Claus heeft recht op 'n echte baan Zinvolle functie had "depressie" waarschijnlijk kunnen voorkomen E*" ZATERDAG 12 MAART 1983 PAGINA 17 „Ik was een gewone burger van 39 die hier vanuit het buitenland naartoe kwam en trouwde met de kroon prinses. Alles wat ik er nu van kan zeggen is: het wa ren zestien jaren van leren en aanpassen. Aan de ene kant is er de rol, aan de an dere kant de man zelf. Je krijgt toch een soort iden titeitscrisis - om een mo derne uitdrukking te ge bruiken. Het was niet ge makkelijk. En ik ben een slecht acteur. Het is nog steeds niet gemakkelijk". Het is alweer twee jaar geleden dat prins Claus deze woorden sprak tot een groep buiten landse journalisten. En lang zamerhand is het iedereen wel duidelijk geworden dat het niet eenvoudig is. Niet al leen het in het wel en wee van Oranje geinteresseerde deel van de natie maakt zich zor gen over de prins. Men vraagt zich af of het niet voor een deel met zijn functie te ma ken heeft, dat hij nu al vijf maanden wordt behandeld wegens „klachten van de pressieve aard". Onverteerbaar Ook op het Haagse Binnenhof dringt deze vraag zich lang zaam op. En niet omdat de prins-gemaal het zo druk met die functie heeft. Integen deel. De inhoud van die func tie laat zich het best om schrijven met: „Het is de be doeling dat hij geen enkele functie verricht". Voor een arbeidzame, intelligente man als Claus, die bovendien op het standpunt staat dat je je tijd goed moet besteden, een situatie die nauwelijks te ver teren is. Hoe privé depressieve klachten ook zijn en welke andere fac toren er ook aan ten grond slag liggen, je hebt wel dege lijk een verantwoordelijk heid in het zoeken naar op lossingen als één van de oor zaken zou zijn dat iemand niet kan functioneren omdat hij in een keurslijf is geperst. Deze opvatting wordt langza merhand gemeengoed in po litiek Den Haag. Al is ieder een het er wel over eens dat de verantwoordelijkheid in eerste instantie ligt bij het ka binet. J. J. Vis (lid van de Eerste Ka mer voor D'66) is hoogleraar staatsrecht aan de Rijksuni versiteit van Groningen. „De ministers hebben een verant woordelijkheid. Ik denk dat zij mensen die iets te maken hebben met het bestuur - en dat heeft prins Claus niet in een zodanige positie horen te plaatsen dat hij niet kan func tioneren". Oud-minister van binnenland se zaken mr. W. F. de Gaay Fortman, als bewindsman in het eerste kabinet-Den Uyl (1973-1977) belast met de be trekkingen met het Konink lijk Huis, zegt: „Als de ge zondheid van prins Claus wordt beinvloed door zijn po sitie dan* heeft het kabinet daar iets mee te maken. Want er kunnen daardoor moeilijk heden ontstaan in zijn open bare relatie tot de koningin, zijn functie als echtgenoot van het staatshoofd". Als dus het uitzicht op een echte baan een bijdrage zou kun nen leveren tot de genezing van prins Claus, dan ligt daar wel degelijk een taak voor de ministers, zo luidt de ziens wijze die steeds meer ingang vindt. Onschendbaar Een van de hoofdbestanddelen van ons staatsbestel wordt gevormd door artikel 42 van de Grondwet. In het tweede lid staat daar: de Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. Ook de positie van de prins-ge maal wordt bepaald door de grenzen van die ministeriële verantwoordelijkheid, zo wordt algemeen gesteld. Dat dat nergens officieel staat neergeschreven, doet voor politici vaak minder ter zake dan de constitutionele spelre gels die daaruit zijn voortge vloeid. In de praktijk komen die erop neer dat voor een zelfstandig optreden van de echtgenoot van de koningin nauwelijks enige ruimte is. Er wordt dus een functie ge zocht die wel aardig is, maar net niet helemaal volwaardig. Tot voor enige tijd was het vol strekt taboe om je zelfs maar de vraag te stellen of een prins-gemaal niet een echte baan kon krijgen. Een waarin hij zijn persoonlijke capaci teiten zoveel mogelijk kon ontplooien. Kun je van een prins-gemaal niet meer ma ken dan „mooi zitten op de tweede rij"? Met name door politici werd met zorg verme den deze gedachte te oppe ren. Het ging toch goed zo, was de algemeen heersende opinie. En had nu juist het verleden niet bewezen dat een zelfstandig optredende Langzaam begint de gedachte post te vatten dat de "ziekte" van prins Claus wel eens alles te maken zou kunnen hebben met het