Hoe klantgericht moet
een gemeente denken?
"Leiden wordt
bedrijviger"
Bedrijfsruimte in overvol Nederland
Makelaar Smitsloo:
ZATERDAG 30 APRIL 1983
Extra
Dat het bedrijfsleven - bij pogingen om iets van de grond te krijgen - vaak onnodig veel tegenwerking
ondervindt van plaatselijke overheden, was onlangs weer eens veelvuldig te horen tijdens een tweetal
symposia over bedrijfshuisvesting in Leiden en Utrecht. Wim Fortuyn peilde er de stemming, plaatste
er kanttekeningen bij en sprak tenslotte met de Leidse bedrijfsmakelaar Menno Smitsloo. "We moeten
het toch al hebben van ondernemers die hun nek uitsteken".
Het Schuttersveld in Leiden: perfect gesitueerd aan de Schiphollijn.
Archieffoto Holvi
Wij zijn, zo stipuleert hy opge
wonden, het stiefkindje van
Den Haag. Wel groeikern,
geen subsidie. Maar het hoeft
al niet meer. We redden ons
wel door de zaken gewoon
commercieel aan te pakken,
door alles zelf te doen. Wij
zijn niet bang voor project
ontwikkelaars. Wij doen niet
aan ambtenarij. Wij kopen
wel adviezen. En we hebben
een sluitende exploitatie.
Hij vervolgt meesmuilend: die gro
te gemeenten met hun subsidie,
het moet maar eens afgelopen
zyn. Houd ze kort, dan leren ze
wel creatief te zijn en klantge
richt te denken bij het aantrek
ken van bedrijven.
Hij is burgemeester van een mid
delgrote gemeente. Wenst zich te
profileren als een krachtig be
stuurder. Zaken doen is zijn mot
to, een (andere) politieke bood
schap heeft hij niet. Erfpacht?
Flauwekul. Dat schrikt bedrij
ven af, er is niemand bij gebaat
in deze tijd waarin het bedrijfsle
ven de ruimte moet krijgen. Lo
ketambtenaren? Weg ermee. In
spraakprocedures? Nederland is
dolgedraaid.
Reguleren
Het profiel lijkt geschreven op het
lijf van burgemeester Van der
Vaart uit Juinen. Toch gaat het
hier niet om een persiflage, ont
sproten aan de geest van Van
Kooten en De Bie. Ze bestaan
werkelijk, dergelijke bestuur
ders. In de Utrechtse Jaarbeurs,
tijdens de manifestatie Bedrijfs
huisvesting, was er kort geleden
een te bewonderen. Burgemees
ter Waverijn uit de naburige ge
meente Maarssen. Telg, voor wie
zich dat mocht afvragen, van de
vooroorlogse generatie. Geen be
wonderaar van de inspraakcul
tuur uit de jaren zestig en vooral
zeventig.
Zijn opvattingen doen lichtelijk
overspannen aan. Klantgericht
denken akkoord, als dat zich
maar niet beperkt tot onderne
mers. Dat geldt iedere burger,
die verstrikt dreigt te raken in de
molens van verzuilde ambtena
rij. Puur commercieel denken,
voor een gemeente, is uit den bo
ze. Dat verdraagt zich slecht met
andere overheidstaken, zoals het
weren van gif uit de bodem. Bo
vendien kan het effect wel eens
averechts zijn: wildgroei van be
drijvigheden, een sterk versnip
perde industrie. Bedrijven die el
kaar in de weg lopen, elkaar be
concurreren in plaats van elkaar
het leven te laten of te versterken
ten opzichte van de echte con
currentie.
door Wim Fortuyn
Daarmee is niet gezegd dat een ge
meente geen recht heeft op zijn
eigen werkgelegenheid. Wel dat
een gemeente regelend moet op
treden. Beleid maken, daar gaat
het om. De overheid behoort
ruimte te ordenen, voorwaarden
te scheppen. Zorgen dat er naast
werk ook winkels, zwembaden,
scholen en huizen zijn. Regule
ren is haar taak, niet deregule
ren. Wel snel en accuraat hande
len. Of, zoals VNO-voorzitter
Chris van Veen het onlangs ten
overstaan van de Vereniging
voor Ondernemers in Alphen
aan den Rijn uitdrukte: "Ge
meenten moeten niet op de stoel
van de ondernemer gaan zitten.
