c Geestelijk gehandicapte: thuis of naar inrichting? Farmacie dreigt als wetenschap te verdwijnen Lezers schrijven Bijbelmisbruik Btw Aow'ers DONDERDAG 26 MEI 1983 Meningen De bewindslieden die be trokken zijn bij het gehan dicaptenbeleid, hebben op 6 mei twee nota's aan de Tweede Kamer gezon den, die van veel beteke nis kunnen zijn voor de toekomstige zorg voor geestelijk gehandicapten. Er is veel waardering voor de gepresenteerde ideeën. Maar er bestaat ook bij nogal wat betrokkenen de vrees dat de weg waar langs die ideeën werkelijkheid moeten worden, zo onzeker is en zo onvoldoende geplaveid met financiële en beleids matige garanties, dat de gewenste toekomst niet bereikt zal worden, zelfs integendeel. Het betreft de "beleidsnota geeste lijk gehandicapten" die over de totale zorg voor deze groep gaat en de "eindnota Motie 19" die vooral is toegespitst op gezinsbe geleiding. In de beleidsnota zijn de uitgangs punten opgenomen die de rege ring centraal stelt voor een goede zorg, d.w.z. de verklaring der Verenigde Naties van de rechten van geestelijk gehandicapten. Naast een beknopte beschrijving van de bestaande hulpverlening, de belangrijkste knelpunten daarin en gedachten over moge lijke verbeteringen, bevat de no ta ook een toekomstschets. In het toekomstbeeld staat een zo compleet mogelijk functiestelsel voorop dat onderling goed is uit gebalanceerd en vooral regionaal moet worden opgezet. Doel is dat de gevraagde hulpverlening dicht in de buurt van de gehandi capte c.q. het gezin beter be schikbaar en bereikbaar wordt. door C.A. de Jong De regering wil met dit functie model provincie- en gemeente besturen aansporen om hun ver antwoordelijkheid voor die re gionale zorg meer op te pakken. Dat past ook in het decentralisa tiebeleid van rijkstaken naar "la gere" overheden. Ook worden de bestaande hulpver leningsorganisaties aangespro ken om die regionale zorg op te zetten via betere en vooral min der vrijblijvende samenwerking. In die opzet horen de cliënten of hun ouders meer betrokken te worden (uiteindelijk staat die cliënt centraal) door het meer ge bruiken van mogelijkheden voor democratisering. De ouderorga nisaties hebben dan gelijk als zij zeggen dat zij hiertoe beter horen te worden toegerust met midde len en mankracht. Onvoldoende Overigens kan men de mening bij diverse organisaties beluisteren dat het huidige decentralisatie beleid van het rijk, hoe zeer men het met de uitgangspunten ook eens is, volstrekt onvoldoende is voor het bereiken van een goede regionale geestelijk gehandicap tenzorg en zelfs tot afbraak zal leiden van wat in tièntallen jaren van ontwikkeling is opgebouwd. De decentralisatie geldt nu nl. al leen nog bepaalde onderdelen van de zorg (bijv. sociaal-pedago gische zorg naar de provincies, sociaal-cultureel werk naar de gemeenten), terwijl andere on derdelen centraal blijven (bijv. onderwijs, sociale werkvoorzie ning) en het voor andere secto ren nog onzeker is (internaten, dagverblijven, gezinsvervangen de tehuizen). Ook draagt het rijk niet voldoende middelen over, zodat bijv. de so ciaal-pedagogische zorg al in moeilijkheden is geraakt. Er zijn nog andere knelpunten in de huidige zorg die mede wijzen op het feit dat de geestelijk ge handicapten nog in een achter standsituatie verkeren en de noodzaak oproepen een zekere centrale sturingsmogelijkheid op rijksniveau te blijven houden. Dat mag dan niet stroken met de wens van de diverse overheden. Maar het is goed er op te wijzen dat decentralisatie geen doel op zich mag zyn, maar middel om (in dit geval) goede regionale zorg te krijgen. Je kunt als regering je eigen beleid t.a.v. geestelijk gehandicapten niet tegelijk ondergraven door te vertrouwen op het "spel der lage re krachten" in een situatie dat er nog garanties nodig zijn voor de nodige differentiatie in de zorg (gezinsbegeleiding bijv. moet zich nog verder uitkristalleren) en voor kwaliteitsbewaking. Thuishulp