c
Geestelijk gehandicapte:
thuis of naar inrichting?
Farmacie dreigt
als wetenschap
te verdwijnen
Lezers schrijven
Bijbelmisbruik
Btw
Aow'ers
DONDERDAG 26 MEI 1983
Meningen
De bewindslieden die be
trokken zijn bij het gehan
dicaptenbeleid, hebben
op 6 mei twee nota's aan
de Tweede Kamer gezon
den, die van veel beteke
nis kunnen zijn voor de
toekomstige zorg voor
geestelijk gehandicapten.
Er is veel waardering voor
de gepresenteerde ideeën.
Maar er bestaat ook bij
nogal wat betrokkenen de
vrees dat de weg waar
langs die ideeën
werkelijkheid moeten
worden, zo onzeker is en
zo onvoldoende geplaveid
met financiële en beleids
matige garanties, dat de
gewenste toekomst niet
bereikt zal worden, zelfs
integendeel.
Het betreft de "beleidsnota geeste
lijk gehandicapten" die over de
totale zorg voor deze groep gaat
en de "eindnota Motie 19" die
vooral is toegespitst op gezinsbe
geleiding.
In de beleidsnota zijn de uitgangs
punten opgenomen die de rege
ring centraal stelt voor een goede
zorg, d.w.z. de verklaring der
Verenigde Naties van de rechten
van geestelijk gehandicapten.
Naast een beknopte beschrijving
van de bestaande hulpverlening,
de belangrijkste knelpunten
daarin en gedachten over moge
lijke verbeteringen, bevat de no
ta ook een toekomstschets.
In het toekomstbeeld staat een zo
compleet mogelijk functiestelsel
voorop dat onderling goed is uit
gebalanceerd en vooral regionaal
moet worden opgezet. Doel is dat
de gevraagde hulpverlening
dicht in de buurt van de gehandi
capte c.q. het gezin beter be
schikbaar en bereikbaar wordt.
door
C.A. de Jong
De regering wil met dit functie
model provincie- en gemeente
besturen aansporen om hun ver
antwoordelijkheid voor die re
gionale zorg meer op te pakken.
Dat past ook in het decentralisa
tiebeleid van rijkstaken naar "la
gere" overheden.
Ook worden de bestaande hulpver
leningsorganisaties aangespro
ken om die regionale zorg op te
zetten via betere en vooral min
der vrijblijvende samenwerking.
In die opzet horen de cliënten of
hun ouders meer betrokken te
worden (uiteindelijk staat die
cliënt centraal) door het meer ge
bruiken van mogelijkheden voor
democratisering. De ouderorga
nisaties hebben dan gelijk als zij
zeggen dat zij hiertoe beter horen
te worden toegerust met midde
len en mankracht.
Onvoldoende
Overigens kan men de mening bij
diverse organisaties beluisteren
dat het huidige decentralisatie
beleid van het rijk, hoe zeer men
het met de uitgangspunten ook
eens is, volstrekt onvoldoende is
voor het bereiken van een goede
regionale geestelijk gehandicap
tenzorg en zelfs tot afbraak zal
leiden van wat in tièntallen jaren
van ontwikkeling is opgebouwd.
De decentralisatie geldt nu nl. al
leen nog bepaalde onderdelen
van de zorg (bijv. sociaal-pedago
gische zorg naar de provincies,
sociaal-cultureel werk naar de
gemeenten), terwijl andere on
derdelen centraal blijven (bijv.
onderwijs, sociale werkvoorzie
ning) en het voor andere secto
ren nog onzeker is (internaten,
dagverblijven, gezinsvervangen
de tehuizen).
Ook draagt het rijk niet voldoende
middelen over, zodat bijv. de so
ciaal-pedagogische zorg al in
moeilijkheden is geraakt.
Er zijn nog andere knelpunten in
de huidige zorg die mede wijzen
op het feit dat de geestelijk ge
handicapten nog in een achter
standsituatie verkeren en de
noodzaak oproepen een zekere
centrale sturingsmogelijkheid
op rijksniveau te blijven houden.