Ze moeten wel zorgen voor een
optimaal klimaat".
Ambitieus
Hoe het kan bewijst Noord-Hol
land, waar de zaken op provin
ciaal niveau ambitieus worden
aangepakt. Het Bureau Bedrijfs-
contacten aldaar heeft alle krach
ten gebundeld in één project:
Noord-Holland Offshore. De
keus is gemaakt vanwege het
toenemend aantal booractivitei-
ten op de Noordzee en de ople
vende belangstelling voor be
drijfsterrein in de 'ideaal gele
gen' provincie. Alle bedrijfster
reinen met hun mogelijkheden
zijn op een rijtje gezet, evenals al
le mogelijkheden voor het ver
krijgen van subsidie en krediet -
ook voor bedrijven buiten de off
shore.
Om misverstanden te voorkomen:
de provincie trekt niet zelf be
drijven aan. Zij schept alleen,
zonder kunstgrepen als deregu
leringszones, voorwaarden voor
de ontwikkeling van een sterke
bedrijfstak. Die ontwikkeling op
zichzelf, dat is en blijft een zaak
van de ondernemer. De overheid
stopt - moet stoppen waar de
commercie begint. "De over
heid", om een geduldig doceren
de ambtenaar na te spreken,
"legt de wegen aan voor de trans
porteur, rekening houdend met
fietsers, boeren en burgers. Maar
de ondernemer stuurt de vracht
wagen".
Deregulering, zo kan de conclusie
zijn, is een ongelukkig gekozen
toverwoord. In een overvol Ne
derland is zorgvuldige belange
nafweging noodzaak. Dat vraagt
om het vastleggen van rechten
en plichten. Daaraan kan niet zo
maar worden getornd. En dat
hoeft ook niet. Het is in Neder
land mogelijk die rechten en
plichten te vervatten in een heel
wat simpeler stelsel van regelin
gen en procedures dan nu het ge
val is.
Vereenvoudiging, dat klinkt een
stuk beter. Simpeler, doorzichti
ger, sneller regelen. Dat is veel
eer het devies dan minder rege
len. Minder regelingen, niet min
der regulering. Juist om de regu
lering te verbeteren. Want dat is
waar: de lijdensweg van de bu
reaucratie is te lang. Regelingen
zijn te weinig op elkaar afge
stemd, te ingewikkeld.
Verstarring
Zo pleegt een simpele bouwver
gunning driemaal te worden ge
publiceerd, ook als er in eerste
instantie geen bezwaren op ko
men (en dus in tweede instantie
inhoudelijke bezwaren kansloos
zijn). Veel tijdsverlies, veel erger
nis. Twee stellingen in dit ver
band, afkomstig van D.M. Pas-
schier, ambtenaar in Alphen aan
den Rijn:
Vooral - dus niet uitsluitend - in
verband met de economische te-
ruggang moeten de formele
voorschriften waarmee men bij
bedrijfsvestiging te maken krijgt
worden beperkt.
Ook en juist in een tijd van eco
nomische teruggang moeten de
feitelijke eisen op het gebied van
milieu- en rechtsbescherming
onverkort in stand blijven en toe
gepast worden.
Er is natuurlijk meer. Ambtelijke
verstarring, verkokering van het
gemeentelijk apparaat werkt on
eindige traagheid en misverstan
den in de hand. Een vergunning
die de ene ambtenaar is gepas
seerd, komt vervolgens onder in
de la van de volgende ambtenaar
terecht. Er is niemand die zich
persoonlijk om het stuk bekom
mert, niemand bij wie de aanvra
ger altijd terecht kan. Daar komt
bij dat de ondernemer door ge
brekkige voorlichting onnodige
omwegen volgt. Deels omdat hij
zelf in gebreke blijft, deels omdat
langs elkaar werkende ambtena
ren tegenstrijdige informatie ge-
Overheid en bedrijfsleven leven te
veel in totaal verschillende we
relden vol wederzijds onbegrip,
zo luidt de hedendaagse analyse.