groep van de Federatie van Ou derverenigingen een nota (1980), daarna kwam het eindrapport van de Landelijke Commissie Gezinsbegeleiding NOZ/FVO (1982) verduidelijken hoe ouders en hulpverleners daar gezamenlijk over dachten. Projecten De beleidsnota noemt zelf als knel punten o.m. de noodzaak van meer mogelijkheden voor ge zinsbegeleiding dan wel thuis hulp en het meer gezinsgericht functioneren van de bestaande voorzieningen, het creëren van meer mogelijkheden voor bege leid wonen (het gewoon wonen in de woonwijk met de toch no dige maar bescheiden begelei ding), het gebrek aan plaatsings mogelijkheden in inrichtingen, gezinsvervangende tehuizen en dagverblijven voor ouderen, de beperkte plaatsingsmogelijkhe den in de sociale werkvoorzie ning en in relatie daarmee het slecht kunnen doorstromen van leerlingen uit het ZMLK-onder- wijs, (ZMLK: zeer moeilijk leren de kinderen). De nota presenteert verbeterings voorstellen met de noodzaak van samen creatief te moeten bezig zijn binnen de grenzen van be staande mogelijkheden, d.w.z. onder de vlag "budgettair neu traal" zonder extra kosten. Die conditie is voor sommige zaken duidelijk ontoereikend, met na me als het gaat om het verster ken van de extra-murale hulp verlening (hulp in en rond de thuissituatie) in relatie met ge zinsbegeleiding. Dat laatste is een van de nieuwe ac centen die het overheidsbeleid kenmerkt. Andere nieuwe accen ten zijn de intentie het begeleid wonen te stimuleren en het stre ven de nodige zorg voor geeste lijk gehandicapten zoveel moge lijk ook beschikbaar te doen ko men binnen algemene kaders (als gezinszorg, kruiswerk, Riagg's, vrijwilligerswerk). Ook nieuw, maar dat is genoemd, is het willen bevorderen van vooral regionale functiestelsels. Betrekkelijk Nieuw is hier overigens een be trekkelijke term. Binnen de krin gen van de overheid en de hulp verlening zelf spreekt men al ver schillende jaren over deze onder werpen. Vooral gezinsbegeleiding, waar de "Eindnota Motie 19" over gaat, stond de afgelopen zes jaren in het brandpunt van de belangstel ling van met name de ouderorga nisaties. Motie 19 is daarbij een standaard begrip en slaat op de motie die het kamerlid mevrouw Cornelis- sen (CDA) in 1978 indiende en waarin de regering werd ge vraagd voorstellen te doen voor het opheffen van de financiële en sociale ongelijkheid tussen ou ders met een gehandicapt kind in een inrichting of met een thuiswonend gehandicapt kind. De motie werd "Kamerbreed" aangenomen. Het ging daarbij ook om ouders met een lichame lijk gehandicapt kind. Vijf jaar later zijn die voorstellen er, hoewel nog wéinig geconcre tiseerd. De nodige visie is er ze ker, daarover is ook veelvuldig contact geweest tussen de amb telijke voorbereidingsgroep en met name de oudergroeperin gen. Voor de theoretische onderbou wing van gezinsbegeleiding ten behoeve van geestelijk gehandi capten 'leverde eerst een werk Voor het bereiken van de nojüte condities voor mogelijkheden van gezinsbegeleiding dan wel thuishulp is in 1982 de Landelij ke Stuurgroep Gezinsbegelei ding NOG/LOZ-deelnemers op gericht, waarin ambtenaren van verschillende departementen als waarnemers zitting hebben. En intussen zijn dé afgelopen jaren tientallen projecten van start ge gaan die hulp aan gezinnen bo den voor hulpvragen die nog niet eerder zo duidelijk waren beant woord. Die hulp concentreert zich nog vooral op praktische en pedago gische thuishulp. Vooral het Ne derlands Comité Kinderpostze gels heeft hiervoor zeer veel fondsgelden beschikbaar ge steld. Het wachten is nu op een structu rele financiering van gezinsbege leiding van overheidswege sinds in 1983 een eenmalige overheids subsidie voor een aantal projec ten is verstrekt. De eindnota Mo tie 19 doet hiertoe enkele voor stellen. Daarover straks. Eerst wat mogelijke misverstanden wegwerken. Ouders serieus nemen Betekent de roep om gezinsbege leiding dat nu opeens het meren deel van de