"Relativeren kan ik
wel in mijn kist
Colombianen: amateurs of profs?
V)
DONDERDAG 30 JUNI 1983
Yang Chin-hua behaalde in 1982
bij het wereldkampioenschap Go
voor amateurs de tweede plaats,
achter zijn landgenoot Tsao Ta-
yuan. Yang Chin-hua is momenteel
een maand lang, met een tolk-bege-
leider, in Nederland om Neder
landse Go-spelers het spel nog beter
te leren spelen dat ze het nu toch al
doen (Yang won een demonstratie
partij tegen Ronald Schlemper met
56,5-56). Go is de Japanse naam
van het oorspronkelijke, 4000 jaar
geleden bedachte Chinese bordspel
Wei-qi, dat je uitspreekt als 'wiedz-
jie', zoals ik gisteren in het Okura
Horel gewaar werd.
Wat wist ik van Go (of van Wei-qi)
af, voordat ik deze bijeenkomst bij
woonde? Nagenoeg niets. Ik ben
geen bordspelspeler. Op het dam
bord speel ik het liefst de wolf en de
vijf geitjes. Vier-op-een-rij prefe
reer ik verre boven Master Mind.
Maar nu weet ik al een stuk meer.
Bijvoorbeeld: waarom heet dit spel
Wei-qi in China, en Go in Japan?
Of zoals je het uitspreekt: Wiedzjie
en Go? Omdat het Chinese karakter
voor Qi (wat bordspel betekent),
door de Japanners uitgesproken
wordt als Go.
Ongeveer zoals Engelsen ons 'bad'
uitspreken als 'bed' zonder 'bed' te
bedoelen. 'Wei', het eerste deel van
de Chinese naam, betekent overi
gens 'de vijand belegeren en zijn
territorium bezetten' (daar staat
tegenover dat ons woord 'wei' in
het Chinees met zeven karakter
aangegeven dient te worden, waar
onder enkele koeien, een hek, een
sloot en gras).
Wat west ik nu nog meer? Dat het
bord voorzien is van 19 horizontale
en 19 vertikale lijnen, en dat ge
speeld wordt op de 361 snijpunten
die lijnen. Waarmee? Met
dropjes en pepermuntjes. In een
uitgereikt stencil vertelt Robert
Rehm, een 'verstokte Go-speler',
waarom Go zo leuk is:
„Ik heb altijd al generaal willen
worden. En als Go-speler bèn je
dat. Met de absolute heerschappij
over eert groot leger dropjes (of pe
permuntjes) voel je je een koning
achter het bord".
Nu zijn 'de discusvormige zwarte
en witte stenen' niet in iverkelijkr
heid dropjes en pepermuntjes,
maar een wat groot uitgevallen
Smarties, gemaakt van leisteen de
zwarte) en van schelp de witte). Je
grabbelt zo'n witte 'steen' uit een
bakje waarn minimaal 180 stuks
zitten, houdt het ding tussen de top
pen van de wijsvinger en de mid
denvinger, met de middenvinger
óp de steen en óp de wijsvinger, en
je zet de steen (het ding, de smartie,
het pepermuntje) vervolgens met
een ietwat abrupte tik op het speel
bord. De witte, van schelp, liefst
met de adertjes aan de bovenzijde.
Go-spelers, zei Robert Rehm, herken
je aan de wijze waarop ze bij het
betalen geld uittellen. Dan nemen
ze de guldens en kwartjes ook tus
sen wijs- en middenvinger!
Ik kan hier moeilijk het hele spel
gaan uitleggen, daarvoor moet u
maar inlichtingen inwinnen bij de
Nederladse Go Bond, Postbus 609,
2300 AP Leiden, of telefonisch bij
secretaris Jan van Rongen, 071-
412084. Er zijn ongeveer 900 leden
en 50 clubs, waarvan 25 op middel
bare scholen. In Sjanghai, kregen
we te horen, zijn zo'n 100.000 spé-
Iers, maar Sjanghai heeft net zo
veel inwoners als heel Nederland,
dat scheelt. Wat is het verschil tus
sen schaken en Go, vroeg ik aan
Max Rebattujr., die jarenlang Ne
derlands Go-kampioen was, een
eminent bridger, maar ook een uit
stekend schaker is. Bij Go, zei hij,
kun je je meer vergissingen permit
teren dan bij schaken. Elke vergis
sing bij schaken kan fataal zijn, bij
Go kun je zo'n vergissing weer el
ders op het bord compenseren.
