Financiële hulp alleen redt Derde Wereld niet Moet Nederland "taal van onderdrukker" stimuleren? Yecten teniet gedaan door ternationale geldpolitiek LEZERS SCHRIJVEN Humanisme JDERDAG 24 MAART 1983 procent van de totale geldstroom die naar ontwik- lingslanden gaat, bestaat uit gelden die afkomstig n van de ontwikkelingshulp. Een bedrag waarop je niet blind moet stateren. Of, zoals J. Pronk, adjunct- -retaris-generaal van de UNCTAD (de handels- en twikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties) gt: „Hulpverlening aan de Derde Wereld is niet zo langrijk. Dat is altijd te weinig. Het ontwikkelings- leid moet zich meer richten op die andere, veel om- ngrijkere geldstromen naar de ontwikkelingslan- ronks visie wordt er te veel hulp gepraat (al hebben we t wat al te veel op liefdadig- id lijkende woord inmiddels rvangen door samenwerking) te weinig over de andere ele- enten in de economische poli- k ten aanzien van de Derde ereld. Hij is van mening dat er wereldniveau onderhandeld oet worden over een totaal tve economische orde. Al door de invoer van een ge- :el ander economisch stelsel de westerse landen uit is komen waarin zij nu erkeren, en kunnen er ontwik- elingsperspectieven geboden orden voor de Derde Wereld, bewindslieden die nu in de di- landen de ministeries van ntwikkelingssamenwerking be- olken, hebben geen of zeer wei- g invloed op die sectoren van et beleid die samen de finan- ieel-economische politiek bepa- ïn. Hierdoor ontstaat het gevaar at er internationaal een politiek evoerd wordt die zowel op kor- als op lange termijn zeer on- unstige effecten voor de Derde "ereld zal hebben. De ministers ontwikkelingssamenwer- ng zullen dan in een positie ge- imanoeuvreerd worden dat hun ^beleid zich uitsluitend kan be perken tot het geven van nood hulp, een doekje voor het bloe den. Hulp die weliswaar op korte termijn effect zal opleveren (zo als overleden) maar vaak weinig perspectief biedt op blijvende verbetering. te Nederlandse minister van ont wikkelingssamenwerking, me vrouw Schoo, heeft bij de behan deling van haar begroting gezegd dat er meer hulp moet worden gegeven aan de allerarmste ont wikkelingslanden. Zij verkeren immers niet in een positie dat hun situatie onmiddellijke en verregaande consequenties heeft voor de rijke landen, zoals dat wel het geval is met de positie van wat rijkere ontwikkelings landen, zoals Mexico. De finan ciële situatie van Mexico (in welk rijtje ook Argentinië en Brazilië passen) dreigde het financiële wereldbestel te ontwrichten, zo dat het Westen belang had bij de reddingsoperatie. Het initiatief van mevrouw Schoo werd door Pronk toegejuicht, maar een blijvende positieverbe tering van de ontwikkelingslan den is naar zijn mening alleen mogelijk als de bewindsvrouw invloed krijgt op het financieel en economisch beleid dat in Ne derland wordt gevoerd (en inter nationaal repercussies heeft). Die invloed heeft mevrouw Schoo nu niet. Pronk ontvouwde zijn visie tijdens een tweedaagse bijeenkomst van het Nederlands Instituut voor In ternationale Betrekkingen „Clin- gendael". Een negentigtal amb tenaren, wetenschappers en praktijkmensen trok zich vorige week terug in de duinen van Noord wij kerhout om te praten over de vraag hoe het Nederland se ontwikkelingsbeleid in de ja ren tachtig er diende uit te zien. De bijeenkomst was ook vooral bedoeld om de top van het minis terie van ontwikkelingssamen werking een richtlijn te geven voor hun toekomstig beleid. De door deze regering noodzakelijk geachte „herijking" van het be leid dwingt de ambtenaren tot het vinden van nieuwe wegen. Of zij die in Noordwijkerhout heb ben gevonden is de vraag. Opvallend was tijdens de twee daagse bijeenkomst dat pleidooi en voor een nieuwe internationa- Ie economische orde, zoals ge voerd door Pronk, en pleidooien