Geboortedorp van
II Duce viert zijn
geboortedag niet..
heeft een zoon
Honderd jaar geleden werd
Benito Mussolini geboren
DONDERDAG 28 JULI 1983
Varia
door
Hein ten Kortenaar
PREDAPPIO - Het bureau van
Mauro Strocchi, de jonge com
munistische burgemeester van
Mussolini's geboortedorp Pre-
dappio, staat schuin in de ka
mer. In de hoek achter zijn
stoel kijkt een vergeeld gipsen
borstbeeld van Dante zijn be
zoekers peinzend aan. Enige
bijzondere reden voor dit eer
betoon aan Italië's dichterko-
ning? „Ach nee", zegt de bur
gemeester „dat stond er nog
van vroeger. We hebben alles
zo gelaten als het was, alleen
de raadszaal, die had zwarte
muren en die hebben we toch
maar blauw geverfd".
Toch zit Strocchi nog niet lang
genoeg in het uit de fascisti
sche tijd daterende raadhuis
(Predappio werd pas in 1926
door Mussolini zelf tot zelf
standige gemeente verheven)
om het juiste antwoord op de
vraag te weten. Dat krijg ik pas
van pater Michelangelo, de
Franciscaanse pastoor van de
monumentale dorpskerk van
St. Antonius, gebouwd (zo
staat er op een bord bij de in
gang) „in 1934 door het hoofd
van de regering Benito Musso
lini".
Aan het eind van een gesprek,
waarin hij zijn buitenlandse
bezoeker enige dure werkjes
van katholiek-fascistische in
houd weet aan te smeren (o.a.
een „dispuut over de bekering
van B. Mussolini"), voert hij
me met groot vertoon van ge
heimzinnigheid naar boven,
naar het klooster, waar hij in
een stoffige rommelkamer
triomfantelijk een reusachtige
buste van „II Duce" vertoont.
„Niemand weet dat het hier
is", verklapt hij, „maar het
komt uit het raadhuis, daar
hebben wij het uit gered".
De Duce kijkt doordringend en
met infehouden woede naar de
scheve kandelaars en de afge
bladderde heiligenbeelden
waarmee hij zijn ballingschap
deelt, de machtige kin rustend
op een hand, in de trant van
Rodins 'De Denker'. Er is geen
twijfel mogelijk: het driehoeki
ge voetstuk bewijst dat hij het
was, die in vervlogen jaren
over de schouder van Predap-
pio's burgemeester heeft geke
ken.
Neo-fascisten
Burgemeester Strocchi en pas
toor Michelangelo vormen de
twee uitersten van het huidige
Predappio. De eerste is geko
zen door de 43 procent PCI-
stemmers van het dorp (7000
inwoners), de ander behoort
tot de „nostalgici", de mensen
met heimwee naar het fascisti
sche verleden, die op de MSI
stemmen (Movimento Sociale
Italiano, de neofascistische
partij van Giorgio Almirante):
10 procent, bijna het dubbele
van het landeliik gemiddelde.
Maar hier staat tussen hen in
de moeilijk over het hoofd te
ziene figuur van Benito Musso
lini, die 100 jaar geleden in Pre
dappio werd geboren (29 juli
1983) en wiens crypte op de ge
meentelijke begraafplaats een
bedevaartsoord is voor tien
duizenden nostalgici uit heel
Italië, en trouwens ook van
daarbuiten. Met hem moeten
beiden, burgemeester en pas
toor, ieder op zijn eigen manier
zien af te rekenen.
De burgemeester heeft het daar
kennelijk het moeilijkst mee,
al tracht hij juist het probleem
te bagatelliseren. „Voor ons is
Mussolini een burger als alle
andere", probeert hij. vol te
houden. „Zijn graf is een gewo
ne familiekapel, zoals er zoveel
zijn, en het wordt door de fami
lie onderhouden. Wij als ge
meente zorgen alleen voor het
normale onderhoud van het
kerkhof'. Voor de meerder
heid van de dorpsbevolking, zo
meent hij, is „de Mussolini van
Predappio uitsluitend de jonge
socialistische onderwijzer, en
dus 'de verrader' van die vroe
gere idealen".
