c De aarde in botsing Do's waar ook ^Komeetfragment Ivan "slechts" I 5-miljoen ton - raakte 75 jaar geleden Siberië ZATERDAG 2 JULI 1983 Extra Het gebeurt niet elke dag dat de aarde in botsing komt met een komeet. De kans dat een dunbevolkt gebied door een dergelijk hemellichaam wordt getroffen is zelfs statistisch berekend: eens in de honderdmiljoen jaar. De laatste keer dat zoiets gebeurde was op 30 juni 1908, afgelopen donderdag dus precies 75 jaar geleden. Daarbij werd een bosrijk gebied in Siberië ter grootte van de provincie Utrecht in één klap met de grond gelijk gemaakt. Maar vanwege de beslommeringen met de revolutie zou het nog twintig jaar duren eer de Russen beseften welk een ramp ze was overkomen.... door Ben Apeldoorn Afgelopen donderdag was het precies 75 jaar geleden dat in midden-Siberië een omvangrijke natuurramp plaatsvond. In de vroege ochtend om zeventien minuten over zeven plaatselijke tijd (bij ons was het toen even na middernacht) verscheen aan de strakblauwe Siberische hemel een angstaanjagend verschijnsel. Een geweldige vuurbol, helderder dan de zon, leek de hemel in tweeën te splijten. Met een enorme snelheid spoedde de vuurmassa zich noordwaarts in de richting van de uitgestrekte wouden van Tunguska. De gloed van de vuurbol werd tot op meer dan duizend kilometer afstand gezien. Bewoners van de toenmalige nederzetting Vanovara zagen verbijsterd hoe de vuurbol het woud in het noorden leek te raken en plaats maakte voor een grote zwarte rookkolom waardoorheen plotseling een tongvormige vuurzuil brak; tegelijk hoorde men enkele oorverdovende donderslagen gevolgd door een langdurig hol gerommel. Aardschokken en enkele hevige hete rukwinden wierpen mens en dier er omver. Uit de rails Arbeiders in de mijnen van Gavrilov renden dodelijk verschrikt naar buiten nadat de houten stutten begonnen te kraken, stof de gangen vulde en een spookachtig gerommel uit het binnenste der aarde leek te komen. Zo hevig waren de explosies dat een machinist op 700 kilometer afstand van de ramp zijn trein stilzette om te kijken of er soms wagons uit de rails waren gelopen. Alles wees er al spoedig op dat er ergens in midden-Siberië een reuzenmeteoriet moest zijn neergekomen. Enkele plaatselijke kranten meldden dat "na de passage van een groot verblindend lichaam zware ontploffingen en een luid geraas en gekraak werden gehoord. De aarde schokte en alle gebouwen schudden op hun grondvesten; ruiten sprongen en deurklinken braken af. De mensen waren met stomheid geslagen, oude vrouwen weenden en iedereen dacht dat het eind der tijden gekomen was. Het leek alsof de aarde zich opende en alles verzwolg. Pas later verminderden de aardschokken en het gedonder in de verte. Koeriers werden uitgestuurd om te informeren naar de betekenis van dit vreselijke verschijnsel Het zou echter nog dertien jaar duren alvorens de eerste expeditie naar het ontoegankelijke terrein zou afreizen. De politieke toestand in het Rusland van toen was dermate roerig dat men voor zoiets als het zoeken naar een grote steen uit het heelal geen tijd vrij kon maken. Zo kwam het dat in een zwartgeblakerd en platgeslagen gebied van enkele duizenden vierkante kilometers zich langzaam een nieuwe vegetatie begon te ontwikkelen terwijl in Europa de Eerste Wereldoorlog uitbrak. V Hoewel de ramp zich op vele duizenden kilometers afstand van Europa voltrok waren de gevolgen hier wel degelijk merkbaar, ook in Nederland. Men wist toen natuurlijk nog niet wat er precies was gebeurd; pas veel later bleken de verschillende stukjes aan één puzzel toe te behoren. In de avond van de 30ste juni 1908 verdween in een groot deel van Europa de schemering niet. Zelfs om middernacht was vooral de noordoostelijke hemel zó licht dat men gemakkelijk op straat een krant kon lezen zonder een lantaarn in de buurt. Nu zijn de nachten in juni normaliter lichter dan in andere jaargetijden omdat de zon dan zelfs rond middernacht heel dicht onder de horizon blijft. Maar op die bewuste avond viel het iedereen die buiten was op dat de nachthemel ongewoon-licht was. Kijkend naar het noordoosten had men zelfs de indruk dat er op grote afstand een enorme brand woedde waarvan de weerschijn de hemel verlichtte. In verschillende dagbladen werd aandacht besteed aan het opvallende fenomeen, onder anderen in de vraag- en antwoordrubriek van het Leidsch Dagblad van 2 juli 1908 (zie elders op deze pagina). Er was die dag in Europa echter nóg iets onverklaarbaars gebeurd. Een aantal barografen bleek in de vroege ochtend een plotselinge verandering in de luchtdruk te hebben geregistreerd (een baro graaf is een schrijvend instrument waarmee onafgebroken de druk van de lucht ter plaatse wordt geregistreerd). Ruimteschip» W dividend. Deb«ntures Leidsch Dag blad van 2 juli 1908: het bleef gissen.. Vragen en Antwoorden Vraag: Dinsdag- en Woensdagavond was 'ie horizon in het Noorden en N.