H
"SI
FlVft,
99
t»
shocktoestand
De "speciale" vriendschap van Vietnam
I hAfllO riiArf
1 1 LJ LJvJl T
1 T 1
Maar weinig westerse journalisten hebben Cambodja kunnen bezoeken nadat de Rode Khmers in
april 1975 er hun terreurbewind vestigden. De Vietnamese invasie van begin 1979 bracht wel
nieuwe machthebbers maar buitenlandse pottenkijkers werden ook door hen als uiterst
hinderlijk ervaren.
Verslaggever Ruud Kreutzer, op reis in Vietnam, mocht begin deze maand wel een kijkje nemen.
Aanleiding: de met veel tam-tam omgeven gedeeltelijke terugtrekking van Vietnamese troepen
uit Cambodja. Het regime van Heng Samrin wilde kennelijk de wereld laten zien dat het leven in
dit door geweld geteisterde land weer „normaal" is en de regering de zaken vast in handen heeft.
Een impressie van een bezoek aan Phnom Penh, een hoofdstad in de greep van traumatische
berusting.
Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad
de vorming van een nieuwe
communistische elite, die het
„revolutionaire proces" (een
pro-Vietnamees bewind)
onomkeerbaar moeten maken.
Daarom maken de autoriteiten het
de internationale hulporganisaties,
die Cambodja in de jaren na 1979
voor een hongersramp hebben
behoed, bijna onmogelijk hun
werk naar behoren te doen.
Aanbiedingen voor het leveren van
medische en agrarische experts
worden regelmatig afgewezen, uit
angst voor te veel
niet-communisten in het land.
Ondertussen valt de hulp van de
broeders in Hanoi en Moskou
zwaar tegen: Vietnam staat voor de
hoge kosten van het onderhoud
van zijn legermacht in Cambodja
en Moskou zou van de toegezegde
hulp slechts een derde
daadwerkelijk hebben
overgemaakt. Belangrijke
Russische projecten, zoals de
waterzuivering en de
electriciteitsvoorziening in de
hoofdstad, hebben een vertraging
van vele jaren opgelopen.
Een gevluchte functionaris van het
Cambodjaanse ministerie van
buitenlandse zaken, Dy Lamthol,
onthulde vorig jaar dat alle
beleidsbeslissingen op
regeringsniveau door de
Vietnamese adviseurs worden
genomen. Gezamenlijke
verklaringen van Vietnam, Laos en
Cambodja worden volgens hem
kant en klaar meegenomen uit
Hanoi. Zijn ex-collega's hadden
allemaal een hekel aan de wijze
van optreden van de Vietnamezen,
maar kunnen zich er niet tegen
verzetten, aldus Lamthol.
Naast deze berichten over
vergaande Vietnamese controle op
de staatszaken in Phnom Penh,
komen er de laatste maanden
bewijzen voor een toenemende
stroom Vietnamese immigranten.
De Vietnamese landhonger is erg
groot, zeker nu het opzetten van
Nieuwe Economische Zones in het
Zuiden op een gedeeltelijk fiasco is
uitgelopen. Cambodja, zeer
vruchtbaar en naar verhouding
dun bevolkt, biedt een ideale
uitwijkplaats voor werkloze
Vietnamezen. Vorige maand werd
in Bangkok een geheim document
onthuld, dat aantoont dat de
regering-Samrin de immigratie
van Vietnamezen stimuleert, of op
zijn minst moet gedogen.
Over de omvang van deze
volksverhuizing is niets bekend,
maar zeker is dat hiermee een
nieuwe spanningsbron wordt
geïmporteerd. Voor Vietnam is het
een logisch onderdeel van de
'speciale vriendschap' van de
Indochinese volkeren. De
Vietnamese communisten hebben
al vanaf de tijd van Ho Chi Minh,
wiens portret alle openbare
gebouwen in Phnom Penh siert,
gepleit voor een Indochinese
Federatie, natuurlijk onder
aanvoering van het sterkste land:
Vietnam.
Schrale troost
Cambodja heeft voor Vietnam ook
een strategische betekenis. De
controle van de communistische
partij over het voormalige
Zuid-Vietnam is verre van
compleet. Een aangrenzend
vijandig, of zelfs neutraal
Cambodja zou een bedreiging
kunnen vormen voor de stabiliteit
in het zuiden, waar nog steeds
enkele duizenden mensen per
maand het land ontvluchten. Laos
staat al voor een groot deel onder
Vietnamese controle. Voor
Cambodja heeft Hanoi duidelijk
dezelfde optie in het hoofd.
