M MM "DEM *■3 99 DM De adel kent ook zijn Jan Modalen ZATERDAG 14 MEI 1983 PAGINA 13 Het gaat bergafwaarts met de prinsen, hertogen, graven, burggraven, baronnen, ridders en jonkheren. Het blauwe bloed stroomt steeds minder Nederlanders door de aderen, omdat er geen verheffingen in de adel meer zijn en er praktisch geen nieuwe toevloed meer is. Een enkele buitenlander, die zijn 'vreemde' titel in een Nederlandse kan laten omzetten, daargelaten. Adellijke titels zijn door de e heen altijd wel gehanteerd: Germaanse stamhoofden hadden er al een handje van. In de middeleeuwen gingen met name de ridderschappen tot de adel behoren. Een dikke honderd jaar later, na de Franse revolutie, was het tijdelijk afgelopen met de adel. Hij verloor al zijn politieke voorrechten en werd zelfs vervolgd. Rond 1810 werd de adel door Lodewijk Napoleon in ere hersteld. Koning Willem I zorgde er na de republikeinse tijden rond 1814 voor dat bevestigingen en verheffingen in de adelstand wettelijk werden geregeld. Regenten, militaire leiders, bestuurders, kapitaalkrachtigen en landheren konden in de adelstand worden verheven, evenals leden van de 'oude' adel. De laatste, Eeuwenlang zaten ze letterlijk en figuurlijk op fluweel: de jonkheren, baronnen, graven en andere edellieden. Nog maar honderd jaar geleden genoten ze zelfs faciliteiten als een jaarlijkse toelage en een dubbele stem bij verkiezingen. Maar anno 1983 liggen de zaken anders. Van adel zijn levert nau welijks nog voordeel op. Integendeel, ook menige jonkheer moet het doen met een WW-uitkering. Miep Hoenson op bezoek bij edelen in de Leidse regio: "Mag ik meteen even afrekenen met het fabeltje dat ik een afstammeling van Jacoba van Beieren zou zijn?" In 1903 vond de laatste verheffing plaats: luitenant-generaal Den Beer Poortugael, minister van Oorlog, werd toen in de adelstand opgenomen. Sindsdien heeft de Kroon van het creëren van zg. verdienste-adel afgezien. Een uitzondering was in 1966 prins Claus, die door zijn huwelijk bij de stam van de Oranje Nassaus terechtkwam. Het aantal geslachten dat tot de adel behoort of heeft behoord bedraagt zo'n 545. Over pakweg dertig jaar zullen er nog maar 269 over zijn, zo heeft de Hoge Raad van Adel becijferd. Deze Raad houdt de 'stand' nauwlettend bij. Alle gegevens over de adellijke families in Nederland staan vermeld in het Nederlands Adelsboek (het rode boekje). Veel meer kan de Hoge Raad niet doen: de adel heeft immers niets (meer) in de maatschappelijke melk te brokkelen. In de grondwet van 1848 verloren de edelen verworven voorrechten als een jaarlijkse toelage en een dubbele stem bij verkiezingen. De leden van de Hoge Raad mogen protocollair zeer hoog staan en bij officiële staatsdiners een voorname zetel innemen, veel invloed hebben ook deze heren van stand niet meer. De enige aanspraak op staatkundige voorrechten, die de drager van een titel heeft, is het voeren van het adellijk wapen, de praedicaten (titels) en familiewapens. De meeste titels worden door de oudste zoon 'bij majoraat' geërfd. Enkele geslachten ontvingen als bijzondere gunst een titel 'op alle', voor alle kinderen. In het parlement is ooit wel eens de suggestie gedaan dat het adeldom maar radicaal moet worden afgeschaft. Deze gedachte is nooit verder uitgewerkt. Er zou minstens een Koninklijk Besluit voor nodig zijn. Of Beatrix het ooit zo ver zou laten komen is twijfelachtig. Ze is immers zelfvan