"Ik ben vreselijk misbruikt"
Ben Korsten, de
mannetjesmaker
De 'wapensmokkel' van broeder Mattheus
Do's waar ook
„Piet, je kunt naar Soestdijk"
ZATERDAG 9 JULI 1983
PAGINA 17
Het was de zwartste dag van
zijn leven en daar blikt broeder
Mattheus (54) niet graag op
terug. „Ik ben op een vreselijke
manier misbruikt", zegt hij
over die donderdag 24 oktober
1974, waarop hij twee
omgebouwde gaspistolen de
Scheveningse gevangenis
binnensmokkelde, niet
wetende dat vier
gedetineerden (Jantje B; Daan
D; Mohammed K. en de
Palestijn Nuri) deze
vuurwapens enkele dagen later
dankbaar zouden gebruiken
om er - honderdzes uur lang -
een 22-koppig kerkkoor mee in
gyzeling te r
door Sjak Jansen
„Toen ik dat hoorde, ben ik me
wild geschrokken en begon het mij
ook te dagen dat er geen
speelgoeddingetjes in de zakjes
zaten die ik de gevangenis had
binnengebracht. Dat hadden ze me
namelijk verteld; dat het
silhouetjes waren,
namaakpistooltjes. Onder
bedreiging daarvan, dus zonder
geweld, wilde Jantje zich uit de
gevangenis bevrijden en dat kon ik
begrijpen want ik zag dat hij er in
die cel niet op vooruitging. De
macht van de sleutelbossen, die
maakte hem kapot en dat wilde ik
niet. God ook niet, denk ik."
Broeder Mattheus zei zodoende
geen nee, toen Jantje hem vroeg
twee van zulke silhouetjes - diens
vriendin zou ze in pakjes doen -
mee te nemen. De Benedictijner
broeder werd immers niet
gefouilleerd: vanwege zijn
reclasseringswerk beschikte hij
over een doorlaatpasje.
Naïef
Reden waarom Jantje hem een jaar
eerder in de Bredase
Koepelgevangenis verzocht een
ijzerzaagje binnen te smokkelen.
Prompt zaagde hij daarmee de
tralies van zijn cel door, waarna hij
kon vluchten. Maar drie dagen
later kon de politie hem na een
kort vuurgevecht in de Haagse
Spoorwijk alweer aanhouden.
Broeder Mattheus: „Achteraf kun
je zeggen dat het heel naïef van me
was om klakkeloos te geloven dat
er namaakpistooltjes in die pakjes
zaten. Ik had dat natuurlijk moeten
controleren. Maar op dat moment,
ach, ik had zo met Jantje te doen.
Ik wist hoe slecht ze hem in de
Bossche gevangenis hadden
behandeld, hoe weinig hij werd
begrepen. Hij en Daan waren zo
hulpeloos. Ze hadden niemand
meer. Daarom wilde juist ik ze
trouw blijven. Ik stemde dus, zeg
maar, spontaan in."
„Daarbij komt eigenlijk: ik
bezocht in die tijd heel veel van die
hulpeloze jongens. En als je met
Broeder Mattheus: Ik ben me
wild geschrokken". Foto onder: met
karabijnen gewapende politie
mannen bewaken de Scheveningse
strafgevangenis tijdens de gijze
ling van het kerkkoor "Ut Captivi
Gaudeantdat cynisch genoeg
tot vreugd van de gevangenen
betekent.
(Foto's: Peter Senteur»
„Antwoord kreeg ik met, als ik ze
wat vroeg. Naar de kerk mocht ik
niet, want ze waren doodsbang dat
ik met andere gevangenen in
contact zou komen."
„En dan was er nog dat rotte
verhoor van die officier
justitie. Een echte papenhater was
dat. Die man heeft me helemaal
binnenstebuiten gekeerd, me
ongelooflijk vernederd. Hij
geloofde niet dat iemand iets
een ander deed zonder daar zelf
beter van te worden. Dat zei hij
letterlijk. Toen werd ik zo woest,
dat ik zei: u bent appelmoes van
mij aan het maken. Waarop hij zei
er zitten jammer genoeg pitjes in.