Dat mag dan niet stroken met de
wens van de diverse overheden.
Maar het is goed er op te wijzen
dat decentralisatie geen doel op
zich mag zyn, maar middel om
(in dit geval) goede regionale
zorg te krijgen.
Je kunt als regering je eigen beleid
t.a.v. geestelijk gehandicapten
niet tegelijk ondergraven door te
vertrouwen op het "spel der lage
re krachten" in een situatie dat er
nog garanties nodig zijn voor de
nodige differentiatie in de zorg
(gezinsbegeleiding bijv. moet
zich nog verder uitkristalleren)
en voor kwaliteitsbewaking.
Thuishulp
groep van de Federatie van Ou
derverenigingen een nota (1980),
daarna kwam het eindrapport
van de Landelijke Commissie
Gezinsbegeleiding NOZ/FVO
(1982) verduidelijken hoe
ouders en hulpverleners daar
gezamenlijk over dachten.
Projecten
De beleidsnota noemt zelf als knel
punten o.m. de noodzaak van
meer mogelijkheden voor ge
zinsbegeleiding dan wel thuis
hulp en het meer gezinsgericht
functioneren van de bestaande
voorzieningen, het creëren van
meer mogelijkheden voor bege
leid wonen (het gewoon wonen
in de woonwijk met de toch no
dige maar bescheiden begelei
ding), het gebrek aan plaatsings
mogelijkheden in inrichtingen,
gezinsvervangende tehuizen en
dagverblijven voor ouderen, de
beperkte plaatsingsmogelijkhe
den in de sociale werkvoorzie
ning en in relatie daarmee het
slecht kunnen doorstromen van
leerlingen uit het ZMLK-onder-
wijs, (ZMLK: zeer moeilijk leren
de kinderen).
De nota presenteert verbeterings
voorstellen met de noodzaak van
samen creatief te moeten bezig
zijn binnen de grenzen van be
staande mogelijkheden, d.w.z.
onder de vlag "budgettair neu
traal" zonder extra kosten. Die
conditie is voor sommige zaken
duidelijk ontoereikend, met na
me als het gaat om het verster
ken van de extra-murale hulp
verlening (hulp in en rond de
thuissituatie) in relatie met ge
zinsbegeleiding.
Dat laatste is een van de nieuwe ac
centen die het overheidsbeleid
kenmerkt. Andere nieuwe accen
ten zijn de intentie het begeleid
wonen te stimuleren en het stre
ven de nodige zorg voor geeste
lijk gehandicapten zoveel moge
lijk ook beschikbaar te doen ko
men binnen algemene kaders
(als gezinszorg, kruiswerk,
Riagg's, vrijwilligerswerk).
Ook nieuw, maar dat is genoemd,
is het willen bevorderen van
vooral regionale functiestelsels.
Betrekkelijk
Nieuw is hier overigens een be
trekkelijke term. Binnen de krin
gen van de overheid en de hulp
verlening zelf spreekt men al ver
schillende jaren over deze onder
werpen.
Vooral gezinsbegeleiding, waar de
"Eindnota Motie 19" over gaat,
stond de afgelopen zes jaren in
het brandpunt van de belangstel
ling van met name de ouderorga
nisaties.
Motie 19 is daarbij een standaard
begrip en slaat op de motie die
het kamerlid mevrouw Cornelis-
sen (CDA) in 1978 indiende en
waarin de regering werd ge
vraagd voorstellen te doen voor
het opheffen van de financiële en
sociale ongelijkheid tussen ou
ders met een gehandicapt kind
in een inrichting of met een
thuiswonend gehandicapt kind.
De motie werd "Kamerbreed"
aangenomen. Het ging daarbij
ook om ouders met een lichame
lijk gehandicapt kind.
Vijf jaar later zijn die voorstellen
er, hoewel nog wéinig geconcre
tiseerd. De nodige visie is er ze
ker, daarover is ook veelvuldig
contact geweest tussen de amb
telijke voorbereidingsgroep en
met name de oudergroeperin
gen.
