"Er wordt hier méér gedaan dan ombuigen" em" Het huishoudboekje van minister Deetman ZATERDAG 21 MEI 1983 "Als wij nu een goed onderwijsstelsel hebben, is het ook van belang dat wij een goed stelsel kunnen betalen in het tweede deel van de jaren tachtig en in de jaren negentig. Je kan zeggen: dat is mijn zorg niet, maar dat is vooruitschuiven van de problemen". In onze serie gesprekken met de smaakmakers van het kabinet-Lubbers is het ditmaal de beurt aan minister Wim Deetman van onderwijs. Drs. Wim Deetman: "We hebben het buitengewoon onderwijs ontzien, in weerwil van wat men in het buitengewoon onderwijs of«w oem zelf beweert. Demagogie!". door Rimmer Mulder en Jan Geert Majoor Drs. Wim Deetman, minister van onderwijs en wetenschappen, is geen man van grote woorden of weidse gebaren. Nederland kon hem de afgelopen maanden leren kennen als de man die, terwijl het onderwijzend volk op straat te hoop liep, rustig en ietwat formeel zijn bezuinigingsplannen stond te verdedigen waar en wanneer hem dat maar werd gevraagd. De kille bestuurder die zonder emoties te tonen probeert het huishoudboekje kloppend te krijgen. Dat kan toch niet het complete beeld zijn van de CDA-politicus Deetman. Daarom eerst maar eens gevraagd waarom hij eigenlijk in de politiek is gegaan. Hij zal toch zo zijn idealen hebben gehad? Deetman Deetman grijpt de gelegenheid niet aan om nu eens los te branden met het in zijn kringen goed lopende verhaal over evangelische gerechtigheid en naastenliefde. Nee, hij begint zorgvuldig formulerend uit te leggen dat iedere minister zijn huishoudboekje kloppend moet maken. „Doet hij dat niet, dan doet-ie zijn werk niet goed. De rekening zal dan op een ander moment moeten worden betaald en dan valt het altijd tegen. En als je het met een bepaald financieel beleid niet eens bent of als je het voor je departement niet wilt waarmaken, dan moetje opstappen". De rest van het antwoord is een korte beschrijving van zijn loopbaan, die na zijn studie politicologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam („ik had altijd al belangstelling voor de politiek, gewoon'geboeid") via het overkoepelend orgaan van de protestants-christelijke schoolbesturen naar de Tweede Kamer leidde en vandaar naar het departement van onderwijs. Ja, maar u hebt wel gekozen voor een christen-democratische partij. Deetman: „Nou omdat ik vind dat voor het politieke bedrijf van de dag er toch normen en waarden zijn die een politicus tot gelding wil laten komen. Voor mijzelf vind ik datgene wat de Bijbel zegt voor de dagelijkse politiek zeer van belang. Binnen het CDA is er de mogelijkheid om op die principiële grondslag politiek te bedrijven en elkaar daarop aan te spreken. Ik voeg er meteen aan toe dat het ideaal niet ten volle wordt gerealiseerd. Het is allemaal mensenwerk, het is gebrekkig". Vooruit kijken Dat politieke bedrijf van alledag waar u zelfvan spreekt is natuurlijk niet zo'n hoogdravende bezigheid. V/aar u nu mee bezig bent, al dat bezuinigen, dat kun je omschrijven als een vrij triviaal handwerk. Enig idee wanneer die christelijke waarden van u daarin weer een rol gaan spelen? „Ja, voor wat betreft de problemen nu wil ik signaleren dat het niet alleen gaat om die problemen op te lossen maar dat het ook nodig is verder vooruit te kijken. Als wij nu een goed onderwijsstelsel hebben, is het ook van belang dat wij een goed stelsel kunnen betalen in het tweede deel van de jaren tachtig en in de jaren negentig. Je kan zeggen: dat is mijn zorg niet, maar dat is vooruitschuiven van de problemen" Het komt een aantal malen in het gesprek terug: nu maatregelen durven nemen om de zaak (hier: de onderwijsbegroting) later ook nog in de hand te kunnen houden. Maar hij maakt ook duidelijk dat het voor hem nóóit alleen bezuinigen kan zijn. Hij wil als bewindsman ook eigen prioriteiten kunnen stellen. Ook dat noemt hij enige malen met nadruk. Algemeen gesproken hebben voor hem die prioriteiten betrekking op het ontzien van bepaalde groepen. Hij onderstreept dat daar voor hem een principieel karakter aan vast zit. Het gaat hem daarbij om scholen met kinderen in achterstandssituaties, om scholen met kinderen van culturele minderheden. „Bij de groepsgrootte-maatregel, maar' ook bij andere maatregelen, hebben we het buitengewoon onderwijs ontzien. In weerwil van wat men in het buitengewoon onderwijs zelf zegt! Voor een deel is dat gewoon niet juist. Demagogie! Het buitengewoon onderwijs is op alle punten ontzien." Het is één van de weinige keren dat er iets van boosheid in Deetmans stem doorklinkt. Hij noemt nog het ontzien van het individueel beroepsonderwijs en de