"Er is niets wezenlijk veranderd" PAGINA 17 ZATERDAG 14 MEI 1983 "Als je afspraken maakt over de landbouw produktie en over de zeevisserij, waarom dan niet over de industriële produktie?". Ook bij zijn afscheid als SC voorzitter van de industriebond FNV blijft Arie Groenevelt bij zijn standpunt dat een niet planmatige maatschappij heel wat mensen in de vernieling heeft geholpen. Maandag trekt hij zich terug. Een afscheidsinterview. door Jan Harren en Rimmer Mulder Arie Groenevelt treedt terug. De man die menige knuppel in het hoenderhok gooide, legt op ei het voorzitterschap van de Industriebond FNV neer. Twaalf jaar is hij de militante vakbondsvoorzitter geweest, aanvankelijk van de Metaalbond NW, en na de fusie met het katholieke NKV van de Industriebond FNV. Een socialist van de oude stempel, voortgekomen uit een Leids arbeidersgezin; als vakbondsleider gelouterd in menig hard conflict en menige dramatische bedrijfssluiting, maar nog altijd heilig overtuigd van het ideaal dat hij onder rode vanen heeft bezongen. In het vraaggesprek geeft hij geen moment blijk van onzekerheid of een geschokt vertrouwen, ondanks alle ellende die hij juist de laatste jaren in de Nederlandse industrie heeft doorgemaakt. - Toch teleurgesteld dat zijn afscheid moet vallen in een tijd dat het allemaal minder is dan in 1971, toen er nog zo veel leek binnen te halen? „De crisis van nu ervaar ik niet als een teleurstelling. Het is een bevestiging van wat ik al heel lang wist: dat de wereld waarin wij leven betrekkelijk slecht georganiseerd is. Daardoor kunnen ontsporingen in de economie, zoals we nu meemaken, plaatsvinden. Daarom bestaan we als vakbeweging ook. In een tijd van hoogconjunctuur wordt het wat weggedrukt door de economische mogelijkheden die er dan zijn, maar zodra de conjunctuur even keldert, worden onmiddellijk de fouten in de structuur van de maatschappij zichtbaar". Afkopen»— - Zijn de mogelijkheden die de vette jaren boden dan goed uitgebuit door de vakbeweging? Groenevelt: „Nauwelijks. We hebben kans gezien de Wet op de Ondernemingsraden van 1950 een tikkeltje te veranderen, maar wat is er verder op het punt van de medezeggenschap nou uitgebuit? Ook uit de verandering van de wet uit 1950 is toch geen echte zeggenschap tevoorschijn gekomen?" „We hebben het kabinet-Den Uyl zien komen. Dat zou met vier belangrijke maatschappelijke veranderingen op pad gaan. Toen het erop aankwam, lieten de partijen ter rechter zijde Den Uyl vallen. Er is toch nooit echt iets wezenlijk veranderd, ook in de tijd dat het economisch goed ging...?" „Wat dat betreft zijn er natuurlijk aan de mensen - vaak ook buiten de vakbeweging om - allerlei dingen toegeworpen op materieel gebied om daarmee tegen te houden dat ze zich op immaterieel gebied al te nadrukkelijk zouden manifesteren. Dat spel spelen werkgevers vandaag de dag nog steeds". - Maar de bereidheid aan de kant van de werknemers om zich te laten afkopen is ook niet minder geworden. „Het zou niet helemaal eerlijk zijn als ik zou onderstrepen dat arbeiders zich laten afkopen. Het gaat vaak om mensen die het erg goed kunnen gebruiken. Werkgevers spelen daarop in. Ook nu ze hoog vein de toren blazen met de rug tegen de muur te staan zijn ze bereid mensen iets toe te werpen. Ik denk ook dat dat het gevolg is van het feit dat grote groepen van werknemers toen en nu, ondanks de zo hoog geprezen welvaart, op de rand van het minimum of daaronder zaten. Dan kunnen wij wel hoogdravende verhalen over medezeggenschap houden, maar op het moment