Onderscheiding
Aan eeuwfeesten of herdenkin
gen zal van gemeentezijde dan
ook niets worden gedaan,
hoogstens medewerking aan
eventuele studiedagen van ge
garandeerd democratische in
stellingen. Maar er Jal zorgvul
dig op worden toegezien dat
zich in het openbaar geen on
grondwettige fascistische revi
vals afspelen. „Ik heb in de
krant gelezen dat Almirante op
29 juli hier de twintig trouwste
fascisten uit zijn partij wil on
derscheiden. Nu, daar zal hij
dan toch een besloten plek
voor moeten vinden, want op
gemeentelijk grondgebied geef
ik hem daar geen vergunning
voor".
Hij doet zich onbezlorgd voor,
maar laat zich even later toch
•ontvallen dat hij blij zal zijn
wanneer het jaar 1983 om is. Er
gaat geen dag voorbij of de
post bezorgt hem anonieme
(en meestal met strafport be
laste) brieven uit binnen- en
buitenland. Hij laat er een zien
uit België, een gestencild vod
waar met grote letters boven
staat: „Le juif est l'ennemi"
(„De jood is de vijand"). Italia
nen beperken zich meestal tot
scheldwoorden aan het adres
van de burgemeester en zijn
„rode honden" en voorspellin
gen over het gruwelijk lot dat
hen te wachten staat na een
nieuwe Mars naar Rome.
Met dat vooruitzicht houden ook
vele bezoekers van Mussolini's
graf zich bezig, getuige het re
gister dat hem eveneens ano
niem werd toegestuurd. „Sterk
is de arm en bitter de droefenis
van uw ongetemde volk, o Du
ce, maar onder het gezang van
de nieuwe jeugd zullen wij op-
- nieuw naar Rome optrekken".
Een enkele keer komt er wel
eens een kritisch geluid, zoals
van de Fransman die schrijft:
„Laten we ons hier herinneren
wat het fascisme heeft aange
richt", maar vlak daaronder
schrijft een in Frankrijk ge
trouwde Italiaanse: „Tu n'as
pas le droit, malhonnête!"
(„Daar heb jij als oneerlijk
mens het recht niet toe"!). Mij
merend noteert een andere Ita
liaanse: „Ik heb mijn belofte
gehouden. Ik heb twee uur in
meditatie bij u doorgebracht".
Hondenfokker
Dat is iets waar pastoor Miche
langelo heel goed kan inko
men. „Toen ik hier 13 jaar gele
den tot pastoor benoemd
werd", vertelt hij, „was het eer
ste wat ik deed: gaan kijken
naar Mussolini's geboortehuis,
dat ik in 1934 al had bezocht.
Wat een treurigheid: op de eer
ste verdieping woonde een oud
mannetje dat honden fokte (hij
is later van de trap gevallen en
dood gebleven). Beneden,
waar ik de smidse van zijn va
der en „het" ledikant had ge
zien en waar allemaal foto's
van Mussolini hadden gehan
gen, was nu een grote troep en
er lag een teef met zeven jon
gen. Nu is het al jaren gesloten,
het is eigendom van de staat en
die wil niet dat er iets mee ge
beurt. Ik heb Almirante al
voorgesteld om er tenminste
een gedenksteen aan te bren
gen, maar daar zullen we ook
wel geen vergunning voor krij
gen".
