begraven op de kerhoven bij de Heerenpoort of de Zijlpoort. Dat één of meerdere van genoemde familieleden een natuurlijke dood is gestorven mag worden uitgesloten. Hun stoffelijke overschotten zullen later weer worden opgegraven. Bij allen worden sporen van arsenicum gevonden. "Drink maar lekker" Vervolgens zet Mie haar zinnen op de de kinderen van het gezin Aben. De ouders werken beiden. Mie is vanzelfsprekend de aangewezen persoon om op de twee kinderen te passen. Met haar sluipt de dood het huisje binnen, want beide kinderen zijn door Mie verzekerd. De kleinste - nog geen drie jaar oud is binnen een paar uur dood. Wie anders dan Goeie Mie legt haar af? Kosten: een gulden en tien cent. Een week later wordt de vijfjarige Suzanne Aben verkouden. Ze moet in bed blijven. Tante Mie maakt een drankje voor de kleine, waardoor ze zorgvuldig wat rattenkruid mengt, net als ze bij het zusje van Suzanne heeft gedaan. "Liefje, drink maar lekker", fleemt tante Mie. Het kind vindt de melk erg bitter, maar tegen Goeie Mie begint ze weinig. Wat later in de ochtend wordt ze doodziek. Als haar moeder 's middags thuiskomt hoort ze dat het stumpertje zo ontzettend heeft moeten braken. De moeder, toch al ontzet door het overlijden van haar jongste, vraagt Mie alsjeblieft een dokter te halen. Koelbloedig zegt deze dat dat toch geen zin heeft. "Als je op een dokter moet wachten... geef haar liever nog maar wat melk", moet ze hebben gezegd. Dat Mie op de medische stand afgeeft wekt in de buurt geen bevreemding. Wat de gifmengster meezit is dat de heren doktoren zich dikwijls niet verwaardigen om naar hun 'fondspatiënten' in de sloppen te komen kijken. Hooguit staan ze deze klanten in het voorportaal van hun woning genadig te woord, om vervolgens een drop- of een stopdrankje mee te geven. De artsen zijn er aan gewend dat symptomen als braken en diarree in dit oude stadsdeel veelvuldig voorkomen. Een doodsbriefje is dan ook zo geschreven. Blij Ook bij Suzanne Aben komt de dokter niet zelf kijken. Hij geeft een buurvrouw, die het lijden van het kind niet langer kan aanzien, ook nu weer een drankje mee. De werking ervan zal nooit beproefd worden. Als de buurvrouw ermee komt aanzetten wordt het inmiddels overleden kind net afgelegd door Mie, die daarmee wederom een gulden en tien cent verdient. Gratis en voor niets houdt ze er nog een toespraak bij. "Wat ben ik blij, dat ik je vandaag nog zo goed heb kunnen doen, arm kind", voegt ze het lijkje toe. Tientallen Suzannes en Arends moeten zo'n martelende doodsstrijd hebben gestreden. Mie weet tot in de finesses wat het gif teweeg brengt. In negen van de tien gevallen is zij verpleegster bij de zieken. Ze blijft er doorgaans onverstoorbaar onder. Zo zal ze een buurvrouw van twee stervende slachtoffers, man en vrouw Frankhuizen, toevoegen: "Het is werkelijk om te lachen, ze liggen samen brakend op de grond en spuwen mekaar haast in de keel". De moord op de Frankhuizens is niettemin het begin van haar ondergang. Het drama begint als Mie op een zaterdagavond in december 1883 onhoorbaar hun huisje in de Groenesteeg binnensluipt. Onder haar boezelaar houdt ze een kopje rattenkruid. Eenmaal in de bovenwoning aangekomen roert ze het gif door de gortepap, die op de kachel staat te pruttelen. Ze wil zich snel uit de voeten maken, maar struikelt in het donker op de trap. Uit angst dat de benedenbuurvrouw haar heeft gehoord roept ze, koelbloedig als ze is: "Mie, ben je boven?" Prompt verschijnt de buurvrouw om te vertellen dat Mie Frankhuizen en haar man zijn uitgegaan. De weldoenster doet uit de doeken dat ze Frankhuizen had willen waarschuwen dat hij die avond wat extra's had kunnen verdienen met vissen. Helaas, dat gaat niet