ouders die hun kind vroeger in een inrichting zouden hebben geplaatst, het kind nu opeens wel thuishouden? Ant woord: meer mogelijkheden voor gezinsbegeleding inclusief praktische thuishulp betekent: - ouders serieus nemen in hun ou derlijke verantwoordelijkheid (de professionals hebben die te- zeer willen overnemen) - beter luisteren naar de hulp vraag en het antwoord daarop proberen af te stemmen (geen standaard kant-en-klaar ant woord) ook vanuit de dag- en nachtvoorzieningen. - hulp bieden die tot doel heeft een verbeterde toerusting van het gezin voor het kunnen ver richten van de taken die gezin nen en gezinsleden gewoonlijk verrichten en (in dit verband) ook wensen te verrichten. Dat vraagt van alle bestaande hulp verlening een optimale "stand by" in de regio, een interne goe de samenwerking en een grote openheid naar het gezin toe. Een juiste attitude voor hulpen is on misbaar. In zo'n situatie worden ouders in de nodige rust en de gelegenheid gesteld een voor het kind en voor zichzelf zo verantwoord mogelij ke beslissing te nemen: thuis wo nen of in een inrichting? Naar alle waarschijnlijkheid zullen dan meer ouders dan tot nu toe besluiten hun kind thuis te laten wonen, maar er zullen ook ou ders zijn die juist sneller durven besluiten hun kind in een inrich ting te plaatsen. Een goede hulp verlening bevordert de juiste keuze door de ouders, met het oog op het belang van het gehan dicapte kind. Experimenten De eindnota Motie 19 geeft een aantal pijlers aan waarmee die goede hulpverlening tot stand kan komen. Dat zijn: versterken van de vrijwillige hulpverlening, inclusief onderlinge ouderhulp, flexibeler gebruik van bestaande voorzieningen en regelingen, versterking van de samenwer king tussen hulpverleners, voor al in de regio, meer mogelijkhe den voor extra-murale hulp m.n. door overheveling van middelen uit de intra-murale sector en ver sterking van de rol van ouderor ganisaties. Er zal een reeks van experimenten nodig zijn om duidelijk te laten worden hoe dit concreet verwe zenlijkt kan worden. Dat kan niet budgettair neutraal, (dus zonder extra kosten) waar bij zeker ook niet nog eens die ouders de dupe mogen worden die nu de keuze hebben gemaakt voor plaatsing van hun kind in een inrichting. De bouw van in richtingsplaatsen zal nl. worden vertraagd, zo stelt de nota, zodat er met die gelden meer extra-mu rale zorg kan komen. En dat ter wijl er nog steeds een enorme wachtlijst is van urgent te plaat sen kinderen. De Federatie van Ouderverenigin gen stelt een veel geleidelijker weg voor, met als alternatieve tussenoplossingen en voor een grotere flexibiliteit in de vigeren de regelgeving, waar mogelijk een intensivering van het ge bruik van voorzieningen, verso bering in opzet en bouw van nieuwe voorzieningen en tempo risering van voorgenomen kwali teitsverbeteringen Het is dus te hopen, en dat geldt beide regeringsnota's, dat de Tweede-Kamer-leden hardere garanties aan de regering vragen dan tot nu toe aangereikt, voor zowel het behoud van de kwali teit van de huidige zorg (en die is gelukkig erg goed) als voor het kunnen bereiken van de nieuwe zorg k la toekomstmodel van de beleidsnota. (De auteur is algemeen secretaris van net Landelijk Overleg Zorg voor Geestelijk Gehandicapten). Door acceptatie van de hoger on derwijswetten (1876 en 1878) werd de opleiding tot apotheker een universitaire studierichting. Voordien kende men een sys teem van praktijkopleiding bij een gevestigde apotheker en la ter een opleiding aan een van de Klinische Scholen (19e eeuw). Het begin van de universitaire opleidingen in de farmacie valt samen met een periode van be langrijke ontdekkingen op het gebied van de scheikunde; deze ontdekkingen vormen de basis van een groot aantal moderne ge neesmiddelen. In Nederland heeft de beroepsuit oefening zich sterk geprofileerd naar bereiding en controle van geneesmiddelen. In de studie werd daarom een grote aandacht