En toen zei ik: maar dat worden
weer nieuwe appels. Jaah, ik was
letterlijk overgeleverd aan de
heidenen."
Overplaatsing naar het huis van
bewaring in Alkmaar („ik had er
alle jongens op mijn hand")
dat bijltje hakt, kan het iedereen
overkomen dat er spaanders
vallen. Je kunt ook met je benen
onder tafel blijven zitten; dan
gebeurt er helemaal niks."
Toch heeft de Oosterhoutse
kloosterling veel spijt van zijn
daad. „Meer dan ik ooit kan
zeggen. Ik was helemaal kapot.
Rust had ik niet meer. Ik was zo
jaar; broeder Mattheus moest
„voor het afleveren van
vuurwapens" anderhalf jaar de cel
in. Een hard gelag voor de
kloosterling die in zijn woonplaats
Oosterhout een zéér geziene figuur
was. De plaatselijke bevolking was
er dan ook met stomheid geslagen.
„Zo'n goeie mins als onze broeder
Mattheus, die kunde toch nie in het
gevang stoppe", klonk het er
verontwaardigd.
Maar toch was het zo. En wie het
Boek der Wijsheid opensloeg kon
het allemaal ook wel verklaren.
Daar leest men immers: „Mijn
zoon, bemoeit u niet met al te veel
dingen. Want doet ge te veel, dan
blijft ge niet vrij van schuld."
Alsof het broeder Mattheus op het
lijf was geschreven. Als
ziekenbroeder en vooral ook
gastenpater was hij immers de
man bij uitstek om zich te
ontfermen over drugsverslaafden
en andere ontheemden die in die
jaren veelvuldig bij de abdij om
hulp kwamen, omdat de medische
wereld toentertijd nauwelijks raad
met hen wist. Had Mattheus (wat
letterlijk gave van God betekent)
zich eenmaal hun lot
aangetrokken, dan bleef hij ze
opzoeken - óók als ze in de
gevangenis belandden.
Zo leerde hij 's lands
gevangenissen van binnen en van
buiten kennen en zag hij hoe
schrijnend het leven daarin kan
toegaan. Voorbeelden van cipiers
die de gevangenen als een
voetveeg behandelen kent hij
sedertdien legio. En gevallen van
gevangenen die rot de gevangenis
binnenkwamen en er maanden
later nog rotter weer uitgingen, zijn
hem ook in ruime mate bekend.
Papenhater
bang dat de jongens iets
onverstandigs zouden doen. Ik heb
nog naar de gevangenis gebeld,
van: laat mij bij hen zijn, dan kan
er niks fout gaan."
„En gelukkig is er niks fout
gegaan. Ik heb daar God op mijn
blote knieën voor bedankt. Ik had
het wel van de kerktorens willen
brullen, zo blij was ik toen."
Zéér gezien
Zelf moest hij - in afwachting van
zijn rechtszaak - eerst naar het
Scheveningse huis van bewaring.
„Dat waren vreselijke dagen", zegt
hij. „Ik was er de geslagen hond,
wist half wat er gebeurde. Ik had
een ontzettend verdriet van wat ik
andere mensen onbewust had
aangedaan. Maar die bewaarders
interesseerde dat geen zier. Die
keurden me geen blik waardig,
behandelden mij als een zware
crimineel."
betekende zijn redding. „Pater
Schuurman, toen al een goede
vriend van my, was daar
aalmoezenier en die zei meteen al:
Mattheus, we maken er hier één
grote retraite van. Met behulp van
hem heb ik van mijn celletje mijn
kapelletje kunnen maken. Elke
week smokkelde hij voor mij zes
hosties binnen en zo kon ik toch
nog dagelijks ter communie gaan.
Dat is mijn redding geweest."
„Ik miste mijn medebroeders
natuurlijk wel en mijn familie,
maar die schreven me allemaal
brieven. En daar stond in:
Mattheus, je bent nu nog meer by
ons dan vroeger. Dat heeft me
enorm goed gedaan."
Rijk
„Ik heb wel drieduizend brieven
gehad en daar zat niet één hatelijke
bij. Ik heb er eigenlijk alleen maar
vrienden bij gekregen. Vooral God
hè. Die is in de gevangenis een
enorme steun voor me geweest.