Voor de theoretische onderbou
wing van gezinsbegeleiding ten
behoeve van geestelijk gehandi
capten 'leverde eerst een werk
Voor het bereiken van de nojüte
condities voor mogelijkheden
van gezinsbegeleiding dan wel
thuishulp is in 1982 de Landelij
ke Stuurgroep Gezinsbegelei
ding NOG/LOZ-deelnemers op
gericht, waarin ambtenaren van
verschillende departementen als
waarnemers zitting hebben.
En intussen zijn dé afgelopen jaren
tientallen projecten van start ge
gaan die hulp aan gezinnen bo
den voor hulpvragen die nog niet
eerder zo duidelijk waren beant
woord.
Die hulp concentreert zich nog
vooral op praktische en pedago
gische thuishulp. Vooral het Ne
derlands Comité Kinderpostze
gels heeft hiervoor zeer veel
fondsgelden beschikbaar ge
steld.
Het wachten is nu op een structu
rele financiering van gezinsbege
leiding van overheidswege sinds
in 1983 een eenmalige overheids
subsidie voor een aantal projec
ten is verstrekt. De eindnota Mo
tie 19 doet hiertoe enkele voor
stellen. Daarover straks. Eerst
wat mogelijke misverstanden
wegwerken.
Ouders serieus nemen
Betekent de roep om gezinsbege
leiding dat nu opeens het meren
deel van de ouders die hun kind
vroeger in een inrichting zouden
hebben geplaatst, het kind nu
opeens wel thuishouden? Ant
woord: meer mogelijkheden
voor gezinsbegeleding inclusief
praktische thuishulp betekent:
- ouders serieus nemen in hun ou
derlijke verantwoordelijkheid
(de professionals hebben die te-
zeer willen overnemen)
- beter luisteren naar de hulp
vraag en het antwoord daarop
proberen af te stemmen (geen
standaard kant-en-klaar ant
woord) ook vanuit de dag- en
nachtvoorzieningen.
- hulp bieden die tot doel heeft
een verbeterde toerusting van
het gezin voor het kunnen ver
richten van de taken die gezin
nen en gezinsleden gewoonlijk
verrichten en (in dit verband)
ook wensen te verrichten.
Dat vraagt van alle bestaande hulp
verlening een optimale "stand
by" in de regio, een interne goe
de samenwerking en een grote
openheid naar het gezin toe. Een
juiste attitude voor hulpen is on
misbaar.
In zo'n situatie worden ouders in
de nodige rust en de gelegenheid
gesteld een voor het kind en voor
zichzelf zo verantwoord mogelij
ke beslissing te nemen: thuis wo
nen of in een inrichting?
Naar alle waarschijnlijkheid zullen
dan meer ouders dan tot nu toe
besluiten hun kind thuis te laten
wonen, maar er zullen ook ou
ders zijn die juist sneller durven
besluiten hun kind in een inrich
ting te plaatsen. Een goede hulp
verlening bevordert de juiste
keuze door de ouders, met het
oog op het belang van het gehan
dicapte kind.
Experimenten
De eindnota Motie 19 geeft een
aantal pijlers aan waarmee die
goede hulpverlening tot stand
kan komen. Dat zijn: versterken
van de vrijwillige hulpverlening,
inclusief onderlinge ouderhulp,
flexibeler gebruik van bestaande
voorzieningen en regelingen,
versterking van de samenwer
king tussen hulpverleners, voor
al in de regio, meer mogelijkhe
den voor extra-murale hulp m.n.
door overheveling van middelen
uit de intra-murale sector en ver
sterking van de rol van ouderor
ganisaties.
Er zal een reeks van experimenten
nodig zijn om duidelijk te laten
worden hoe dit concreet verwe
zenlijkt kan worden.
