"JAC helpt de jeugd
verder in de nesten"
Met een vergrootglas
door Centraal-Borneo
Verontruste ouders verenigen zich
-c
Expeditie Rijksherbarium vier maanden in niemandsland
ZATERDAG 23 APRIL 1983
Extra
Mag een weggelopen kind door hulpverlenende instanties zomaar op een 'schuiladres' worden
verstopt? In bepaalde gevallen wel, zegt de wet. Maar de ouders vinden dit hoogst laakbaar. Zij hebben
zich nu verenigd in de Stichting Onderzoek naar de Nederlandse Rechtspleging in familiezaken (SOR),
die op haar beurt de Jongeren Advies Centra (JAC's) en de kinderbescherming op de korrel neemt:
„De hulpverlening is ziek".
door Sjak Jansen
Fragment uit een brief van
een verontruste ouder:
„Wat we nergens op pa
pier hebben is onze angst
om Peter, onze woede op
de kinderbescherming,
onze radeloosheid en de
machteloosheid die je
overmant als je ziet dat je
zoon naar de bliksem
wordt geholpen..."
Fragment uit een andere brief:
„Het JAC brengt jeugd niet
alleen onder in tehuizen en
pleeggezinnen maar zet ze
rustig alleen op een kamer.
Op zo'n kamer waar het lekt
als de pest is onze zoon van
zestien fmaal op hol gesla
gen. Volgens het JAC zijn wij
een ontwricht gezin, maar ze
hebben ons nooit ontmoet.
Het JAC brengt alleen maar
meer problemen in je gezin,
erg veel tweestrijd, het is ver
schrikkelijk. Wij hopen van
harte en vele ouders met ons
dat het JAC eens goed wordt
aangepakt, want in plaats van
de jeugd te helpen werkt zij
ze alleen maar verder in de
nesten."
„Wilt u nog meer brieven zien?
Dat kan hoor", zegt secretaris
H. Ankersmit van de onlangs
door verontruste ouders op
gerichte Stichting Onderzoek
naar de Nederlandse rechts
pleging in familiezaken
(SOR). Deze stichting vindt
dat de hulpverlening in Ne
derland een gevaar vormt
voor de volksgezondheid.
„Datzelfde geldt voor de al
ternatieve hulpverlening",
zegt Ankersmit. „Beide zijn
ziek; ze moeten met spoed
worden opgehéven."
Zwartboeken
Om hierover een maatschappe
lijke discussie op gang te
brengen heeft de SOR over
de kinderbescherming en de
Jongeren Advies Centra
(JAC's) zwartboeken in voor
bereiding. Daaruit blijkt vol
gens Ankersmit „dat de
maatschappelijk werkers de
problemen niet meer aan
kunnen. Die zijn anno 1983 zo
talrijk en zo moeilijk gewor
den dat echte hulpverlening
niet meer mogelijk is. Het is
ze niet meer mogelijk de oor
zaak van het probleem tussen
de ouders en het kind op te
sporen. Het probleem wordt
dan ook niet opgelost. Men
verandert gewoon de situatie
door het kind elders onder
dak te geven. Men kijkt al
leen nog maar naar zijn rech
ten, zonder eerst na te gaan of
het die rechten wel aankan
en of zijn relaties met onder
anderen zijn ouders daarvan
geen schade zullen ondervin
den. Een en ander maakt dat
die kinderen veelal in de ver
nieling raken."
Ankersmit, zelf maatschappe
lijk werker, verwijt de Raad
voor de Kinderbescherming
een gebrek aan richtlijnen en
deugdelijke beleidsvoerders.