Zijn kerk, opgetrokken in de be
tonnen barokstijl die het fas
cisme zo dierbaar was, ligt aan
het eind van de dorpsstraat aan
een enorm plein, dat op week
ends vol staat met autobussen
uit heel Italië. De straat heet nu
Viale Giacomo Matteotti, naar
de socialistische afgevaardig
de, die in 1924 door een fascis
tische knokploeg werd ver
moord. Hij wordt omzoomd
door volkswoningen uit 1926,
waarvan de Biedermeier-stijl
wordt getemperd door streng
uitziende Latijnse opschriften,
maar met een banale inhoud:
„Na gedane arbeid is net zoet
rusten" bijvoorbeeld. Op de
gevel van de kerk staat in bron
zen letters: „a.d. (in het jaar des
heren) 1934", maar ook een an
der opschrift, dat op geen en
kel openbaar gebouw in Italië
meer voorkomt, tenzij als een
vage schaduw: „e.f. 12", d.w.z.
het twaalfde jaar van de fascis
tische jaartelling (era fascista),
die begon bij de mars naar Ro
me van 1922.
Waarom dat er hier niet afge
haald is? „Spreekt vanzelf',
meent de pastoor: „Deze kerk
is door Mussolini zelf hier
neergezet, hier wordt elk jaar
op 28 oktober (herdenking v^n
de mars naar Rome) en straks
op 29 juli een mis voor hem op
gedragen, met Almirante en de
hele MSI-leiding erbij. Hier is
de uitvaart voor Donna Rache-
le (Mussolini's weduwe) ge
houden. Het is, kun je zeggen,
Mussolini's kerk".
Franciscanen
De schroom waarmee ik hem
vraag waarom juist de Francis
canen altijd zo fascistisch zijn
geweest en gebleven, blijkt ge
heel overbodig, want hij be
aamt het enthousiast en legt
uit: „Kijk, ik was nog te jong,
maar onze oude paters hebben
me altijd gezegd dat Mussolini
in 1922 de orde heeft hersteld,
er kwam een eind aan al dat so
cialistische geweld, er kwam
weer respect voor de geeste
lijkheid. En ach, Mussolini was
wel niet zo'n goede katholiek,
maar hij was zeer gesteld op St.
Franciscus en op de Francisca
nen, en toen hier een kerk
moest komen, wilde hij ook
dat er Franciscanen in kwa-
Die sympathie was dus weder
zijds, en met smaak vertelt de
pastoor over „onze pater Zuc-
ca", die het stoffelijk overschot
van de duce kort na de oorlog
verdonkeremaande uit het graf
in Milaan, „dat voortdurend
door schorriemorrie werd ont-
eerd en besmeurd", en het ver
stopte in een klooster, totdat
het in 1957 in stilte naar Pre
dappio mocht worden overge
bracht.
Familiegraf
De weg naar het kerkhof begint
naast de kerk. „Vrijheidslaan"
staat er op de hoek, maar het
wordt al gauw provinciale weg,
waar een kilometer buiten het
dorp een zuilengalerij toegang
geeft tot de begraafplaats, die
wordt gedomineerd door de
grafkapel aan het eind van de
brede middenlaan. Het mag
dan een familiegraf „als alle
andere" zijn, de rest van het
kerkhof is er eerbiedig omheen
gegroepeerd. De duce heeft het
dan ook zelf laten bouwen en
er nog tijdens zijn leven rijn
ouders, zijn broer Arnaldo en
zijn zoon Bruno begraven.
De schemerige crypte onder de
kapel is overvol met granieten
sarcofagen, met fascistische
pijlenbundels aan de hoeken.
In het midden, onder een ver
lichte boog, die van Mussolini
zelf, met daarachter, in spier
wit marmer, de beroemde gei-'
dealiseerde kop van de dicta
tor, zoals die tijdens zijn regi
me tot cliché was gemaakt. Het
geheel is van de sombere farao-
nische retoriek waar de duce in
zwelgde.