De historische vijandschap tussen
Cambodja en Vietnam gaat veel
dieper dan de natuurlijke wrijving
tussen een groot en een klein
buurland. Vietnam heeft zich door
de eeuwen heen uitgebreid ten
koste van Cambodja. Nog altijd zal
een rechtgeaard Cambodjaan niet
spreken van Saigon, laat staan van
Ho Chi Minhstad, maar de oude
Khmer-naam Prey Nokor
gebruiken. De onderlinge afkeer
gaat zo ver dat een Westers
diplomaat in Hanoi laconiek
opmerkte dat we niet bang hoeven
te zyn dat het tussen die twee
landen ooit echt goed zal boteren.
Maar voor het meest geteisterde
volk van deze tijd is dat wel een erg
schrale troost.
„Als Pol Pot terugkomt, maak «g "11
ik mijzelf van kant". Het is de
snij beweging bij de keel laat yk j g y h 0 ff BH J l B g B f
daarover geen twijfel bestaan. JL JL A 1 ILjË, JL
Terugdenken aan Pol-Pot
levert acuut hoofdpijn op, die -3^
ze probeert te verdrijven door
met de vingers tegen het
voorhoofd te drukken. Het is
een dagelijks terugkerende
pijn, die Cheang deelt met de
half miljoen inwoners van de
Cambodjaanse hoofdstad
Phnom Penh die na 1979
terugkeerden naar wat onder
de Rode Khmers, van 1975 tot
eind 1978, een spookstad was
geweest, bewoond door slechts
enkele tientallen trouwe
aanhangers.
Cheang moet verder zien te leven
met de herinnering aan haar drie
kinderen aan de hoogte die zij
aangeeft af te meten was de oudste
nog geen tien - die zij voor haar
ogen heeft zien sterven van de
honger, niet in staat iets voor ze te
doen. Zij zelf moest van de vroege
ochtend tot twaalf uur 's nachts
onafgebroken dwangarbeid
verrichten, met één of twee
kommen rijst als enige voeding. Zo
leefden miljoenen landgenoten die
na de bevrijding van Cambodja
door de Rode Khmers de stad uit
werden gedreven in de lente van
1975.
Cheang en de meeste van haar
lotgenoten werden volkomen
verrast door deze 'totale revolutie.'
Zij werkte als gids voor een
reisbureau. Ook nu begrijpt ze er
nog niets van. Het maakt haar
wanhopig. Voor de Vietnamezen
en hun Cambodjaanse marionetten
kan dat maar beter zo blijven. Het
is wel zo eenvoudig alles op het
conto van een handvol
psychopaten te kunnen schuiven.
Slechts twee leiders van de Rode
Khmers, Pol Pot en Khieu
Samphan, zijn bij verstek ter dood
veroordeeld; de rest gaat wat de
huidige machthebbers betreft
vrijuit. Ook de Pol Pot-aanhangers
die net op tijd van paard hebben
gewisseld zoals staatshoofd en
partijleider Heng Samrin, of
minister van buitenlandse zaken
Hun Sen. Beiden zochten pas in
maart 1978 hun toevlucht tot de
nieuwe beschermheer Vietnam.
Kamperen™™"^"™"™
De Cambodjaanse gastheren
proberen het programma voor de
Westerse bezoeker zo te overladen
dat zelfstandige uitstapjes
onmogelijk zijn. Als ik op een „vrij
uurtje" het regeringshotel wil
verlaten wordt me dat verboden.
Een gewapende wacht ziet erop toe
dat het hek gesloten blijft. Er zit
niets anders op dan de overijverige
begeleiders af te schudden; er
volgt een snelle tocht per fietstaxi,
dwars door de stad naar de Psar
Themy, de overdekte centrale
markt. Een reis van het ene
uiterste in het andere: na de
beklemmende en constante
begeleiding, ineens het gevoel in
een stuurloze gemeenschap te zijn
binnengevallen.
Van het met moeite opgebouwde
imago van de zittende redering, dat
het leven in Cambodja weer
„normaal" zou zijn, blijft weinig
heel. Phnom Penh leeft nog in een
toestand van shock. Je hoeft geen
psychiater te zijn om te
constateren dat veel mensen met
een onverwerkt kampsyndroom
rondlopen: niemand kan de
helpende hand toesteken, omdat te
weinig mensen de dans zijn
ontsprongen.
Verder maakt de stad de indruk
van een slecht onderhouden
kampeerterrein, van een horde
dorpsbewoners die rich op de fraai
aangelegde stad hebben gestort,
zonder zich aan enige regel of
gebod te storen. In een
lectuurstalletje ligt een brochure
over internationale solidariteit,
gedrukt door de Foreign
Languages Press in Peking, de
aartsvijand van het regime van
Heng Samrin. Een fraai staaltje
van liberale politiek?
