Het is geen hooi en het is geen koorts
Met hooi heeft het niets te maken, en met koorts ook al
niet. Maar vervelend is het wel, die allergie voor
grasstuifmeelkorrels, huisstof, huidschilfers van
huisdieren of nog veel meer. Alleen Eskimo's lijken ervan
gevrijwaard. Die kennen immers geen stuifmeel. Maar in
dat geval is het weer oppassen geblazen voor bepaalde
stoffen in het voedsel, want allergie openbaart zich in
talloze variëteiten. Zelfs een kiwi kan dodelijk zijn.
door Sjak Jansen
Bijlage van het Leidsch/AIphens Dagblad
Een sterke vergroting van
grasstuifmeelkorrels.
(foto AZL)
Niezen lucht op. Maar wie het
te vaak doet krijgt een rood
aangelopen gezicht én (lichte)
hoofdpijn. Niezen betekent
immers dat de adem zich met
orkaankracht door de
luchtpijp perst. Wie daar op
den duur niet licht in het hoofd
van wordt, snakt op zijn minst
naar een bruistablet.
Hooikoortspatiènten - in
Nederland zijn er ruw geschat
honderdduizend - worden in deze
zomerse dagen dan ook flink
geplaagd. Als het even kan
luisteren zij 's ochtends naar de
weersverwachtingen. Droog en
zonnig? Dat betekent thuisblijven;
ramen en deuren gesloten houden.
Wie dat namelijk niet doet krijgt
onherroepelijk last van
grasstuifmeelkorrels die dan volop
door de lucht zweven. De korrels
waarvoor hooikoortslijders
overgevoelig zijn. Ademen zij ze in
dan snuiten ze zakdoeken vol.
Hooikoorts is dan ook geen ziekte
maar een allergie; één van de vele.
De meest voorkomende zijn die
voor grasstuifmeelkorrels en
huisstof, de huismijt die overal
aanwezig is. Berucht is ook de
reactie op huidschilfers van
honden, katten en andere
huisdieren.
Aanmerkelijk zeldzamer zijn de
voorbeelden van mensen die
overgevoelig zijn voor
varkensvlees, scharretjes of ander
voedsel. Ook dat zijn allergieën;
alleen is het effect heel anders.
Stuifmeelkorrels en huisstofmijten
slaan op de luchtwegen.
Huidschilfers van katten ook. Er
ontstaan astmatische aanvallen,
neusverstoppingen en niesbuien.
Maar varkensvlees en scharretjes
hebben het op de huid voorzien;
veroorzaken er eczeem of
galbulten.
Histamine
Meer dan een miljoen mensen in
Nederland hebben wel een of
andere allergie. Is het niet voor
kamelehaar of geparfumeerd
bloemetjesbehang, dan is het wel
voor stuifmeelkorrels of
huisstofmijten. Volgens dr. F.
Spieksma van de afdeling
allergologische biologie van het
Academisch Ziekenhuis Leiden
zijn er zoveel allergieën dat men
van het bestaan van sommige niet
eens afweet. Dat blijkt in het
gunstigste geval pas als we met die
bepaalde stof in contact komen.
Wetenschappers sluiten het dan
ook niet uit dat wij allergisch zijn
voor de algensoort die op de
bodem van de Oostchinese Zee
groeit.
Allergie is het Griekse woord voor
andere werking. Deze andere
werking wordt veroorzaakt door
lichaamsvreemde stoffen
(allergenen) waarop mens en dier
overmatig of ongewoon reageren
Dat kan zich uiten op allerlei
manieren, maar die hebben slechts
weinig verband met elkaar.
Ogenschijnlijk althans, want
allergie, ook wel atopie genaamd,
is een zeer ingewikkeld proces.