Voorbeelden van hoe dit alles in
de praktijk zijn uitwerking heeft,
zijn dicht bij huis te vinden. We
hoeven maar terug te grijpen
naar het in Leiden gehouden
symposium Bedrijfshuisvesting
van de Kamer van Koophandel
voor Rijnland. Twee Leidse on
dernemers mochten er hun leed
op tafel leggen. We beperken ons
tot de geschiedenis van de Leid
se machinefabriek Draken
burgh. Het relaas van directeur
Weima.
Drakenburgh
We schrijven 1970. Drakenburgh,
gevestigd in een oud fabriek
spand aan de Sumatrastraat,
zoekt naar een ruimere plek. Die
wordt twee jaar later gevonden
tegenover de oude fabriek. De
gemeente had in principe geen
bezwaar, de bouwtekeningen
verschenen op de tekentafel.
1974. Gemeenteraadsverkiezingen
en de komst van een nieuwe wet
houder. Eerste kink in de kabel:
de wethouder heeft zijn oog op
het terrein laten vallen voor wo
ningbouw. Weima schuift zijn
nieuwbouwplan in de ijskast,
omdat hij geen andere plaats kan
vinden.
1974 tot 1979. De ruimtenood wordt
nijpender bij Drakenburgh. Kan
tine en directiekamer worden
omgebouwd voor opslag, soms
moeten er spullen op het buiten-
terrein blijven liggen. De nood
zakelijke aanschaf van nieuwe
machines blijft achterwege -
geen plaats. Weima kijkt rond in
de regio - Koudekerk, Ter Aar.
Maar het personeel, onmisbare
vaklui, wil niet weg uit Leiden.
Intussen (1977) komt industrieter
rein De Waard beschikbaar. 'De
gemeente' zegt toe vier ton te zul
len bijdragen in de kosten bij
verplaatsing naar dit gebied.
Over dat bedrag rijzen wat onze
kerheden, waardoor Weima pas
in 1978 een optie neemt op een
plaats in De Waard. De zaak gaat
rollen.
Veel vragen. Wat zijn de financiële
aspecten (WIR-premie, SIR-hef-
fing), aan welke eisen moet het
bouwplan voldoen. Vragen, die
niet vlot beantwoord worden.
Het drie keer alkeuren van de
bouwtekeningen betekent een
half jaar vertraging. Steeds dui
ken onvoorziene kosten op. zoals
voor een transformatorhuisje en
een heipalencontroleur.
1979. Drakenburgh kan van start in
De Waard. Voluit draaien blijkt
echter op een probleem te stui
ten bij het energiebedrijf, dat
maar 25 kilowattuur levert in-
plaats van de benodigde 250.
Resteert één lichtpunt: bij de be
handeling van de hinderwetver
gunning ontmoette Weima "veel
begrip en goede samenwerking"
van een ditmaal snelle gemeente.
Twee kanten
De machinefabriek heeft het gered
en is inmiddels gegroeid van 35
naar 60 werknemers. Maar die
groei was volgens Weima veel
sterker geweest als hij de veel be
tere mogelijkheden in de jaren
zeventig had kunnen benutten.
Nieuwbouw op het aanvankelijk
gekozen terrein aan de Sumatra
straat zou hem veel tijd en hon
derduizenden gulden hebben be
spaard.
Het zijn problemen, die vooral spe
len in steden. De bureaucratie is
er omvangrijker dan in kleine ge
meenten; verplaatsing van oude
bedrijven is er dagelijks actueel.