voor een stimuleringsbeleid zo als gevoerd door de rector van het Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag, L. Emmerij, beantwoord werden met inter rupties van topambtenaren waarin deze wezen op de absolu te noodzaak van terugdringing van het financieringstekort, wat een stimuleringsbeleid in hun vi sie uitsluit. De opmerking van Emmerij dat mevrouw Schoo zich te veel richt op de allerarmste ontwikkelings landen (hulp) maar niet over weegt een initiatief te nemen voor een stimuleringsplan voor de midden-inkomens-ontwikke lingslanden, in de vorm van een Marshall-plan - met een kapi taalsoverdracht van enkele mil jarden guldens werd door de ambtenaren zwijgend aange hoord. Kennelijk constateerde Emmerij daarmee een feit. door Rian van Kuppenveld Een ontwikkelingspr oject in Tanzania. Waarom gaat het daar zo slecht en doet Korea het zo goed? (Foto GPD) Meningen op deze pagina zijn voor rekening van de auteurs Meer baat lijkt de ambtenarentop te hebben gehad met de discus sie over wat wetenschapper Geet van de Gemeentelijke Universi teit van Amsterdam noemde „de optimale besteding van de mar ginale (ontwikkelings)gulden". Daarin kreeg de rol van het be drijfsleven in de ontwikkelings samenwerking een groot aan deel. WD-Tweede-Kamerlid F. Weisglas zag zelfs het „draagvlak van ontwikkelingssamenwer king" afbrokkelen als we ons niet positief opstellen tegenover de relatie tussen het bedrijfsle ven en ontwikkelingssamenwer king. Hij is sterk voorstander van een grote invloed van het Neder landse bedrijfsleven tijdens het bestedingsoverleg (de gesprek ken die Nederland voert over het hoe, wanneer en waaraan beste den van de Nederlandse gulden in een ontwikkelingsland). Deze opmerking deed Pronk in op rechte woede ontsteken. Naar zijn mening heeft het bedrijfsle ven al invloed genoeg (of ze die ook gebruiken is een tweede) en tast vergroting van die invloed de kwaliteit van de hulp alleen Later in de discussie kon Pronk, wat rustiger nu, een redelijke mate van overeenstemming be reiken met de vroegere staatsse cretaris voor de exportbevorde ring Dik 8 ook een verklaard te genstander van mede-beslis singsrecht voor het bedrijfsleven tijdens het bestedingsoverleg 8 die ervoor pleitte meer gebruik te maken van de kennis van het bedrijfsleven in een bepaald land. Je moet de mogelijkheid niet uitsluiten, zo zei Dik, dat het bedrijfsleven bepaalde behoef ten van een ontwikkelingsland op een andere wijze, maar mis schien doeltreffender, kan invul len dan waaraan de regering van dat land in eerste instantie denkt. Normgevend, zo vonden Dik en Pronk (en ook Weisglas), moet de vraag van het ontwikke lingsland blijven en niet de wens dan wel de mogelijkheid van het bedrijfsleven. De discussie in Noordwijkerhout heeft voor de top van het minis terie vooral een theoretisèhe on derbouw van al praktisch gestel de beleidsdaden opgeleverd. Meer aandacht voor de allerarm sten, een nader onderzoek naar de concentratielanden (Emmerij: waarom heeft troetelkindje Tan zania het zo slecht gedaan en het verfoeide Korea zo goed?), in schakeling van het bedrijfsleven, het zal er allemaal wel komen. Het lijkt wat te optimistisch om van deze minister van ontwikke lingssamenwerking te verwach ten dat zij zich met verve achter de door Pronk bepleitte nieuwe internationale economische orde schaart. Aan deze orde moeten volgens Pronk een aantal abso luut noodzakelijke voorwaarden voorafgaan zoals stimuleringsbe leid in de rijke landen, betere sa menwerking tussen de ontwik kelingslanden; voorwaarden die door Schoo's topambtenaren werden vergeleken met een „kar retje in de supermarkt" en door Pronks partijgenoot Van Traa (secretaris buitenland van de PvdA) veel te „ambitieus" wer den genoemd. „Als één van die voorwaarden wordt gerealiseerd mogen we al blij zijn. Maar