ontbreken van een zinvol arbeidzaam leven. Ook politiek Den Haag begint zich af te vragen of een prins-gemaal niet méér kan doen dan "mooi zitten op de tweede rij". Rian van Kuppenveld sprak daarover met de hoogleraar staatsrecht J.J. Vis en oud-minister van binnenlandse zaken mr. W.F. de Gaay Fortman. Prins Claus zoals we hem meestal te zien krijgen, in de schaduw van koningin Beatrix. In die functie mag hij geen mening hebben. <Poto anpi prins-gemaal voor heel wat problemen kan zorgen? Maar het blijkt zo niet goed te gaan. Daar is ook „Den Haag" nu van overtuigd, al bestaat daar nog een lichte aarzeling om uit deze consta tering ook werkelijk conse quenties te trekken. De eerste die het taboe door brak was de hoogleraar staatsrecht Vis. Het is voor hem volstrekt duidelijk dat er ministeriële verantwoor delijkheid bestaat voor de ko ningin. Maar hoe zit dat nou voor andere leden van het Koninklijk Huis? Niet ver Vis: „Ik kom met die ministe riële verantwoordelijkheid voor leden van het Konink lijk Huis niet zo erg ver. Je hebt het dan over mensen die op de een of andere manier de kroondragende functie mee helpen ondersteunen, zoals dat heet. Die staan on der leiding zo is de con structie - van het hoofd van het Koninklijk Huis, de ko ningin. Zij is in die visie de baas van het Koninklijk Huis. En aangezien de konin gin valt onder ministeriële verantwoordelijkheid, krij gen die andere leden van het Koninklijk Huis daar ook mee te maken. En dan is de regel: hoe verder van de troon, hoe minder. Maar hoe dat in de praktijk werkt, is een vrij onduidelijke zaak. Op grond daarvan heeft de politiek - want het is politiek, het heeft niets met staats recht te maken wat mij be treft - de neiging om op veilig te spelen en de leden van het Koninklijk Huis heel kort te houden. Hoe minder ze in fei te doen, hoe beter". Mr. W. F. de Gaay Fortman vindt dat het hoog tijd wordt dat die hele ministeriële ver antwoordelijkheid voor an deren dan de koningin eens ter discussie wordt gesteld. En hij verwijst daarbij naar de praktijk in landen waar een constitutionele president functioneert. De Gaay Fort man is van mening dat er al leen op het punt van de erf opvolging een verschil be staat tussen een constitutio nele president en een consti tutionele koning. „Maar de bevoegdheden en de positie, de kwetsbaarheid van de po sitie: dat is. allemaal identiek. Het valt mij steeds meer op dat er vanzelfsprekend van wordt uitgegaan dat er ver schil is tussen een koning en een president. Men interes seert zich veel meer voor de privé-omstandigheden van de koning, dan voor die van, zeg, de Duitse Bondspresi dent Carstens. Maar als wij billijk willen blijven tegen over onze koningin en haar gezin, dan moeten wij ons tel kens afvragen: hoe zouden wij handelen indien het staatshoofd een president door Rian van Kuppenveld was. Pertini, de president van Italië, is getrouwd met een vrouw die een betrekking heeft. Maar geen sterveling in Italië kan het wat schelen wat mevrouw Pertini uitvoert. En over zijn kinderen wordt niet gepraat". Lockheed Gaay Fortman is van mening dat de zogenaamde afgeleide ministeriële verantwoorde lijkheid voor leden van het Koninklijk Huis alleen be staat voor zover de positie van de koningin in het ge ding dreigt te komen: als fa milie van de relatie met het Nederlandse staatshoofd ge bruik dan wel misbruik maakt en dan in moeilijkhe den komt. „Het kabinet-Den Uyl heeft zich zo diepgaand bemoeid met de zogenaamde Lockheed-affaire omdat de Prins der Nederlanden in op spraak raakte door de wijze waarop hij met zijn positie als echtgenoot van de koningin was omgegaan. Dan komt de ministeriële verantwoorde lijkheid in het geding". Voor Vis is juist de Lockheed- affaire aanleiding om te zeg gen dat we eindelijk eens moeten ophouden met al dat gepraat over die afgeleide mi nisteriële verantwoordelijk heid. „Alle abstracte betogen daarover zijn sinds die tijd betrekkelijk disfunctioneel. We dachten dat we een rege ling hadden die waterdicht was, maar we hadden een Commissie van Drie nodig om de problemen uit te zoe ken. Kijk, als er echt een af geleide ministeriële verant woordelijkheid was, dan had het kabinet moeten aftreden toen duidelijk was wat de verwikkelingen waren met prins Bernhard. Laten we dat heel goed zeggen. Als