Waarschijnlijker is dat de regering
niet bij machte is om beter op te
letten, zo druk zijn ze nog elke dag
met het pure machtsbehoud.
Nergens is iets te merken van
Vietnamese soldaten of van enig
ander gezag. Elementaire diensten
zoals post, vuilnisophaal en
openbaar vervoer zijn er niet of
nauwelijks. Het huisvuil, inzoverre
het niet opnieuw wordt gebruikt,
belandt op grote hopen op straat
en wordt verbrand. Her en der
liggen de geblakerde hopen vuilnis
na te smeulen, de groente wordt
gewassen in afvalwater. Stromend
water ontbreekt, evenals een
regelmatige
elektriciteitsvoorziening.
Het leven in Phnom Penh mag
dan, ook vergeleken met andere
steden in Zuid-Oost Azië, nog
verre van normaal zijn het is altijd
nog een hele vooruitgang bij de
jaren dat de 'Angkar' (De
Organisatie, de partij van de Rode
Khmers) een terreurbewind over
het land uitoefende. Een
intermezzo tijdens mijn „vrije"
wandelingen door de stad geeft
door Ruud Kreutzer
echter aan dat leven in-Phnom
Pehn nog steeds tal van
beperkingen kent.
Ik word aangeklampt door een
oudere vrouw. Zij wil een brief
schrijven aan haar man in
Bangkok, die niet weet dat zij en
de kinderen nog in leven zijn maar
krijgt geen toestemming die te
versturen. De volgende dag is ze,
kennelijk met de bedoeling mij de
brief te geven, naar mijn hotel aan
de andere kant van de stad gereisd.
Maar als ze me ziet, durft ze het
levensteken niet aan me te geven
omdat ik word vergezeld door een
Cambodjaanse begeleider. Ik zie
haar niet meer terug.
De voedselvoorziening is redelijk,
er is opvallend veel vlees en fruit te
koop in de talloze stalletjes en
straatmarkten. De omzet valt wat
tegen, een klacht die herhaaldelijk
kan worden opgetekend uit de
mond van de kleine
neringdoenden. De markt die
tussen de middag opvallend vol
ligt met mango's, ananas en verse
groenten ligt er in de
avondschemering nog net zo goed
voorzien bij. Nieuwe aanvoer of
een minimale omzet? Er wordt wel
veel buiten de deur gegeten, en de
eigenaars van eethuisjes doen
goede zaken. Hardnekkig gerucht:
er komen steeds meer Vietnamese
immigranten in deze business, die
de Cambodjaanse collega's van de
markt verdrijven.
Stilte™^™"™""
Zonder twijfel hebben de meeste
Cambodjanen de Vietnamese
invasie in december 1978 en het
verjagen van het Pol Pot regime als
een bevrijding ervaren. Iedere
Cambodjaan waarmee ik heb
kunnen spreken heeft dat
bevestigd en dat is niet
verwonderlijk. Schattingen van
het aantal slachtoffers van het Pol
Pot-tijdperk lopen uiteen van
500.000 tot twee miljoen. De
meesten daarvan zijn van de
honger en ontberingen gestorven,
maar tenminste enkele
tienduizenden zijn door het regime
in concentratiekampen vermoord.
Daar kwamen de politieke
tegenstanders terecht, Rode
Khmers die zich tegen Pol Pot
keerden en tal van potentiële
critici zoals mensen die een
vreemde taal konden spreken.
Het bezoek aan een van die
kampen behoort tot het vaste
programma voor buitenlandse
gasten. „Wij verwelkomen de
buitenlandse delegaties die het
Tuol Slèng kamp bezoeken",
roepen gele letters op een rood
spandoek de bezoeker feestelijk
toe. Een vervreemdende ervaring,
de routine-matigheid waarmee de
gruwelijkste feiten worden
opgehaald. „En, hoeveel
familieleden heeft U verloren?",
wordt beloond met een
opsomming van leeftijd, geslacht
en burgerlijke staat.
Even buiten Phnom Penh ligt
Cheoung Ek, waar 8985 geraamtes
werden gevonden. Op een
willekeurige plek in de vrije
natuur, de stilte zorgt voor een
onwezenlijke sfeer. Er is verder
niets dan een eenvoudig afdakje
dat de 8985 geraamtes, keurig
opgetast en zorgvuldig
geselecteerd, moet beschermen
tegen regen en zon. Verder niets
dan de stilte en het beeld van die
vrouw met kind en zuigfles, die
hier zijn doodgeknuppeld door een
ongeletterde boerenjongen van
misschien 13 of 14 jaar.