Dat kan niet budgettair neutraal,
(dus zonder extra kosten) waar
bij zeker ook niet nog eens die
ouders de dupe mogen worden
die nu de keuze hebben gemaakt
voor plaatsing van hun kind in
een inrichting. De bouw van in
richtingsplaatsen zal nl. worden
vertraagd, zo stelt de nota, zodat
er met die gelden meer extra-mu
rale zorg kan komen. En dat ter
wijl er nog steeds een enorme
wachtlijst is van urgent te plaat
sen kinderen.
De Federatie van Ouderverenigin
gen stelt een veel geleidelijker
weg voor, met als alternatieve
tussenoplossingen en voor een
grotere flexibiliteit in de vigeren
de regelgeving, waar mogelijk
een intensivering van het ge
bruik van voorzieningen, verso
bering in opzet en bouw van
nieuwe voorzieningen en tempo
risering van voorgenomen kwali
teitsverbeteringen
Het is dus te hopen, en dat geldt
beide regeringsnota's, dat de
Tweede-Kamer-leden hardere
garanties aan de regering vragen
dan tot nu toe aangereikt, voor
zowel het behoud van de kwali
teit van de huidige zorg (en die is
gelukkig erg goed) als voor het
kunnen bereiken van de nieuwe
zorg k la toekomstmodel van de
beleidsnota.
(De auteur is algemeen secretaris van
net Landelijk Overleg Zorg voor
Geestelijk Gehandicapten).
Door acceptatie van de hoger on
derwijswetten (1876 en 1878)
werd de opleiding tot apotheker
een universitaire studierichting.
Voordien kende men een sys
teem van praktijkopleiding bij
een gevestigde apotheker en la
ter een opleiding aan een van de
Klinische Scholen (19e eeuw).
Het begin van de universitaire
opleidingen in de farmacie valt
samen met een periode van be
langrijke ontdekkingen op het
gebied van de scheikunde; deze
ontdekkingen vormen de basis
van een groot aantal moderne ge
neesmiddelen.
In Nederland heeft de beroepsuit
oefening zich sterk geprofileerd
naar bereiding en controle van
geneesmiddelen. In de studie
werd daarom een grote aandacht
gegeven aan de recepteerkunde
en de analytische scheikunde.
De kennis van analyse van zowel
natuurprodukten als syntheti-
door
prof. dr. H.J. de Jong
sche stoffen werd door de apo
theker ook buiten de apotheek
toegepast bijvoorbeeld bij de
kwaliteitsbeheersing van levens
middelen (Keuringsdiensten van
Waren) en de toxicologie.
De ontwikkelingen te Leiden op
dit laatste gebied hebben mede
geleid tot de oprichting van het
Gerechtelijk Natuurwetenschap
pelijk Laboratorium ter onder
steuning van onderzoek t.b.v.
justitie.
Na de Tweede Wereldoorlog en
vooral in de tweede helft van de
-jaren zestig is meer en meer aan
dacht besteed aan de werking
van geneesmiddelen, de farma
cologie, vooral in kwantitatieve
zin. Was voorheen de aandacht
vooral gericht op het voorhan
den hebben van kwaliteitspro-
dukten, nu werd het goede ge
bruik van geneesmiddelen min
stens even belangrijk geacht. De
ze ontwikkelingen hadden uiter
aard invloed op het studiepro
gramma.
Het huidige studieprogramma
kent een natuurwetenschappelij
ke basis waarin scheikunde, bio
logie, natuurkunde en wiskunde
een plaats hebben, gevolgd door
een bovenbouw waarin de speci
fiek farmaceutische vakken on
derwezen worden: farmacoche-
mie en farmacognosie (herkomst
Meningen op deze
pagina zijn voor
rekening van de
auteurs
Er is in 1982 een evangelisatiecam
pagne gehouden door het insti
tuut voor evangelisatie, geves
tigd te Doorn. De slagzin was:
"Er is hoop". Waarmee het be
doelde: er is hoop op geluk en
vrede voor alle mensen die het
met Jezus Christus willen wa
gen. Voorwaar een loffelijk stre
ven. Veel voorbereidend werk
was daaraan besteed. Men maak
te gebruik van een zeer verzorgd
magazine dat ruim werd ver
spreid.
