c
3
Vier nachten in
Fort Zeelandia
Varia
Vrije, objectieve nieuwsgaring is in Suriname on
mogelijk geworden. Dat blijkt uit de ervaringen
van onze medewerker Ruud de Wit. De laatste
vier van in totaal twaalf dagen Paramaribo
bracht hij door onder bewaking van de militaire
politie op Fort Zeelandia.
„Destabiliserende activiteiten" en „een eigen inter
pretatie van gebeurtenissen en geruchten" wer
den hem aangewreven. Een onvrijwillige en voor
tijdige aftocht naar Nederland was het gevolg. Op
deze pagina zijn relaas.
DONDERDAG 24 FEBRUARI 1983
„Ruud de Wit bevindt zich op dit
moment als enige Nederlandse
journalist in Paramaribo. Het
kostte hem veel moeite toestemming
te krijgen daar journalistiek werk
te verrichten. Het wantrouwen ten
opzichte van Nederland en de Ne
derlandse media bij de Surinaam
se autoriteiten is dermate groot dat
men de Nederlandse journalisten
eigenlijk liever niet meer ziet ko
men. Ze vertellen toch maar leu
gens, is de veel gehoorde bewering
hier".
Een citaat uit de inleiding bij de
eerste grote reportage die Ruud de
Wit vorige week in de GPD-bladen
publiceerde. Die reportage begon
aldus:
PARAMARIBO - De dag na de tele
visie- en radiorede van de 'bevel
hebber', zoals Boulerse meestal ge
noemd wordt, praat men in Para
maribo bepaald niet over de in
houd van zijn redevoering. Veelge
hoorde opmerkingen zijn: 'Wat zag
hij er toch slecht uit. Het leek wel
of-ie onder de valium zat'. Of: 'Hij
kwam zo rtioeilijk uit zijn woorden,
alsof hij de tekst voor de eerste keer
onder ogen kreeg'. Zo kunnen de ge
ruchten in Suriname ontstaan.
'Het leek wel' wordt al snel in de
volksmond 'het is zo'. En spoedig
weet iedereen hier dat Bouterse on
der de drugs zit omdat hij de situa
tie niet meer aan kan.
Enzovoort. Ik vond het een prima
reportage, van iemand die zich
kennelijk 'onder de mensen' had be
geven en niet alleen bij de tegen
standers van het Bouterse-regime
te rade was gegaan, maar ook bij
medewerkers van Bouterse als Dik
de Bie, het hoofd van de nationale
voorlichtingsdienst, en Robert Wei-
denbos, die Radio Stad Amsterdam
heeft ingeruild voor de Surinaamse
staatsradio. Maar het was vooral
een heel moedig stuk, omdat hij
niet geschroomd heeft daarin on
aangename zaken over 'de bevel
hebber' op te tekenen. 'Verstandig'
was dat natuurlijk niet. Ik zou niet
graag het aantal correspondenten
in Oosteuropese hoofdsteden de
kost geven die van daaruit op ver
standige, terughoudende wijze be
richten, niet eens uit vrees voor
lijfsbehoud, maar uit vrees te wor
den uitgewezen. Daarom verdient
het des te meer waardering dat
Ruud de Wit zich in de huidige on
zekere situatie niet als 'diplomaat',
maar als journalist in Suriname
heeft gedragen. Het scheelt natuur
lijk wel in het aantal door hem ge
maakte reportages, maar ook in de
betrouwbaarheid van die ene re
portage die hem gegund werd.
Kwaliteit is in zo'n geval meer
waard dan kwantiteit.
Toen de Gemeenschappelijke Pers
Dienst waartoe ook deze krant be
hoort) vorige week vrijdagavond
op de afgesproken tijd geen gehoor
kreeg op Ruud de Wits adres in Pa
ramaribo, ook niet na herhaald
bellen, en toen daarna het bericht
binnenkwam dat de Wereldomroep
geciteerd had uit het hierboven
aangehaalde stuk, dacht men o je
in Den Haag. Vanaf dat moment
heeft Hans Geleynse van de GPD
tot een uur of half 4 's nachts conti
nu alle bekende telefoonnummers
in Paramaribo afgebeld (een Suri
naams telefoonboek dat op de
redactie in Den Haag gevonden
werd bleek enigszins verouderd).
Eindelijk kreeg hij contact met de
(kennelijk bange) man bij wie
Ruud de Wit in huis toas, en die zei
dat deze was meegenomen door de
Militaire Politie, maar dat hij ver
der van niets wist. Sommige men
sen gooiden de hoorn meteen op de
haak zodra zij hoordén dat er uit
Holland gebeld werd, en ook auto
riteiten als Dik de Bie en Sital (een
zeer goede bekende van De Wit) zei
den gedurende de vier dagen dat
De Wit 'hangende het onderzoek
voor ondervraging was opgehou
den' steeds van niets te weten. 'Belt
u over een uur nog eens terug',
'morgen weten we meer', en dat
soort ontwijkende antwoorden.