die mensen werkelijk de verant woordelijkheid op zich had den genomen van datgene wat er gebeurd is, dan had den ze moeten weggaan. Nou, dat is niet gebeurd. De ministers hebben een somber gezicht getrokken, een com missie die zaken laten uitzoe ken". „Het materiaal dat die commis sie vond, is beschreven en dat is besproken en daarna zijn we overgegaan tot de or de van de dag. Sindsdien is de afgeleide ministeriële ver antwoordelijkheid een vrij onzinnig verhaal. Die was er juist niet, dat bleek duidelijk. En bovendien: als iemand te gen een afgesproken regel in gaat en hij doet dingen die schadelijk zijn voor het aan zien van de familie, van het Koninklijk Huis, van het Ko ninkrijk der Nederlanden, dan hou je dat niet tegen met een afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid". Hol Het waren de staatslieden Drees en Oud die voor het eerst met de term op de prop pen kwamen. In het kader van de Grondwetsherziening werd hen in het begin van de jaren zestig gevraagd of zij de regering op dit punt wilden adviseren. Zij gaven een defi nitie van het begrip: „De grens van de ministeriële ver antwoordelijkheid moet daar getrokken worden waar een particuliere aangelegenheid geen openbaar belang raakt". Vis: „Dat is een holle omschrij ving. Het is bepaald niet ver helderend. Het zou in de praktijk dan zo moeten werken: de minister-presi dent spreekt de koningin toe en die laat vervolgens aan de leden van het Koninklijk Huis weten wat wel en wat niet kan". De Gaay Fortman vindt het „absurd" om te eisen dat de koningin een oogje houdt op haar kinderen, haar zuster en zwager, de vier prinsen op het Loo en haar ouders..Het is natuurlijk ondenkbaar dat koningin Beatrix erover kan waken dat er niets gebeurt Het is onbillijk om te denken en absurd". Vis: „De conclusie moet denk ik zijn, dat wij wel alle moge lijke staatsrechterlijke con structies kunnen maken, maar dat het geheel staat of valt met het gedrag en de in stelling van de betrokken personen". Vis voorziet grote problemen als we zo krampachtig blij ven volhouden dat leden van het Koninklijk Huis eigenlijk geen echte baan kunnen heb ben, omdat dat misschien ooit eens een keer problemen zou kunnen opleveren. In zijn visie, die door De Gaay Fortman worfit onderschre ven, brengen we door het voortdurend opleggen van beperkingen het koning schap zelf in gevaar. Wringen „Het zal overal gaan wringen. Want wij vragen van de men sen een tegendraadse bewe ging, het inleveren van een stuk persoonlijkheid en per soonlijke ontwikkelingsmo gelijkheden. Wij hebben de praktijk ook niet bijgesteld aan de realiteit van de dag. En die is dat de Nederlandse koningin het koningschap heel sterk als een functie ziet, als een baan. Ze heeft een hu welijk mogen sluiten dat niet gebaseerd was op de ratione le overwegingen van het verleden, maar ze is ge trouwd met iemand waar ze van hield. Dat huwelijk had dus eigenlijk niets meer met die functie te maken. En daar zouden we eigenlijk conse quenties uit moeten trekken, maar dat doen we niet. We zetten de echtgenoot bij in die mystiek-symbolische eta lage die we hebben overge houden en geven hem een soort franje-achtige functie in het geheel. De echtgenoot maakt een terugtocht als het ware en dat in een samenle ving waar iedereen zijn rech ten loopt te claimen en als het ware geëmancipeerd is". „Bij prins Claus lijkt mjj het probleem ook klemmender omdat hij uit een normale si tuatie is gekomen. Hij heeft voor zijn brood gewerkt en ik kan mij voorstellen dat zoiets dan helemaal moeilijk te ver werken is. En ik vind datje in principe ook de vraag be hoort te stellen: kun je men sen dat nog aandoen. Is dat menselijk gesproken nog te verantwoorden. Want hij wordt tekortgedaan in een aantal grondrechten. Hij mag niet uitspreken wat hij denkt, hij is niet benoembaar in alle functies, integendeel er wordt iets ongevaarlijks voor hem gezocht. En ik denk dat déér juist het depriviligeren- de, het declasserende en dis criminerende zit. Je moet ge woon in principe streven naar een vaste baan. Je kunt met het geven van een func tie heel ver gaan. Kijk eens naar wat de man nu was ge weest als hij binnen het Duits bestuur was gebleven. Waar om zou een hoge functie op het ministerie van buiten landse zaken niet kunnen? Ik denk dat dat heel