extra gelden die uitgetrokken zijn voor het kort-middelbaar beroepsonderwijs, erg belangrijk voor de groep waar de werkloosheid momenteel het hardst toeslaat. Grenzen Maar wat gaat er nu gebeuren als de noodzaak om te bezuinigen zo groot wordt dat ook deze groepen niet meer zijn te sparen. Zal hij dan opstappen? Zonder te aarzelen antwoordt Deetman: „Dat sluit ik niet uit! We zitten in de sfeer van het onderwijs nog niet in de situatie dat deze prioriteiten losgelaten moeten worden. Maar in het algemeen wil ik zeggen dat er grenzen zijn". Maar los van deze grenzen staat het gegeven dat bepaalde maatregelen nu, zonder uitstel genomen moeten worden. Dat „doen wat gedaan moet worden" staat bij hem hoog in het vaandel. Deetman: „Ik beluister vaak bij de discussies over ombuigingen het element van: het grijpt zo diep in, zou het tempo niet wat lager kunnen? Ondanks de misschien wel respectabele redenen, heeft dat voor mij iets van potverteren. Die problemen komen later altijd in verscherpte mate terug". Deetman heeft ervaren dat deze aanpak hem niet populair heeft gemaakt bij het onderwijs. Stakingen, werkonderbrekingen, grote demonstraties ey zeer boze onderwijsvakorganisaties. Hebben deze reacties uit het onderwijs hem teleurgesteld? „Voor een deel had ik het verwacht. Op sommige momenten had ik hardere, fellere reacties verwacht, op andere momenten minder felle. Ik moet voorzichtig zijn. Daar waar bij onderwijsgevenden de eigen baan in het geding is, past een wat terughoudende reactie van de minister en niet een vermanende. Maar wanneer ik naar de organisaties kijk, vind ik soms wel eens te weinig doorklinken het besef van de noodzaak om het overheidsbudget wat in te krimpen". Weinig begrip „Wat mij wel eens teleurstelt, is dat men voor die wat algemenere problematiek maar weinig begrip heeft. Men zegt dan soms met begrip voor de noodzaak van het nemen van maatregelen ja, maar niet hier, doe het maar elders! En dat 'elders' moet het kabinet dan maar uitzoeken". „Maar ik realiseer me dat ik op dit punt enige terughoudendheid aan de dag moet leggen. Je baan zal maar in het geding zijn. Op zo'n moment komen er heel andere aspecten om de hoek kijken dan mijn beleidsanalyse van algemene aard". Hij bevestigt dat hy tegen die achtergrond tot nu toe dan ook niet veel anders heeft kunnen doen dan „de vele reacties gewoon aanvaarden, er kennis van nemen, zonder daar nu dwars tegen in te gaan". Hij vertelt van een spreekbeurt waar iemand uit het publiek opstond en hem zei: ik word door uw toedoen morgen werkloos. Deetman: „Op dat moment heb ik geen antwoord. Ik kan dan wel een heel algemeen verhaal houden, maar ik weet ook wel dat dat op zo'n moment geen adequate reactie is". Met enige trots verhaalt hij in dit verband dat hy zich binnen het kabinet sterk heeft gemaakt om de „natuurlijk-verloop-regelingen" erdoor te krijgen. Leerkrachten die ten gevolge van de bezuinigingen ontslagen dreigen te worden, kunnen gedurende enige tyd (twee jaar in het basisonderwijs en een jaar in het voortgezet onderwijs) aan het schoolteam verbonden blijven. Hun wachtgeld wordt door het ministerie van onderwys aangevuld tot het niveau van het oude salaris tot er een plaats vrijkomt in het team van de school door natuurlijk verloop. Ondanks het feit dat hij niet helemaal in zijn opzet is geslaagd, is Deetman zeer gelukkig „met deze doorbraak op tal van punten". De vraag of hij tijdens zijn ministerschap nog denkt te komen met „leuke dingen voor het onderwijs" wordt beantwoord met de bekende rij beleidsvoornemens: de invoering van de basisschool, de discussie over de middenschool, de versterking van de samenhang tussen het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs, enzovoort. Demagogie Hij voegt eraan toe: „Of men dat nu leuke dingen vindt of niet, er wordt in ieder geval niet alleen maar omgebogen op dit ministerie". En hier komt hij toch met enig vermaan in de richting van zijn critici: „Ik ben er wel eens beducht voor dat het veld zich afkeert van de noodzakelijke veranderingen en vernieuwingen binnen het onderwijs, omdat men helemaal geobsedeerd is door de ombuigingen". Hij moppert dat de discussies over die bezuinigingen soms de indruk geven dat hij het onderwijs van de ene op de andere dag heeft terug geplaatst in de jaren dertig. Demagogie vindt hij. Vooral het rumoer over de verhoging van de klasse-grootte tot 32 leerlingen zint hem niet. Hij verhaalt dat nog niet zo erg lang geleden de vakbondsvoorzitters de minister van onderwijs plechtig beloofden dat zij nooit lager zouden gaan dan een klassedeler van 34. De ontwikkeling in het onderwijs zal volgens