Emanuel Lasker, de langst regeren
de wereldkampioen schaken (van
1894-1921), was ook sterk in bridge
en Go geïnteresseerd, en van hem is
de uitspraak dat schaken slechts op
aarde werd gespeeld, maar Go ook
op de andere planeten. Tot hij een
keer 's avonds laat de deur uitging,
omhoog keek, al die sterren zag en
verzuchtte: ach nee, ook Go wordt
alleen maar op aarde gespeeld.
Dit werd me verteld door Tim
Krabbé, die omstreeks 1962 als
schaker het Go-spel in het Amster
damse schakerscafé introduceerde.
Max Rébattu behoorde toen tot het
tiental schakers dat zich ook leven
dig voor Go ging interesseren. Toen
ze het een week of twee met elkaar
gespeeld hadden, daagde dit tien
tal schakers een tiental Go-spelers
uit dat Go al enkele jaren speelde
(de Nederlandse Go Bond werd in
1959 opgericht). De schakers won
nen deze Go-tienkamp met 9-1. Al
leen Tan, die aan het eerste bord
speelde (hij werd later Nederlands
schaakkampioen), verloor van de
eerste man van de echte Go-spelers.
Wat bewijst dit, volgens Tim Krab
bé? Dat er zoiets als een algemeen
strategisch besef bestaat bij beoefe
naars van dit soort denkspelen. En
waarom wonnen de schakers van
de Go-spelers?. Omdat de schakers
al zoveel jaren langer schaakten
dan de Go-spelers Go speelden,
waardoor dat algemeen strate
gisch besef toen nog de doorslag
kon geven.
Theo pakt de hoorn, kijkt een wijle naar het ding alsof hij het een
kusje wil geven, buigt zich enigszins voorover, tuurt de nog al
tijd volslagen lege straat af, maakt een paar zwembewegingen
met de linkerarm en barst vervolgens luidkeels los in een met
veel „óóóóh's" en „aaaah's" (want er schijnen nog scherpe boch
ten in het parcours te zitten ook) doorspekt verhaal, waarin dan
weer Eddy Merckx op de eerste rij van het peloton verschijnt,
maar - „want nee hoor, echt hard gaat het nog niet" - warempel
ook mannen als Henk Benjamins, Ger Harings en Wimke Prin
sen. Heeft Theo Koomen soms ogen die tot over de horizon kij
ken?
Theo Koomen ruim tien jaar later: „Hahaha, nee ja, ik herinner het
me nog als de dag van gisteren. Die rot Fransen. Gaan ze net
staken... Kijk, je kan twee standpunten innemen en voor allebei
valt wat te zeggen. Je kan voor die bakkerswinkel gaan staan en
zeggen: ik zie niets want er is een staking, en je kan een verhaal
vertellen van wat je in je verbeelding ziet. Ik kies voor het laat
ste, omdat ik ervaring genoeg heb om te weten wat er zich op
zo'n dooie dag in het peloton afspeelt, want als ik voor het eerste
kies, luistert er binnen een uur niemand meer naar de radio en
daarvoor ben ik niet naar Frankrijk gegaan".
Dus zullen we het Hi-ha-ho van
Neèrlands populairste radio
verslaggever straks weer da
gelijks door de huiskamers,
op het strand en in de bossen
horen schallen. Theo: „Als je
daar aan denkt, dan begin je
wel eens een klein beetje te
zweten, maar het is wel een
stuk minder geworden. Dat
klinkt een beetje opscheppe
rig, maar ik kan me wel iets
veroorloven. Ik ben al zo ver
schrikkelijk lang bezig".
.Laatst zat ik bij Ajax koffie te
drinken, toen er - meteen na
de rust - een doelpunt viel.
Dat gebeurt me anders nooit
omdat ik er een gewoonte
van heb gemaakt nooit bij de
microfoon weg te gaan. Maar
goed, toen was ik dus even
weg. Ik hol terug, ik zeg in de
microfoon dat er een doel
punt is gevallen en ik zeg ook
nog: Straks zal ik wel zeggen
wie de goal heeft gemaakt,
want ik was even niet op mijn
plaats. Zo in de radio. Later
zegt Evert ten Napel tegen
me: „Tjee, als wij zoiets 2
den zeggen, breekt tegelijk
de hel los". Hahaha. leuk
hè?"
Groot-Schermer. Aan het einde
i de op een natuurbescher-
mingsgebied doodlopende
dorpsstraat wonen Theo en
Rietje Koomen. Rietje is er
vandaag niet (schilderles);
Theo is net een verhaaltje aan
het tikken over de nieuwe
held van het Nederlandse
wielervolk: Steven Rooks.
