c
BOEKEN
Fenomeen pedofilie in mild daglicht
lichtvoetig verhaal over
ondernemend stel kinderen
Verfrissende en
leerzame kijk op
West-Duitsland
WEER GRATIS VERKRIJGBAAR OP
ALLE POSTKANTOREN
Kees Verheul
[Een jongen met
vierbenen
Opkomst celibaat
historisch belicht
i»sr!®ffl!SEEïï=
Varia
DONDERDAG 24 FEBRUARI 1983
"De tijd van de jeugd, de tijd van
de schoonheid.
Heldere stemmen, die openlijk
roepen.
Blauwe ogen, of donkere ogen.
De tijd van de jeugd, wie zal
haar beschrijven".
De laatste versregel van deze
strofe uit Hanlo's bekende ge
dicht "Wij komen ter wereld"
is niet zozeer een vraag die om
een antwoord bedelt, alswel
een verzuchting die de dichter
slaakt over de inspanning, die
het vergt, zo'n karwei te kla
ren. Toch hebben schrijvers in
het verleden met niet aflatende
ijver getracht hun jeugd in
kaart te brengen. Eén van de
laatste pogingen is in het werk
gesteld door Kees Verheul, die
tot nu toe vooral bekendheid
genoot als vertaler en essayist,
in zijn boek Een jongen met
vier benen, dat enkele weken
geleden bij uitgeverij Querido
is verschenen.
Verheul beschrijft in Een jongen
met vier benen met bewonde
ring afdwingende precisie de
belevenissen van een jongen,
wiens vroege jeugd zich af
speelt in een middelgrote pro
vincieplaats, vlak na het einde
van de oorlog. Het boek be
staat uit vier, nauw op elkaar
aansluitende verhalen, name
lijk: "Met Bennie spelen",
"Meisjesgek", "De nieuwe jon
gen" en "Bij meneer Prinsen",
waarin we hem tot ongeveer
zijn veertiende jaar kunnen
volgen. In de verschillende
episoden zien we hoe de jon
gen door de omgang met leef
tijdgenootjes en een ingrijpen
de relatie met een oudere man
tot seksuele bewustwording
komt.
In het eerste verhaal maken we
kennis met Bennie, die op
school niet erg mee kan komen
en zich nauwelijks bemoeit
met de 'nette' leerlingen. De
hoofdpersoon, van wie de
naam in dit boek wordt ver
zwegen maar wiens jeugdjaren
in grote trekken overeenko
men met die van Kees Verheul
zélf, vat al gauw vriendschap
op voor deze onopvallende
knaap. Ze bouwen samen hut
ten, halen kattekwaad uit,
kortom: ze doen alles waar jon
gens van die leeftijd aardig
heid in hebben.
De jongen legt grote belangstel
ling aan de dag voor de geïllu
streerde bijbel, die Bennie's
ouders in de kast hebben
staan. Vooral door de afbeel
ding waarop Abraham zijn
zoon Isaac offert, raakt hij ge
fascineerd. "Het plaatje van de
achteroverliggende jongen"
brengt hem op het idee van een
spelletje. Met zijn vriendje
Bennie speelt hij het offerritu
eel in de bosjes na. Als mes ge
bruiken ze een tak en als Ben
nie deze neer laat komen op de
ontblote buik van de jongen,
krijgt deze voor het eerst een
"tintelige sensatie".
Op een dag maken de twee vrien
den kennis met een klasge
nootje, bij wie ze thuis gaan
spelen. De jongens kijken hun
ogen uit in het rijk ingerichte
huis en gedragen zich bedeesd.
Niet lang echter, want eenmaal
aangekomen in de ruime ka
mer van hun nieuwe speel
makker, vernielen ze na een
tijdje als ware anarchisten
broederlijk, diens boeken en
speelgoed en gaan ze er daarna
scheetsgewijze vandoor.