hem moeten doorgaan omdat de ontwikkeling in de samenleving ook doorgaat. „Dat hangt nauw met elkaar samen. De opgave voor de komende jaren zal zijn de omvang van de middelen in te krimpen en tegelijkertijd te werken aan ontwikkeling en vernieuwing". Basisonderwijs en voortgezet onderwijs hebben hun portie bezuinigingen netjes op hun bord gedeponeerd gekregen. Natuurlijk heeft men de parlementaire weg behandeld, maar de ombuigingen waren een gevolg van de afspraken die gemaakt waren in het kader van het regeerakkoord tussen CDA en WD en ontmoetten in het parlement daardoor geen noemenswaardige tegenwerking. Iets anders gaat het bij het wetenschappelijk onderwijs toe. Universiteiten en hogescholen zullen 256 miljoen gulden moeten bezuinigen via het magische begrip „taakverdeling en concentratie". Studierichtingen afstoten, samenwerken met andere universiteiten, het sluiten van bepaalde faculteiten, kortom: reorganiseren om doelmatiger te worden en dus geld te besparen. Centralisme Deetman had de keus uit twee mogelijkheden. Zelf een plan op tafel leggen of de instellingen de zaak uit laten vechten binnen bepaalde van tevoren aangegeven randvoorwaarden. Waarom koos hij niet voor de eerste mogelijkheid? „Als ik zelf een plan op tafel had gelegd, had ik ongetwijfeld het gigantische verwijt gekregen van centralisme. Het gevolg zou zijn geweest dat er geen sprake meer zou zijn van overleg met de stellingen. Want de faculteiten, sub-faculteiten en studierichtingen die buiten schot zouden zijn gebleven houden hun kiezen op elkaar en degenen die in de reeks van pijnlijke maatregelen vallen, zullen verzet aantekenen". Ondanks het feit dat een dergelijke situatie politieke voordelen heeft („een minster van onderwijs zou vrijspel hebben"), kiest Deetman voor de andere weg. „Ik heb de instellingen gevraagd om zelf een plan te maken. Dat zou uiteindelijk tot een beter resultaat kunnen leiden dan wanneer ik de aftrap zou verrichten. Tegelijkertijd heb ik gezegd: als u dat plan maakt kan en wU ik u niet garanderen dat ik dat plan zonder meer aanvaard. Het zal getoetst moeten worden aan een aantal voorwaarden. Men wist dat". Het plan kwam en Deetman sloeg aan het toetsen. „Ik moest vaststellen dat op een aantal niet onbelangrijke punten, door instellingen voorbehouden zyn gemaakt. Daarnaast was het taakverdelings- en concentratieschema voor de medische faculteiten nog helemaal niet ingevuld". Als na het zomerreces van de Tweede Kamer straks de beslissingen vallen, hebben de instellingen naar de mening van Deetman uitgebreid de kans gekregen om mee te praten over deze gigantische operatie. „Ik vind het een heel zorgvuldige procedure. Ik heb voor het besluitvormingsproces heel bewust de weg van de openbaarheid gekozen. Niet de weg van overleg en beraad achter gesloten deuren, omdat ik wilde bevorderen dat alle argumenten op tafel zouden komen-" Curatele Hij ontkent ten stelligste dat de instellingen onder curatele zijn geplaatst. „De instellingen komen voluit tot hun recht. En ook de rol van het parlement is duidelijk. Het is een overleg voor het forum van het volk, om de risico's van verkeerde beslissingen zo klein mogelijk te laten zijn". Aan de andere kant moeten die beslissingen ook weer zo snel genomen worden dat de kans op fouten toeneemt. Op de vraag of die tijdsdruk verantwoord is antwoordt Deetman: „Er is een risico, maar naar mijn gevoelen is dat risico niet groter dan by een andere procedure. Ik geloof niet dat er, wanneer de procedure in een lager tempo zou worden uitgevoerd, andere argumenten op tafel zullen komen dan nu het geval is". Het tempo hangt voor Deetman ook nauw samen met de gevolgen die de hele operatie kan hebben voor de mensen die in het wetenschappelijk onderwijs werken. Er is steeds gesproken over een verlies aan arbeidsplaatsen van maximaal 3000. „De onzekerheid voor die mensen mag niet te lang duren, daar til ik zwaar aan". In zijn reactie op het taakverdelingsplan is Deetman tot nu toe vrij duidelijk geweest. Ook de aanvullende vragen die hij de instellingen gestuurd heeft, laten vaak niets aan duidelijkheid te wensen over „Ik voel er niets voor om vragen te stellen die een nietszeggend antwoord opleveren". Deze open procedure, waarbij het hem vooral gaat om alle argumenten op tafel te krijgen, houdt ook in dat er soms tamelijk provocerende suggesties komen van de minister. „Het kan best zijn dat ik dan de plank missla. Als dat zo is, dan zal ik er geen probleem mee hebben om dat ook zonder meer te erkennen en tot andere opinies te komen. Maar ik wil wel argumenten horen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 19