de allerhoogste adel? ww— Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad grescentrum en tevens als oord voor bruiloften en partijen. Beken der is de grond (28 hectare) waar de jaarlijkse bloembollententoonstel ling wordt gehouden. De graaf: "Heus, het wonen in zo'n pand is niet meer te doen. Het huis heeft geen centrale verwarming, om te beginnen. Begin d'r maar eens aan. We houden een zit- en een slaapkamer aan voor als we overkomen. Ik woon verder heel comfortabel in een omgebouwde boerderij, en we rommelen maar wat aan hier". Breed lachend: "Mag ik meteen even afrekenen met het fabeltje dat ik een afstammeling van Jacoba van Beieren zou zijn? Ze woonde ooit op Teylingen in Sassenheim, maar met de Keukenhof had ze niets te maken. Jacoba van Beie ren is er gewoon met de haren bij gesleept". Graaf Van Lijnden mag een in drukwekkende stamboom hebben, hij spreekt zelfs niet bekakt. "Ik kan het gezegde noblesse oblige van harte onderstrepen", roept hij, "maar gelukkig kijken mensen niet tegen me op als ze horen dat ik een graaf ben. Hoe gewoner ze doen, hoe liever het me is. Ja, ik heb toevallig een landgoed, maar dat heeft weinig met mijn titel te maken". Landgoed Edellieden zijn ook maar mensen, zoals bijvoorbeeld het echtpaar Roëll uit Wassenaar, dat graag met treintjes speelt. (Foto Dirk Ketting) door Miep Hoenson Hoe dan ook: de schijn lijkt vaak veel schoner dan de werkelijkheid. Het zich vergapen aan een mede mens dat hoger, bekender, rijker en mooier is: wie van ons betrapt zichzelf daar niet af en toe eens op? Zoals roem ook lasten met zich meebrengt is het ook niet allemaal rozegeur en maneschijn om in dit leven een adellijke titel mee te tor sen. Arbeid adelt, zo luidt het ge zegde dat door vele lieden met een titel letterlijk wordt opgevat. Om met de keerzijde te beginnen, die is er nog altijd. Het gezegde no blesse oblige - hoge geboorte ver plicht - is nog immer van kracht. Adeldom mag al lang geen kapitaal (pand) meer garanderen, edellie den verloochenen hun afkomst niet. Je erft een titel tegen wil en dank, je koopt er helemaal niets voor, maar de familienaam dient wel in ere te worden gehouden. De tijd van de grote landgoederen en de onderdanige pachters is voorgoed voorbij. De afstand is niet eerbiedwaardig meer. Toch bestaan tegen mensen van adel nog altijd de gekste vooroordelen, zo ervaren de acht- tot tienduizend Nederlanders die zich met een titel kunnen tooien aan den lijve. Vraag het maar aan jonkheer en mevrouw Rö ell-van Asch van Wijck, beiden vanwege hun ge boorte van adel. De Wassenaarse jonkheer J.A. Röell (38) is een spre kend voorbeeld van een adellijk Nederlander die met hard werken z'n dagelijks brood verdient. Hij is directeur van een bankfiliaal, voor waar geen onbetamelijk baantje, maar zijn titel is nooit aangewend om iets te bereiken op de maat schappelijke ladder. In weerwil van wat menigeen denkt. Röell: "Zodra mensen horen datje van adel bent denken ze ogenblik kelijk aan veel geld, riante panden, niet behoeven te werken. Je zult de mensen de kost moeten geven die een titel hebben en in de WW lo pen". Alexandra Röell (35): "Men denkt aan dochtertjes die als prinsesjes worden opgevoed, aan knechten en meiden die het hele huishouden bestieren. Nou, ik doe alles hier in huis zelf. En de kinderen spelen gewoon op straat". Rijtjeshuis Röell, om zich heen wijzend: "U ziet het. Geen kasteel, maar ge woon