Het was alsof Hij voortdurend in
me zat. Ik zei tegen Hem: Lieve
Heer, ik heb me aan U gegeven,
nou hier ben ik dan. En dat heeft
hij beantwoord."
„Ik kon toen wel een gat in de
lucht springen. Ja jongen, als je je
verlaten voelt en dèn je geloof nog
hebt en daarmee eerlijk kunt zijn,
dan is dat een groot geluk. Ik heb
dat zelf mogen ervaren. Je kunt
alleen bij het geluk komen als je
door je verdriet heen durft. En
voor mij is dat geluk blijven
doorgaan. In die zin ben ik van de
hele geschiedenis - hoe naar en
verschrikkelijk die ook was - rijk
geworden. Dat meen ik oprecht."
„Ik ben bewuster en zuiverder
gaan leven. Voorheen was ik een
plumpudding; je kon met my alle
kanten uit. Nu ben ik niet meer zo
naïef. Maar meneer Van Agt had
met de hele affaire niets te maken
hoor. Dat hebben de kranten toen
wel gesuggereerd, maar dat was
geheel ten onrechte."
„We zijn wel vrienden en toevallig
was hij toen minister van justitie,
maar ik ben toen alleen bij hem
geweest om te klagen dat mijn
jongens in de Bredase Koepel
nogal eens onrechtmatig in de
isoleercel werden gestopt. Toen
ben ik inderdaad naar Dries
gestapt. Om het dus voor mijn
jongens op te nemen. Laten vallen
doe ik ze namelijk niet. Ze kunnen
altijd op me rekenen."
„Maar of dezelfde narigheid me
nog een tweede keer zal
overkomen... kerel wat een vraag.
Hoe kan ik dat nou weten? Dat
moetje aan Onze Lieve Heer
vragen. Die weet dat alleen. Ik ben
maar een eenvoudige dienaar van
Hem. Maar wel een gelukkige.
Schrijf dat maar, beste vriend.
Gelukkig dat alles toen eigenlijk zo
goed is afgelopen."
Vandaag in "Da's waar ook" een broeder, die zonder dat te willen een gijzeling
mogelijk maakte. En het tragische einde van een politiek adviseur, wiens
loslippigheid hem duur kwam te staan.
5 april 1967. Het loopt tegen
tweeën. In een kamer van
een flat aan de Zeekant in
Scheveningen zit langs de
wanden een aantal mensen
geschaard rond een ronde ta
fel met daarop een telefoon.
Als na verloop van tijd die te
lefoon gaat, wordt de hoorn
opgenomen door iemand die
duidelijk het groepje in de
hand heeft. Met een nasale
stem zegt de man alleen 'hal
lo', luistert even en legt neer.
Hij richt zich tot de kleinste in het
gezelschap en zegt: „Nou Pietje
kunt naar Soestdijk, Bouke is
onderweg. Voor vanmiddag vijf
uur regel ik een persconferentie
in Nieuwspoort". Het kabinet-De
Jong (Piet) is geboren. De Anti
Revolutionaire Partij bleek enig
intern meningsverschil te heb
ben over de vraag wie de minis
ter van sociale zaken zou wor
den. Het werd Bouke Roolvink.
Ben Korsten, die later bekend
zou worden als de 'mannetjesma
ker', de 'Haagse Raspoetin', had
zijn werk gedaan.
Web
Korsten zat al sinds de beginjaren
zestig als een spin in het Haagse
politieke web. Hij was adviseur
van de WD, KVP, ARP en CHU
en had goede contacten met de
PvdA. Zoals ook nu nog, boterde
het niet best tussen die partijen.
Korsten zette als een schaak
grootmeester zijn stukken op.
Soms was hy al weken aan het
formeren voordat iemand nog
maar in de gaten had wat voor
kabinet er zou komen.
Daarvoor liet hij de politieke kop
stukken bij zich komen op de
Scheveningse Oranjeflat (Zelf
bezocht hij zijn politieke klanten
nooit). Eerst één voor één, later
nodigde hij, zonder dat ze het
van elkaar wisten, elke partij uit
en maakte met zijn nasale stem
duidelijk wat hij ervan dacht. Zo
kon het gebeuren dat alle minis
ters-kandidaten zich op 5 april
1967 met formateur P. J. S. de
Jong hadden verzameld op Kor-
stens kamer, in afwachting van
de beslissing van de ARP.