Tijdens de gymnastiekles, bij het
paalklimmen een gebeurte
nis waarmee de Freudianen
wel raad zouden weten, maar
in de beschrijving waarvan
Verheul zorgvuldig de literaire
clichés heeft vermeden - loopt
Bennie een hersenschudding
op. De jongen zoekt zijn getrof
fen kameraadje niet meer op.
Langzaam bekoelt de vriend
schap.
"Meisjesgek" verhaalt hoe de
jongen bevriend raakt met
twee meisjes uit de arbei
dersklasse. Hij komt onder de
bekoring van hun prille char
mes, maar als dit culmineert in
een onschuldig vrijpartijtje,
waarbij één van de zusjes hem
op het bed duwt, wordt ook de
ze vriendschap met het ge
mak dat kinderen eigen is -
verbroken.
In "De nieuwe jongen" ontmoet
de hoofdpersoon Olivier, een
fabrikantenzoontje, met wie
hij tijdens het huiswerk maken
homo-erotisch getinte spel
letjes speelt. Hij wordt zich
vaag bewust van zijn "anders
zijn" en merkt dat hij steeds
meer naar Olivier gaat verlan
gen. Op een gegeven moment
krijgen zij gelijktijdig een on
schuldig huidziekte. Terwijl ze
de wondjes op eikaars benen
bestuderen, vereenzelvigt de
jongen zich zo met Olivier, dat
het lijkt of zij samen één onbe
kende jongen met vier benen
vormen. Als de ouders van Oli
vier er achter komen dat de
jongens "vieze" spelletjes met
elkaar doen, wordt hun de om
gang met elkaar verboden.
"Het leek of er in onze hele om
gang, vanaf de eerste dag, iets
ergs was geweest iets waar
van ik, zonder zelf te weten wat
het was, de schuld droeg".
Het slothoofdstuk is het aangrij
pendste, wat mij betreft. De
jongen ontmoet Marijke, een
nogal eenkennig meisje, met
wie hij de zondagsschool be
zoekt. Na afloop van het saaie
godsdienstonderricht nodigt
het meisje hem uit bij haar
thuis, waar het er vrolijk aan
toe gaat. De vader van Marijke,
Meneer Prinsen, blijkt pedofiel
te zijn en is ten gevolge van
zijn 'ziekte' ontslagen. De jon
gen voelt zich meteen aange
trokken tot deze aardige, over
koetjes en kalfjes keuvelende,
man, die hem zo heel anders te
gemoet treedt dan zijn over
spannen vader.
Op dagen dat zijn vrouw en
dochter niet thuis zijn, nodigt
meneer Prinsen hem alleen uit.
In de echtelijke slaapkamer
wordt de jongen door de man
ingewijd in de mogelijkheden
op seksueel terrein. De jongen
laat zich de handtastelijkheden
van meneer Prinsen zonder
protesten welgevallen. Wan
neer zijn eerste schuchterheid
is verdwenen, neemt hij zelf
het initiatief. Ofschoon meneer
Prinsen strikte geheimhou
ding eist en zijn kleine min
naar zo het gevoel geeft dat hij
de enige is, komt de jongen er
al snel achter dat de man nog
meer vriendjes heeft, die hij
zelfs af en toe in hun spel be
trekt. Zo ontdekt hij dat er nog
wel meer - en ook nog wel
mooiere - mannen bestaan,
die de Griekse beginselen zfin
toegedaan. Deze wetenschap is
er tenslotte debet aan dat de re
latie langzaam doodbloedt.
Ik hecht eraan te verklaren, dat
bovenstaande korte weergave
van de inhoud weinig recht
doet aan dit meeslepende
boek. Wat Verheul hier heeft
gepresteerd, mag zonder
schroom uniek worden ge
noemd. De eerlijkheid van zijn
proza heeft mij zeer getroffen.
De liefdevolle wijze waarop hij
de relatie tussen de jongen en
de man heeft beschreven,
dwingt respect af en ik zou de
rigide moralisten in dit land
van harte willen adviseren
eens kennis te nemen van dit
werk. Verheul's boek stelt ech
ter niet alleen het fenomeen
pedofilie in een wat milder
daglicht, het bekritiseert ook
op subtiele wijze het systeem
van rangen en standen, waar
mee men reeds in de jeugd te
maken krijgt.