een huis in een rijtje. Maar ja, het staat in Wassenaar. Dus als je zegt in welke plaats je woont krijg je meteen óók die blikken van: ze ker in zo'n villawijk. Geloof me: je hebt zo'n titel, die erfje gewoon, of je nu wilt of niet. Je bent ermee be hept, je hebt 'm bij je geboorte ge kregen. Je hebt 'm niet verdiend, dus echt trots hoef je er niet op te zijn. Natuurlijk heb je mensen die prat gaan op hun titel. Mijn zegen hebben ze, maar ik ben niet zo. Ie mand die door hard studeren meester of doctorandus is gewor den, die mag z'n titel van mij met recht gebruiken. Ik doe het niet. Aan de andere kant is het ook niet iets om je voor te schamen natuur lijk. Ach, je leert er gewoon mee te leven". "Vaak wordt me gevraagd: Röell? Bent u dan van adel? Dan zeg ik: ja. Verder niets. Veelal krijg je te horen: goh, wat leuk om nu eens iemand van adel te ontmoeten. Dan zeg ik weer: knijp maar, ik krijg ook gewoon een blauwe plek". Lachend: "Van dat blauwe bloed zeker.." Mevrouw Röell, zij kan zich laten aanspreken met hoogwelgeboren vrouwe, heeft het predikaat 'ge woon doen' ook hoog in het vaan del staan. Ooit werd ze aangeno men als grondstewardess. Pas toen ze enkele maanden in dienst was merkten haar collega's aan haar loonstrookje dat ze een titel met zich meedroeg. Hun reactie: dat hadden we niet eens gemerkt... - De jonkheer en jonkvrouwe kwa men elkaar ook 'gewoon' op straat tegen. Niks speciale feestjes, zoals die aan het begin van deze eeuw nog wel werden georganiseerd om de betere partijen bij elkaar te brengen. Mevrouw Röell: "We ken nen de meeste namen van de adel lijke families wel. Logisch, want vroeger trouwde de adel wel met elkaar. Ik had dus wel eens van zijn naam gehoord. Daarin ben je opge groeid. En gek genoeg vond je me kaar vaak toch wel, ook zonder feestjes. Maar het interesseerde je gewoon helemaal niet. We hebben beiden voordien meer gevreeën met mensen die niet van adel wa ren.." Haar echtgenoot: "Je kent de na men, soms is het nog verre familie. Maar je bent niet meer met ze ver bonden. Onze twee beste vrienden zijn respectievelijk ambtenaar en middenstander". Lasten Rechten zijn er volgens het echt paar niet of nauwelijks aan de adel stand verbonden. Lasten? Wat heet. Als kind werd mevrouw Röell in het statige Aerdenhout steevast geplaagd: kijk, daar gaat de freule. "Maar wij gedroegen ons helemaal niet raar. Wij gingen zelfs lopend naar school, terwijl veel an dere kinderen met de auto werden gebracht. Wij speelden in de tuin, die was immens, dat gun ik elk kind. Maar het straatgebeuren ken de ik niet. Dat vond ik ontzettend jammer. Mijn kinderen vergaat het heel anders. Ze spelen gewoon op straat. Ze weten niet eens dat ze ec-n praedicaat hebben. Ik ga dat ook niet uitgebreid vertellen, zo van: moetje nu eens horen. Ze ko men er vanzelf wel eens achter". Uit het dagelijks leven van de Was senaarse familie Röell is vrijwel el ke adellijke franje geschrapt. Wat overblijft zijn de 'resten' van voor gaande generaties: de familiestuk ken. Een enkel schilderij, een ze gelring ("die ligt boven, geloof ik"). Antieke kasten en tafels die met een strakke moderne bank een ge heel vormen. "Gelukkig houden we toevallig van eikenhout, dat niet zozeer waardevol in geld, maar wel emotionele waarde heeft", zo stelt mevrouw Röell nuchter vast. "We hebben in dit huis enkele overblijfselen van twee families sa mengevoegd maar je moet het wel