Het is zijn laatste verhaal
voorlopig. Over twee dagen
gaat hij met vakantie en ver
volgens duikt hij de Tour de
France in. Theo met een ge
lukzalige glimlach: „Voor de
20ste keer".
Hij is daarmee zonder concur
rentie Nederlands record
houder. Theo: „Ja, wie had
dat durven dromen, hè? Ik
weet nog goed, in '59, toen ik
in het sanatorium lag, dat Jan
Cottaar voor de tiende keer
naar de Tour ging. Wat was ik
jaloers op die man. Tien keer!
Ik dacht, als ik nou maar een
keertje die Tour zou mogen
volgen, één enkel keertje,
dan zou ik het helemaal niet
erg vinden om tegelijk daar
na dood te gaan".
Perskaart
Maar Theo is niet dood; hij
leeft. Ondanks het feit dus,
dat hij nu al voor de 20ste
keer een perskaart voor de
Tour de France zal mogen af
halen. „Waarom zou ik ermee
ophouden? Ik heb toch een
prachtig vak? Ik ben zo blij
als een kind dat ik er weer
naar toe ga en ik word er nog
voor betaald ook. Mijn liefje,
wat wil je nog meer. Je moet
het zo zien: ik ga er niet al
leen heen als verslaggever,
maar ook als supporter. Als
ik zo'n Petertje Winnen naar
l'Alpe d'Huez zie wieken, dan
kan ik het wel uitschreeu
wen, zo mooi vind ik dat".
Dat Theo dat mooi vindt, daar
is Nederland onderhand wel
van op de hoogte. Befaamd is
nu nog het gesprek dat hy
voor de radio had met me
vrouw Cora Janssen en doch
ter Karin nadat Jan Janssen
in 1968 de Tour de France
had gewonnen: ,,'t Is waar, 't
is waar!", loeide Theo tot vier
keer toe zowel in de micro
foon als in mevrouw Jans-
sens oor en de driejarige Ka
rin, die hij tussen de bedrij
ven door ook nog even Klarin
noemde, sprak hij toe met de
stem van een oma die haar
kleindochter voor het slapen
een verhaaltje vertelt over
koning Kaskoeskielewam.
Theo: „Hahaha, ja, dan vergeet
ik alles. Riét zegt wel eens:
Als ik je zo bezig zie met dat
vertrokken gezicht en die
weggedraaide ogen, dan ben
je plotseling heel iemand an
ders. Ik weet dat van mezelf.
Ik kan me in zo'n reportage
volkomen verliezen. Ja hoor,
en daar komt-ie dan, Joop
Zoetemelk, vermoeid, maar
heel erg gelukkig... Afstand
nemen, dat doe ik niet. Rela
tiveren, dat kan ik wel in
mijn kist".
Kritiek
Kritiek op die instelling legt hij
naast zich neer. Theo: „Puh,
die tijd heb ik wel gehad. Dan
zei iemand weer eens wat en
dan ging ik maar weer ban
den afluisteren. Er is een vis
boer uit Hoorn, Klaas Tessel,
die heeft alle Tour de Frances
die ik heb verslagen opgeno
men. Laatst gaf hij me de
Tour van 1981 nog. Tweeën
twintig cassettes. Heb ik die
gedraaid van Peter Winnen in
l'Alpe d'Huez. Ik kreeg het
zweet in mijn handen. Ik zeg
tegen Riet: „Wil je wel gelo
ven dat dat goed is, héél
goed. Moet je die dynamiek
horen. Het spat er af'.
Hij zit op de motor tegenwoor
dig. Bij Raymond, die hij
nooit Rémon noemt, maar
Rijmond („Dat doe ik ex
pres. Rémon, Rémon, dat
komt niet over bij de mensen
waarvoor ik praat"). Nooit
bang? Theo: „Nee hoor, Mis
schien was het met de auto
wel gevaarlijker. Ik ben twee
keer naar beneden gedonder-
straald. Een keer in 1966 van
de Aubisque en een keer op
de afdaling van de Joux Pla
ne. Ogottogottogot, wat heb
ik toen om mijn moeder ge
gild. Dat ongeluk op de Joux
Plane gebeurde in '75. Ik had
toen net dat dopingboek ge
schreven waar zoveel renners
kwaad over waren. Ik kom
bevend over mijn hele li
chaam uit die auto gekropen,
dat ding was zo plat als een
dubbeltje, komt net Karstens
voorbij. Schreeuwt-ie: Teveel
gebruikt Koomen? Hahaha,
mooie snaak die Karstens".