Hans Geleynse schatte dat hij, in
clusief de mislukkingen (onder het
motto: 'draaien, altijd maar draai
en') zo'n tachtig keer per dag 09-
597 etcetera had gedraaid, en dat
het aantal tot stand gekomen ge
sprekken niet meer dan 12 zal heb
ben bedragen.
„Op den duur zei ik alleen maar
mijn naam, en niet dat ik namens
de GPD uit Holland belde, want
anders werd er toch meteen opge
hangen. Ik kreeg een keer de vrouw
of vriendin van Dik de Bie, de offi
ciële voorlichter, aan de telefoon, ik
zei: met Geleynse, mag ik Dik de
Bie even?, ja hij is thuis, zei zij,
even later kwam ze terug: waar
vandaan belt u?, ik zei Den Haag
GPD, korte pauze, en toen zei ze: hij
is erg moe en ligt nog te slapen, hij
kan u nu niet te woord staan".
De enigen van wie Geleynse iets te
weten kwam waren niet de officiële
woord-voerders of autoriteiten,
maar de soldaten of sergeants van
de militaire politie in Fort Zeelan
dia, die heel vriendelijk waren aan
de telefoon. De bewaker van De Wit
zei dat deze vlak bij hem in de cel
zat en wilde wel even gaan vragen
of Ruud de Wit aan de telefoon
mocht komen, maar kwam toch te
rug met de boodschap dat het niet
mocht. En toen Hans Geleynse, na
dat de beschuldiging van 'destabi
lisatie van het regime' was uitge-
proken, opnieuw Fort Zeelandia
belde met de vraag of hij Ruud de
Wit dan nu even mocht spreken,
werd gezegd: „U kunt morgen alles
zelf met meneer De Wit bespreken
in het vliegtuig".
Dat hij gevangen zat, en wanneer
hij terug kwam, werd dus niet via
de officiële kanalen bekend, maar
via een rechtstreeks belletje met de
wachtcommandant van Fort Zee
landia...
PARAMARIBO, DEN
HAAG - „Ze gaan een
keer die fout maken.
Hun anti-Nederlandse
politiek en hetze zal ze
ertoe brengen een Ne
derlander aan te pakken.
Pas maar goed op, want
als ze een kans krijgen
pakken ze je op. Dood
schieten zullen ze je niet,
zo verstandig zijn ze wel,
maar je loopt risico's".
Het is de dag na de rede
voering van Bouterse,
waarin hij zijn weinig ge
nuanceerde anti-kolo
nialistische aanval op
Nederland inzet en de
Surinaamse bevolking
oproept zich te organise
ren tegen de door de Be-
vrijdingsraad en Neder
land binnen te brengen
huurlingen.
Voorzichtig zijn, dat is me die
eerste dagen in Suriname vele
malen voorgehouden. Maar op
woensdag krijg ik alsnog toe
stemming van het hoofd van
de Nationale Voorlichtings
dienst, Dick de Bie om als jour
nalist aan de slag te gaan. Geen
voorwaarden vooraf, geen in
zage in de berichten, alleen het
verzoek om alles goed te veri
fiëren. Wat zal ik me ongerust
maken.
Donderdagavond zit ik bij vrien
den. We luisteren naar de
avonduitzending van de We
reldomroep, zoals zovelen in
Suriname. In het dagbladen-
overzicht wordt geciteerd uit
mijn eerste reportage in de
GPD-bladen. Als ik de citaten
hoor, schrik ik. Vooral de eer
ste zin. „De dag na de redevoe
ring zegt men in Suriname, dat
Bouterse aan de drugs is", of
zoiets. Als ik dan ook nog zo'n
vijf keer mijn naam tussen de
citaten door hoor, bekruipt me
voor de eerste keer een bang
voorgevoel. Zo lukraak geci
teerd, kan alles verkeerd wor
den geïnterpreteerd.
Ik bel diezelfde avond nog een
vriend bij de NVD. Hij advi
seert me de tekst bij me te hou
den en, zo er vragen worden
gesteld, aan te kunnen tonen,
wat ik wel heb geschreven en
vooral, heb bedoeld.
Grap
Vrijdagochtend meld ik me eerst
bij Dick de Bie. Hij heeft de
uitzending van de Wereldom
roep niet gehoord maar is er
wel over getipt. Om negen uur
heb ik een afspraak met de vi
ce-consul van de Nederlandse
ambassade, de heer Rose. Hij
grapt nog bij mijn vertrek:
„Ken je Rob Heukels. Die heb
ik toen ook uit de cel gehaald.