wat staat er voor morgen op de agen da van de onderhandelingen?" Rian van Kuppenveld houdt rich als verslaggever onder meer herig met ontwikkelingssamenwerking. Het omstreden bezoek van Hermans aan Zuid-Afrika Kan een bekende Nederlandse schrijver in het speciale VN-jaar voor sancties tegep Zuid-Afrika lezingen houden voor Zuidafrikaanse staatsinstellingen, zoals de universiteiten. Hoe ver moet een culturele boycot, zeker gezien de speciale banden tussen de Nederlandse cultuur en die van de uitvinders van de „apartheid" gaan: moeten ook de blanke tegenstanders van het regime erdoor getroffen worden? Sinds ruim een jaar zijn de officiële culturele betrekkingen met Pre toria door de Nederlandse rege ring verbroken. Met de gang naar Zuid-Afrika van een van Neer- lands meest prominente schrij vers, Willem Frederik Hermans, komen echter alle argumenten voor en tegen individuele con tacten aan de orde. Het belangrijkste tegenargument: culturele Nederlands-Zuidafri- kaanse contacten zijn alleen daarom al immoreel omdat de aan het Nederlands verwante Afrikaans de „taal van de onder- dukker" is, van de blanke min derheid die de zwarte meerder heid de meest elementaire rech ten ontzegt. Hermans, een dezer dagen door onze correspondent in Zuid-Afrika geinterviewd, vindt zo'n boycot daarentegen „weerzinwekkend eri krankzin nig". In de eerste plaats wijzigt geen en kele Zuidafrikaan zijn mening door een Nederlandse boycot, al dus Hermans. Ten tweede gaat het ten koste van de Nederlandse cultuur, terwijl we toch blij zou den moeten zijn met belangstel ling daarvoor aan het andere ein de van de wereld. En verder vindt Hermans een culturele boycot schijnheilig, want een boycot die geldt kost, zoals een olieboycot, daar willen ze in Ne derland niet aan Kritische Zuidafrikaanse schrij vers mengden zich vervolgens in de discussie, door het belang te onderstrepen van uitwisseling van ideeën met kritische Neder landers. „Contacten met een vrije geest kan Afrikaners' slechts goed doen en hen helpen kritischer te worden", aldus de Zuidafrikaanse professor Lin- denberg, in het dagblad Trouw. In Nederland vrager» velen zich echter af of er door de het toelatingsbeleid in Zuid-Afri ka wel van een kritische dialoog met Zuidafrikanen sprake kan zijn. De christendemocratische parle mentariër Jan-Nico Scholten, een van ijverigste bestrijders van de Zuidafrikaanse apartheid in Nederland, zegt niet tegen een bezoek van een Nederlands schrijver aan Zuid-Afrika te zijn. Daar zelfs onder bepaalde om standigheden voorstander van te kunnen zijn. „Maar niet wanneer het bezoek uitgelegd kan worden als een bevestiging van het sys teem, wanneer de activiteiten meer tot voordeel van de blanke minderheidsgroep zijn dan van de zwarte meerderheid. Tot nu toe hebben heel wat Nederlan ders in Zuid-Afrika rondgelopen, overlopend van begrip voor de problemen van de onderdruk kers", aldus Scholten. Hoewel Hermans zegt zich uit drukkelijk niet met politiek te willen bemoeien in Zuid-Afrika, krijgt volgens deze zienswijze wel elk bezoek van een bekende Nederlander aan het land een po litieke betekenis. Andere beken de Nederlanders, onder wie de voormalige voorzitter van de Ne derlandse Raad van Kerken, ds. Berkhof, Pax Christi-voorzitter Marga Klompé en ook Scholten zélf krijgen namelijk zelfs geen toestemming meer voor een be zoek aan het land. De Nederlandse wetgeving stelt geen enkele beperking op het reizen naar Zuid-Afrika. Wel be vroor het kabinet-Den Uyl in 1977 het bestaande culturele ak koord en zette de eerste regering- Van Agt de procedure tot af schaffing in werking (en werd ook de visumplicht voor Zuid afrikaanse staatsburgers inge voerd). Door de Nederlandse af komst van de Afrikaanders (stamverwantschap het daar) zou een dergelijke maatregel vrij hard aankomen, zo redeneerden