Volgens hem is de Raad een
log lichaam, besmet met ver
gaderziekte en een verstik
kende bureaucratie. Bureau
cratie waaraan hij zich nim
mer heeft willen onderwer
pen. „Ik heb er vier jaar ge
werkt maar moest er weg om
dat ik me niet wilde confor
meren aan het systeem. Om
dezelfde reden ben ik er later
bij de Algemene Reclasse-
ringsvereniging en het Jon
geren Opvang Centrum uit
gewerkt. Verzet tegen het bu
reaucratische systeem wordt
niet geduld. Want bij de gra
tie van dat systeem weten de
hulpverleners zich te hand
haven. Ze zijn doodsbang
voor hun eigen hachje."
Mr. F. Baars, voorzitter van de
Raad voor de Kinderbescher
ming, noemt Ankersmits kri
tiek achterhaald. „Richtlij
nen zijn er inmiddels wel. En
dat wij onze cliènten geen in
spraak geven is ook niet
waar. Ankersmit ken ik als
een zeer bewogen mens.
Toen hij hier werkte wilde hij
puur hulp verlenen, maar hij
vergat dat dat niet onze pri
maire taak is."
Ongegrond
Bij de gerechtshoven in Den
Bosch en Arnhem heeft de
SOR juridische procedures
tegen de Raad op gang ge
bracht. En de Raad van State
is gevraagd uitspraak te doen
in de vraag of het niet beter is
de Raad voor de Kinderbe
scherming maar helemaal op
te heffen.
De geslotenheid van de Raad
baart de SOR grote zorgen.
„Er is niemand die de Raad
controleert", zegt Ankersmit.
„Er bestaat wel een bekla-
grecht, maar dat is niet neu
traal; over een klacht van een
cliënt oordeelt de Raad zelf.
Logisch dat bijna alle klach
ten dan ook ongegrond wor
den verklaard."
Ankersmit zegt het in hoge ma
te te betreuren dat de denk
beelden binnen de kinderbe
scherming niet van buitenaf
kunnen worden gecorrigeerd
en gevoed. „De werkwijze en
het beleid zijn een eigen le
ven gaan leiden, vervreemd
van de belevingswereld van
de cliënten". Baars' weer
woord hierop is „dat wanneer
er klachten zijn, de Raad wel
degelijk onpartijdig over
zichzelf kan oordelen."
De SOR wil niet ontkennen dat
er in nogal wat gezinnen van
daag de dag het een en ander
loos is. Ankersmit: „Er is een
groeiend egoïsme van ouders
en andere opvoeders die
steeds meer voor de eigen
ontplooiing opkomen en
steeds minder tijd aan de kin
deren gunnen. Maar gelukkig
blijven er veel ouders die zich
wel verantwoordelijk voelen
voor de vorming van hun
kind tot een stabiel mens. In
sommige culturen zijn kinde
ren dat al op hun twaalfde,
maar die worden daartoe ook
gevormd. Die kinderen wor
den op hun twaalfde in het
diepe gegooid, maar hebben
dan ook al leren zwemmen.
SOR-secretaris Ankersmit: "het JAC is misdadig".
Dat is bij onze kinderen niet
het geval, die kun je een der
gelijke eigen verantwoorde
lijkheid nog niet geven, maar
toch gebeurt het."
Misdadig
„Dat is ook ons bezwaar tegen
de JAC's. Hun werkwijze is
misdadig. Komen de ouders
daar, dan horen ze dat hun
kind een eigen verantwoor
delijkheid heeft en zelf over
zijn lot dient te beslissen.
Men stelt dan simpel dat ou
ders hun kind moeten losla
ten als het thuis niet meer
gaat. Maar ze vergeten dat die
kinderen vaak helemaal nog
niet rijp zijn om te worden
losgelaten."
„Het vervelende is", vervolgt
Ankersmit, „dat ouders zich
vaak door de argumenten
van het JAC laten overdon
deren, ook al omdat ze niet
weten dat ze direct naar de
kinderrechter kunnen stap-
(Foto La uk Gosewehr)
pen. De persoonlijke ellende
van veel ouders wordt door
toedoen van het JAC zo groot
dat ze eraan kapot dreigen te
gaan. De kinderen zelf kun
nen hun situatie niet overzien
of willen niet toegeven dat ze
verkeerd zitten. Pas later, als
ze ouder en wijzer zijn, ko
men ze erachter dat ze van de
wal in de sloot zijn gehol
pen."
