Korter werken: valse
schijn of vernieuwing?
Duel om de centen
Philips en Heineken in trek
Belasting
Beursweek
Economie
Extra
ZATERDAG 11 JUNI 1983
Het gaat niet zozeer om de zuini
ge kanttekeningen van Dui-
senberg, baas bij de Neder-
landsche Bank. Hij vreest
slechts, dat werknemers die al
inleveren voor arbeidstijdver
korting niet bereid zullen zijn
ook nog eens in te leveren voor
het gezondmaken van de fi
nanciële huishouding bij veel
bedrijven.
Duisenberg maakt zich daarmee
zorgen over de snelheid, waar
mee de werkelijke genezing
van de economie zal geschie
den. Hij moet nu eenmaal uit
hoofde van zijn functie priori
teit geven aan de financieel-
economische en niet aan de so
ciaal-economische kant van de
zaak. Maar dat houdt geen fun
damentele kritiek in op herver
deling van arbeid.
Wezenlijke bezwaren tegen ar
beidstijdverkorting koestert
wel de Leidse hoogleraar eco
nomie professor dr. B.M.S. van
Praag, die vooral de laatste we
ken weer driftig op de voor
grond treedt. Daarbij haast hij
door
Wim Fortuyn
zich om eerst te vermelden de
pleidooien voor arbeidstijdver
korting wel te begrijpen.
Immers: een andere verdeling
van het beschikbare werk en
dus inkomen tast in beginsel
de totale consumptie niet aan,
terwijl voor de werkenden die
inleveren het leed wordt ver
zacht doordat de premies voor
uitkeringen drastisch kunnen
dalen. Tegelijkertijd is er meer
vrije tijd voor hen die al werk
ten en sociale rehabilitatie
voor de weer in het arbeidspro
ces opgenomen werklozen.
Spervuur
Maar dan volgt een spervuur, dat
korte metten maakt met deze
simpele redenering. De kogels
bewegen zich langs drie hoofd-
banen: de (on)mogelijkheid
van arbeidstijdverkorting, de
(negatieve) effecten ervan en
de gevaren voor de toekomst.
Volgens Van Praag wordt de
toepasbaarheid van arbeids
tijdverkorting sterk overschat,
zal er zeker voorlopig een kos
tenstijging optreden, is een
verschuiving in het uitgaven
patroon (minder luxe-artike
len) onafwendbaar en valt op
de lange termijn een aanzienlij
ke daling van het reële inko
men per hoofd van de bevol
king te verwachten.
Dat laatste vraagt als eerste om
verduidelijking. De Leidse
hoogleraar baseert die daling
per hoofd op een door hem ver
wachte aanzienlijke vergrij
zing in de komende veertig
jaar. Minder babies, meer ge
pensioneerden. Het zou naar
het oordeel van de hoogleraar
te zijner tijd wel eens nodig
zijn om de arbeidsweek weer
te verlengen, het aantal vakan
tiedagen terug te brengen en
de pensioengerechtigde leef
tijd weer te verhogen.
Dat zijn evenwel maatregelen
die, vreest de hoogleraar, moei
lijk te realiseren zijn zonder
sterke loonkostenstijging. Om
dat "huidige besluiten over ar
beidstijdverkorting een grote
invloed hebben op de dan gel
dende arbeidsnormen en de
kapitaalvorming, zal het effect
een reële inkomensdaling zijn.
Kortom, besluiten van nu zul
len in de toekomst moeilijk
zijn terug te draaien, terwijl dat
wellicht nodig zal zijn. De prijs
is daling van de welvaart, aldus
Van Praag.
Nederland moet zich dan ook
nog eens fors achter de oren
krabben, vindt hij, temeer om
dat invoering van arbeidstijd
verkorting al een riskante ver
schuiving in het uitgavenpa
troon met zich mee zal bren
gen, waarbij de vaste (woon
lasten en de eerste levensbe
hoeften meer gewicht krijgen.
Als op die verschuiving niet tij
dig wordt ingespeeld, zal vol
gens Van Praag een vraagda-
ling op gang komen met alle
negatieve bijverschijnselen
vandien.