Een grote stilte omgeeft het
tijdperk-Pol Pot. Een waas van
geheimzinnigheid dat door de
huidige machthebbers wordt
gecultiveerd. Het geeft het
vertonen van knoken en
martelkamers de nare bijsmaak
van propaganda. Waar zijn al die
medeplichtigen gebleven? Wat is
er precies gebeurd? En vooral:
waarom?
Het huidige bewind heeft er alleen
maar belang bij dat de angst onder
de bevolking levend blijft en
sterker blijft dan de afkeer van de
Vietnamese bezetters. Dat lijkt
aardig te lukken waardoor Hanoi
voorlopig op rozen zit. Maar het
virus van Khmer-nationalisme
Een klein deel v
x de 8985 geraamtes die bij Cheoung Ek zijn opgegraven
(Foto GPD)
verspreidt zich snel, en de
plaatselijke stadhouders van
Vietnam hebben de allergrootste
moeite hun aanhang uit te breiden,
ondanks alle geldmiddelen die zij
daarvoor aanwenden. De al te
innige relatie met Vietnam maakt
Heng Samrin en de zijnen in de
ogen van het volk onaanvaardbaar.
Soms is Pol Pot ook een makkelijk
verweer tegen al te opdringerige
vragen van journalisten. De
eigenaresse van een stoffenwinkel
verklaart het ontbreken van een
echtgenoot met „Pol Pot...". Even
later komt haar tante met een
ander verhaal. Manlief is een half
jaar geleden vertrokken na een
echtelijke ruzie. Het laatste blijkt
de ware lezing te zijn.
Afkeer^
Enig begrip van de achtergronden
van het extreme beleid van de
regering van Pol Pot is onmogelijk
zonder de zeer gespannen relatie
tussen Vietnam en Cambodja in
ogenschouw te nemen. Vooral het
onzalige plan Phnom Penh te
evacueren, was ingegeven door
een paranoide angst dat Vietnam
het door de oorlog verzwakte
Cambodja zou annexeren. Een
angst die niet alleen onder de Rode
Khmers leefde: bijna elke
Cambodjaanse politieke stroming
sprak met grote stelligheid over
het gevaar voor Cambodja's
voortbestaan als zelfstandige natie.
Dat is ook de reden waarom het
voormalige staatshoofd prins
Norodom Sihanoek en een van zijn
vroegere premiers toch weer tot
een coalitie hebben besloten met
de restanten van de Rode Khmers,
overigens de enigen die zich
militair enigszins hebben weten te
handhaven na het Vietnamese
offensief in april langs de grens
met Thailand.
Al tijdens de oorlog tegen de
Amerikanen liepen de
meningsverschillen tussen de
Cambodjaanse en Vietnamese
communisten hoog op. Hanoi
vreesde dat de gewapende strijd
van de Rode Khmers tegen het
nationalistische bewind van
Sihanoek de bevrijding van
Zuid-Vietnam zou vertragen. De
Vietnamezen probeerden hun
collega's over te halen de wapens
neer te leggen en eerst mee te
werken aan de bevrijding van
Zuid-Vietnam. Vietnam zou dan
later wel helpen bij de bevrijding
van Cambodja waarmee Hanoi een
'speciale vriendschap' wil.
Adviseurs
De mannen die Cambodja nu
namens Vietnam besturen, hebben
na vier jaar nog steeds geen eigen
machtsbasis. Zonder de naar
schatting 150.000 Vietnamese
troepen, die er na de recente
gedeeltelijke terugtrekking zullen
overblijven, is Heng Samrin
letterlijk nergens. Dat maakt hem
tot een speelbal van Hanoi, die het
uitbouwen van het regime-Samrin
tot hoofddoel heeft gemaakt Viet,
nam zal Cambodja pas verlaten
als de Cambodjaanse broeder het
alleen afkunnen.
Dat betekent ten eerste de opbouw
van een eigen betrouwbaar leger,
waarvan de sterkte nu wordt
geraamd op vijftien tot twintig
duizend man, die nog niet over
veel vechtervaring beschikken.
Daarnaast heeft het opzetten van
de communistische partij op
Vietnamese leest hoge prioriteit.
Deze partij van het
Revolutionaire Volk van
Kampucha telt op dit moment
slechts tussen de vier- en
zeshonderd leden. Tal van kaders
worden naar Vietnam of
Oost-Europa uitgezonden om in
zes maanden te worden
klaargestoomd in het
marxisme-leninisme.
Het land heeft schreeuwende
behoefte aan mensen met
technische kennis. Op het gebied
van de landbouw zyn van de 300
ingenieurs die het land in 1970
telde er nog maar negen over. De
rest is dood of gevlucht. Maar de
machthebbers geven voorrang aan