De beschrijving van de jongens
jaren heeft - zoals Brouwers in
zijn pamflet De Nieuwe Revi
sor overtuigend aantoonde
al heel wat "couveusebellet-
trie" opgeleverd, maar het re
laas van Verheul bewijst dat
het ook anders kan. Hij bezoe
delt de bladzijden niet met het
verstikkende huiskamerrealis-
me, waarop wij in het verleden
wel zijn getracteerd. De jongen
in dit boek mag zijn handen
dichtknijpen met zo'n 'geeste
lijke vader'.
CEES VAN HOORE
Kees Verheul, Een jongen met vier
benen, Amsterdam, Querido, 1982,
29,50.
Vrouwen en getrouwde mannen kunnen geen priester worden, en
wanneer een priester trouwt wordt hij uit het ambt ontslagen.
Deze (overigens eeuwenoude) regels m.b.t. priesterschap en ce
libaat staan te lezen in het onlangs bij Gooi en Sticht verschenen
boek van dr. Van Bilsen "Huwelijk en kerkelijk ambt".
De auteur is gedoken in de geschiedenis van deze problematiek.
Hieruit blijkt, dat in de eerste eeuw de meeste priesters waren
getrouwd. In de tweede eeuw kwamen er als antwoord op de
decadentie vrijwillig celibataire priesters. Overigens waren er in
die tijd vele maagden, die met priesters een geestelijk huwelijk
sloten en gingen samenwonen.
Het was de tijd, waarin de kerk richtlijnen opstelde m.b.t. huwe
lijk en sexualiteit. Het huwelijk werd onontbindbaar verklaard;
men mocht slechts één vrouw hebben; hertrouwen mocht niet;
samenleven van man en vrouw was verboden; en homofilie
overigens werd alleen gesproken over mannen met mannen -
was niet toegestaan.
In de eeuwen daarna werd meer nadruk gelegd op maagdelijkheid
en kuisheid. In 325 werd op het concilie van Nicea bepaald, dat
priesters niet mochten trouwen. Een gehuwd man kon alleen
priester worden als zijn vrouw maagd was en bleef. Ofschoon
men zich er niet of nauwelijks aan hield kwamen er in de eeu
wen daarna tal van celibataire priesters bij. De Lateraanse conci
lies uit de 12de eeuw bepaalden, dat gehuwde priesters moesten
scheiden, omdat het huwelijk ongeldig was.
De celibaatswet werd overigens niet alger-een onderhouden. In
Nederland woonde in de 16e eeuw 25% van de priesters samen
met een vrouw. Het concilie van Trente (1545-1563) sprak de
banvloek uit over diegenen, die zich negatief uitlieten over het
celibaat voor priesters. In de 17de en 18de eeuw spraken nogal
wat Franse filosofen zich uit tegen het verplichte celibaat. In de 19de
eeuw ebde de kritiek weg. Priesters hielden zich voor zover be
kend aan de celibaatswet.
Begin deze eeuw stak de kritiek de kop weer op. Het Tweede
Vaticaans Concilie bevestigde het celibaat. Het Pastoraal Conci
lie sprak zich er tegen uit. Vele priesters stapten uit het ambt en
trouwden. Tot op de dag van vandaag, alhoewel het minder
wordt.
THEO KROON
("Huwelijk en kerkelijk ambt", dr. ThJ.C. van Bilsen, uitg. Gooi en
Sticht, 35,-)
De 11-jarige Claudia heeft er ge
noeg van. Altijd moet zij, als
enige en oudste meisje in een
gezin van 4 kinderen, èn de af
wasmachine leegmaken èn de
tafel dekken èn zaterdags alle
prullenmanden legen. Boven
dien: alles is elke dag stomver
velend en hetzelfde. Kortom,
de tijd is rijp om weg te lopen,
vindt het meisje. Maar dan wel
op een weloverwogen manier,
want van rommel en ongemak
houdt Claudia niet. Wat schone
kleren en vooral geld zijn ver
eisten. Vandaar dat Claudia
haar spaariustige broertje Jim
my uitnodigt mee te gaan. Als
verblijfplaats kiest het meisje
het Metropolitan Museum in
New York. En ze wil pas weer
naar huis als iedereen haar op
de juiste waarde weet te schat
ten.