Kostenstijging
En dan is er ook al de kostenstij
ging, waarmee arbeidstijdver
korting gepaard zal gaan. Van
Praag wijst daarbij op de sala
risadministratie die meer te
doen krijgt, de stijging van
reiskosten, verzekeringen te
gen bedrijfsongevallen, be
drijfskleding. Daarnaast voert
hij aan dat meer mensen ook
meer tijd kwijt zijn aan 'dode',
improduktieve momenten: de
eerste tien minuten, de laatste
tien minuten, het koffiedrin
ken. Allemaal redenen voor
een werkgever om arbeid af te
stoten, al dan niet door verder
gaande automatisering.
In vrijwel directe relatie hiermee
staat Van Praags laatste troef,
de (on)mogelijkheid van ar
beidstijdverkorting. Het opde
len van banen immers lijkt al
leen mogelijk voor werk dat
zich toch al leent voor overna
me door de chip. De lopende-
band arbeider, niet veel meer
dan een verlengstuk van de
machine, kan zijn baan gemak
kelijk delen met een ander.
Maar een robot zie de auto
industrie - kan het natuurlijk
ook.
Veel van dergelijk perfect deel
bare 'stopverfbanen' zijn er
niet meer volgens Van Praag.
Wel zijn er nog banen die een
aantal simpele klussen omvat
ten en die dus deelbaar zijn in
een aantal baantjes. Maar dan
brengt arbeidstijdverkorting
weer het grote gevaar met zich
mee van volstrekte leegheid.
De kwaliteit van een dergelijke
baan zit 'm juist in de combina
tie van functies en bij opdeling
zal die aantrekkelijkheid ver
dwijnen. Het gevolg is degra
datie van de arbeid, demotiva
tie en geringere produktiviteit.
Dus is versnelde automatise
ring opnieuw het eind van dit
Voorwaar een somber beeld, zo
als de Leidse hoogleraar het
schetst. Maar daarmee is het
verhaal niet af. Want waar de
academische econoom zijn
aanval beëindigd, start de vak-
bondseconoom in omgekeerde
richting. Piet Vos (Industrie
bond FNV) heeft in het adver
tentieblad voor intellectuelen,
intermediair, de opvattingen
van Van Praag nadrukkelijk
bestreden. Hij zet zich vooral
af tegen het uitgangspunt als
zou arbeidstijdverkorting al
leen mogelijk zijn bij 'stopverf-
fUncties'. Van Praag maakt een
fout vindt Vos, als hij denkt
aan deelbaarheid per functie.
Dat zet volgens hem geen zo
den aan de dijk; het gaat om
een reorganisatie van de totale
arbeidsorganisatie.
Flexibiliteit
Wat dé hoofdrol speelt in de ge
dachten van Vos, en veel on
dernemers zullen wat dat be
treft bijvallen, is dat de huidige
arbeidsorganisatie sterk is ver
stard en verouderd. Ze staat
met haar bureaucratische ken
merken technologische en or
ganisatorische vernieuwing in
de weg. Dat lijkt aan te sluiten
bij de opvatting, dat de logge,
grootschalige industrie, voort
gekomen uit de eerste indus
triële revolutie, goeddeels
heeft afgedaan. Flexibiliteit is
heden ten dage het tover
woord, zoals ook blijkt uit het
steeds meer delegeren van ta
ken aan kleine, gespecialiseer
de bedrijven, die soepel kun
nen reageren op de steeds wij
zigende marktomstandighe
den.
Juist de huidige arbeidsorgani
satie staat volgens Vos die
technologische en organisato
rische vernieuwing in de weg.
En dat niet alleen, want de ou
de organisatie blokkeert ook
de weg naar de arbeidsmarkt
voor bijvoorbeeld gehuwde
vrouwen die een deeltijdbaan
wensen. Arbeidstijdverkorting
kan het breekijzer zijn, aldus
Vos, op weg naar industriële
én sociale innovatie.