dat die werkgever zegt: jij krijgt twee tientjes van mij meer, dan is het erg moeilijk om daar nee tegen te zeggen. Zeker als zo'n man exact kan uitrekenen wat hij met die twee tientjes in zijn gezin kan doen." Planmatig De huidige malaise heeft Groenevelt dus niet verrast. Het kwaad zit volgens hem in het ongecontroleerde, onplanmatige van de kapitalistische maatschappij. „Het is in het klein zo en het is in het groot zo. Ik heb vroeger altijd geleerd dat, als het een goed jaar voor koolrapen was geweest, alle boeren het volgende jaar koolrapen gingen telen om dan te ontdekken dat ze teveel koolraap hadden en dat ze met z'n allen weer naar de doordraai konden gaan" „Dat ongerichte, dat ongestructureerde, dat onplanmatige heeft ons natuurlijk ook verschrikkelijk de vernieling in geholpen. Een niet planmatige maatschappij zal altijd van hoogtepunten naar dieptepunten marcheren. Dat er herstel optreedt is net zo voorspelbaar. Het ziin golfbewegingen. Maar je moetje niet verbazen over dit soort crisisverschijnselen in een kapitalistisch georganiseerde samenleving." Er zou volgens Groenevelt niets op tegen zijn, wanneer 'Europa' er enige greep op zou krijgen. „We pleiten in de vakbeweging al jaren voor een beter functionerende Europese Gemeenschap, waarin zaken als planning hoge prioriteit krijgen. We zijn er als ldein land toch ook volstrekt van afhankelijk..." - Dus, net als in de staalindustrie, allerlei regelingen die de produktie moeten beperken? „Waarom niet? Ik denk niet dat daar iets op tegen is. Los van de vraag even hoe goed ze worden nageleefd. Maar als je afspraken maakt over de landbouwproduktie en over de zeevisserij, waarom dan niet over de industriële produktie?" „Waarom zou je moeten toestaan dat er zes raffinaderijen worden gebouwd op allemaal dezelfde verwachtingen, om dan met z'n zessen tot de conclusie te komen datje veel te veel capaciteit hebt neergezet. Dat is toch gebeurd? Ga eens na wat dat voor verspilling aan maatschappelijke kosten betekent". Afbraak "Dus zeg ik: als je nu een beetje kunt volgen wat zich op het gebied van de vraag naar olieprodukten zal gaan ontwikkelen, waarom zou je dan niet verstandig zijn en denken datje met twee raffinaderijen kunt volstaan. Dan kun je het geld dat daardoor niet uitgegeven hoeft te worden besteden aan andere zaken. Noem maar eens wat: beter onderwijs voor Zuid-Italië, of huisvesting in het arme deel van Griekenland. Nu zit het in volstrekt nutteloze capaciteit van raffinaderijen". - Nog meer overheidsinvloed, terwijl mensen juist het vertrouwen in de overheid aan het verliezen zijn en roepen dat de krachten van de vrije markt meer kansen moeten krijgen? „Ik weet zeker dat als we de vrije markt, een ongebonden bedrijfsleven, z'n gang laten gaan bij een oplevering van de economie, dat iedereen op hetzelfde gegeven zijn kansen gaat zitten berekenen. Ze houden rekening met niemand en binnen de kortste keren staat er weer een overcapaciteit". „Neem de vezelindustrie. Er was een redelijke markt voor kunstvezels. Maar omdat iedereen datzelfde marktgegeven voor zijn rekening nam en dacht dat hij daarvoor zou kunnen gaan produceren kwamen we met een enorme overcapaciteit te zitten en begon er in de jaren '72-'73 een afschuwelijke afbraak van de vezelindustrie die tot de dag van vandaag voortduurt. We hebben gebouwen neergezet, machines geplaatst, mensen opgeleid om na vijfjaar te constateren dat we de machines op de schroothoop kunnen gooien, de gebouwen kunnen afbreken en de mensen in de WW kunnen