gegeven aan de recepteerkunde en de analytische scheikunde. De kennis van analyse van zowel natuurprodukten als syntheti- door prof. dr. H.J. de Jong sche stoffen werd door de apo theker ook buiten de apotheek toegepast bijvoorbeeld bij de kwaliteitsbeheersing van levens middelen (Keuringsdiensten van Waren) en de toxicologie. De ontwikkelingen te Leiden op dit laatste gebied hebben mede geleid tot de oprichting van het Gerechtelijk Natuurwetenschap pelijk Laboratorium ter onder steuning van onderzoek t.b.v. justitie. Na de Tweede Wereldoorlog en vooral in de tweede helft van de -jaren zestig is meer en meer aan dacht besteed aan de werking van geneesmiddelen, de farma cologie, vooral in kwantitatieve zin. Was voorheen de aandacht vooral gericht op het voorhan den hebben van kwaliteitspro- dukten, nu werd het goede ge bruik van geneesmiddelen min stens even belangrijk geacht. De ze ontwikkelingen hadden uiter aard invloed op het studiepro gramma. Het huidige studieprogramma kent een natuurwetenschappelij ke basis waarin scheikunde, bio logie, natuurkunde en wiskunde een plaats hebben, gevolgd door een bovenbouw waarin de speci fiek farmaceutische vakken on derwezen worden: farmacoche- mie en farmacognosie (herkomst Meningen op deze pagina zijn voor rekening van de auteurs Er is in 1982 een evangelisatiecam pagne gehouden door het insti tuut voor evangelisatie, geves tigd te Doorn. De slagzin was: "Er is hoop". Waarmee het be doelde: er is hoop op geluk en vrede voor alle mensen die het met Jezus Christus willen wa gen. Voorwaar een loffelijk stre ven. Veel voorbereidend werk was daaraan besteed. Men maak te gebruik van een zeer verzorgd magazine dat ruim werd ver spreid. Deze actie had de steun van protes tantse kerken. In uw blad van 3 mei las ik dat een ander instituut, bij monde van de Leidse theo loog Middelkoop, over die actie een kritisch rapport heeft uitge bracht. Genoemde actie werd hierin veroordeeld voor zover men uitging van de historische juistheid van de bijbel. En er werden bijbelteksten gebruikt die uit hun verband waren ge rukt, halve waarheden dus en een scala van verwijten. Het is mij niet bekend of het rap port van de theoloog Middel koop bedoeld was voor interne oriëntatie of dat het volk van Ne derland maar eens moest weten hoe fout er met de bij bei wordt omgesprongen. In ieder geval, het krantebericht was kort Voorbeelden werden niet gege ven en hebben dus niets verdui delijkt. Als belangstellende dacht ik toen: wat kunnen zulke instituten die toch allebei de ver breiding van het evangelie beo gen, elkaar dwars zitten. Ver deeldheid onder christenen was er al vanaf het begin van onze jaartelling. De ene zei: ik ben van Paulus, de ander zei: ik ben van Apollos, een derde was van Pe trus. Het gevolg was dat ze geen van allen de ware kerk konden zijn. De uitgever van bovengenoemd rapport, het oecumenisch insti tuut, in relatie met de Wereld raad van Kerken, staat net zo goed bloot aan kritiek. Die kri tiek richtte zich, naar ik elders las, o.m. op medewerkers aan die Wereldraad, zoals prof. dr. D.C. Mulder uit Amsterdam. Deze wil van zending bedrijven onder moslims niets weten. Hij zei: "Bereidheid om met moslims sa men te werken en te leven is het beste getuigenis dat christenen van hun geloof in de barmhartige God kunnen afleggen". Dus heb ben moslims de Christus als ver losser, volgens hem, niet nodig. En daar gaat het toch by de christenen om. Een andere theo loog uit zijn staf zegt dat we hin does, die Christus als een grote leraar of goeroe beschouwen, ons eigen inzicht niet moeten op dringen, want ze zijn medepel grims met wie een christen de in werking van Christus op zijn le ven deelt. En de 120 miljoen kastelozen in India dan? Daar heeft hij het niet over. De gelovi gen zijn verdeeld. Dat geeft span ningen die zich af en toe ontla den. En dat is krantenieuws. Op bouwend is zoiets niet. Wel is het nodig voor geïnteresseerden