achtereenvol gende, overgrote meerderheden in de Tweede Kamer. Én dat was ook het geval, zo geeft een woordvoerder van de Zuid afrikaanse ambassade in Den Haag toe. Nederlandse literatuur (voor zover niet verboden door de censuur) ligt - al dan niet in het Afrikaans vertaald - in de Zuidafrikaanse boekwinkels. Al op de middelbare school kunnen Zuidafrikaanse kinderen kennis nemen van Nederlandse litera tuur en bij de taalwetenschap pen op de universiteiten is het Nederlands een belangrijk bij vak. Er bestaat volgens de atta ché, ondanks de boycot, „nog steeds een vrij levendige belang stelling" voor de Nederlandse li teratuur. Hermans onderschrijft dit volledig in het interview en noemt het „schandelijk" en „be lachelijk" wat Nederland deze mensen aandoet. De Zuidafrikaanse professor And- ré Brink, waarvan ook niet alle werken door de censuur zijn ge komen, haalt Hermans uit z'n geïsoleerde positie. Volgens hem is een culturele boycot „zelfver nietiging". En „opvattingen weg houden door middel van een cul turele boycot zal dè toestand al leen maar verergeren in plaats van te verbeteren". Sietse Bos- gra van het Komite Zuidelijk Afrika daarover: „met een boy cot zul je soms mensen treffen die je niet wilt treffen. Maar voor een deel gaat het in Zuid-Afrika ook om een kleine groepje men sen die hun brood verdienen met het Nederlands". Belangrijk argument voor econo mische, maar ook voor culturele boycotmaatregelen is voor de an- door Marien van den Bos ti-apartheids-groepen in Neder land het feit dat de zwarte bevrij dingsbewegingen daar al jaren om vragen. Omdat Oosteuropese en Derde Wereldlanden nauwe lijks of geen culturele betrekkin gen met de blanke Zuidafrikaan se minderheid onderhouden is deze oproep voornamelijk ge richt op West-Europa en de Ver enigde Staten. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft voor dit doel het jaar 1982 zelfs uitgeroepen tot „het VN-jaar voor de sankties tegen Zuid-Afrika" en dit voor 1983 verlengd. Naast Nederland worden ook in Engeland en de Verenigde Sta ten akties gevoerd tegen schrij vers en artiesten die ondanks de vele oproepen voor veel geld Hermans: boycot krankzinnig. naar Zuid-Afrika gaan voor op tredens, lezingen etc. In de Ver enigde Staten, waar de anti apartheidsbeweging vooral wordt gedragen door zwarte be- volkinggroepen, bestaat zelfs een zwarte lijst van artiesten die in Zuid-Afrika hebben opgetre- (Foto: ANP). den. Zij worden regelmatig ge confronteerd met demonstraties en soms een lege zaal. De zange res Roberta Flack weigerde om die reden een aanbod van 2,5 mil joen dollar voor een tournee door Zuid-Afrika. De Britse akteursbond Equity gaat steeds verder in het verbod aan haar leden met Zuid-Afrika sa men te werken. De Britse bon den kennen een min of meer ver plicht lidmaatschap en de beslui ten zijn bindend voor de leden. In Nederland zijn natuurlijk alle stromingen onder kunstenaars verenigingen en uitgeverijen aanwezig. Wat de schrijvers be treft is er een actie gaande om in contracten met de uitgever de clausule op te nemen dat Zuid- Afrika wordt uitgesloten van het verspreidingsgebied. Zo overkwam het ex-politicus en kinderboekenschrijver Jan Ter louw, die zich bleek te kunnen verheugen in een forse belang stelling voor zijn Koning van Ka toren uit 1972 in Afrikaanse ver taling. Omdat de royalties by de uitgever liggen heeft Terlouw in middels beloofd de opbrengst van het boek in Zuid-Afrika ter beschikking te zullen stellen van een goed dóel. De Nederlandse Stichting „VN-jaar voor de sanc ties tegen Zuid-Afrika" heeft alle uitgevers in Nederland benaderd en probeert de standpunten aan het boekenfront ten opzichte van Zuid-Afrika te inventariseren. Hermans zou Hermans niet zijn als na terugkeer uit Zuid-Afrika zyn ervaringen op de een of andere manier niet