In een mandje boven de aarde Terug naar de schoffel "En dan die absolute stilte..." Ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de ballonvaart zal van 17 tot en met 21 augustus in Raamsdonksveer het Holland Ballon Festival 1983 worden georganiseerd, een evenement waarbij honderd bemanningen van heteluchtballonnen, afkomstig uit zestien landen, het luchtruim zullen kiezen. Simone van Driel verdiepte zich in de geschiedenis van dit fenomeen en sprak met een enthousiaste vrouw die zelfs met haar kersverse echtgenoot in een ballon op huwelijksreis ging. "Je zit daarboven echt niet niks te doen". Mevrouw Boesman: "Zo heeft iedereen wat". De Nederlandse hoveniers hebben een sympathiek plan gelanceerd. Ze willen het gebruik van bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk afschaffen en terug naar de schoffel. Dat levert vijfduizend nieuwe arbeidsplaatsen op. Maarten de Winter, voorzitter van de hoveniers, legt zijn plan op tafel. door Jan Westerlaken ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1983 De gebroeders Montgolfier hebben waarschijnlijk niet kunnen voorzien waartoe hun uitvinding van de heteluchtballon in 1783 zou leiden, namelijk dat mensen nu met supersnelle vliegtuigen in een mum van tijd aan de andere kant van de wereld kunnen belanden en sinds kort zelfs in staat zijn de wereld buiten ons zonnestelsel te verkennen. Hoewel wij ons al heel lang op minder primitieve wijze door de lucht kunnen bewegen en de ballon als vervoermiddel al lang is achterhaald, is het ballonvaren voor een aantal mensen als hobby blijven bestaan. Een van die ballonvaarders van de twintigste eeuw is mevrouw N. Boesman, die welgeteld 608 keer in een mandje boven de aarde heeft geschommeld. "Het is tegenwoordig wel niet zo avontuurlijk meer als vroeger", zegt ze, "omdat je aan zoveel voorwaarden moet voldoen, maar het is toch steeds weer een enerverende ervaring. En dan die absolute stilte...". Haan In de jaren die liggen tussen de poging van Ikaros (een figuur uit de Griekse mythologie) om het eiland Kreta met vleugels van veren en was te ontvluchten en het moment waarop de eerste raket richting maan werd gelanceerd, hebben mensen op alle mogelijke manieren geprobeerd de zwaartekracht te trotseren en zich van de aarde los te maken. Het heeft - zoals gezegd - tot 1783 geduurd dat een poging daartoe echt geslaagd mocht heten: de eerste bemande luchtballon verhief zich in dat jaar van de aarde. Zoals dat bij zoveel uitvindingen het geval was, werd ook het principe van de ballonvaart bij toeval ontdekt. In de jaren '80 van de achttiende eeuw ontdekten Joseph en Etienne Montgolfier, twee papierfabrikanten uit het Franse Annonay, dat stukjes papier boven een vuurtje omhoogkringelden. Dit zette hen aan het denken en zij maakten kleine papieren ballonnetjes, die bleken op te stijgen wanneer ze werden gevuld met van vuur afkomstige warme lucht De eerste grote - nog onbemande - heteluchtballon, gemaakt van perkament en linnen, werd op 4 juni 1783 in het openbaar opgelaten. Een haan, een eend en een schaap vormden de bemanning bij de eerste ballonvaart uit de geschiedenis met levende wezens aan boord, die op 19 september 1783 vanuit Versailles het luchtruim koos. Ongeschonden kwam de ballon twee kilometer verderop aan de grond, zij het dat de haan zijn poot had verwond omdat het schaap erop was gaan staan. Misdadiger De eerste ballon met mensen aan boord steeg twee maanden later op vanuit Parijs. Wie zich tijdens deze geschiedenis makende tocht in het mandje mocht bevinden, was een twistpunt. Koning Lodewijk XIV stelde voor een tot levenslang veroordeelde misdadiger aan te wijzen. Zou deze heelhuids terugkeren, dan wachtte hem gratie. Maar ene Francois Pilatre de Rozier meende dat een misdadiger niet de eer te beurt mocht vallen om als eerste mens door de lucht te