stoppen. Wie profiteert daar nou van? Dat is maatschappelijk kapitaal dat verknoeid is". „Als je dat wilt regelen - en ik vind datje toch altijd regelneven nodig hebt - dan zul je toch een overheid moeten hebben die dat doet. Want wie moet het anders doen? Ik laat het niet over aan meneer Sickinge (de president van VMF), of aan meneer Langman (Amrobank) of aan meneer Stikker. Want die hebben bewezen dat ze het niet aankunnen in hun eentje. Die denken allemaal dat ze zelf de markt zijn". Te weinig——™» Op de vraag of de vakbeweging de positie van de arbeider nu wezenlijk heeft veranderd geeft Groenevelt een opsomming van allerlei verworvenheden van de afgelopen tientallen jaren: beter onderwijs, betere huisvesting, kortere werktijden, aangenamere werkplaatsen en ga zo maar door. Allemaal zaken waar de vakbeweging zich, naast de strijd voor het inkomen, sterk voor heeft ingezet. - Akkoord, maar dat neemt niet weg dat de arbeider nog altijd degene is die vrijdag te horen kan krijgen dat hij maandag niet terug hoeft te komen omdat de tent dichtgaat. „Nog steeds ja," beaamt Groenevelt. „Dat is nou precies zo'n punt. Daar is ook Den Uyl op gestruikeld in de tijd dat hij minister-president was. Hij meende dat hij met wetswijzigingen de ontwikkeling kon inzetten naar een totaal andere maatschappelijke ordening. Hij is er niet in geslaagd, de vakbeweging ook niet. Dat heeft toch iets te maken met die hele merkwaardige kronkel die er zit in het handelen van mensen in en buiten het stemhok. Op ledenvergaderingen spreek ik er vaak over. Dan mopperen mensen over het beleid van de regering. Dan zeg ik: luister 's, als het goed is zijn jullie een dwarsdoorsnede van het Nederlandse volk; dan hebben jullie met 60 procent van dit gezelschap ervoor gezorgd dat Nijpels en Lubbers samen de regering konden vormen. Dan ga ik maar weer opnieuw beginnen om de mensen duidelijk te maken dat ze zelf levensgroot betrokken zijn bij wat er in de politiek gebeurd". - U maakt een groot deel van de arbeiders dus het verwijt dat ze verkeerd stemmen. „Verwijt zou niet helemaal eerlijk zijn. Het heeft ook te maken met het feit dat op scholen zo verrekte weinig aan maatschappelijke vorming wordt gedaan. Dat heeft ook weer te maken met een fundamentele kritiek op de inrichting van onze maatschappij, waarbij het onderwijs nog steeds en veel te veel gericht is op het afleveren van mensen die rijp zijn om zonder al te veel kritiek in het produktieproces te kunnen functioneren". Fundamenteel Groenevelt heeft de huidige regeringsploeg nadrukkelijk niet zijn steun gegeven in het stemhok. Hij verwijt Lubbers en de zijnen dat ze alleen maar afbreken. „In blinde bezuinigingswoede doet deze regering alles om het huishoudboekje kloppend te krijgen maar vergeet in die ijver dat ze ook nog wat stimulerends zou moeten doen. Ze zijn alleen maar aan het afbreken." - Maar een goed draaiend bedrijf heeft geen steun nodig. Waarom dan geld naar ondernemingen, waarvan de moeilijkheden misschien zelfs zijn terug te voeren op die overcapaciteit.? Groenevelt stapt niet in een dergelijke gedachtengang.