Deze actie had de steun van protes
tantse kerken. In uw blad van 3
mei las ik dat een ander instituut,
bij monde van de Leidse theo
loog Middelkoop, over die actie
een kritisch rapport heeft uitge
bracht. Genoemde actie werd
hierin veroordeeld voor zover
men uitging van de historische
juistheid van de bijbel. En er
werden bijbelteksten gebruikt
die uit hun verband waren ge
rukt, halve waarheden dus en
een scala van verwijten.
Het is mij niet bekend of het rap
port van de theoloog Middel
koop bedoeld was voor interne
oriëntatie of dat het volk van Ne
derland maar eens moest weten
hoe fout er met de bij bei wordt
omgesprongen. In ieder geval,
het krantebericht was kort
Voorbeelden werden niet gege
ven en hebben dus niets verdui
delijkt. Als belangstellende
dacht ik toen: wat kunnen zulke
instituten die toch allebei de ver
breiding van het evangelie beo
gen, elkaar dwars zitten. Ver
deeldheid onder christenen was
er al vanaf het begin van onze
jaartelling. De ene zei: ik ben van
Paulus, de ander zei: ik ben van
Apollos, een derde was van Pe
trus. Het gevolg was dat ze geen
van allen de ware kerk konden
zijn.
De uitgever van bovengenoemd
rapport, het oecumenisch insti
tuut, in relatie met de Wereld
raad van Kerken, staat net zo
goed bloot aan kritiek. Die kri
tiek richtte zich, naar ik elders
las, o.m. op medewerkers aan die
Wereldraad, zoals prof. dr. D.C.
Mulder uit Amsterdam. Deze wil
van zending bedrijven onder
moslims niets weten. Hij zei:
"Bereidheid om met moslims sa
men te werken en te leven is het
beste getuigenis dat christenen
van hun geloof in de barmhartige
God kunnen afleggen". Dus heb
ben moslims de Christus als ver
losser, volgens hem, niet nodig.
En daar gaat het toch by de
christenen om. Een andere theo
loog uit zijn staf zegt dat we hin
does, die Christus als een grote
leraar of goeroe beschouwen,
ons eigen inzicht niet moeten op
dringen, want ze zijn medepel
grims met wie een christen de in
werking van Christus op zijn le
ven deelt. En de 120 miljoen
kastelozen in India dan? Daar
heeft hij het niet over. De gelovi
gen zijn verdeeld. Dat geeft span
ningen die zich af en toe ontla
den. En dat is krantenieuws. Op
bouwend is zoiets niet. Wel is het
nodig voor geïnteresseerden het
principe van hoor en wederhoor
te hanteren. Zo hoort dat!
L.H. Bokma
Nachtegaallaan 14
Leiden
Volgens directeur Bert Donia en
zijn onderzoekers betaalt een ge
middeld Nederlands gezin per
maand f 649 aan btw en accijns,
waarvan f413 aan btw op de da
gelijkse boodschappen. Een ana
lyse van deze f413 leert:
bij f 800 levensmiddelen bedraagt
de btw 0,0385 x f 800 f30,80.
Resteert: f 413 minus f30,80
f382,20. Dit valt in het 18%-tarief
en levert een uitgave op van
6,55 x f382,20 f2503,41. Totaal
voor het gemiddelde gezin dus
f3303,41.
Alleen om voor de dagelijkse bood
schappen f 413 aan btw te kun
nen uitgeven is een bruto
maandsalaris nodig van f 5500.
In de rest van de rekensom van
de heren onderzoekers hoeft
men zich niet te verdiepen om te
constateren dat zij óf met moed
wil doen aan volksverlakkerij of
wel echt zo dom zijn via compu
ters sommen te maken en de
en eigenschappen van respectie
velijk synthetische en natuurlij
ke geneeskrachtige stoffen), far
macologie (werking van genees
middelen), technologie (berei
ding van geneesmiddelen), ana
lyse (kwaliteitscontrole) en toxi
cologie (leer van vergiften met
inbegrip van de daarvoor nodige
analyses).