reizen. Hq stelde zichzelf dan ook beschikbaar en vergezeld door markies d'Arlandes steeg hij onder grote publieke belangstelling op met de tot "Montgolfière" gedoopte ballon, die vijfentwintig minuten in de lucht bleef en een afstand van negen kilometer aflegde. De overwinning was echter van korte duur. De Franse natuurkundige Jacques Charles was inmiddels aan het experimenteren geslagen met waterstofgas als ballonvulling. Vanaf de Tuilerieën maakte hij op 1 december 1783 zjjn eerste tocht en versloeg de Mongolfière op alle fronten. De gasballon slaagde erin twee uur in de lucht te blijven, legde in die tijd een afstand van veertig kilometer af en bereikte een hoogte van 3000 meter. De gasballon bleek bovendien veel veiliger dan de heteluchtballon, waardoor de concurrentiestrijd tussen de gebroeders Montgolfier en Charles door de laatste werd beslist. In de jaren daarna werd door verschillende mensen eveneens geprobeerd meteen ballon op te door Simone van Priel stijgen. Wat Nederland betreft was het de Amsterdammer Hopman, die probeerde met een zelfgemaakte luchtballon de titel "eerste Nederlandse luchtreiziger" op zijn naam te krijgen. Na drie mislukte pogingen slaagde hij er op 26 augustus 1804 in de ballon vanuit Rotterdam omhoog te krijgen, om vervolgens op het landgoed "Backershagen" in Wassenaar te landen. Club Een handvol enthousiastelingen beoefent nu nog de ballonsport. Onder hen bevindt zich mevrouw N. Boesman, voorzitter van de Haagse Ballonclub. Haar voorliefde voor de ballonvaart lijkt eerder een gekte dan een gewone hobby. Door haar hele huis hangen en staan ballonnen in de vorm van schilderijen, beeldjes, beschilderde borden en prentjes. Zelfs de limonadeglazen, de deurknoppen en het lucifersdoosje in de asbak tonen de afbeelding van een ballon. "Zo heeft iedereen wat", zegt ze. "Het wordt alleen steeds moeilijker om nieuwe ballonnen te vinden, het raakt een beetje uit". "Wegdrijven op de wolken, het romantische en avontuurlijke tegemoet. Dat dacht ik toen ik als meisje een ballon zag opstijgen vanaf het Malieveld hier in Den Haag. Het leek me zo fantastisch, dat ik het ook wilde. Toen ben ik lid geworden van een club en na een jaar mocht ik mee. Ik vond het zo leuk dat ik wilde doorgaan". Maar ballonvaren is óók een kunst Niet iedereen kan zomaar in een mandje gaan zitten en het luchtruim kiezen. Een ballonvaarder moet in het bezit zijn van een zogenaamd B.V.B., een officieel Bewijs van Bevoegdheid. Mevrouw Boesman is voorzitter van de Examencommissie Ballonvaarder, die de aankomende ballonvaarders een officieel Staatsexamen afneemt. "Het is net als met zweefvliegen", zegt ze. "Dat kan ook niet zomaar iedereen". Zaken waar de ballonvaarder ook nog weet van moet hebben zijn meteorologie, aërodynamica en (foto PR) luchtvaartwetten. "Je zit daarboven echt niet niks te doen. Je moet een kaart bijhouden, vliegvelden oproepen, de snelheid meten en ga zo maar door. Het is overigens niet meer zo romantisch als vroeger, soms moetje een radio mee aan boord hebben en dan heb je minder het gevoel datje helemaal los bent van de aarde". Huwelijksreis Ook mevrouw Boesman moest dus een brevet gaan halen om zelf te mogen varen. Haar instructeur was Jan Boesman, waar ze na de oorlog mee is getrouwd. De huwelijksreis naar Frankrijk moest ook per ballon worden gemaakt, vond het echtpaar. "Alleen was er in 1946 in Nederland geen ballon meer te vinden. Mijn man kende de directeur van het Franse Luchtvaartmuseum en die wilde ons er wel een lenen, op voorwaarde dat hij ook meemocht. Daar hebben we toen maar mee ingestemd". Met een brevet alleen is de ballonvaarder er nog niet. Te pas en te onpas opstijgen is er niet bij - althans niet meer. Mevrouw Boesman: "Luchtballonnen zijn met de komst van de moderne luchtvaart eigenlijk een obstakel voor het overige vliegverkeer