Dat brengt dan meteen met zich
mee dat het met die kostenstij
ging wel meevalt, volgens Vos,
ook al omdat een deel van de
indirecte arbeidskosten nu
wellicht te wijten is aan een te
veel aan bureaucratische rege
lingen. Bovendien heeft Van
Praag volgens Vos een reken
som vergeten te maken: hij
heeft de groei van de werkloos
heid zonder arbeidstijdverkor
ting niet afgezet tegen verde
ling van de beschikbare ar
beid. De kosten voor werkne
mers en bedrijven zijn vrijwel
gelijk, zo zou hij dan hebben
kunnen concluderen aan de
hand van zijn eigen rekenmo
dellen.
Resteert de door Van Praag voor
spelde vergrijzing. Vos, terug
blikkend naar de ontwikkelin
gen in deze eeuw, is daar niet
zo bang voor. De afschaffing
van kinderarbeid, invoering
van de vijfdaagse werkweek:
het zijn allemaal eerdere voor
beelden van arbeidstijdverkor
ting. Steeds was er twijfel om
trent de prijs, steeds was het
eindoordeel positief. Piet Vos
constateert, dat kennelijk niet
tot Van Praag is doorgedron
gen, dat in die permanente dis
cussie rond korter werken
steeds de vraag naar voren
kwam of de techniek de ver
mindering van de arbeidsduur
niet toch zou afdwingen, maar
dan wellicht in de discrimine
rende vorm van structurele
werkloosheid. Het verhaal van
de werkloosheid door voort
schrijdende automatisering, in
samenhang met de mogelijk
heden voor verdere economi
sche groei.
Bankwereld
Het is duidelijk, de discussie of
arbeidstijdverkorting al dan
niet een zegen is zal voorlopig
zonder winnaar blijven. Die zal
door de praktijk aangewezen
moeten worden, ervan uitgaan
de dat de ontwikkeling naar
meer gedifferentieerde ar-
beidstijdsduur niet meer te
stoppen is. Vooralsnog lijkt
Piet Vos het gelijk aan zijn zij
de te krijgen. Zijn ideeën over
flexibiliteit blijken althans rea
listisch, getuige een recent on
derzoek in de bankwëreld.
Rabo-directeur P.J. Lardinois
maakte vorige week bekend,
dat dit onderzoek uitwijst dat
deeltijdarbeid weliswaar leidt
tot iets hogere kosten per ar
beidsplaats, maar daar
staat ook iets tegenover: deel
tijdarbeid is het middel bij uit
stek om een goede afstemming
te bereiken tussen werkaan
bod en personeelsomvang,
"want binnen de werkweek
doen zich immers in een aantal
functies sterke schommelin
gen voor in het werkaanbod".
Dat doet niet direct denken aan
het creëren van stopverfbanen,
maar Lardinois zei niet hoe het
er uitziet over veertig jaar.
Vorige week werden als hulpeloos gebaar vier en twintig ruiten van
het Leids belastingkantoor ingegooid door een curieus iemand die
kennelijk ontzettend boos was, maar een heftig vuistgevecht niet
aandurfde. Een pikant initiatief.
Het kan zijn, dat een belastingbetaler zijn positie zó onmogelijk, zijn
verlangens zó redelijk en het begrip voor zijn toestand zó gering
acht, dat hij de razernij nabij komt, zodra hij dat alles voor zijn
geestesoog laat passeren.
Ontbreekt het bij de belastingdienst dan aan het meten met de men
selijke maat? Is het allemaal zo kil en klinisch geworden, dat een
noodkreet niet meer wordt gehoord? Hoewel geen oord van ont
spanning, wordt in de belastingkantoren van Nederland doorgaans
nog altijd met de toets der redelijkheid gewerkt. Die karakterise
ring duidt ook op de mogelijkheden van kwijtschelding van belas
ting en uitstel van betaling te krijgen. Dat sluit natuurlijk vastbera
denheid van de ambtenaren niet uit. De fiscus wil er uiteraard niet
"intuinen".