Kleine belangstelling
Tot in het begin van de jaren ze
ventig bestond er een kleine be
langstelling voor de studie far
macie (te Leiden tussen 15 en 20
eerstejaars). Vrijwel alle studen
ten hadden als studiedoel het be
halen van het apothekersdiplo
ma om daarmee het beroep van
gevestigd apotheker uit te oefe
nen.
In 1972 nam de belangstelling plot
seling sterk toe (100 eerstejaars
studenten te Leiden). Bij na
vraag bleek dat er verschillende
redenen voor deze plotselinge
verandering waren: een sterke
toename van de belangstelling
voor het grensgebied tussen me
dische en natuurwetenschappe
lijke vakken, werkgelegenheids
problemen in de chemie en het
hanteren van studentenstops
voor de studie geneeskunde.
Hiernaast speelt naar mijn mening
ook de vernieuwing van het stu
dieprogramma een belangrijke
rol. Immers, de eerste stappen
naar een nieuwe structuur van
het hoger onderwijs waren met
de Nota Posthumus reeds gezet.
Bij de studierichting farmacie
had dit o.m. een sterkere accen
tuering van het wetenschappe
lijk onderzoek tot gevolg. Nu de
wet Tweefasenstructuur in wer
king is getreden is nadrukkelij
ker dan voorheen een keuze-ele
ment voor de studenten in het
studieprogramma ingebouwd.
Door keuze van gepaalde vakken
kan de student zich in de eerste
fase (4 jaar) profileren in een be
paalde richting.
Uit enquêtes, gehouden onder stu
denten farmacie, blijkt dat ca.
50% het vak studeert met een an
der doel dan om apotheker te
worden. Tijdens een recent ge
houden congres m.b.t. de werk
gelegenheid van de Nederlandse
farmaciestudenten (ANPSV-
congres mei 1983), waar sprekers
vanuit de farmaceutische indus
trie en de beroepsvereniging in
leidingen hielden, bleek dat er,
door het tot voor kort bestaande
gebrek aan apothekers, slechts
zeer weinig functies in de indus
trie door farmaceutisch ge
schoolden worden vervuld en
dat de prognoses voor werkloos
heid onder apothekers, nl. 200-
500 per 1983, schromelijk over
dreven zijn (realiteit: 50).
Het farmaceutisch onderzoek is
komma verkeert plaatsen, f41,30
klopt beter.
H.J. Dekker
Roerdompstraat 2
Leiderdorp
De kogel is door de kerk, per 1 ok
tober moeten ook wij weer inle
veren. Gaan we weer terug naar
de jaren 30-40, de armoede in,
want daar gaat het nu op lijken.
Weer een bonnetje voor een ons
vlees en de bedeling. Nu in het
kort wat we dit jaar minder aan
inkomsten hebben: huurverho
ging en minder huursubsidie,
meer ziekenfondspremie, veel
meer belasting, polissen, kran
ten, telefoon, levensbehoefte
duurder en minder aow. Ons in
komen gaat echt met 270,- en
na oktober nog eens met 35,-
per maand achteruit. Dat kan zo
toch niet langer. Moeten wij ook
gaan demonstreren in Den
Haag? De meeste aow'ers zijn
daar niet eens toe in staat. Hope
loos.
W. Bodrij
Langegracht 176
Leiden
Minister Deetman lanceerde vori
ge week ingrijpende bezuinigings
plannen voor het wetenschappelijk
onderwijs, waartegen een groot
aantal universiteiten en hogescho
len te hoop liep.
(Foto ANP)
Minister Deetman (onderwijs en
wetenschappen) lanceerde vori
ge week zijn voorlopige beleids
plannen voor een ingrijpende
afslanking van het wetenschap
pelijk onderwijs. De plannen,
die volgden op een advies van
de zg. Taakverdelingscommis
sie, voorzien o.m. in een forse
bezuiniging en fusie binnen de
studierichting farmacie. De
Leidse hoogleraar De Jong
schetst in bijgaand artikel de
gevolgen.
met name in de tweede helft van
de jaren zeventig nadrukkelijk
ontwikkeld. De verschillende
vakgroepen hebben nauwe sa
menwerkingsverbanden met
chemici en medici opgebouwd.