opnieuw discussies tof zullen opleveren. Geruchten als zou ook „de volksschrijver" Gerard Reve, die zijn pro-apart heids-opvattingen niet onder stoelen of banken pleegt te ste ken, binnenkort naar Zuid-Afri ka gaan voor een lezingencyclus, worden door zijn uitgever Else vier tegengesproken. Zijn boe ken worden er - waarschijnlijk om andere dan politieke redenen - ook niet officieel uitgegeven. In uw uitgave van zaterdag 12 maart jl. stond onder de kop "Humanistisch Verbond heeft niet te klagen" een samenvatting van een artikel van de juridisch adviseur van de RK Kerkprovin cie mr. F.H.M. van Spaendonck dat eerder verscheen in 1-2-1 in formatiebulletin van de kerkpro vincie. In dat artikel, waarop nog een tweede volgt, en door Van Spaendonck louter op persoon lijke titel geschreven, stelt deze dat de klacht van het Humanis tisch Verbond door de overheid te worden achtergesteld bij de kerken, niet serieus kan worden genomen. Hoewel dr. R. Tielman en ik aan 1-2-1 een directe reactie zullen aanbieden, nadat ook het tweede artikel van Van Spaendonck daarin is verschenen, wil ik niet nalaten op de samenvatting in eerder genoemde uitgave van uw krant in te gaan. Niet op alle be weringen van Van Spaendonck (dat gebeurt immers elders) maar op de diepere strekking van zijn denken. Want wat is het geval? Terwijl nu toch langzamerhand binnen de kerken en erbuiten als feit wordt aanvaard, dat een toenemende buitenkerkelijkehid gaat samen vallen met een bijna gelijkoplo- pende ongodsdienstigheid (45 a 50 van de Nederlandse bevol king) fulmineert Van Spaen donck tegen de aanspraken van het Humanistisch Verbond op meer gelijkberechtiging bij en door de overheid. Daarbij wordt door hem niet uitgegaan van de realiteit dat Nederland geen christelijke natie meer is. Echter zowel de cijfers uit sociaal onder zoek als uit de praktijk van onder meer de geestelijke verzorging en vorming wyzen aan dat niet alleen de ongodsdienstigheid met rasse schreden is toegeno men maar ook dat steeds meer mensen kiezen voor het alterna tief van de ongodsdienstige hu manistische levensovertuiging (zie R.A.P. Tielman en J.F. Sinke "Humanisten in Nederland, een samenvattend overzicht" in Re kenschap maart 1983 blz. 13 tot en met 17). Dat is de realiteit van en voor de jaren tachtig en het is vanuit die verschuiving in het geestelijk le ven van mensen dat het Hu manistisch Verbond terwille van diezelfde mensen en niet om de glorie van het eigen bestaan de overheid bij herhaling heeft ge vraagd om een betere subsidie- verdeelsleutel voor de humanis tische geestelijke verzorging en vorming en andere voorzienin gen. Onze ervaringen met deze verzoeken naar verschillende de partementen zijn in de afgelopen jaren deels hoopgevend deels te leurstellend geweest. Naar de overheid worden nu nieuwe en meer indringende (onder meer juridische) stappen gezet voor verdergaande gelijkberechti ging. De ergste weerstand hierbij is echter niet afkomstig van de overheid die eenvoudig recht moet doen, maar van enkele ker ken die kennelijk nog negentien de eeuws denken. Daarbij verto nen ze een intolerantie en be houdzucht die haaks staat op het (helpen) nastreven van het heil voor mensen, ook al vinden die mensen dat buiten de kerk en buiten de godsdienst. Gelukkig slaat dit verwijt van intolerantie op een deel der kerken maar ze brengen daarmee ook het andere deel in verlegenheid en discre dit. Een reactie als die van Van Spaen donck waarin zelfs nog het be staansrecht van humanistische geestelijke verzorging wordt be twijfeld en wordt toegeschreven aan destijds genomen politieke beslissingen zonder objektieve criteria, is aan dat beeld van into lerantie zeker een bijdrage. Dr. J.F Sinke. hoofd dienst geestelijke verzorging bij de strijdkrachten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 11