geworden. Er moet nu ontzettend veel geregeld worden voor je eindelijk eens de lucht in kan. Je moet toestemrr\ing vragen aan de burgemeester van de plaats waar je wilt opstijgen, aan de verkeerstoren van Schiphol en, wanneer je wilt opstijgen in gebied dichtbij een vliegveld, aan de Rijksluchtvaartdienst". De plaats van landing is helaas minder nauwkeurig te bepalen dan de startplaats. "We komen inderdaad wel eens in een boom terecht, maar dat is nog niet zo erg. Dat veert wel lekker. Landen in een sloot, dat is minder leuk". Zijn alle vergunningen binnen, dan begint pas het eigenlijke werk. "Daar kun je rustig een paar uur voor uittrekken. Eerst moet de ballon worden uitgelegd, dat duurt al een uur. De gasballon waar ik mee vaar is dan ook een gevaarte met een inhoud van 700 kubieke meter. Daarna duurt het nog een half uur voor de ballon met gas is gevuld. Tenslotte wordt de ballon uitgebalanceerd, dat neemt ook veel tijd in beslag". Klein Doorgaans gaan er drie mensen op een tocht mee: een piloot, een co-piloot en een passagier. En dat nog wel in een mandje van nog niet eens één by één meter, waarin ook nog allerlei meetapparatuur, proviand en soms zendapparatuur een plaatsje moet vinden. "Het Ujkt heel klein", zegt mevrouw Boesman. "Maar het valt echt erg mee, je kunt er zelfs in zitten. Bovendien hang je met je lichaam voor een groot deel buiten de mand". "Het leuke ervan is dat het een tak van sport is die ontzettend lang is vol te houden. Je kunt twintig uur achter elkaar varen zonder moe te worden. Je merkt pas datje op bent als je eenmaal weer op de grond staat". De langste tocht die mevrouw Boesman tot nu toe heeft gemaakt was van Enschedé naar het Franse La Rochelle, een tocht die twintig uur duurde en waarbij de ballon een afstand aflegde van meer dan 1000 kilometer hemelbreed. "Een heerlijke tocht was dat", zegt ze. "'s Nachts doorvaren is een heel bijzondere gewaarwording. Je hebt te maken met de absolute stilte. En je kunt je daarboven echt één voelen met de natuur". Weg met de gifspuit, terug naar de schoffel. Het mes snijdt aan twee kanten. Niet alleen kunnen vijfduizend mensen aan zinvol werk worden ge holpen, zo heeft voorzitter Maarten de Winter, van de Nederlandse hoveniers uitge rekend, maar ook een ver dere vervuiling van het mi lieu kan zo worden tegenge gaan. De gedachte van groenvoorziener De Winter is gebaseerd op een fi nanciële kwestie. Het onkruid- vrij houden van één hectare be planting kost aan mankracht en bestrijdingsmiddelen f21.000 per jaar. Eén volledige arbeids plaats vergt een krappe 60.000 gulden per jaar. Anders gezegd: voor elke drie hectare kan dus een arbeidsplaats worden ge creëerd. Hovenier De Winter heeft berekend dat in Nederland 15.000 hectare aan groen vrij van onkruid moeten worden gehou den. Kortom, vijfduizend men sen kunnen aan een baan wor den geholpen. Met dit plan is een bedrag gemoeid van 315 miljoen gulden. Waar denkt hij dat geld vandaan te halen? "Het gaat inderdaad om een flink bedrag", geeft De Win ter toe. "De komende jaren verla ten duizenden jonge mensen de agrarische scholen. Ze komen niet aan de slag, omdat er geen werk is. Maar wat is er nu beter: een uitkering of ze een job ver schaffen? De overheid is eenzelf de bedrag kwijt als deze mensen werkloos blijven. De ogen van het rijk moeten ook maar eens opengaan. Spuiten kan niet meer, we hebben de toelaatbare grens allang overschreden. We moeten terug naar de natuur. Dat kost nu geld, maar je investeert voor straks. Dan wordt het on derhoud een stuk goedkoper." W erkverruiming De situatie nu: als een park is ver waarloosd kunnen gemeenten werklozen inzetten. De werkloze behoudt zijn uitkering. De Win ter noemt dit stijlloos. "Dit gaat ten koste van onze sector", stelt hij. "Wij hebben veel geld geïn vesteerd in het opleiden van jon ge