Incident
Maar welk incident Koomen
ook tegenkwam; hoogstens
twintig minuten later „zat"
hij toch alweer in de uitzen
ding. Theo ernstig: „Ik heb
een groot verantwoordelijk
heidsgevoel. Ik vind, je moet
staan voor je werk. Ik heb het
eens een keer meegemaakt,
dat ik tijdens een etappe bij
de kapper zat. Koomentje
had nogal lange haartjes, de
renners deden er die dag niet
veel aan - dacht ik - dus ik
stap even bij de barbier bin
nen. Die man heeft me net
voor de helft geknipt, hoor ik
het peloton langsrazen. Ik
denk, wat zullen we nou bele
ven? Ik sprint die winkel
uit... Niets. Geen auto, niets.
Daar stond ik met mijn half
geplukte kop. Heb ik razend
snel een taxi genomen, die
me via een omweg zestig ki
lometer verderop heeft ge
bracht. Kostte me nog hon
derd francs ook en ik ben al
zo'n zuinig type... Langs de
route hebben ze me toen
weer opgepikt. En een lol, dat
ze hadden. Maar dat kon me
niet schelen, ik zat er weer
bij. Stel je voor, een Tour de
France-uitzending en Theo is
er niet bij".
Toch zal dat eens gebeuren.
Theo: „Ja, maar voorlopig
nog niet. Zolang ik het leuk
blijf vinden... Ik heb zelfs nog
nooit overwogen thuis te blij
ven. Anderen hoor je vaak
zeggen: Dit is de laatste keer.
Zal je mij nooit horen zeggen.
Ach je hebt wel eens van die
momenten, in Les Landes
bijvoorbeeld, als ze dertig in
het uur rijden of zo, dat je bij
jezelf denkt: ik wou dat we er
waren. Maar ik heb nooit ge-
Twee
Stilte. Dan, een tikje aarzelend:
„Maar ja... Ik moet toch zeg
gen, zulke dingen zitten me
wel dwars. Het is zo: je hebt
twee Koomens. Koomen de
secure en Koomen de slordi
ge. Soms lopen die twee el
kaar wel eens voor de voeten
en dan kunnen er rare dingen
gebeuren. Ik zal je een voor
beeld geven. We zitten in Pa-
rijs-Roubaix. Het peloton is
op drift geraakt en wij wor
den met de auto vooruit ge
stuurd. Dan mag je er niet bij
zijn. Te gevaarlijk. Goed, Lé-
vitan geeft de namen op van
een paar renners die ontsnapt
zijn en ik noteer ze. Tegelijk
moet ik in de uitzending. Ik
begin: Strijd, peloton op hol,
splijtende demarrages, nou ja
je kent het wel. We zitten een
half uur vooruit of daar om
trent, maar wat doe ik: ik ga
die namen opnoemen die Lé-
vitan door de radio heeft ge
geven en tegelijk draai ik het
raampje van de auto open om
uit de auto hangend naar ach
teren te kunnen kijken. Slor
dig, want ik wist dat er geen
renners te zien waren - accu
raat omdat ik met mijn eigen
ogen wilde zien wat Lévitan
had gezegd".
En na weer een korte stilte: „Ja,
in de auto hebben ze wel ge
lachen natuurlijk. Hahaha,
die gekke Koomen. Zit han
gend uit de auto een verslag*
te geven van dingen, die hij
helemaal niet ziet. 't Is inder
daad ook wel bespottelijk,
maar ja, zo zit ik nu eenmaal
in elkaar".
DEN HAAG (GPD) - Het valt de
organisatoren van de Ronde van
Frankrijk niet te verwijten dat ze
hun wedstrijd in de afgelopen ja
ren de kans hebben gegeven
dicht te slibben van gezapigheid.
Elke aflevering weer komen Fé-
lix Lévitan en Jacques Goddet
wel met iets dat de belangstel
ling voor de Tour moet vasthou
den. Mochten ze de absentie van
Bernard Hinault hebben kunnen
voorzien, dan hadden ze zich die
moeite ditmaal kunnen bespa
ren. Maar omdat het een histori
sche Ronde is - de zeventigste
editie, tachtig jaar na'de eerste -
stond al vroeg vast dat er iets
speciaals moest gebeuren. Dus
werd de 'open formule' er door
gedrukt. De deur voor de ama
teurs werd opengezet.