Kwijtschelding
In 1982 werd voor ruim 78 mihoen gulden aan belasting kwijtgeschol
den. De inkomstenbelasting neemt in het rijtje een belangrijke
plaats in: 51,7 miljoen gulden. Deze kwijtschelding op^verzoek valt
wel te onderscheiden van de posten, welke als oninbaar moeten
worden afgeboekt. Dat heeft betrekking op aanslagen, welke op
zichzelf niet (meer) zijn bestreden, maar waarop niet en nooit meer
betaald zal worden: het geld ontbreekt eenvoudig. Het heet dan dat
"de belastingplichtige niet verder zal worden bemoeilijkt". Zo ging
Vadertje Staat in 1982 voor 2.374 miljoen gulden het schip in.
De loonbelasting, de premie en de omzetbelasting komen in het lijst
je van afboekingen met grote bedragen voor. In het lijstje van de
kwijtscheldingen zal men die vergeefs zoeken. Dat komt, omdat die
bedragen van anderen afkomstig zijn. Immers: de b.t.w. wordt door
anderen betaald en moet worden afgedragen aan de fiscus; de loon
belasting en premie wordt van de werknemers ingehouden en be
hoort in 's Rijks schatkist gestort te worden.
Dat geld is geen eigendom van de ondernemer; hij behoort het af te
dragen en hij mag er geen andere schulden van voldoen. Het kwijt-
scheldingsbeleid is gedelegeerd aan de Direkteurs der Rijksbelas
tingen. Die voor o.m. de regio Leiden is gevestigd aan de Maliebaan
34 te Utrecht.
Een kwijtschelding van inkomstenbelasting en premie komt in
beeld, zodra de financiële omstandigheden zodanig verslechterd
zijn, dat in redelijkheid geen invordering meer tot stand zou beho
ren te komen. Van belang is de finaciële positie ten tijde dat de
aanslag zou moeten worden betaald. De hoogte van het inkomen in
het jaar van genieten speelt dus geen rol. Daarmede verlaat men de
stelling, dat belasting moet worden gereserveerd terwijl het inko
men vloeit.
Blijkens de stellingname van de Staatssecretaris op vragen van ka
merleden wordt het betalen van „belasting uit vorige jaren" door
lopende inkomsten aan te wenden, kennelijk aanvaardbaar geacht
door
J. Booy
Richtlijnen
De Direkteur der Rijksbelastingen heeft aan zijn medewerkers richt
lijnen verstrekt, teneinde met die indicaties een uniform beleid te
krijgen ten aanzien van vooral de kleine aanslagen. Als eerste uit
gangspunt blijft evenwel gelden, dat elk verzoek om kwijtschel
ding aan de hand van de feitelijke gegevens wordt beoordeeld. Zo
is het hebben van vermogen een beletsel om geruisloos van de
belastingschulden af te komen. Er is één uitzondering: personen,
die definitief buiten het arbeidsproces staan mogen een bescheiden
vermogen van 9.200 (echtparen) en 4.600 (alleenstaanden) be
houden.
Ook wordt in principe geen kwijtschelding verleend, indien de aan
gifte niet wordt ingeleverd, als er een verwijt te maken is rond de
betalingsonmacht, als andere schuldeisers wèl worden voldaan en
als er een verbetering in de financiële omstandigheden valt te ver
wachten.
Aan de hand van de richtlijnen, welke hieronder volgen, kan men zelf
bepalen of men een kans maakt om voor kwijtschelding in aanmer
king te komen. Uitgangspunt is, dat er een minimumbedrag voor
levensonderhoud overblijft. Deze bedragen zijn:
1.315,- per maand voor een volledig gezin
1.165,- per maand voor een onvolledig gezin
860,- per maand voor een alleenstaande met eigen huishouding
Deze bedragen worden weer verhoogd met:
- premies voor ziektekostenverzekering
- "kale" huur
- rente-lasten hypotheek
- bijzondere kosten, b.v. van ziekte of invaliditeit.