-O. helder verlicht alsof de zon daar opkwam; om elf uren waa o. a. op den Marosingel de toren te Warmond duidelijk zichtbaar. Iloe is dat lichtverschijnsel te verklaren? Antwoord: Door de verbazend heldere lucht kan men bet schijnsel van de onder gegane zon blijven zien eu wordt het daar door ook niet donker. Gieteravond was het verschijnsel al niet meer zoo krachtig als Dinsdag. Het luchtverschijnsel is ook op vele andere plaatsen hier te lande waargenomen. Yooral in Amsterdam san het IJ gat het een prachtig effect. T* -deskundige schrijft over het verschijn- Uit alle metingen stelde men vast dat er ergens in het oosten een ontploffing moest hebben plaatsgevonden van een kracht zó groot dat de explosiegolven (dus net als bij het in het water gooien van een steen) zelfs enkele malen om de gehele aarde waren getrokken. Door de gebrekkige communicatie in die tijd kon men geen vërband leggen tussen deze verschijnselen. Het ongewoon heldere licht schreef men toe aan noorderlicht. Dat er daarbij geen storingen in het aardmagnetische veld werden waargenomen (zoals altijd bij noorderlicht) nam men maar op de koop toe. afmetingen. Naar later zou blijken bevond dat gebied zich op ruim 70 kilometer afstand van het centrum der verwoestingen. Gaandeweg verkreeg men een verbijsterend beeld van vorm en uitgestrektheid van het verwoeste gebied. Volgens de Evenki's die het gebied overigens meden alsof er pest heerste, waren hele delen door de ramp geheel van aangezicht veranderd, daar waar eens heuvels waren was het terrein nu vlak en omgekeerd. Maar datgene waar de expeditieleden vooral naar zochten, een enorme meteoriet, werd niet gevonden. Ondanks maandenlange graafwerkzaamheden, vooral tijdens de vierde expeditie (1929/'30), werd niet het kleinste steentje gevonden dat ook maar in de verste verte op een meteoriet leek, noch slaagde men er in om met de (niet zo erg gevoelige) magnetometers grote meteorieten in de diepte op te sporen. Ontgoocheld™*»™»^™» De ontgoocheling was dan ook Expedities» Tussen 1921 en 1940 werden in totaal vijf expedities naar het terrein gezonden; alle stonden onder leiding van de Russische onderzoeker L. A. Kulik. De eerste twee expedities waren qua uitrusting zó gebrekkig dat men niet eens onderzoekingen kon doen; men bereikte zelfs het doel niet, vooral omdat men aanvankelijk dacht dat de meteoriet ergens anders was neergekomen. Wel stonden vooral de eerste twee expedities in het teken van het verzamelen van honderden ooggetuige verklaringen. Daaruit bleek niet alleen de precieze plaats van het verwoeste gebied, maar vooral dat de verwoestingen een zeer uitgestrekt terrein besloegen. Pas in april 1927 (bijna twintig jaar na de ramp) betrad de tweede expeditie de buitenste grenzen van het verpletterde gebied en stond men oog in oog met onafzienbare rijen tegen de grond geslagen en inmiddels geheel of gedeeltelijk verrotte bomen van soms enorme "Zo ver als het oog reikte zag ik niets anders dan omgevallen bomen", schreef Kulik in mei 1929 in zijn dagboek. Deze foto maakte hij van het verwoeste gebied. Voor de duidelijkheid meer dan twintig jaar na groot, al werden er nog wel twee onthutsende ontdekkingen gedaan. Het centrum der verwoestingen bleek niet midden in het enigszins peervormige gebied te liggen maar juist bijna aan de rand ervan in het smalste gedeelte. Ten tweede bleken juist in dèt gedeelte nog groepen bomen overeind te staan. Weliswaar volkomen van takken beroofd, verkoold en dood, maar hoe was het mogelijk dat er nog bomen overeind stonden in het gebied waar de kracht, verantwoordelijk voor het omverblazen van woudreuzen tot op 70 kilometer afstand, het grootste moest zijn geweest? Dat kon maar één ding betekenen: de oorsprong van de explosiegolven lag niet op maar boven het aardoppervlak. De explosie moest op zo'n acht kilometer hoogte hebben plaatsgevonden en de bomen die er recht onder stonden werden weliswaar "gepeld" en verbrand, maar de stammen bleven staan. De hoogte waarop de explosie plaatsvond zou tevens kunnen verklaren waarom men in het verwoeste gebied geen enkel restant had kunnen vinden. Het hoofdlichaam werd bij de explosie waarschijnlijk totaal vernietigd en de verwoestingen werden aangericht door de reeds aanwezige schokgolven en die welke bij de