Het heeft echter maar een haar ge
scheeld of de hele opzet van de
Tour-directie was toch nog in het
water gevallen. Want in het en
thousiasme over dat plan en tij
dens de drukke werkzaamheden
om de oppositie plat te walsen,
had men één ding vergeten. Lé
vitan, gewend dat alles wat zich
in racetenue op een fiets voortbe
weegt naar zijn pijpen danst, re
kende op een grote belangstel
ling van de amateurs. Maar de
Oostbloklanden startten een
campagne tegen de 'kapitalisti
sche combines van de profsport'
en lieten al vrij snel weten niet
van de partij te zullen zijn. Portu
gal haakte af bij gebrek aan ta
lent en zodoende bleef er slechts
één nationale amateurploeg
over: Colombia.
Koffie
Daarmee is ook de kritiek van de
profploegleider verstomd. Wie
immers maakt zich druk om een
groepje Colombianen. „Die zul
len wel op de koffie komen van
dat avontuur", denken ze. Want
al hebben renners als Alfonso
Florez (winnaar van de Ronde
van de Toekomst in 1980' en de
Ronde van Colombia dit jaar) en
José Patrocinio Jimenez (berg
koning van de Toekomstronde in
1981) een naam opgebouwd, veel
meer dan bergop rijden kunnen
ze niet, vinden de ploegleiders.
Luis Ocana, de voormalige Tour de
France winnaar die zijn boerderij
in Nogaro een tijdje alleen heeft
gelaten en is ingegaan op het ver
zoek van de Colombianen om tij
dens de Tour als leider van de na
tionale ploeg op te treden, is het
daar niet mee eens. Al tijdens het
vooijaar, toen hij in het Belgi
sche Oostende op een horeca
beurs zijn produkt kwam aan
prijzen, liet hij weten: „De West
europese professionals zijn
nog niet mee klaar". Ocana volg
de vorig jaar tot half juni de Ron
de van Colombia en kwam en
thousiast terug. „Ik heb bewon
dering voor renners met een der
gelijk temperament Ze rijden
zonder zich druk te maken om de
cijfertjes van de klassementen.
Een beetje, zoals ik in mijn eerste
jaren fietste. In elk geval heel an
ders dan jammer genoeg mo
menteel zo vaak te zien is, want
de strijdlust bij de profs is hele
maal weg", aldus de laatste
Spaanse Tour-winnaar.
Geld
De Colombiaanse amateurs heb
ben zich een heel seizoen kun
nen voorbereiden op de Tour de
France. Was er aanvankelijk
sprake van dat ook zij er niet zou
den starten omdat de nationale
bond onvoldoende geld had,
dankzij een Duitse batterij fa
briek (Varta), die een vestiging
heeft in Colombia, kwam er een
fikse som op tafel die een ploeg
in staat stelde naar het evene
ment toe te leven. „In feite be
staat deze nationale ploeg uit
profs, want alle coureurs hebben
ruime vergoedingen gekregen en
men heeft er voor gezorgd dat ze
zich onder de best denkbare om
standigheden hebben kunnen
prepareren", stelt Ocana.
Toch weet ook hij dat ze deson
danks met een grote achterstand
aan de start komen. „Het talent",
zegt hij, „is wel aanwezig, maar
technisch en tactisch komen ze
nog veel te kort. Daar komt nog
bij dat de Tour voor hen onge
lukkig begint. Een ploegentijd
rit, die even zwaar is als de Trop-
heo Baracchi, een kasseienrit
vergelijkbaar met Parijs-Rou-
baix en een vlakke tijdrit over
een afstand van 72 kilometer:
een Grand Prix des Nations. Het
betekent dat ze op een hoge
plaats in het algemeen klasse
ment niet hoeven te rekenen. Ik
begrijp niet dat Lévitan zo'n rit
opneemt. Hij nodigt Colom
biaanse amateurs uit en schotelt
ze een programma voor waarmee
hij ze al in de eerste week alle
kansen uit handen slaat".
Toch denkt Ocana niet dat het ge
zelschap uit Latijns-Amerika
zich in de vlakke ritten, die de
karavaan (na de zware opening-
week) langs de kust van de At
lantische Oceaan richting Pyre
neeën voert, volkomen gedeisd
zal houden. „Ze denken zelden
aan tactiek, hebben een hekel
aan ingewikkeld rekenwerk en
vliegen er gewoon in. Toch zal ik
ze er op wijzen dat ze niet onge
rust moeten worden over de mi
nuten achterstand, die ze in de
eerste dagen ongetwijfeld oplo
pen, maar met voldoende reser
ves aan de voet van de Pyre
neeën moeten komen. Daar zul
len ze moeten toeslaan. En ver
der natuurlijk ook op de Puy de
Dome en Avoriaz, de twee klim-
tijdritten. Door op die plaatsen
iets te laten zien kunnen ze ande
re landen aansporen om volgend
jaar hun voorbeeld te volgen",
besluit Ocana.