Indien kinderen tot een gezin behoren worden de norm-bedragen
verhoogd naar gelang de leeftijd van het kind en wel als volgt:
kinderen t/m 15 jaar 100,- per maand
kinderen 6 t/m 12 jaar 150,- per maand
kinderen 13 t/m 15 jaar 200,- per maand
kinderen 16 jaar en ouder 250,- per maand
Indien het aldus berekende maandelijkse inkomen ongeveer uitkomt
op het bedrag, dat men per maand te besteden heeft, kan in het
algemeen een geheel of gedeeltelijke kwijtschelding worden ver
leend. Een afwijzing op het verzoek om kwijtschelding kan voor de
belastingbetaler aanleiding zijn een beroep te doen op de staatsse
cretaris van financiën, al dan niet door tussenkomst van kamerle
den.
Uitstel
Een verzachting van de financiële problematiek kan ook worden ver-
kregen door uitstel van betaling. De rente, welke de fiscus in reke
ning brengt gaat pas in op de laatste- (of enige) vervaldag. Indien
men dus goede argumenten aandraagt voor uitstel van betaling
(geheel of ten dele) op de voorlopige aanslag Inkomstenbelasting
1983, zal bij honorering van dat verzoek het uitstel kostenloos -
zonder renteberekening- zijn tot 31 december 1983.
Indien men een aanslag ontvangt over een bepaald jaar, kan uitstel
van betaling worden gevraagd tot het bedrag van de over daaraan
voorafgaande jaren terug te vorderen belasting. Uit de praktijk
blijkt, dat tot dat bedrag -vermoedelijk op basis van een interne
instructie- geen rente in rekening wordt gebracht
In de praktijk zal die situatie zich voordoen, indien de fiscus een
aanslag over een vorig jaar nog niet definitief heeft geregeld en de
voorheffingen (loonbelasting, dividendbelasting, bronbelasting) de
uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting overtreft U weet
het ook in déze strijd met de fiscus: rivaliteit is toegestaan, maar het
mag niet leiden tot een handgemeen.
door
C. Wagenaar
Amsterdam sloeg deze week een
uitstekend figuur vergeleken
met de teneur van de rest van
de internationale beurswereld.
Vooral Wall Street moest flin
ke stappen terug doen en dook
aanmerkelijk beneden de 1200.
Maar toen Wall Street bijna 20
punten had verloren, stond de
index van de vijf internationals
in Amsterdam al 4 punten ho
ger dan vorige week vrijdag, en
dientengevolge de index van
het algemeen koersgemiddel-
de 3 punten.
Dit opmerkelijke gedrag van on
ze beurs kwam voort uit de
vooral in het buitenland heer
sende goede gezindheid voor
onze internationals. Daarnaast
is Amsterdam al veel vroeger
begonnen met door de stijgen
de rente in gang gezette koers
dalingen op de aandelenmarkt.
De rentedaling kan daarom bij
ons langzamerhand als verdis
conteerd worden beschouwd,
terwijl dit proces in Wall Street
pas is begonnen.
In Amerika zijn bovendien veel
minder tekenen aanwijsbaar
die echt een rentestijging aan
geven. Daar is het tot dusver
grotendeels bij vrees voor een
hernieuwde stijging gebleven.
Alleen zijn de obligatiekoersen
in mei behoorlijk gezakt. Maar
het disconto bleef daar bijvoor
beeld onveranderd en de lei
ding van de centrale banken
bagatelliseerde zelfs een zeer
forse aanwas van de geldom-
loop.
Hoe dan ook, in ons land zijn de
financiële ontwikkelingen veel
gedecideerder en beweegt de
rente al geruime tijd in scherp
opwaartse richting. Het ont
brak er nog maar aan dat Va
dertje Staat deze week niet met
een 10 procents-staatslening
op de proppen is gekomen. Het
bleef bij 9,5 procent, wat overi
gens ook al 2 procent meer is
dan de eerste twee staatslenin
gen van dit jaar. Wat niet weg
neemt dat 10 procent mis
schien toch beter was geweest,
want de grote inzet blijft het
herwinnen van het buitenland
se vertrouwen in onze gulden
als beleggingsvaluta. Nu is 9,5
procent aan rente zeker niet
gering, maar 10 procent klinkt
psychologisch fraaier en zou
daardoor meer kans hebben
aarzelende beleggers buiten
onze grenzen over de streep te
trekken. Want heel financieel
Nederland kijkt reikhalzend
uit naar het keerpunt in de
langzamerhand alarmerende
vormen aannemende rentestij
ging.