Volgens de Nederlandse Mid
denstands Bank heeft recent on
derzoek als uitkomst opgeleverd
dat de tevredenheid van bedrij
ven over de plaatselijke overheid
afneemt naarmate de gemeente
groter is. Gemeenten tot 20.000
inwoners staan bij de helft van
de plaatselijke bedrijven goed
aangeschreven; in plaatsen met
meer dan 50.000 inwoners heeft
maar één op de tien bedrijven
een goed woord over voor de
overheid en spreekt 30 procent
zelfs van tegenwerking. Het ad
vies van de NMB: gemeenten
moeten zichzelf bereikbaar ma
ken. Met, zoals in Groningen, een
adviescentrum voor bedrijven
of, in kleinere plaatsen, contact
ambtenaren.
De oplossing zal evenwel van twee
kanten moeten komen. Zoals de
gemeente vaak het bedrijfsleven
niet kent, zo isoleert de onderne
mer zich niet zelden van de ge
meente en nog meer van de
(plaatselijke) poÜtiek. Beide zul
len ze daar verandering in moe
ten brengen. Die eerder geciteer
de Noordhollandse ambtenaar
zal het wel zo zeggen: Als je een
auto bestuurt is het handig om te
weten hoe de weg loopt of gaat
lopen. Omgekeerd is het handig
om te weten welke kant de auto
uit wil, als je een weg aanlegt.
"Nee, erfpacht is geen
struikelblok. Het is wel zo
dat de helft van de beleggers
er zijn interesse door verliest.
Maar Leiden kan zich
uitstekend handhaven
tussen Amsterdam en Den
Haag".
Menno Smitsloo, de enige
bedrijfsmakelaar die zich
specifiek richt op de Leidse
regio, waagt zich niet aan een
veroordeling van het
erfpachtbeleid in zijn
voornaamste werkgemeente.
Daar is ook weinig reden toe,
want de zaken floreren. De regio
Leiden loopt zelfs voor op de
landelijke ontwikkeling in de
markt van commercieel
onroerend goed. De laatste
maanden is er sprake van een
verdubbeling van de verkoop.
Hoewel verklaarbaar vanwege
uit de rentedaling is dat
frappant, volgens Smitsloo,
omdat het accent de laatste jaren
steeds meer naar huur verschoof.
Ruim aanbod
In elk geval, Leiden is gaan
meetellen in de Randstad, vooral
als leverancier van
kantoorruimte. Veel landelijke
bedrijven, uit Amsterdam, Den
Haag en Utrecht, geven blijk van
belangstelling. Terwijl er toch
sprake is van ruime
concurrentie. Den Haag en
randgemeenten, kantorengebied
bij uitstek, kunnen wijzen op een
ruim aanbod van leegstaande
panden, oud en nieuw.
De 'omwenteling' ten opzichte van
een paar jaar geleden, toen
uitsluitend plaatselijke
bedrijven op nieuwe
bedrijfsterreinen (Merenwijk, De
Waard) afkwamen, is al
begonnen in het
Plesmankwartier. Daar is de
belangstelling voor landelijke
bedrijven in Leiden al
aangetoond, zo'n zeventig
procent van de bedrijven komt
vdn 'buiten'.
In het bijzonder de factor
"identiteit", de mogelijkheid om
in het oog te springen, speelt een
rol. Belangrijk voor
informaticabedrijven of
oliemultinationals. De
ontwikkeling aan het
Schuttersveld, vlakbij het
station in de binnenstad, zal nog
meer vaart zetten achter de
'landelijke' ontwikkeling van
Leiden, meent Smitsloo. Hij
schrijft dat vooral toe aan de
"perfecte" situering aan de
Schiphollijn.
Leiden, als plaats voor
bedrijvigheden, verandert. Ten
goede, aldus Menno Smitsloo,
die tegenwoordig in de
opstelling van de gemeente "veel
ondernemersgezindheid"
ontwaart. "Er is nog wel een
tendens om zonder deskundigen
te oordelen", constateert hij met
enige spijt, "maar de gemeente
laat iedereen wel in zijn eigen
waarde".