Dus als er wat met je gebeurt,
komt de consulaire afdeling di
rect in het geweer" (de journa
list Rob Heukels werd in 1980
door de legerautoriteiten gear
resteerd en na twee dagen het
land uitgezet).
Mijn afspraak met de demissio
naire minister van volksge
zondheid, de militair Badris-
sein Sital, gaat niet door. Hij
werkt op het bureau volksmo
bilisatie aan de organisatie van
de viering van drie jaar revolu
tie. De NVD heeft voor mij de
redevoering van Bouterse op
de band gezet, zodat ik hem la
ter die dag kan gebruiken voor
mijn bijdrage aan het Suri
naamse programma van Radio
Stad Amsterdam. Als ik die
band om 13.00 uur kan opha
len, zie ik ernstige gezichten
bij de NVD. Dick de Bie laat
me halen en vraagt me of ik wil
reageren via de SRS op het ge
bruik van citaten door de We
reldomroep.
NVD-journalist Robert Weiden-
bos, die ik goed ken van het
eerder genoemde Radio Stad-
programma zal me intervie
wen. Ik zeg mijn medewerking
toe op basis van een gezamen
lijke montage. Het gesprekje
loopt stroef. Noch Dick de Bie,
noch Robert noch ik zijn er ge
lukkig mee. De mediaproble-
matiek van Suriname, de We
reldomroep en de Nederlandse
pers over Suriname in vijf mi
nuten goed te behandelen en
het nog eens zijn ook, is onbe
gonnen werk.
De Bie brengt me vervolgens
naar mijn logeeradres. Ik eet
snel wat, want vanaf half drie
krijg ik vier telefoontjes: De
KRO. Radio Stad, de GPD en
tenslotte de Wereldomroep,
waarmee ik toch wel een ap
peltje wil schillen. Bij vrienden
die telefoon hebben vraag ik
een gesprek met de actualitei
tenrubriek Echo van de KRO
aan. Ik spreek mijn tekst in en
maak afspraken voor volgende
week. Het onderwerp van mijn
bijdrage heeft weinig destabili-
serends. Het betreft de positie
van Nederlanders die in Suri
naamse staatsdienst zijn en
door de Nederlandse stappen
in moeilijkheden dreigen te
komen.
Gerammel
Dan hoor ik gerammel aan het
hek. De bewoner van het huis,
waar ik bel, slaapt, en aange
zien ik aan het telefoneren ben,
laat ik het lawaai voor wat het
is. Plots zie ik een militair op
het erf die probeert de gesloten
deur aan de voorkant te ope
nen. Jan, de bewoner, is inmid
dels ook uit bed gekomen en
heeft de twee hevig blaffende
en grauwende waakhonden
aan de lijn. De MP grijpt zijn
wapenstok. Zoals iedere Suri
namer is hij bang voor honden.
Voor het hek staat een busje
van het nationale leger en er
naast een busje met walkie-tal
kies.
De MP komt naar binnen en
wijst naar mijn bandrecorder
en mijn fototas. „Wat is dat?
Wie bent u en wat bent u aan
het doen?" Ik vertel hem dat ik
journalist ben en dat ik toe
stemming heb van De Bie om
te werken. Hij beveelt me al
mijn spullen in te pakken en
mee te gaan voor controle. Op
mijn advies even langs De Bie
te rijden, die niet ver weg
woont, gaat hij niet in. Nog al
tijd gelovend in een misver
stand, stap ik rustig in het bus
je. De bestemming is het
hoofdkwartier van de MP,
naast Fort Zeelandia, hoofd
kwartier van Bouterse.
Zodra ik binnen ben, stapt ie
mand in uniform op me af. Ik
wil hem een hand geven maar
die weigert hij. In plaats daar
van begint hij in het Suri
naams tegen me te schreeuwen
en beveelt me mijn bandrecor
der en fototas neer te zetten.
Mijn papieren worden me afge
nomen en ik moet mijn zakken
leeghalen. Alles gaat snel, te
snel en ik weet niet meer of ik
nu bang werd of alleen maar
verbaasd was. De bevelen gaan
op schreeuwtoon en als ik niet
vlug genoeg mijn hand om
hoog doe, krijg ik een klap.
Daarna nog een. Dan komen
de waarschijnlijk geschrokken
omstanders in beweging, ze
nemen me weg van de man die
zo tegen me te keer gaat. Eerst
naar achteren, waar ik een cel
lenblok weet, maar na een
nieuw bevel brengen twee
mannen in burger me naar bui
ten.