Doordat de Staat al op 9,5 pro
cent is gaan zitten, zijn de in
stellingen door hypothecair
krediet gedwongen de hypo
theekrente tenminste op 10
procent te brengen. Bij de hy
potheekbanken ligt het niveau
daar al boven. Tot overmaat
van ramp begint ook de geld
marktrente op te lopen, waar
door de banken deze week ge
dwongen waren het roodstaan
nog een half procent duurder
te maken.
Dat dit een ernstig gevaar gaat
opleveren voor het moeizame
economische herstel in ons
land, blijkt wel uit het plotse
linge inzakken van de huizen
markt en de paar miljard hoge
re rentelasten voor het be
drijfsleven. Daarom wordt het
hoog tijd dat er inderdaad een
keerpunt op de rentemarkt op
treedt. Maar geen enkele
beurskring durft zich er nog
over uit te spreken of de 9,5
procents-staatslening dat keer
punt zal zijn.
Daarom bleef het opmerkelijk
dat de aandelenmarkt zich de
ze week zo gunstig wist te ont
wikkelen. Voor een aantal top-
fondsen trad zelfs een nieuwe
hausse op, die bijvoorbeeld
Philips en Hoogovens een
nieuw hoogterecord sedert ve
le jaren opleverde. Maar dat
kwam grotendeels door bui
tenlandse belangstelling.
Amerikanen kochten ongebrei
deld Philips, dat door een aan
tal grote effectenkantoren in
New York als 's werelds goed
koopste elektronicafonds
wordt aangeprezen, terwijl
vanuit Duitsland vooral Hoog
ovens uit de markt werd geno
men. Unilever vond in Londen
vele liefhebbers. Alle drie lie
pen rond de f5 op. De hoge
dollarwaarde tot bijna f 2,89 le
verde kooplust op voor aande
len met ruime dollarbelangen.
Hemeken zag, door de zomerse
warmte en zijn grote bierex
porten naar de Verenigde Sta
ten, de koers f10 oplopen.
Wessanen kwam f 7 vooruit en
Ahold f5. Vele financiële- en
bouwaandelen kamen door de
snelle rentestijging aanvanke
lijk flink onder druk, maar
boekten later in de week een
goed herstel.
Alleen de hypotheekbanken ble
ven gedrukt, nu de hypotheek
markt door een nieuwe depres
sie wordt bedreigd. De obliga
tie-index kwam, ook na de uit
schrijving van de nieuwe
staatslening, op nieuwe diepte
punten van het jaar terecht
Extra
Halverwege 1983 het strijdtoneel overziende, is er toch maar
één conclusie mogelijk. Het Centraal Akkoord tussen werk
gevers en vakbonden, eind vorig jaar, heeft een serieuze aan
zet gegeven voor een andere verdeling van de werkgelegen
heid.
Dat is opmerkelijk, omdat er van het mooie uitgangspunt -
inleveren van werktijd en prijscompensatie, zeg maar loon,
nadrukkelijk in ruil voor nieuwe banen - weinig terecht is
gekomen. Het gebrek aan werkgelegenheidsgaranties heeft
dan ook in een aantal gevallen de onderhandelingen doen
mislukken.
Maar staat tegenover dat juist in de bedrijfstakken waar de
inkrimping voortschrijdt, zoals het stukgoed in de haven, be
reidheid is om veel meer (tien procent) in te leveren dan de
prijscompensatie.
Veel opmerkelijker is dan ook, dat op de achtergrond nog
steeds een andere, wezenlijker strijd woedt en wel rond de
vraag of korter werken geen averechtse uitwerking zal heb
ben op de economie.
Arbeidstijdverkorting zoals de Industriebond FNV het ziet: in historisch perspectief, dus niets bijzonders en zéker niet iets om bang voor te zijn.