Oud zeer
Dat zijn andere geluiden dan
enkele jaren geleden, toen het
industrieterrein De Waard in
gebruik werd genomen. Tal van
ondernemers, die hadden
gerekend op een uitweg op de
Hoge Rijndijk, stortten toen
ladingen kritiek uit op de
gemeente. "Dat oud zeer is nu
wel verdwenen", volgens
Smitsloo. Waar het nu op
aankomt is zorgen voor een goed
ontsloten bedrijfsterrein, voor
moderne, goed geïsoleerde
bedrijfsgebouwen met veel
schakelmogelijkheden en
voldoende "identiteit".
Met name op het gebied van
bedrijfshallen heeft Leiden te
weinig te bieden, naar de smaak
van Smitsloo. "Veel bedrijven
trekken naar de regio, naar
Rijnsburg met zijn
bedrijvencentrum Flora
bijvoorbeeld. Dergelijke ruimte
ontbreekt in Leiden. Het project
in de oude Olga-fabriek is een
stap op de goede weg, maar het is
natuurlijk niet de meest
moderne ruimte.
Volgens Smitsloo is er nog een
grote markt voor de lichte
industrie. Transport, opslag,
kantoren. Maar ideaal is toch een
groot bedrijf als trekker met
daaromheen kleinere bedrijven.
Zoals in Zoeterwoude, waar
Heineken de kern is van alle
bedrijvigheid. Zoals in Katwijk,
waar bedrijven als Slotboom en
Kruyt industrieterrein 't Heen
beheersen. Leiden, dat slechts
oude industrie verloren zag gaan,
loopt wat dat betreft achterop.
Het betreft hier overigens geen
opmerkelijk nieuws. De
provincie Zuid-Holland wees
twee maanden geleden nog op de
grote Leidse werkloosheid als
gevolg van industriële leegloop
die niet is goedgemaakt. Aanleg
van bedrijfsterrein Roomburg,
dat ook plaats moet bieden aan
ambachtelijke, beginnende
ondernemers en dat de
centrumfunctie van Leiden moet
verzekeren, staat hoog op het
verlanglijstje. Datzelfde geldt
voor verbetering van de
bereikbaarheid: (gedeeltelijke)
aanleg van Rijkweg 11,
verdubbeling van de spoorlijn
Woerden-Leiden, verbetering
van de oost-westverbinding in de
Duin- en Bollenstreek.
Erfpacht
We keren terug bij de erfpacht, die
bij dit alles geen
doorslaggevende rol speelt
Getuige de verklaringen van
Smitsloo. Toch blijft
voortdurend kritiek van
ondernemers- en beleggerszijde
op erfpachtgemeenten
neerdalen. Deze maand nog
klommen beleggers, banken,
aannemers,
projectontwikkelaars en
makelaars hoog in de pen. Als
Raad voor Onroerende Zaken
produceerden zij een rapport dat
geen goed woord bevat over
gemeenten die niet bereid zijn
tot verkoop van grond. Het
uitgeven van grond in erfpacht,
zo heette het, doodt de
investeringslust en leidt zelfs tot
hogere lasten voor de
gemeenschap.
Onzin? Ook dat weer niet, vindt
Smitsloo. Hij beaamde al: de
helft van de beleggers is niet
bereid geld te steken in
nieuwbouw als ze niet de grond
erbij krijgen. En wat de
ondernemers betreft, ook voor
hen betekent erfpacht
onwelkome onzekerheid.
Smitsloo: "We moeten het toch
al hebben van ondernemers die
hun nek uitsteken. Zij willen een
maximum aan risico's
vermijden. Ze zijn al afhankelijk
van de markt, erfpacht maakt ze
ook afhankelijk van de politiek.
Bij erfpacht wordt de canon (de
'grondhuur') om de vijfjaar
herzien en in vijfjaar kan er veel
veranderen. Het risico van een
forse verhoging zit er in".
Menno Smitsloo: frappante ontwikkeling.
(Foto Dirk Ketting)