Nog geen drie maanden later, na de
start van het kabinet-De Jong,
barstte de bom. Tegenover een
journalist van de Haagse Post
kletste Ben Korsten honderduit
over zijn klanten: ministers, poli
tici, politieke partijen, leden van
gedeputeerde ètaten en onderne
mers. Hij adviseert hen, bouwt
aan hun imago, praat met hen
over benoemingen, leest gehei
me regeringsstukken. Enkele da
gen na de publikatie in de Haag
se Post volgt een verhaal in de
door Cees Keizer
handen genomen. Udink werd
minister van ontwikkelingshulp
en kreeg inwoning in het minis
terie van buitenlandse zaken.
i Dettmeijer
Volkskrant. Korsten is dan pas
51 jaar.
Er wordt nu een film over hem ge
maakt. Als hij dat nog zou heb
ben geweten, zou hij vreselijk
plezier hebben gehad-. Hij, de
man die jarenlang achter de
schermen heeft gekeken, als
hoofdrolspeler in een film over
zijn eigen leven. „De Mannetjes-
maker", zo gaat de film heten. In
zijn rol heet hij niet Ben Korsten,
maar Ben Merstens. Veertien
jaar na zijn dood wordt alles nog
eens opgerakeld. Er zullen onge
twijfeld nog „mannetjes" rondlo
pen die dat niet zo leuk zullen
vinden.
Adviseur
In zijn jonge jaren was Ben Kor
sten niet eens zo'n briljant jour
nalist. Schrijven was niet zijn
sterkste kant. Organiseren en ad
viseren wel. Toen hij een public-
relationsbureau begon, had hij
economisch de wind mee. De
wereldeconomie groeide razend
snel, waardoor bedrijven graag
in de publiciteit kwamen. Dat
verkocht goed. Maar ook politici
wilden dat wel.
Ministeries, provinciebesturen en
gemeenten dachten aan het op
zetten van voorlichtingsafdelin
gen. In veel gevallen adviseerde
Korsten hen daarin, waarbij te
gelijkertijd probeerde de minis
ter of het college van Gedepu
teerde Staten als persoonlijke
klanten te krijgen. Dit lukte hem
in veel gevallen wonderwel.
Steeds meer politici wilden de
adviezen van Korsten, meestal
op voorspraak van de ene naar
de andere minister, zoals bijvoor
beeld Veldkamp, De Jong,
Udink, Den Toom.
Via Korsten liepen er veel verban
den van ondernemers naar de
politiek en omgekeerd. Zo
hij adviseur van Zwolsman, die
uit het niets een groot imperium
uit de grond stampte, maar later -
toen was Korsten al overleden -
met zijn hele hebben en houden
in de afgrond verdween. Veld
kamp, toen al geen minister van
sociale meer, kreeg een grote
overheidsopdracht ter codifice
ring van de sociale wetgeving.
Geruime tijd trok Veldkamp in
het kantoor van Zwolsmans
EMS, een kantoor waar Korsten
ook regelmatige gast was.
Korstens laatste wapenfeit deed
hem de das om. Hij had al een
grote ervaring met het reorgani
seren van ministeriële voorlich
tingsdiensten. Sociale zaken, on
derwijs waren door hem onder
- Korsten adviseerde Udink te be
ginnen met de instelling van een
voorlichtingsdienst. Udink stem
de toe en schoof Dikkie Dett
meijer naar voren. Dettmeijer,
eerst fractievoorzitter van de
WD in de Haagse gemeente
raad, daarna wethouder. Na die
periode nam Dettmeijer zijn
journalistieke handwerk weer op
en startte met een eigen public-
relationsbureau, wat niet zo erg
goed bleek te lopen. Dettmeijer
moest dus wat anders hebben.