Onderzoek met betrekking tot
het juiste gebruik van genees
middelen, ondersteuning van on
derzoek aan nieuwe geneesmid
delen en werk aan nieuwe veilige
geneesmiddelvormen moeten
hier genoemd worden. De aan
dacht voor wat het menselijk li
chaam met vreemde stoffen doet
(geneesmiddelen en chemica
liën), denk hierbij bijvoorbeeld
aan onze milieuproblemen, leidt
ook tot een interesse bij studen
ten scheikunde om hun keuze
vakken vanuit de farmacie in te
vullen.
Buiten proporties
Waartoe leiden nu de vorige week
gepubliceerde concept-beleids
voornemens van minister Deet-
de voorgestelde bezuiniging van
ƒ11 min is buiten proportioneel
(reductie met 45%!) en leidt tot
een situatie waarbij er vrijwel
geen onderzoek meer kan wor
den gedaan (de voorgestelde per
sonele bezettingen van 100 per
sonen voor het hele land zal voor
ca. 80% voor onderwijs nodig
zijn).
reductie van het aantal vesti
gingsplaatsen van drie naar een
in de Randstad zal de studiekeu
ze beïnvloeden, a.s. studenten
gaan andere vakken kiezen,
waardoor het vak extra wordt
uitgehold.
- de onrust onder het personeel
ten gevolge van deze enorme be
zuiniging leidt tot het vertrek
van de meest capabele stafleden,
(doordat het onderzoek relatief
recent gestart is, is het overgrote
deel van de staf te Leiden ca. 40
jaar oud).
- binnen enkele jaren is de Neder
landse know-how op farmaceu
tisch gebied zo klein dat onder
steuning van de overheid op na
tionaal en Europees niveau (ad
visering over toelatingsbeleid ge
neesmiddelen, Europese genees
middelenwetgeving) niet meer
goed mogelijk is. De industrieën
zullen opnieuw buitenlandse
deskundigen aantrekken.
- een zorgvuldig opgebouwd net
werk van samenwerkingsver
banden met derde wereldlanden
t.a.v. geneesmiddelenvoorzie
ning, produktie en kwaliteitsbe
heersing alsmede onderzoek zal
verloren gaan (vanuit Leiden
projecten met Rwanda, Somalië,
Vietnam, Indonesië en China).
- belangrijke onderzoekslijnen
kunnen niet meer worden ge
steund (denk aan behandeling
met geneesmiddelen tegen kan
ker, hart- en vaatziekten enz. die
plaatsvinden op geleide van on
derzoek en metingen vanuit de
farmacie).
Een school
Samenvattend kan worden gesteld
dat èen jonge enthousiaste ge
meenschap van wetenschappers,
die tot op heden een zeer laag fi
nancieringsniveau voor hun on
derwijs en onderzoek kenden in
vergelijking met bijvoorbeeld de
scheikunde of de natuurkunde,
door de maatregelen van minis
ter Deetman in een situatie zon
der perspectief worden ge
plaatst.
Een studierichting die door het
speciale karakter aantrekkelijk
is voor veel jonge mensen en een
grote verscheidenheid aan be
roepsmogelijkheden biedt,
wordt door het ontbreken van
voldoende onderzoek in de on
derscheiden vakken tot een
school, in tegenstelling tot de be
doeling van de wet Tweefasen
structuur. Het valt te hopen dat
wij in het overleg dat de komen
de weken met de minister moet
plaatsvinden, hem op andere ge
dachten kunnen brengen. An
ders is de farmacie als weten
schapsgebied voor Nederland
verloren.
(De auteur is voorzitter van de subfa
culteit farmacie van de Leidse uni
versiteit).