Simpel gezegd gebeurt het als
volgt: een allergeen, bijvoorbeeld
een stuifmeelkorrel, gaat via de
neus ons lichaam binnen en hecht
zich aan de lichaamseiwitten. Het
allergeen verandert dan in een
zogenaamd antigeen. Daartegen
bouwt ons lichaam antistoffen op
Als er dan opnieuw een
stuifmeelkorrel binnendringt,
gaan de antistoffen die te lijf. Maar
onvermijdelijk gaat dat gepaard
met weefselbeschadiging, waarbij
histamine vrijkomt: de stof die bij
de huid en het slijmvlies de
typische allergieverschijnselen
opwekt.
(foto Wlm Dijkman)
hahh-baahh-hatsjie
Vergif
Afhankelijk van de wijze waarop
de allergenen in ons lichaam
terechtkomen worden drie soorten
onderscheiden:
inhallatie-allergenen, via de
luchtwegen; contactallergenen, via
de huid en slijmvliezen; en
voedselallergenen die via het
maag-darmkanaal verderf zaaien
De geschiedenis van allergieën
dateert van eeuwen her. De
volksmond sprak er al vroeg over.
Een der bekendste gezegden is het
Engelse 'One man's meat is
another man's poison' (wat de een
wel bekomt is voor de ander
vergif), doelend op de veelvuldige
gedaanten die allergie heeft.
Allergie komt volgens dr.
Spieksma voor bij jonge patiënten,
maar ook bij ouderen bij wie
klachten in een andere
hoedanigheid kunnen
terugkomen, bijvoorbeeld als een
eczeem, astma of bronchitis: de
zogenaamde CARA (chronische
a-specifieke respitaire
aandoeningen), waarvan de laatste
jaren veel sprake is. En ook hier
kan de allergie weer van alles
betreffen: huisstof, stuifmeel,
geneesmiddelen, schimmels,
gisten, vis, vlees, eieren, melk,
noten, drop - en zo gaat de lijst
maar door.
Om de allergie te kunnen
vaststellen is het belangrijk te
weten welke ziekten de patiënt
heeft gehad, met welke poteritiële
lichaamsvreemde stoffen hij in
aanraking komt, in welke
omgeving hij verblijft en wanneer
hij precies last heeft. Bieden die
gegevens de allergoloog nog te
weinig houvast, dan zal hij de
patiënt extracten inspuiten van
huismijten, grasstuifmeel,
schimmels en wat dies meer zij in
de hoop dat er als reactie een rode
plek ontstaat. De allergie is dan
bekend en eindelijk kunnen
maatregelen worden genomen.
Poepjes
Blijkt de cavia de boosdoener, dan
moet hij de deur uit. Maar is het de
huisstofmijt, dan wordt het
moeilijker. Volgens dr. Spieksma,
die in 1967 op het onderwerp
'huisstofmijten als oorzaak van
allergisch astma' promoveerde,
zijn deze spinachtige transparante
beestjes niet te ontwijken. „Ze
horen bij de mens. Ze zitten overal,
ook in je bed, enfin: je komt er niet
van af. Ze laten zich niet uitroeien.
Ik heb DDT geprobeerd, maar zelfs
dat hielp niet. Ze kunnen alleen
niet zo goed tegen droogte. In de
bergen en duinen vind je ze dan
ook nauwelijks. Daarom worden
astmapatiënten vaak naar die
gebieden gestuurd."
Zonder mijten was er volgens
Spieksma waarschijnlijk geen
astma. „Maar dan zouden we
wellicht stikken in het roos. Dat
wij daar nauwelijks last van
hebben is te danken aan de mijten.
Die vreten ze namelijk op.
Schadelijk zijn deze beestjes dan
ook niet. Dat zijn wel hun poepjes.
Die zijn ontzettend klein, maar ze
zitten boordevol lichaamsvreemde
stoffen. Als astmapatiënten die
inademen raken hun fijne
luchtpijpjes verstopt en krijgen ze
problemen met uitademen.
Vandaar dat een astmapatiënt als
het even kan een droog huis moet
hebben in een droge omgeving.
Dan heeft hij het minste last van
zijn allergie."