Hoge Haagse ambtenaren hadden
flink de pest in. Maar zij wisten
dat zij niet op konden tegen Kor
sten, die af en toe ministers wel
eens iets in het oor fluisterde, die
jij en jou mocht zeggen tegen mi
nisters, maar ook fungeerde als
oog en oor van de minister-presi
dent De Jong. Dettmeijer gaf
ronduit toe dat hij niets af wist
van ontwikkelingshulp. Met toe
stemming van Luns (minister
van buitenlandse zaken en
KPV'er) koos Udink, op voor
spraak van Korsten, Dettmeijer.
Zo erfde Udink Korsten van zijn
voorganger minister Theo Bot
(door Korsten Botte Theo ge
noemd), erfde Roolvink Korsten
van zijn voorganger Veldkamp.
„Dettmeijer is gewoon goed en ik
verwacht veel van hem", zei Kor
sten. Maar juist over deze benoe
ming rezen veel vragen, ook bij
parlementsleden. De Haagse
ambtelijke wereld vond dat het
eigenlijk verboden moest wor
den dat een particulier zo door
de Haagse politieke porselein
kast stapte. Die benoeming van
Dettmeijer en de steeds luider
wordende kritiek daarop lieten
Korsten verleiden tot de toen ge
ruchtmakende interviews in de
Haagse Post en de Volkskrant.
Wat niemand toen nog wist, was
dat Korsten ziek was en grote
hoeveelheden morfine gebruikte
om zijn vreselijke hoofdpijnen te
onderdrukken.
Aan de dijk
Vrijwel alle ministers die met Kor
sten een contract hadden,
schrokken zich een hoedje van
zijn loslippigheid. Zij verweten
hem dat hij geen rekening had
gehouden met de gewenste dis
cretie over de aard van zijn werk
voor verschillende ministers.
Marga Klompé (door Korsten
Mamalou genoemd) van'cultuur,
recreatie en maatschappelijk
werk, Den Toom van defensie,
Diepenhorst van onderwijs en
wetenschappen, minister-presi
dent De Jong, Roolvink van so
ciale zaken en Udink van ont
wikkelingshulp zetten hun los
lippige adviseur aan de dyk.
Maar ook de KVP moest vanaf dat
moment niets meer van Korsten
hebben. Alleen het college van
Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland hield Korsten de hand
boven het hoofd, bijna tot aan
zijn dood. Toen het op het laatst
niet meer kon, moest ook dit col
lege Korsten laten weten dat het
zo niet langer meer kon door
gaan.
Korsten werd een steeds groter
morfinist. Hy werd opgenoryen
in de Ursulakliniek in Wasse
naar. Daarvoor had hij nog
koortsachtig geprobeerd andere
bezigheden te vinden, waarby hij
hoopte nog gebruik te kunnen
maken van zijn vroegere relaties.
Zo dacht hij dat het gesneden
koek voor hem moest zijn om de
vacante burgemeesterspost van
Gouda te gaan vervullen. Toen
dat uitlekte en er een stokje voor
werd gestoken, deed Korsten
nog een gooi naar het burge
meestersschap van de dicht te
gen Den Haag gelegen gemeente
Wateringen. Ook dat feest ging
niet door.
Morfine
De laatste maanden van zijn leven
verliepen tragisch. Korsten
scheidde van zijn vrouw Rietje,
werd steeds zieker. Hij kwam on
der behandeling van de broer
van staatssecretaris Haex van de
fensie. Hoe het mogelijk is ge
weest is nooit opgehelderd: Kor
sten wist in de Ursulakliniek aan
zyn benodigde morfine te ko
men. Geruchten als zou de be
handelend geneesheer het hem
hebben gegeven, bleken na Kor
stens dood oiyuist.
Korsten stierf in grote eenzaam
heid. Veel van zijn vrienden en
alle politieke makkers hadden
hem verlaten. Slechts één was
hem trouw gebleven: het ex-Eer-
stekamerlid en oud-gedeputeer
de Harm van Riel. Bij Korstens
graf in Heemstede was hij de eni
ge aanwezige van zijn oude poli
tieke vrienden. Daar riep Van
Riel de geesten op van hen die
hem met zo'n grote smak hadden
laten vallen. Zij waren de grote
afwezigen, na geprofiteerd te
hebben van toch onmiskenbare
capaciteiten van een man die zijn»
eigen graf groef door zijn loslip
pigheid, als gevolg van het ge-