„Laten we de scheepsbouw eens als uitgangspunt nemen. Wij hebben als vakbond al sinds de jaren zestig meegewerkt aan commissies die zich moesten buigen over de structuur van de Nederlandse scheepsbouw. We hebben altijd meegedaan aan pogingen die scheepsbouw te herstructuren. We wisten dat die herstructurering arbeidsplaatsen zou kosten. We hebben er altijd ja tegen gezegd. Maar waar is het op stukgelopen? Op de onwil van de ondernemers. Van der Giessen-De Noord wilde niet met de RSVRSV wilde niet met IHC; IHC wilde niet met de ADM; ADM wilde niet met NDSM; NDSM had de pest aan Verschuere. Zo hebben ze elkaar het leven volkomen zuur gemaakt." „Kijk eens naar het bedrijf voor rollend materieel van Werkspoor in Utrecht. Dat is stukgegaan op een kruideniersmentaliteit van de toenmalige minister van economische zaken Langman. Dat bedrijf had een overbruggingskrediet nodig omdat de Spoorwegen onder druk van de overheid zijn afschrijvingsperiode op rollend materieel met vijfjaar had verlengd. De overheid zei tegen de spoorwegen dat ze de afschrijving over dertig jaar moest uitsmeren in plaats van over 25 jaar. Wat ze vergaten was dat hier een bedrijf zat dat zijn hele planning had gebouwd op een afschrijving bij de Spoorwegen van 25 jaar voor een rijtuig. Die konden bij wijze van spreken rekenkundig aangeven dat ze voor een rijtuig dat in 1933 was gebouwd, in 1958 weer zouden moeten gaan bouwen. Dat hebben ze jarenlang zo gedaan. Een goed produkt afgeleverd. Kortzichtig „Dan wordt het veranderd en moet de Spoorwegen zeggen: je krijgt de eerstkomende jaren niet dat watje verwacht hebt. Dan staat er een bedrijf leeg. Toen zei de VMF - terecht of niet terecht - dan hebben wij van die overheid een krediet nodig om die periode te overbruggen. Want wij willen die rijtuigen wel leveren. We hebben de mensen, we hebben de know-how, we hebben het materiaal. Ze kregen het krediet niet en toen zaten ze met een groot aantal mensen waar ze geen slag werk voor hadden". „Vandaag kun je uitrekenen dat met de bestellingen voor rollend materieel uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, en de bestellingen van de Nederlandse Spoorwegen hier in Utrecht een bloeiend bedrijf zou staan. Het is gewoon een kunstmatige ingreep geweest, stom beleid van de overheid, wat tot de afbraak van een bloeiend bedrijf heeft geleid, dat vandaag, zonder overcapaciteit elders te veroorzaken, rustig had kunnen blijven voortbestaan". „Slecht beleid, waarbij het bedrijf ook een weinig vooruitziende blik heeft gehad om niet te zeggen, nou, dan maar eigen vermogen. Ook kortzichtigheid, ook kruidenierspolitiek. Maar wel een enorm stuk werkgelegenheid naar de knoppen, met een enorme uitstraling naar allerlei toeleveringsbedrijven. Ik denk dat het in totaal om 15.000 arbeidsplaatsen ging". - Zonder dat de vakbeweging er iets tegen doen kon? „Ik heb gevochten als een idioot tegen de steile Langman. Maar wij stonden op dat moment in een kapitalistische maatschappijstructuur te vechten tegen een hopeloze ontwikkeling. Er was geen geld. Wij beschikken er ook niet over. En dus ging dat bedrijf naar de knoppen". Lange weg - En nu, vijftien jaar later, beschikt de vakbeweging nog niet over de bevoegdheden, de macht, om er iets tegen te doen.? „Helaas niet, nee. Op dat immateriële punt, dat te maken heeft met bewustzijn van werkende mensen, hebben we nog een afschuwelijk lange weg voor ons. Dit kan alleen maar veranderen - in mijn opvatting over parlementaire democratie - als de mensen via het stemhokje te kennen geven dat ze van het gedonder van de rechtse partijen eens een keer verlost willen worden". „Het is de enige oplossing om eindelijk eens een keer te kunnen kiezen voor een meer planmatige opzet van onze economie. Daarbij zullen ook fouten worden gemaakt, maar dan wordt het tenminste niet meer overgelaten aan de grillen van een paar toevallig passerende heren".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 17