Dit is het begin van 'Het wonder
lijke archief van mevrouw Fit-
zalan'. Het archief komt pas op
het eind van het verhaal ter
sprake. Eerst volgt een uitge
breide aanloop met de avontu
ren van broer en zus in het im
mens grote museum. Elke dag
laat het tweetal zich insluiten.
Om aan het waakzame van de
supposten te ontsnappen moe
ten ze een klein uur elke dag
op een wc-pot staan. Een sier
lijk oud-Engels bed dient als
slaapplaats.
Claudia en Jimmy zitten overdag
niet stil: overdag lopen ze mee
met allerlei rondleidingen. Tij
dens zo'n rondleiding raakt
Claudia helemaal in de ban van
het beeld van een engel, dat
wordt toegeschreven aan de
beeldhouwer Michelangelo. Ze
moet en zal het geheim van dit
beeld ontdekken. Aanvanke
lijk leidt haar speurtocht tot
niets. Claudia wordt niet de 12-
jarige Beelden-heldin, zoals ze
zich had voorgesteld. Eén mo
gelijkheid blijft nog open: me
vrouw Fitzalan, de vroegere ei
genaresse van het beeld. Mis
schien weet zij meer over de
herkomst van de Engel.
'Het wonderlijke archief van me
vrouw Fitzalan' is een wonder
lijk boek over een wonderlijk
stel mensen. Het boek is eigen
lijk een brief van mevrouw Fit
zalan, waarin het hele verhaal
wordt verteld. Dit is af en toe te
merken aan de tussen haakjes
geplaatste opmerkingen. Mis
schien kan niet iedereen op
voorhand geboeid raken door
al deze gegevens: een museum
heeft de naam duf en saai te
zijn. Toch zorgt die onver
wachte combinatie van het
weglopen van huis, het eigen
wijze gedrag van Claudia (die
heel goed weet wat ze wil en
vooral niet wil), de voortduren
de spanning van het verstop
pertje spelen in het museum,
de gemoedelijke omgang tus
sen zus en broer (ook een bij-
dehantje) en het zoeken naar
E.L. Koningsburg
de herkomst van het beeld
voor een vermakelijk en onder
houdend geheel. Bovendien
voert de humor in dit lichtvoe
tig geschreven verhaal de bo
ventoon. Van alle personen
komt Claudia met haar eer
zuchtige karakter het beste uit
de verf.
Het taalgebruik en de veronder
stelde voorkennis bij gebruik
te namen, woorden en begrip
pen (vooral in het museum)
maken het boek niet zo een
voudig en het meest geschikt
voor lezers boven de 12 jaar.
MARGOT KLOMPMAKER
(Het wonderlijke archief van me
vrouw Fitzalan, E.L. Konigs-
burg, vert. B.Drukker, uitg.
Querido, prijs f 17,90).
Een tafereeltje dat zich in de ja
ren vijftig vaak afspeelde:
Duitse toerist vraagt in Neder
landse plaats de weg. De on
dervraagde stuurt de Duitser
falikant de verkeerde richting
uit.
Wraakgevoelens na een oorlog
ten opzichte van de vroegere
vijand nemen vaak groteske
vormen aan. De generatie die
de Tweede Wereldoorlog be
wust heeft meegemaakt, heeft
alle reden om niet al te vrien
delijk te zijn tegenover de Oos
terburen. Maar daarin schuilt
een levensgroot gevaar: dat
voor het gemak alle Duitsers
over één kam worden gescho
ren. En dat zodoende alle Duit
sers als oorlogsmisdadigers
worden beschouwd.