kwijt kunnen. Ja, vroeger was dat anders. Je werd natuurlijk niet voor niets in de adelstand verhe ven. Dan had je toch wel wat grond en een aardig hok. Niet per sé een kasteel, meestal een groot, vrij staand herenhuis. In de huizen van tegenwoordig kun je al die grote stukken natuurlijk niet kwijt". Haar grootouders bezaten nog wel wat kapitale panden. Omdat deze optrekjes in een NV zijn onderge bracht zijn ze nog te onderhouden. Voor een particulier is het onder houd - en niet te vergeten de ener gienota - dikwijls niet meer op te brengen. Keukenhof Daarvan weet de eigenaar van hel landgoed De Keukenhof in Lisse, graaf J.C.E. van Lijnden (spreek: Linden) mee te praten. De 70-jarige sprookjesachtig onderkomen, graaf heeft zich teruggetrokken in een Brabantse boerderij. Geboren en getogen op het Lissese land goed, dat een slordige 400 hectare groot is, keert hij dikwijls in zijn geboortedorp terug om het land goed te bestieren. Wonen doet hij er voor geen goud meer. Het pand, ooit woonhuis, doet dienst als con- huis dat het predikaat kasteel wel haast verdient. Leuk, zo'n riant pand? Volgens de schone schijn wel. De werkelijkheid ziet er min der romantisch uit: het pand is ten dode opgeschreven. Als er nie mand met een fantastisch idee komt, dan gaat het tegen de vlakte. Hoe imposant het kasteeltje ook moge zijn, het dient louter als de cor voor de dagjesmensen die het landgoed Duinrell eer aandoen. Er is ook niet meer in te wonen. Het is niet gaaf meer, de Duitsers hebben er in de oorlog in huisgehouden en mijn voorvaderen hebben er de meest vreemde uitbouwsels tegen aan gezet. Nog afgezien natuurlijk van het onbetaalbare onderhoud", aldus de Wassenaarse graaf. Een soortgelijke mening houdt de in Noordwijk residerende barones se C.D. van Pallandt er op na. De hoogbejaarde baronesse - zij is 84 jaar - vindt haar titel weinig spec taculair. Liever houdt ze zich bezig met haar beroep en tevens haar hobby: beeldhouwen. Aan haar jeugd, doorgebracht op een im mens landgoed in het oosten des lands, denkt de baronesse zelden of nooit meer terug. Het enige dat ze van vroegere tijden kan melden is dat het toen exclusiever was". Mijn familie woonde op kastelen, je was onder mekaar., het was ex clusiever. Maar met mijn familie landgoed heb ik niets meer te ma ken. Het is geloof ik nu militair te huis geworden, ik weet het niet eens precies. Ik heb altijd rondge reisd, dus dan houd je het niet zo bij allemaal... en het is al zo lang geleden hè, het was begin deze eeuw". De baronesse beseft wel dat de tij den zijn veranderd. Ze maalt er niet om. "Ik ben in van alles en nog wat geïnteresseerd, en eigenlijk he lemaal niet in mijn titel. Dat kunt u wel nagaan, want de meeste men sen met wie ik omga weten niet eens dat ik van adel ben. Je koopt er ook zo weinig voor hè." Niet van zijn vaders kant, maar via zijn moeder kreeg de Wassenaarse graaf H.R.J, van Zuylen van Nije- velt (53) ooit zo'n uitgebreid land goed in handen. En ja: hij bezit een geen goud" erin wonen. Voornaam Zelf woont de 'jonk', zoals hij door het oudere personeel wordt ge noemd, aan de rand van Duinrell in een ook niet onaardig stulpje. Maar voor de rest vult de graaf zijn da gen allesbehalve met jagen, borre len, wandelen en het toeknikken van de pachters. Hij runt het re creatiepark, en dat is zelfs meer dan een dagtaak. Van Zuylens verschijning is voor naam en even imposant als zijn stamboom: de graaf is een afstam meling van de enig overgebleven Nederlandse tak van een oud adel lijk geslacht. Rond 1450 werd één van zijn voorvaderen, een maar schalk, in de adel verheven. Eeu wenlang waren de Van Zuylens ba ron, totdat Napoleon zelf hun de ti tel graaf verleende. Werken was er voor de familie dan ook nooit bij. Twee generaties gele den nog was het ondenkbaar dat een adellijk persoon de handen uit de mouwen stak. Een erebaantje, dat kon. En zo was zijn grootvader onbezoldigd burgemeester van Wassenaar, terwijl de vader van de graaf ceremoniemeester en jager- meester van de koningin was. Op gezette tijden werden door hem ook rijexamens afgenomen. Droog brood viel er met deze func ties niet te verdienen. En dat ter wijl er nauwelijks familiekapitaal voorhanden was. Toen Van Zuylen in de beginjaren zestig, terugge keerd uit de Oost, de situatie in ogenschouw nam hoefde hij niet lang na te denken: het landgoed van zijn moeder Van Pallandt moest maar worden geëxploiteerd. Daartoe diende de graaf zijn twee zusters uit te kopen. Volgens hem is het alleszins begrijpelijk dat de Nederlandse adel amper kapitaal meer bezit. Volgens het erfrecht dat in ons land van toepassing is wordt kapitaal en boedel gelijke lijk verdeeld onder alle kinderen. "Dus krijg je versnippering. In En geland heb je nog het majoraat: de oudste zoon erft zowel het kapitaal als het landgoed. En daar zie je dat die prachtige huizen nog goed wor den onderhouden". Plichten m Dat Duinrell dagelijks door men sen wordt bevolkt is broodnodig. Niettemin heeft Van Zuylen met dat idee geen enkel probleem. "De tijd dat je je landgoed met hoge hekken afschermde is voorgoed voorbij", zo meent de graaf. "Het is prettig om je landgoed ten dienste te stellen van zoveel mensen die er plezier aan beleven". Zijn afkomst kan bij de bezoekers wel eens aanleiding zijn voor mis verstanden, en Van Zuylen is de eerste die daarvan de humor inziet. Vaste kampeerders spreken hem aan met 'mijnheer de graaf. Van Zuylen: "Ongetwijfeld zijn er men sen die denken dat De Graaf m'n achternaam is. Zoals me ook wel eens is overkomen dat ik wande laars tegenkwam, aan wie ik vroeg hoe ze het vonden. Mooi, zo zeiden ze, maar ze hadden zo graag eens die oude baron ontmoet..." Hoe eenvoudig deze heer van stand ook mag overkomen, ook de graaf zal zijn adellijke titel nimmer geweld aandoen. "Morele plichten, jazeker zijn die er. Zo ben ik nog altijd verbonden aan de Johanniter orde, een vereniging waarvan alle leden van adel zijn. Deze orde be heert verpleegtehuizen en organi seert kampen voor gehandicapten. Dat is traditie. Daaraan onttrek je je niet. Bovendien: mijn vrouw doet er altijd met het grootste ple zier aan mee. Ik vind ook dat je je het niet kunt permitteren om je medemensen oneerlijk te bejege nen. De adel moet zich als zodanig gedragen". Traditie - ofwel de heerlijkheden die de adel vroeger ten deel vielen zijn vandaag de dag uiteraard uit den boze. Boeren hoeven hun land heer geen tol meer te betalen. Maar de laatste restjes van de aloude ge bruiken zijn nog zichtbaar, zo meent graaf Van Zuylen van Nije- velt. "Vroeger kwam de lam- metjesboter op tafel als de land heer kwam. De eerste kievitseieren werden hem aangeboden. Dat zit er ook op Duinrell nog wel in. En dat is helemaal geen kwestie van onderdanigheid, maar van best een aardig gebruik".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 13