Bezorgt de allergie last, dan moet
volgens Spieksma niet worden
geaarzeld medische hulp in te
roepen. „Dikwijls wacht men daar
veel te lang mee. Dan is men
inmiddels al te zwak om nog goed
te kunnen herstellen. Bij
astmapatiënten gebeurt dat nogal
eens. Hun longen zijn dan al te veel
beschadigd om er nog helemaal
bovenop te komen."
Met allergieën word je volgens
Spieksma niet geboren. „Toch
komen ze in bepaalde families
meer voor dan in andere. Sommige
mensen hebben ook een grotere
aanleg om ze te krijgen. Die aanleg
is vaak wel erfelijk, maar de
allergie zelf niet."
Hooikoorts
Voor hooikoorts gaat dat zeker op,
zo stelt Spieksma die dagelijks het
radiobericht voor
hooikoortspatiënten (17.55 uur,
Hilv. 1) samenstelt. Voor het
overige houdt hij zich bezig met
een onderzoek naar de hoeveelheid
grasstuifmeel in de lucht, wat
belangwekkend kan zijn voor met
name lijders aan hooikoorts.
Deze allergie heeft niets met hooi
te maken, noch met koorts: het is
puur een overgevoeligheid voor
stuifmeel van windbestuivende
planten en bomen. Bij
Nederlanders gaat het vooral om
gras; bij Amerikanen om het
stuifmeel van de ambrosiaplant en
bij Japanners om de cederplant.
Noren, Zweden en Finnen krijgen
hooikoorts van het berkestuifmeel
en bewoners van het Middellandse
Zeegebied snuiten zich het ongans
als het glaskruid in bloei staat.
Eskimo's, daarentegen kennen
geen hooikoorts. Waar zij wonen is
immers geen stuifmeel.
Hooikoorts heeft men ruwweg
tussen zijn tiende en veertigste
levensjaar. Het begint als een klein
kriebeltje aan de neus. Enkele
minuscule stuifmeelkorrels zijn
dan in de neus gekomen.
Vandaaruit dringen zij via het
slijmvlies het lichaam binnen en
laten er indirect histamine
vrijkomen, waardoor de
slijmvliezen uiteindelijk opzwellen
en geprikkeld raken.
Gevolg: tranende ogen, een
verstopte neus en proestende
geluiden die niet altijd met
'Gezondheid' worden beantwoord.
Het geproest kan ook als
aanstellerij worden bestempeld;
zelfs als er inmiddels al sprake is
van een astmatische aanval. In dat
geval is het gladde spierweefsel in
de luchtwegen onder invloed van
histamine samengetrokken,
waardoor rochels de doorgang
extra belemmeren en de
kortademigheid navenant
toeneemt.
Prikkenkuur
Last van hooikoorts houdt men
meestal tien tot vijftien jaar.
Recent onderzoek van dr. P.
Dieges van de afdeling allergologie
van het Academisch Ziekenhuis
Rotterdam heeft echter
aangetoond dat men veel sneller
immuun kan worden. Hij
promoveerde vorige maand op
'hyposensibilisatie': 'een
behandelingsmethode die de ernst
en de duur van de hooikoorts moet
verminderen. Dit op basis van
langdurige inspuitingen met een
extract van het beruchte
grasstuifmeel. Het lichaam blijkt
dan - in relatief snel tempo - een
nieuw soort antistoffen aan te
maken. Een soort die wél bestand
is tegen de korrels.
Gedurende een jaar heeft Dieges
twee groepen hooikoortslyders
behandeld. De ene groep met het
grasstuifmeelextract en de andere
groep met een neutrale vloeistof.
Bij de eerste groep bleek het aantal
klachten 's zomers veertig procent
lager te liggen dan bij de tweede.
Daaruit concludeert de
Rotterdammer dat zyn
behandelingsmethode baat kan
hebben bij patiënten met ernstige
hooikoorts die blijven klagen, ook
al slikken ze medicijnen.
Het is echter hoe dan ook zaak zo
vroeg mogelijk met de therapie te
beginnen, want bij kinderen en
jonge mensen is het effect groter
dan by patiënten boven de dertig
die al geruime tijd last hebben van
hun allergie.