Volgens Joop de Smet van de
Vereniging Landelijk Over
leg Alternatieve Hulpverle
ning, waarbij de JAC's zijn
aangesloten, voert de SOR
een hetze tegen de JAC's. „Ze
beschuldigen ons ervan dat
wij klakkeloos uitgaan van
wat het kind zegt. Maar dat is
niet zo. Wij horen ook de le
zing van de ouders aan en als
dan blijkt dat het kind heeft
gelogen, zeggen we: sorry jou
kunnen we niet helpen."
De Smet noemt het dubieus dat
de SOR haar argumenten
probeert kracht by te zetten
door te schermen met zwart
boeken en zielige brieven.
„Evenzogoed kunnen wy
brieven overleggen van kin
deren die thuis helemaal
vastzitten omdat ze - en nou
noem ik maar het ergste ge
val - door hun vader sexueel
worden misbruikt."
Andere mening
„Wy zijn niet tegen het gezin",
vervolgt De Smet, „echt niet,
maar we willen wel erken
ning voor het feit dat er ge
zinnen zijn waar de proble
men niet meer opgelost kun
nen worden. En dan is het be
ter dat de jongere niet meer
teruggaat."
„Het verschil is: wy verlenen
hulp vanuit de vraag van de
jongere en de SOR doet dat
vanuit de vraag van de ou
ders. Alleen vergeet de SOR
dat een kind niet voor niks
wegloopt. En ze vergeet ook
dat jongeren vandaag de dag
een eigen positie hebben. De
SOR vindt dat elk probleem
is op te lossen met gezinsbe
handeling. Wij hebben een
andere mening. Maar dat
houdt niet automatisch in dat
wij inbreuk maken op het ge
zinsleven, zoals zij beweren."
Cijfers van het JAC in Leiden
wijzen uit dat ruim een kwart
van de jongeren die bij het
JAC komen weglopers zyn.
Een aantal loopt weg uit een
tehuis, maar de meesten van
thuis. „Wil een kind dat er
geen contact met de ouders
wordt opgenomen, dan res
pecteren wy dat", zegt De
Smet. „Wy dienen immers
zijn belang. Het ligt daarom
niet op onze weg om stiekem
de ouders in te lichten. Doen
wij dat wel, dan jaag je je
cliënten weg en waar moeten
zij dan heen?"
De SOR verwijt het JAC ook
met vrijwilligers te werken,
die niet zijn opgeleid en daar
door niet in staat zijn de pro
blemen op hun juiste waarde
te schatten. De Smet be
strijdt dit. „Een diploma van
de sociale academie betekent
nog niet datje inzicht hebt en
goed hulp kan bieden. Dat
kan ook door eigen erva
ring."
De SOR noemt de JAC's niette
min zeer anti-gezinsbenade-
rend. Secretaris Ankersmit:
„Alle narigheid by de opvoe
ding van kinderen is best te
voorkomen. Hoe dat precies
moet, daarover laten we in ju
ni een nota verschijnen."
Madeliefjes hebben ze er niet
aangetroffen en
paardebloemen evenmin.
Maar wel een bijzondere
magnolia en een palm,
luisterend naar de naam
Arenga retroflorescens. Echt
spektaculair was de vondst
van een Rafflesia, een
parasiet die geheel in de
stengels van lianen
verborgen leeft en bloemen
heeft van liefst vijfenvijftig
centimeter doorsnede.
Vier maanden is een Nederlandse
expeditie onder leiding van de
Leidse botanicus dr. H.P.
Nooteboom op Kalimantan (het
vroegere Borneo) geweest, in het
gebied van de Bukit Raya. Dat is
een berg in het midden van dit
grootste eiland van Azië.