Nu in de jaren tachtig, dunt de
oorlogsgeneratie wat uit. Er
komen wat relativerender ge
voelens naar voren. En zeker
bij de na-oorlogse generatie le
ven de haatgevoelens jegens
het Duitse volk niet meer zo
sterk. West-Duitsland wordt
nu gezien als het grote, machti
ge buurland, dat er dankzij de
Marshall-hulp en hard werken
weer snel bovenop kwam en
economisch gezien vooraan
staat in Europa.
Dat datzelfde, in tweeën gedeel
de, West-Duitsland, nu de
glans van de welvaart wat dof
fer wordt, met een groot identi
teitsprobleem te kampen
heeft, daarover lees of hoor je
eigenlijk maar weinig.
Daarom is het opmerkelük en
leerzaam dat Ben Knapen, cor
respondent in Bonn voor on
der meer de NOS, aan de hand
van heel duidelijke voorbeel
den een boek heeft gewijd aan
dat naar zijn identiteit zoeken
de West-Duitsland. "Het Duit
se onbehagen" heet het, maar
die titel is door de uitgever be
dacht. "Een land op zoek naar
zijn identiteit", zet Knapen zelf
in de subtitel, die de lading dan
ook veel meer dekt.
Kern van zijn beschouwing is de
constatering dat aan alle kan
ten in West-Duitsland de twij
fel knaagt, terwijl een collec
tief houvast ontbreekt. "Het
uiteindelijke en meest traditio
nele houvast -de natie- waar
men zich in andere landen
steeds heviger aan vastklampt,
bestaat in de Bondsrepubliek
niet".
Zoals in veel Westerse landen, is
ook in de Bondsrepubliek de
bevolking op zoek naar een
overzichtelijker maatschappij.
Dat uit zich, volgens Knapen,
in een opwaardering van het
"Heimatsgefühl", dat ontdaan
van zijn nazistische elementen
een handvat voor de Duitsers
is om zich aan vast te grijpen.
Er zitten, volgens de auteur, in
Moord op papier
De viering van het tienjarig be
staan van de "Crime de la cri-
me"-reeks van De Arbeider
spers stond in het teken van
Patricia Highsmith. Dus is
het niet vreemd dat haar veel
geprezen wërk "A suspen
sion of mercy" eveneens in
deze uitstekende serie werd
opgenomen. Ook al dateert
het uit 1965
Het wordt immers door velen
gezien als het sleutelwerk uit
het omvangrijke oeuvre van
Patricia Highsmith. Omdat
zij in haar hoofdfiguur Sid
ney iets van haarzelf moet
hebben gelegd. Die Sidney is
een schrijver van misdaadro
mans die volkomen verstrikt
raakt in een web van fantasie
en werkelijkheid nadat hij en
zijn vrouw hebben besloten
een tijdje uit elkaar te gaan.
Immers, juist dat raakvlak
waar misdaad het gewone le
ven in de houdgreep neemt,
heeft Patricia Highsmith al
tijd gefascineerd. Ze heeft er
veel over gezegd en geschre
ven. Maar zelden is het verva
gen van de grenzen tussen
realiteit en verzinsel zo be
kwaam getekend en zo sub
tiel verwoord
Een psychologische thriller,
maar meer psychologie dan
thriller. Het is soms fiks
doorbijten.
"Moord op papier" door Patricia
Highsmith, De Arbeiderspers, prijs
J 26,50.
'Koninklijke bloede'
Tomas Ross heeft zich met de
steun van een aantal voortref
felijke recensies voor vroeger
werk in de rug nu op de
Lockheed-affaire geworpen.
Hij heeft als het ware een ver
volg geschapen in "Van ko
ninklijken bloede", met prins
Bernhard als belangrijkste
achtergrond-figuur.