het principe van hoor en wederhoor te hanteren. Zo hoort dat! L.H. Bokma Nachtegaallaan 14 Leiden Volgens directeur Bert Donia en zijn onderzoekers betaalt een ge middeld Nederlands gezin per maand f 649 aan btw en accijns, waarvan f413 aan btw op de da gelijkse boodschappen. Een ana lyse van deze f413 leert: bij f 800 levensmiddelen bedraagt de btw 0,0385 x f 800 f30,80. Resteert: f 413 minus f30,80 f382,20. Dit valt in het 18%-tarief en levert een uitgave op van 6,55 x f382,20 f2503,41. Totaal voor het gemiddelde gezin dus f3303,41. Alleen om voor de dagelijkse bood schappen f 413 aan btw te kun nen uitgeven is een bruto maandsalaris nodig van f 5500. In de rest van de rekensom van de heren onderzoekers hoeft men zich niet te verdiepen om te constateren dat zij óf met moed wil doen aan volksverlakkerij of wel echt zo dom zijn via compu ters sommen te maken en de en eigenschappen van respectie velijk synthetische en natuurlij ke geneeskrachtige stoffen), far macologie (werking van genees middelen), technologie (berei ding van geneesmiddelen), ana lyse (kwaliteitscontrole) en toxi cologie (leer van vergiften met inbegrip van de daarvoor nodige analyses). Kleine belangstelling Tot in het begin van de jaren ze ventig bestond er een kleine be langstelling voor de studie far macie (te Leiden tussen 15 en 20 eerstejaars). Vrijwel alle studen ten hadden als studiedoel het be halen van het apothekersdiplo ma om daarmee het beroep van gevestigd apotheker uit te oefe nen. In 1972 nam de belangstelling plot seling sterk toe (100 eerstejaars studenten te Leiden). Bij na vraag bleek dat er verschillende redenen voor deze plotselinge verandering waren: een sterke toename van de belangstelling voor het grensgebied tussen me dische en natuurwetenschappe lijke vakken, werkgelegenheids problemen in de chemie en het hanteren van studentenstops voor de studie geneeskunde. Hiernaast speelt naar mijn mening ook de vernieuwing van het stu dieprogramma een belangrijke rol. Immers, de eerste stappen naar een nieuwe structuur van het hoger onderwijs waren met de Nota Posthumus reeds gezet. Bij de studierichting farmacie had dit o.m. een sterkere accen tuering van het wetenschappe lijk onderzoek tot gevolg. Nu de wet Tweefasenstructuur in wer king is getreden is nadrukkelij ker dan voorheen een keuze-ele ment voor de studenten in het studieprogramma ingebouwd. Door keuze van gepaalde vakken kan de student zich in de eerste fase (4 jaar) profileren in een be paalde richting. Uit enquêtes, gehouden onder stu denten farmacie, blijkt dat ca. 50% het vak studeert met een an der doel dan om apotheker te worden. Tijdens een recent ge houden congres m.b.t. de werk gelegenheid van de Nederlandse farmaciestudenten (ANPSV- congres mei 1983), waar sprekers vanuit de farmaceutische indus trie en de beroepsvereniging in leidingen hielden, bleek dat er, door het tot voor kort bestaande gebrek aan apothekers, slechts zeer weinig functies in de indus trie door farmaceutisch ge schoolden worden vervuld en dat de prognoses voor werkloos heid onder apothekers, nl. 200- 500 per 1983, schromelijk over dreven zijn (realiteit: 50). Het farmaceutisch onderzoek is komma verkeert plaatsen, f41,30 klopt beter. H.J. Dekker Roerdompstraat 2 Leiderdorp De kogel is door de kerk, per 1 ok tober moeten ook wij weer inle veren. Gaan we weer terug naar de jaren 30-40, de armoede in, want daar gaat het nu op lijken. Weer een bonnetje voor een ons vlees en de bedeling. Nu in het kort wat we dit jaar minder aan inkomsten hebben: huurverho ging en minder huursubsidie, meer ziekenfondspremie, veel meer belasting, polissen, kran ten, telefoon, levensbehoefte duurder en minder aow. Ons in komen gaat echt met 270,- en na oktober nog eens met 35,- per maand achteruit. Dat kan zo toch niet langer. Moeten wij ook gaan demonstreren in Den Haag? De meeste aow'ers zijn daar niet eens toe in staat. Hope loos. W. Bodrij Langegracht 