Vier maanden lang hebben
Nooteboom en acht andere
wetenschappers in dit
regenwoud gezocht naar levend
groen. Dat ging met vergrootglas
in de hand en rozensnaar in de
vestzak. Lopend maar ook
kruipend speurde men naar
planten. En of het nu een Phallus
impudicus of een Cyperus
melanospermus was, dat maakte
niet uit. Het mochten zelfs
brandnetels zijn. Als het maar
flora was.
Doel van de onderzoekingstocht
(kosten: 125.000 gulden) was
namelijk een inventarisatie te
maken van wat er op dit stukje
tropisch Azië allemaal groeit.
Dat was daar nog niet eerder
gedaan en dat terwijl Borneo de
rijkste flora van Indonesië bezit.
Hout
De vraag is alleen voor hoe lang
nog, want
houtkapmaatschappijen zijn
druk bezig korte metten te
maken met het plantenleven op
Borneo. Per dag slepen zij
duizenden kubieke meters
marantihout uit het bos en
daarbij wordt ander groen niet
ontzien. Zelfs niet het groen
binnen het reservaat. Maar de
grenzen daarvan zijn dan ook
nog niet aangegeven. En
controle is uitgesloten. Zowel
gèld als mankracht ontbreken
daarvoor.
Meer dan de helft van het
bosbestand gaat thans op
Borneo verloren en het enige wat
telt is het economische belang
ervan. Na olie is hout er de
belangrijkste inkomstenbron.
Daarnaast eist de sterk
toenemende inlandse bevolking
Onder leiding van de Leidse botanicus dr. H.P. Nooteboom keerde een gezelschap van
plantensystematici en bosbouwkundigen onlangs terug van een vier maanden lange expeditie naar
Centraal-Borneo, dat de rijkste flora van Indonesië bezit. Wetenschappelijk gezien was dit gebied nog
een witte vlek. Die is nu ingevuld, al wordt het behoud van dat gebied bedreigd door
kapvergunningen....
door Sjak Jansen
Dr. H.P. Nooteboom: "Indonesische regering verkoopt de ene kapvergun-
ning na de andere".
(foto Peter Senteor)
haar tol en zijn er belangen voor
wat betreft de akkerbouw.
Aangezien de bosgrond zich
gemakkelijk in akkers laat
veranderen, vestigen zich veelal
inlanders op de plaatsen waar
bomen zijn gekapt. En zijn die
nog niet gekapt, dan kappen zij
ze zelf en gaan op die plek
groente verbouwen. Maar deze
onvruchtbare grond is na
hooguit twee jaar al uitgeput en
wordt verlaten; voor de akkers
moet dan weer een nieuw stuk
bos worden gekapt. Wat
overblijft is een wildernis van
gras en struiken, die geen enkel
nut meer oplevert. Het gevolg is
echter wel een totaal verstoorde
waterhuishouding met
overstromingen in de regentijd
en watergebrek in de droge tijd.
Aldus de conclusie van dr.
Nooteboom. Hij leidde deze
botanische verzameltocht, die
was opgezet door het
Rijksherbarium in Leiden en het
Herbarium van de Plantentuin in
het Indonesische Bogor en
waaraan tevens werd
deelgenomen door de
Landbouwhogeschool
Wageningen, Unesco en het
Forest Research Institute in
Bogor.
Verjonging
Behalve het in kaart brengen van
de daar aanwezige flora werden
ook zaken als de
bodemgesteldheid en de
opbouw van het regenwoud
bestudeerd. „Een ander punt"
vertelt Nooteboom, „betrof de
relatie tussen het bos en de
ondergrond. Op steile hellingen,
zo hebben we ontdekt, gaat de
grond onder het bos afschuiven.
Daardoor worden op sommige
plaatsen alle gewassen
ontworteld. Sommige bomen
vallen dan om en daar krijg je
een unieke vorm van
bosveijonging."