door. Ziekenhuis Als de Frankhuizens na thuiskomst hun avondmaaltijd nuttigen smaakt het niet. De pap is scherp en geelrood van kleur - zo zal Frankhuizen de politie later op zijn doodsbed vertellen. Hij wordt dezelfde avond ziek. Zijn vrouw en dochtertje de volgende ochtend. Mie gaat kijken en weet de komst van een dokter aanvankelijk nog te verhinderen. Maar een doortastende buurvrouw alarmeert toch een dokter. Niet degene die meestal komt en snel weer weggaat, maar een zekere Rutgers van der Loeff. Eentje die geen afstand houdt van fondspatiënten. Hij laat Frankhuizen in een ziekenhuis opnemen. Tot grote verontwaardiging van Mie, die dagenlang rustig heeft zitten toekijken hoe drie mensen vergeefs tegen de dood strijden. Het duurt geen twee dagen of uit het Academisch Ziekenhuis komt het gerucht naar de buurt van Goeie Mie overwaaien: de heren professoren geloven dat Frankhuizen is vergiftigd. Mie van der Linden beseft dat ze nu voorzichtig moet worden, maar ze wil toch nog graag die paar honderd gulden incasseren voor moeder en kind Frankhuizen. Ze klampt agent Worm aan over haar uitkering. Belooft hem een daalder als hy aan niemand vertelt dat de overleden vrouw verzekerd was. Een daalder is in die dagen veel geld, maar de agent is argwanend en gaat zelfs niet op haar aanbod in als ze het bedrag verdubbelt. Toch houdt hij zijn mond - blijkbaar is hij als de dood het volgende slachtoffer te worden. Arrestatie Het zal Mie niet meer helpen. Het balletje gaat rollen én is niet meer tot stilstand te brengen. Dezelfde dag nog wordt justitie ingelicht. De lijken van moeder en kind worden onderzocht. Meteen gaan de rechercheurs op pad. Hamvraag bij hun ondervragingen: wie was er zaterdagavond bij het gezin Frankhuizen op bezoek geweest? Op het eerste gezicht kan iedere wijkbewoner de dader zijn Niemand doet ooit zyn deur op slot. By de straatarme arbeiders valt immers niets te halen? Dan komen de herinneringen bovendrijven bij de buurvrouw van de Frankhuizens. Goeie Mie was er die avond toch? Als haar naam eenmaal is gevallen worden de verhalen van tientallen buurtgenoten snel aan elkaar gelijmd. Goeie Mie is familie. Goeie Mie past altijd overal op. Goeie Mie verpleegt de zieken zelf, aan doktoren heeft ze de pest. Iedereen wordt uitgehoord over de handel en wandel van Mie van der Linden. De onbehaaglijkheid groeit. In de wyk, maar ook by de rechercheurs. Tientallen mensen zijn onder dezelfde omstandigheden gestorven en nooit heeft er een haan naar gekraaid. Als ze tenslotte op zaterdag 15 december 1883 door de commissaris van politie wordt gearresteerd, draagt ze het verzekeringsbewijs van Hendrik Frankhuizen nog onder haar jakje. Men heeft er inmiddels de boeken van de Burgerlijke Stand op nageslagen en Leiden begint te beseffen hoe de dood heeft gewoed in de nabije omgeving van Goeie Mie. Dat ze 102 pogingen tot vergiftiging heeft ondernomen, waarvan minstens 27 met dodelijke afloop, zal pas in de loop van de komende weken duidelijk worden. Volgende week deel 2 en slot: het proces en de grote verontwaardiging in binnen- en buitenland. Een prent uit het Leids Gemeente-archief die de geschiedenis van Goeie Mie in vogelvlucht j vertelt. Op het meest linker tafereel, onder haar portret, strooit ze gif in de pap van de familie Frankhuizen. Nietsvermoedend eten man, vrouw en kind daarvan rechtsboven). Links in het midden: de arrestatie. Daarnaast de Singelstraat (die later Weverstraat heette, maar nu niet meer bestaat). Op nr. 16 woonde Mie jarenlang. Links onder: de opgraving van de stoffelijke overschotten. Rechtsonder tenslotte de begrafenis van één van de vele slachtoffers van Goeie Mie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 13