Na een prikkenkuur van drie tot
vijf jaar zijn de meeste
hooikoortspatiënten van hun
belangrijkste klachten af. Voor wie
dat niet kan opbrengen en zijn
geproest en gepiep met pillen wil
onderdrukken, is er één troost: de
hooikoorts verdwijnt ook vanzelf.
Alleen duurt het dan wel een jaar
of tien langer.
Wespesteek bm
Een andere belangwekkende
ontdekking op het gebied van
allergieën heeft de Zweedse
professor dr. G. Johansson gedaan.
Hij ontdekte IgE (het
immunoglobuline van het type EI):
een stof die in hoge mate in het
bloed van allergische patiënten
voorkomt. Tapt men wat van dit
bloed af, dan kan men aan het
IgEI-gehalte aflezen wat mogelijk
de allergie is. Daarmee is een
objectieve diagnose gerealiseerd.
Medici over de hele wereld
profiteren ervan.
IgE wordt ook toegepast bij
pasgeboren baby's van ouders met
een allergie. Dat gebeurt met
behulp van de navelstreng. Het
IgE-gehalte daarin is bij gewone
babys nul of erg laag. Is er nu
sprake van een hoger gehalte, dan
kunnen meteen maatregelen
worden genomen om latere
gevolgen te voorkomen.
Zo is het in zulke gevallen vaak
raadzaam om enerzijds de
borstvoeding langer voort te zetten
en anderzijds het toedienen van
koemelk, eieren, vis en
sinaasappelen en dergelijke zo
lang mogelijk uit te stellen.
Er kan tevens op worden gelet om
huisdieren by het kind vandaan te
houden. Een stoffige en rokerige
omgeving kan het beter ook maar
mijden. Verder dient rekening te
worden gehouden met mogelyke
insectensteken. Die kunnen
iemand lelijk opbreken. Eén
wespesteek hoeft niet zo erg te zyn,
maar een tweede of derde kan tot
levensgevaarlijke reacties leiden.
Ook hier kan het IgE-gehalte
helpen bij verdere diagnose.
Dan zijn er nog de eczeemachtige
aandoeningen. In grote lijnen
ontstaan die door
overgevoeligheid voor bepaalde
stoffen in metalen en
voedingsmiddelen. Metalen
veroorzaken vaak contacteczeem.
Een voorbeeld is'het veelvuldig
voorkomende jarretelle-eczeem
waaruit een allergie voor nikkel
blykt. De therapie is hier
eenvoudig: de metalen jarretelles
vervangen door plastic.
Kiwi
Een ander voorbeeld is het
cementeczeem, wat veelal duidt op
overgevoeligheid voor bepaalde
chroomverbindingen die zich in
kleine concentraties in het cement
bevinden. Zo zijn er vele
zogenaamde beroepseczemen,
zoals bakkerseczeem,
kapperseczeem, enzovoorts.
Arbeidsdermatologie is de
wetenschap die zich daarop
toespitst; in tal van beroepen
wordt namelijk met zoveel
uiteenlopende stoffen gewerkt, dat
het vinden van de oorzaak veelal
moeilijk is.
Dat geldt evenzeer voor eczeem
dat het gevolg is van een allergie
voor een bepaalde stof in het
voedsel. „Hele menu's moeten dan
worden nageplozen", weet
Spieksma. „Mensen met een
allergie voor paprika of dragon,
boter of olijfolie durven bijna niet
buiten de deur te eten, omdat de
vis wel eens in hun allergeen zou
kunnen zijn gebakken."
„Voor die mensen zijn dat soms
levensgevaarlijke situaties. Want
krijgen ze een galbult en gaat die
niet weg, dan kan er een
allergische shock optreden met als
gevolg vermindering van het
bloedgehalte. Daar kan men dood
aan gaan."
„Vorig jaar is er hier nog iemand
byna overleden. Die had voor de
derde keer een kiwi gegeten en
daar bleek hy allergisch voor te
zyn. Die werd hier doodziek
binnengebracht. Het is ook
werkelijk bloedlink."