176 Leiden Minister Deetman lanceerde vori ge week ingrijpende bezuinigings plannen voor het wetenschappelijk onderwijs, waartegen een groot aantal universiteiten en hogescho len te hoop liep. (Foto ANP) Minister Deetman (onderwijs en wetenschappen) lanceerde vori ge week zijn voorlopige beleids plannen voor een ingrijpende afslanking van het wetenschap pelijk onderwijs. De plannen, die volgden op een advies van de zg. Taakverdelingscommis sie, voorzien o.m. in een forse bezuiniging en fusie binnen de studierichting farmacie. De Leidse hoogleraar De Jong schetst in bijgaand artikel de gevolgen. met name in de tweede helft van de jaren zeventig nadrukkelijk ontwikkeld. De verschillende vakgroepen hebben nauwe sa menwerkingsverbanden met chemici en medici opgebouwd. Onderzoek met betrekking tot het juiste gebruik van genees middelen, ondersteuning van on derzoek aan nieuwe geneesmid delen en werk aan nieuwe veilige geneesmiddelvormen moeten hier genoemd worden. De aan dacht voor wat het menselijk li chaam met vreemde stoffen doet (geneesmiddelen en chemica liën), denk hierbij bijvoorbeeld aan onze milieuproblemen, leidt ook tot een interesse bij studen ten scheikunde om hun keuze vakken vanuit de farmacie in te vullen. Buiten proporties Waartoe leiden nu de vorige week gepubliceerde concept-beleids voornemens van minister Deet- de voorgestelde bezuiniging van ƒ11 min is buiten proportioneel (reductie met 45%!) en leidt tot een situatie waarbij er vrijwel geen onderzoek meer kan wor den gedaan (de voorgestelde per sonele bezettingen van 100 per sonen voor het hele land zal voor ca. 80% voor onderwijs nodig zijn). reductie van het aantal vesti gingsplaatsen van drie naar een in de Randstad zal de studiekeu ze beïnvloeden, a.s. studenten gaan andere vakken kiezen, waardoor het vak extra wordt uitgehold. - de onrust onder het personeel ten gevolge van deze enorme be zuiniging leidt tot het vertrek van de meest capabele stafleden, (doordat het onderzoek relatief recent gestart is, is het overgrote deel van de staf te Leiden ca. 40 jaar oud). - binnen enkele jaren is de Neder landse know-how op farmaceu tisch gebied zo klein dat onder steuning van de overheid op na tionaal en Europees niveau (ad visering over toelatingsbeleid ge neesmiddelen, Europese genees middelenwetgeving) niet meer goed mogelijk is. De industrieën zullen opnieuw buitenlandse deskundigen aantrekken. - een zorgvuldig opgebouwd net werk van samenwerkingsver banden met derde wereldlanden t.a.v. geneesmiddelenvoorzie ning, produktie en kwaliteitsbe heersing alsmede onderzoek zal verloren gaan (vanuit Leiden projecten met Rwanda, Somalië, Vietnam, Indonesië en China). - belangrijke onderzoekslijnen kunnen niet meer worden ge steund (denk aan behandeling met geneesmiddelen tegen kan ker, hart- en vaatziekten enz. die plaatsvinden op geleide van on derzoek en metingen vanuit de farmacie). Een school Samenvattend kan worden gesteld dat èen jonge enthousiaste ge meenschap van wetenschappers, die tot op heden een zeer laag fi nancieringsniveau voor hun on derwijs en onderzoek kenden in vergelijking met bijvoorbeeld de scheikunde of de natuurkunde, door de maatregelen van minis ter Deetman in een situatie zon der perspectief worden ge plaatst. Een studierichting die door het speciale karakter aantrekkelijk is voor veel jonge mensen en een grote verscheidenheid aan be roepsmogelijkheden biedt, wordt door het ontbreken van voldoende onderzoek in de on derscheiden vakken tot een school, in tegenstelling tot de be doeling van de wet Tweefasen structuur. Het valt te hopen dat wij in het overleg dat de komen de weken met de minister moet plaatsvinden, hem op andere ge dachten kunnen brengen. An ders is de farmacie als weten schapsgebied voor Nederland verloren. (De auteur is voorzitter van de subfa culteit farmacie van de Leidse uni versiteit).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 19