Vier maanden is de expeditie van
de bewoonde wereld afgesloten
geweest. Maar altijd was er de
hulp van vele tientallen ter
plaatse gecontracteerde dragers.
De inventarisatie van de flora
leverde vierduizend collecties
op. Die werden met spiritus en in
kranten geconserveerd en
worden het komende jaar in
Leiden geanalyseerd en op naam
gebracht. De onderzoekers
twijfelen er niet aan of het
meegenomen materiaal zal nog
vele spektaculaire ontdekkingen
opleveren. Maar dat blijkt pas na
analyse.
Nu al weten Nooteboom en zyn
medewerkers dat veel soorten
planten op Borneo een grotere
verspreiding hebben dan
voorheen bekend was. Sommige
werden voor het eerst in
Indonesië geregistreerd en
enkele waren zoals gezegd
volkomen nieuw voor de
wetenschap.
De bevindingen zullen worden
genoteerd in de Flora Malesiana,
een wetenschappelijk boek in
een oplage van slechts duizend
exemplaren over de plantengroei
in Indonesië, Maleisië,
Singapore, Papoea Nieuw
Guinea en de Filippijnen.
Rijst
Ook is het de bedoeling een
historisch overzicht te maken
van de flora die vroeger in de
Bukit Raya voorkwam. Dit kan
worden gereconstrueerd aan de
hand van oude stuifmeelkorrels
die in het veen bovenop de berg
zijn gevonden. Volgens
Nooteboom een alleraardigste
vondst.
Al in 1981 bezocht hij het gebied
om zich er te oriënteren. Toch
kon hij niet voorkomen dat het
vorig jaar een nogal barre tocht
werd naar Borneo. Het kostte de
deelnemers negentien dagen om
vanuit Jakarta de Bukit Raya te
bereiken.
Anderhalve ton rijst, driehonderd
kilo kranten en zeshonderd liter
spiritus moesten
stroomopwaarts over de rivier
worden vervoerd. Maar door de
droogte waren de rivieren
ondieper dan voorzien. De
prauwen konden dan ook
minder zwaar worden beladen,
wat tot gevolg had dat er vier
keer zoveel boten nodig waren
dan gepland.
„We werden ook opgehouden door
de talloze stroomversnellingen"
vertelt Nooteboom. „Die
maakten het te gevaarlijk om in
het water te blijven. De laatste
nacht van die tocht hebben we
dan ook op een grind bank in de
rivier moeten doorbrengen, wat
nogal hachelijk was omdat het
water in dat gebied soms vijf
meter per dag stijgt."
Vandaaruit is men het bos
ingegaan om het basiskamp op
te slaan. In drie maanden tyds
werd daar duizend kilo aan
collecties vergaard. Trof men een
bijzondere plant aan, dan werd
hij in achtvoud geplukt en voor
verscheping naar Nederland
gereed gemaakt Haar
eigenschappen waren dan al in
het veldboek genoteerd.
Eten
Over de toekomst van het gebied is
Nooteboom somber gestemd.
„Wij denken aan de natuur, maar
zij vinden het hout veel
belangrijker. Dat is hun brood.
Veel hangt dan ook af van de
economische situatie. Wil het
kappen ophouden, dan moeten
er andere bestaansmiddelen
worden gevonden. Maar nog
altijd verkoopt de Indonesische
regering de ene kapvergunning
na de andere en het zijn vooral de
Japanse maatschappijen die
daarvan profiteren. Zo gaat de
houtopbrengst nog het land uit
ook."
„En ook de plaatselijke bevolking,
die groeit er enorm hard terwijl
er lang niet voldoe ide eten is.
Om dat toch te krijgen branden
de mensen op bepaalde plaatsen
alle vegetatie plat en leggen dan
kleine akkertjes aan. Tot daar
niks meer groeit en dan gaan ze
weer verder. Om in hun eerste
levensbehoeften te voorzien
moet er denk ik geld
beschikbaar komen."