mensen. Wat gebeurt er? Een bakker, slager of automonteur die geen werk heeft wordt zelfs opgeleid om in het groen aan de slag te kunnen. Voor ons is dit absoluut onaanvaardbaar." De hoveniersvoorzitter vreest dat wanneer er aan deze situatie geen aandacht wordt besteed, de werkloosheid in de sierteelt bin nen twee jaar tot zeker dertig procent (nu al twintig procent) zal stijgen. Terug naar de schoffel in een tijd waarin de technologie voor traast, kan dat nog wel? De Win ter: "Die kreet is misschien wat ongenuanceerd, maar de indus trie springt er al op in. Zij ont wikkelt apparatuur waardoor het mogelijk wordt om minder naar de gifspuit te grijpen. Of je werkelijk helemaal buiten be strijdingsmiddelen zou kunnen, valt te betwijfelen. Je kunt altijd wel eens een situatie tegenko men waarbij je niet om gif heen kunt. Maar in grote lijnen moet het gebruik van spuitmiddelen, zeker voor wat het openbaar w." J' 1 groen betreft, zoveel mogelijk achterwege blijven." Maarten de Winter denkt dat zijn plan binnen vijf jaar tot stand moet kunnen komen. Voorlopig ziet ook hij zich voor de vraag ge plaatst waar die meer dan 300 miljoen gulden vandaan moeten komen. Relativerend: "Als ik al leen naar de achterstand in de onderhoudssfeer kijk, dan zeg ik, de investering die je nu doet ver dien je binnen tien jaar terug." Mankracht De plantsoenendiensten van Lei den en Alphen staan volledig achter de gedachte van De Win ter. Wat hen betreft grijpen ze nog liever vandaag dan morgen naar de schoffel. Alleen ont breekt het ze aan mankracht Mankracht die er vermoedelijk nooit zal komen omdat er be hoorlijk wordt bezuinigd op het openbaar groen. Du Bois, hoofd van de groenvoor ziening in Alphen, zegt het zo: "We werken nu tegen beter we ten in. Met tegenzin. Maar wat moet ik? Ik heb geen mogelijk heden. Het liefst zet ik die spuit nu aan de kant en pak ik de schoffel. Dan moet ik er wel der tig tot veertig man bij hebben. Daar hoef ik niet voor aan te kloppen. Zoveel geld is er niet." Du Bois beseft dat het verspuiten van bestrijdingsmiddelen óók geld kost. "Maar", voegt hij er aan toe, "die kosten staan niet in verhouding tot de kosten van mankracht Eén man verdient zeg maar, 35.000 gulden schoon. Voor dit bedrag kan ik zoveel gif spuiten dat heel Alphen ervan is vergeven." De Alphense plantsoenendienst experimenteert zelf al teneinde het gebruik van bestrijdingsmid delen tot een minimum te beper ken. Nieuwe groengebieden wor den de eerste twee jaar vrijge houden van onkruid. Heeft de beplanting voldoende hoogte be reikt dan wordt er aan onder houd niets meer gedaan, maar laat men de natuur haar gang gaan. "We mogen, wat deze ont wikkeling betreft, zeker niet kla gen", zegt Du Bois. "Tot nu toe verloopt het allemaal naar wens in die gebieden." Schoolverlaters Daarnaast werkt de Alphense plantsoenendienst serieus plan nen uit om schoolverlaters, die een agrarische opleiding achter de rug hebben, aan een baantje te helpen. "Hun uitkering komt niet in gevaar", voegt Du Bois er aan toe. "Vakmensen moetje, als het even kan, niet aan de kant zetten. Dan blijven ze steken en raken ze achter. Dat moeten we proberen te voorkomen." Hoewel de plantsoenendienst van de gemeente Leiden mondjes maat omspringt met het gebruik van bestrijdingsmiddelen, houdt zij toch haar hart vast. De heer Cornet van deze dienst ver woordt die angst: "We doen niet anders dan inleveren. Steeds is geld het sleutelwoord.<Als je on kruid niet met mankracht kunt bestrijden, blijft er niet veel an ders over dan naar gif te grijpen. Onze dienst loopt, als het even kan, met een grote boog om dat gif heen. Al dat inleveren is grie zelig hoor. Geen mensen bete kent voor ons: pak dan de spuit maar....." Het mes snijdt aan twee kanten: nieuwe arbeidsplaatsen en vervuiling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 17