goed kan". Onderste ladder Prins Claus is zich altijd heel goed bewust geweest van de beperkingen die zijn functie hem oplegde. „Ik mag mijn mening alleen naar buiten brengen als die niet con troversieel is". „Ik probeer zo min mogelijk naar buiten te treden". „Het is natuurlijk een staatsrechterlijke fictie, maar ik word op constitutio nele gronden geacht er geen eigen mening op na te hou den over politiek controver siële zaken". „Voor iedereen die op latere leeftijd promi nent is geworden, blijft toch dat menselijke probleem dat er altijd een spanning bestaat tussen de officiële rol en de privé-persoon die je bent". „Wij staan wat inspraak be treft op de onderste ladder van de maatschappij", zo maar wat uitlatingen van hem. Maar prins Claus heeft het dan ook wel met de paplepel in gegoten gekregen, als je daar van bij een 39-jarige nog kunt spreken. Het was de minister van staat Beel die de prins na zijn aankomst in Nederland lessen in staatsrechtelijk ge drag gaf. En van Beel mocht niets. Die was doodsbe nauwd dat het einde van de monarchie in zicht was, zodra leden van het Koninklijk Huis iets echts gingen doen. Daar kreeg je maar last mee. Beel prentte prins Claus in dat hij nooit zijn eigen me ning mocht geven, dat hij zich ook in gedrag van elke stellihgname diende te ont houden. En Claus maakte zich dat, consciëntieus als hij is, geheel eigen. Het was ook Beel die het niet direct voor de hand vond liggen dat de prins een functie zou krijgen in de Raad voor de Ruimtelij ke Ordening en andere ad viescolleges. Element En het is juist de functie in de Raad voor de Ruimtelijke Or dening die prins Claus nu nog bekleedt, waarvan iets zinnigers zou zijn te maken. Bijvoorbeeld door de prins als voorzitter te laten optre den. Evenals van zijn Bijzon der Adviseurschap van de minister van ontwikkelings samenwerking. De prins werd tijdens het eerste kabi net-Van Agt door minister De Koning van ontwikkelingssa menwerking als zodanig aan gesteld. Hij was daar zeer mee in zijn element en leidde een aantal delegaties naar ontwikkelinglanden. Tijdens het kabinet-Van Agt II ging er echter in de persoon van minister C. van Dijk een nieuwe wind op het departe ment waaien. In de praktijk betekende dat voor de prins dat hij sterk in zijn functione ren werd belemmerd. Advie zen verdwenen ongelezen on der in een la. De baan waarin hij zich echt tot zijn recht voelde komen, werd geheel uitgehold. De hints die de prins daarover voorzichtig gaf werden niet opgemerkt. Er werd althans niet aan de verantwoordelijke minister meegedeeld dat het een van twee was: of de prins echt zijn werk laten doen of op houden met al die poppekas- terü en hem ontheffen van zijn taak als Bijzonder Advi seur. In politiek Den Haag is men wat huiverig om op staats rechtelijke gronden te beslui ten tot een zinvolle baan voor de prins-gemaal. De ministe riële verantwoordelijkheid is toch iets waar men in princi pe niet graag aan wil tornen, al is iedereen het erover eens dat die voor een zo beperkt mogelijk aantal leden van het Koninklijk Huis moet gel den. Nonsens In de praktijk ziet eigenlijk nie mand een bezwaar in het ge ven van een functie aan de prins. Iedereen is het er wel over eens dat je „heel ver" kunt gaan. Voorzitter van een adviesorgaan, een hoge de partementale functie, het feit dat de prins zitting heeft in de Raad van State benutten om dit tot een „echte" job te laten uitgroeien. Het zijn alle maal mogelijkheden die wor den genoemd. Wel is men van mening dat het verstandig zou zijn als de mi nister-president bij het verle nen van een functie, van tevo ren de fractievoorzitters in de Tweede Kamer zou inlichten, zodat zij de baan niet in de krant hoeven te lezen. Ook zou dan het risico vermeden worden dat politici publieke lijk hun afkeuring of ont stemming zouden laten blij ken. Maar voorop staat dat een zinvolle baan mogelijk moet zijn en is. En als dat tot gevolg heeft dat de prins minder representatieve taken voor zyn rekening gaat ne men, dan is dat geen be zwaar. Daar zal iedereen wel aan wennen. Het initiatief tot dit alles dient wel uit te gaan van het kabi net Of zoals Vis zegt: „Dit ka binet noemt zich het no-non- sense-kabinet. Laten ze dan ophouden met deze non sens".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 17