In het romaanse kerkje van San
Cassiano, dat bij het kerkhof
ligt („Gerestaureerd door Beni
to Mussolini, duce van Italië"
staat er in vier talen bij de in
gang) kan men het doopvont
bewonderen, met een bordje
erop: „Hier werd op 30 juli
1883 Benito Mussolini ge
doopt", en wordt men verzocht
„op dit eeuwgetij" een bijdrage
te deponeren voor het herstel
van de klokketoren.
'Naamloze'
De rector van San Cassiano is
overigens niet de enige die aan
het eeuwgetij iets hoopt over te
houden. Ondanks een politie
verordening van 1966, die ver
koop van fascistische souve
nirs en afbeelding van de duce
in zijn geboortedorp verbiedt,
zijn die open en bloot uitge
steld en tegen forse prijzen te
koop in verschillende winkels.
En de plaatselijke wijnbou-
werscooperatie heeft voor de
gelegenheid een uitstekende
partij Sangiovese, de kwali
teitswijn van Romagna, gebot
teld in flessen met een zwart
etiket, die ze niet zonder ge
voel voor humor „l'Innomina-
to di Predappio" (de Naamloze
van Predappio) genoemd heb
ben.
De Naamloze van Predappio -
het is een mooie typering van
de officiële houding, zoals die
door burgemeester Strocchi
wordt vertolkt. Het is onduide
lijk of het hier gaat om de ver
legenheid waarmee het fami
lieskelet in de kast wordt om
ringd, of om het soort angst dat
men in Frankrijk de hele vori
ge eeuw voor Napoleon is blij
ven koesteren. Maar daar kon
er inderdaad nog een tweede
keizerrijk uit de as herrijzen,
hier wordt de overgebleven
aanhang steeds meer een
vreemdsoortige sekte, die poli
tiek volslagen buitenspel staat.
In plaats van met bedremmeld
stilzwijgen zou deze lastige
geest misschien het best be
zworen kunnen worden door
er maar een flinke toeristische
kermis van te maken, met bon
te uithangborden en wegwij
zers, met souvenirstalletjes en
eettentjes. Tenslotte zijn ook
alle verhalen over de vloek van
de farao's verstomd op het mo
ment dat men hun graven per
taxi kon bereiken.
Het uit spierwit marmer gehouwen borstbeeld van Benito Mussolini, zoals dat in de rouwkapel op de
begraafplaats van het plaatsje Predappio is te vinden.
(foto GPD)
Met blijdschap geven wij kennis
van de geboorte van "De zoon van
Asterix", een nieuwe strip in de
serie Asterix en Obelix die na de
dood van tektschrijver René
Goscinny een nieuw vervolg heeft
gekregen.
Hoofdpersoon in deze dagelijkse
strip is een onschuldige baby, die
voorde hut van Asterix te
vondeling is gelegd. Samen met
zijn onafscheidelijke vriend Obelix
probeert Asterix het ventje op te
voeden. Obelix gaat in zijn
vaderrol natuurlijk te ver en geeft
de kleine een flinke slok van de
beroemde toverdrank die de
galliërs onoverwinnelijk maakt.
Het kersverse krijgertje laat hierop
een spoor van vernielingen in het
dorp achter. De opvoeding loopt zo
uit de hand dat Asterix en Obelix
besluiten de ouders op te sporen
die zeer voornaam blijken te zijn.
Om die reden maken de romeinen
jacht op het kereltje.
Het verhaal kent tal van
confrontaties tussen de heersers
van Europa en het
onafscheidelijke duo Asterix en
Obelix. Intriges van de Romeinen
en staaltjes van brute kracht van
het gallische duo zijn weer niet
van de lucht. Kortom, "De zoon
van Asterix" is een strip om de
vingers bij af te likken en die niet
gemist mag worden. Hoeft ook
niet, want deze krant zal de
speurtocht van Asterix en Obelix
naar de ouders van hun oersterke
telg dagelijks volgen.
Vanaf 8 augustus
ïer/x
wedergeboorte
van een
beroemde strip...