Want als er op een conferentie
van een vliegtuigconsortium
in Brussel uit de tas van de
prins belangrijke papieren
zijn verdwenen wordt er al te
gemakkelijk een bepaald ver
band gelegd. Een man van de
Binnenlandse Veiligheids
dienst krijgt daarom op
dracht die papieren snel en
zonder opzien te baren temg
te vinden.
Aanvankelijk vindt hij alleen
maar vermoorde mensen op
zijn pad. Maar allengs wordt
het hem duidelijk dat het
meer is dan een jacht op een
paar documenten. Iemand
tracht de prins in diskrediet
te brengen.
Met een verrassende gerouti
neerdheid, gevoel voor sfeer
en oog voor details bouwt To
mas Ross het plot op. Dat hij
terwille van die details soms
tempo verliest moet daarbij
voor lief worden genomen.
Het blijft een thriller van for
maat tegen een uiterst her
kenbare achtergrond.
"Van koninklijken bloede" door
Tomas Ross, Van Holkema en Wa-
rendorf in Bussum 21,50).
KOOS POST
ADVERTENTIE
Stuurgroep Maatschappelijke
Discussie Energiebeleid,
Postbus 20102,2500 EC Den Haag.
Informatie-telefoon 070-624562
500.000 kranten
zijn er al verspreid.
Wilt ook mee-
discussieren? Haal er
dan eentje!
DEKRANT
"ENERGIEBELEID VOOR MORGEN'
„CNtRCieWiXtD'
"^Tderlandvoordvkeuzx::
welk
cner^bclcidWWOO-
Simenon (80)
geëerd met
Pedigree"
George Simenon is na twintig
jaar België, dertig jaar Frank
rijk en dertig jaar Zwitser
land kortgeleden 80 gewor
den.
Bruna Pockethuis heeft ter ge
legenheid daarvan een jubi
leumuitgave van zijn roman
"Pedigree" verzorgd in de se
rie zwarte beertjes.
Simenon wordt vrijwel altijd
vereenzelvigd met zijn Mai-
gret-verhalen. Dat is niet zo
vreemd: in totaal voerde hij
82 maal de eigenzinnige Pa-
rfise politiecommissaris met
zijn onafscheidelijke pijp ten
tonele. Film en televisie heb
ben er flink toe bijgedragen
dat de faam van Maigret en
derhalve ook die van Sime
non werd uitgedragen.
Minder bekend is Simenons ro
manreeks, waarvan een groot
deel is ontstaan in de periode
dat hijzelf zijn commissaris
een beetje beu was. Een be
langrijke plaats in die roman
reeks wordt ingenomen door
Pedigree, geschreven toen
Simenon van dokterzijde te
horen had gekregen dat hij
nog maar enkele jaren had te
leven.
Hij wilde zijn toen tweejarig
zoontje wat meer kennis
George Simenon
meegeven over zijn afkomst
en achtergrond, zodat de jon
gen later zijn vader beter
kunnen begrijpen. Hij wilde
dat aanvankelijk in brief
vorm doen, maar op aanra
den van een vriend koos hij
toch voor een roman, die be
gint bij zijn geboorte en ein
digt als de hoofdfiguur zes
tien is.
Het is geen exacte beschrijving
van Simenons jeugd in Luik,
maar volgens ingewijden zit
ten er zoveel autobiografi
sche elementen in dat zij in
Pedigree de sleutel zien van
veel wat Simenon in later
werk heeft uitgesponnen.
Maar voor wie dat betwijfelt is
Pedigree in elk geval een be
wijs dat de nu 80-jarige Geor
ge Simenon meer heeft ge
schreven dan alleen voortref
felijke politieromans.
dat verlangen naar overzichte
lijker levensomstandigheden
en geborgenheid wèl typisch
Duitse accenten. "De resociali
satie van het begrip 'Heimat'
verraadt uiteindelijk dat er een
gemis wordt gevooeld aan na
tionale identificatie".