explosie vrijkwamen. Met een verschrikkelijke kracht geselden zij een gebied dat over een oppervlakte van ruim 2.000 vierkante kilometers werd vermorzeld en verbrand. Als waterrimpels verspreidden de drukgolven zich over de gehele aarde waar ze door sommige barografen werden geregistreerd. Een tamelijk unieke opname van een komeet waarvan de staart in zijn geheel te zien is. De sterren zijn kromme streepjes geworden omdat de telescoop tijdens de belichting de (bewegende) komeetkop volgde. Soms kunnen komeetstaarten lengten van meer dan 150 miljoen kilometer bereiken. (Foto Leldae Sterrewacht) Het feit dat er geen meteorieten werden gevonden gaf later aanleiding tot wilde speculaties over aard en afkomst van het lichaam dat vanuit de verre diepten van de ruimte in de aardse dampkring terecht kwam. Zo ontstonden ideeén over de mogelijkheid dat de aarde op die ochtend van de 30ste juni 1908 een ontmoeting had met een klein zwart gat of een brokje antimaterie. Deze veronderstellingen geven, gezien de aard der aangerichte verwoestingen, echter weinig houvast. Een andere theorie wordt door grote aantallen fervente aanhangers van "vliegende schotels" (voor de duidelijkheid: dat is iets anders dan ufo's) hardnekkig verdedigd: een buitenaards ruimteschip raakte uit de koers en verongelukte in de aardse dampkring door een verkeerde manoeuvre waardoor en passant een kernexplosie ontstond. Het is inderdaad juist dat de totale hoeveelheid ontwikkelde kracht op die bewuste ochtend vergelijkbaar is met een kernbom met een vernietigingskracht van 30-50 megaton. Daarnaast is het echter onwaarschijnlijk dat de bemanning van een dergelijk enorm geavanceerd ruimteschip, dat immers over onmetelijke afstanden kan reizen, nu toevallig in onze aardse dampkring schipbreuk moest lijden. De leegte om ons heen is, zelfs in ons planetenstelsel, zó onvoorstelbaar groot dat die kans gerust nihil mag worden genoemd. Er is nóg een theorie, die overigens heel wat waarschijnlijker oogt. De aarde had op die bewuste ochtend een ontmoeting met een stuk van een komeet. Naast de zon, de negen bekende planeten met hun manen, vinden we in ons zonnestelsel, naast grote hoeveelheden rotsblokken en kleinere deeltjes, de zogeheten kometen. Deze hemellichamen bestaan uit grote massa's stof- en gruisdeeltjes die door bevroren gassen min of meer aaneengekit zijn. In het centrum van deze "brosse, stoffige ijsberg" zit, zo veronderstelt men, als een pit in een kers een rotsachtig lichaam met een middellijn van één tot tien kilometer. Komt een komeet in de buurt van de zon, dan begint hij een staart te ontwikkelen, vandaar de meer populaire benaming van kometen: staartsterren. In 1978 ontdekten Tsjechische onderzoekers dat de baan in het planetenstelsel van het lichaam, vóórdat deze in de ochtend van 30 juni 1908 in een inferno van vuur en kracht in onze dampkring verbrandde, veel gelijkenis vertoonde met de baan van één van de duizenden bekende kometen. En, zo redeneerde men verder, geen wonder dus dat er nagenoeg niets te vinden was want dat lichaam was dan wel geweldig groot en minstens zo'n vijf miljoen ton zwaar, maar het hing eigenlijk als los zand aan elkaar. Voeg daarbij dat het met een snelheid van bijna 150.000 kilometer per uur en onder een hele kleine hoek met het aardoppervlak onze dampkring binnenylde en men kon zelfs langs theoretisch weg berekenen dat op iets minder dan tien kilometer hoogte niets meer van de oorspronkelijke massa was overgebleven, behalve dan de schokgolven die als een onzichtbare reuzenhand de Tunguska-talga verpletterden. Vijf miljoen ton™»™^™ Is er dus toch iets gevonden in dat verwoeste gebied? Ja: na de oorlog onderzocht men de bodemmonsters nog eens heel nauwkeurig en daarbij vond men microscopisch kleine deeltjes van iets waarvan men weet dat komeetkoppen daar voornamelijk uit bestaan. Eén van de duidelijkste aanwijzingen dus dat de midden-Siberische bewoners op die bewuste rampzalige ochtend inderdaad getuige waren van een ontmoeting van onze planeet met een fragment van een komeet. Astronomisch gesproken was het maar een heel klein stukje: het woog „slechts" vijf miljoen ton en was misschien "slechts" een kilometer in middellijn. We mogen dus achteraf van geluk spreken dat de ramp zich in een afgelegen en dunbevolkt gebied voltrok. Zou zoiets op de Randstad terechtkomen dan zouden tienduizenden mensen omkomen. Maar stelt u zich gerust: ook de kans dat zoiets op een dichtbevolkt gebied terechtkomt heeft men uitgerekend: eens in de honderdmiljoen jaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 19