Deze Heimat-beweging als een
zoektocht naar identiteit,
hoeft, volgens de schrijver,
niet per se als een afschrikwek
kend fenomeen te worden be
schouwd met nationalistisch
'irredenta-trekjes' (irredenta is,
volgens Van Dale, de leus dat
men moet streven naar hereni
ging van die delen van een
volksgemeenschap die door de
historische ontwikkeling van
het stamland gescheiden zijn,
met het moederland, in dit ge
val dus West- en Oost-Duits-
land). "Het is ook het natuur
lijk proces van een generatie
die zich gaat bezinnen op eigen
omgeving en Heimat".
Terwijl Knapen enerzijds de
tweedeling van de beide Duits-
landen dus als oorzaak van de
identiteitscrisis aangeeft, zoekt
hij de bron daarvan ook in de
geschiedenis. Hij toont aan dat
er eigenlijk nooit van een natie
als geheel sprake is geweest en
legt ook daar het verband met
de huidige problemen.
In de mengvorm die Knapen
voor zijn analyse van het West-
duitse probleem heeft gekozen
- deels beschouwing, deels re
portage - heeft hij ruimte ge
noeg kunnen besteden aan de
vele problemen en aspecten
van de Bondsrepubliek. Hier
door kwam er plaats voor pun
tige beschouwingen van bij
voorbeeld het fenomeen Bis-
mark. "De taaiste legende die
Bismarck heeft geschapen be
treft de stichting van het Twee
de Duitse Rijk. Terwille van de
macht van Pruisen sloot hij
een pact met een revolutionai
re duivel -het nationalisme- die
hij later nooit meer werkelijk
heeft kunnen temperen".
De lezer kan ook kennismaken
met de politici van deze tijd:
Helmut Kohl, F. J. Strauss en
Helmut Schmidt. Eveneens is
er ruimte voor kleurrijke be
schrijvingen van de stad Trier,
waar Karl Marx werd geboren,
voor het eiland Sylt, waar de
rijke Duitsers hun tweede huis
hebben, en voor een noodzake
lijke uitstap naar de DDR. Te
vens geeft Knapen nog een be
schouwing over de spiegel van
de Westduitse democratie: de
ntedia. Al deze hoofdstukken
vormen stukjes in de legpuzzel
van de Westduitse identiteits
crisis.
In zijn conclusie laat Knapen een
verkapte waarschuwing in de
vorm van een simpele consta
tering klinken: dat de Duitse
eenheid wel degelijk een grote
rol speelt in de Bondsrepu
bliek. Tegelijkertijd stelt hij de
lezer gerust door te stellen dat
angst voor dat eenheidsgevoel
misplaatst is, omdat het een lo
gisch gevolg is van de historie
van beide Duitslanden.
Hij wijst daarbij met een tame
lijk boos vingertje naar de
Duitsland omringende landen,
die, volgens de auteur, op het
Westduitse probleem nog net
zo reageren als vijfentwintig
jaar geleden de Nederlander
die de Duitse toerist de ver
keerde kant opstuurde. Hij re
kent op een verfrissende ma
nier af met dat clichédenken
en laat tot slot een aantal vra
gen ter overweging klinken,
"is de deling van Europa eeu
wig en is Amerikaanse en Rus
sische presentie in beide
Duitslanden ook in het volgen
de millennium de natuurlijke
toestand? Kan de Bondsrepu
bliek het 'open houden van de
Duitse kwestie' eenvoudigweg
ook aan de volgende generatie
als boodschap mee naar top
conferenties geven"?
Volgens Knapen worden deze
vragen zowel in de Bondsrepu
bliek zelf als in de omringende
landen te weinig gesteld, maar
behoeven ze dringend ant
woord. Wellicht daarom heeft
hij gemeend het Westduitse
identiteitsprobleem te trach
ten te analyseren. Dat hij dat
op een heldere, niet van humor
gespeende manier heeft ge
daan, maakt "Het Duitse onbe
hagen" een boek "zum haben".
ANNEMIEK RUYGROK
"Het Duitse onbehagen"; uitgegeven
door Bert Bakker in Amsterdam;
f29,50.