Iedereen in Paramaribo kent het
cachot, the Devil. Een bakste
nen gebouw, halverwege de
straat en het MP-gebouw, mid
den in een groene tuin. Het is
een kleine, maar beruchte ge
vangenis. Een zware deur - aan
de achterkant eigenlijk - wordt
geopend, en ik kijk in een vier
kante kale, gepleisterde cel. Ik
moet me helemaal uitkleden,
tot op mijn onderbroek. De
kleren en mijn schoenen wor
den meegenomen. Net voor de
deur dicht gaat zie ik een Suri
naamse vriend staan die zich
verbijsterd afvraagt wat er ge
beurt.
Daar sta ik dan, geschrokken,
bijna naakt. Geen stoel, geen
bed, geen tafel, geen wc: een
kale ruimte met vier verho-
ginkjes van stenen aan de kant.
Op een ervan ga ik zitten. Later
zullen MP's me vertellen dat
dit de cel is waar Horb zch zou
hebben opgehangen. Na tien
minuten, schat ik, gaat de cel
open en moet ik mee naar een
andere deur aan de buitenkant.
Ik kom nu in het cellengedeel-
te. Uit een kamertje moet ik
een schuimrubbermatras ha
len.
Een celdeur, waarachter zich
reeds een gevangene bevindt,
gaat open. Als de cipiers weg
zijn, stelt hij zich voor. Hij was
een van de lijfwachten van
Horb. In wee andere cellen zit
ten nog twee lijfwachten van
Horb. Ze roepen naar elkaar.
Dat is hun enige communica
tiemogelijkheid. Op 31 januari
werden ze samen met Horb en
nog een twintigal anderen gea-
resteerd. Op verdenking van
een couppoging. Vier dagen
hebben ze niets te eten en te
drinken gehad. De jongen, bij
wie ik in de cel zit, is benieuwd
waarom ik ben vastgezet. Maar
ik weet het zelf niet. Ik vraag
hem ook maar niets. Dat lijkt
me voor beiden verstandiger.
De gevangenen kunnen een dou
che nemen en krijgen twee
dubbele boterhammen en een
mok zoete thee. De MP-er die
het eten brengt, begint op har
de commandotoon tegen me te
schreeuwen. „Wie bent u?
Waarom bent u geaares-
teerd?". Als ik hem meedeel
dat ik journalist ben, zegt hij
me: „Zegt u maar in Nederland
dat u met een MP-er heeft ge
sproken die revolutionair is. Ik
houd van mijn land waar een
revolutie plaatsvindt. Dat be
grijpen jullie Nederlanders
niet. Wij hebben een eigen de
mocratie en eigen wetten. Zegt
u dat maar in Nederland".
„Bent u wel eens op Cuba ge
weest?", vraagt hy nog steeds
op die harde commandotoon.
Als ik dat bevestig, wordt hij
rustiger. Hij is er dus nog nooit
geweest. Plots is er een nor
maal gesprek. „Waarom ik ben
opgepakt, of ik echt niets wil
eten?". Het is de laatste keer
geweest dat iemand tijdens
mijn verblijf by de MP tegen
me geschreeuwd heeft.
De MP-er verzoekt me terug in
de cel te gaan. Ik mag myn
spijkerbroek en hemd aan en
dan gaat de deur weer dicht.
Dan wordt een van de gevange
nen uit zyn cel gehaald Ik
hoor de sleutel in het slot en
denk direct dat ze mij komen
halen. Maar nee. Hoeveel tijd
verstrijkt er? Uren? Ik geloof
van niet
Weer de sleutel en dan moet ik
mee. Ik mag mijn sokken en
gympjes aandoen. Nu word ik
opgesloten in het MP-gebouw
zelf. Een vriendelijke behulp
zame toon. Het cellenblok van
de MP is geheel uit beton opge
trokken.
's Nachts word ik uit de cel ge
haald en naar de kamer van de
plaatsvervangend comman
dant majoor Zeeuw gebracht.
Hij is een van de zestien com
mando's van de eerste coup in
Suriname en ik herken hem als
de man die mij zo onvriende
lijk ontving en enkele klappen
uitdeelde. Voor hem liggen
mijn aantekeningen, mijn eer
ste versies van stukken. Mijn
handschrift is voor hem blijk
baar moeilijk te ontcijferen.
„Allemaal onware verhalen",
zegt hij. „Wie heeft u toestem
ming gegeven om als journalist
te werken?", vraagt hij.
Hij probeert De Bie te bellen,
maar weet niet goed hoe. Het is
midden in de nacht en hij heeft
het telefoonnummer van De
Bie niet. Ik moet terug naar de
cel.
Na het ontbijt in de cel word ik
om 9 uur voor in de hal van het
MP-hoofdkwartier gebracht
Ik herken de heer Rose, met
wie ik precies een dag tevoren
koffie dronk op het consulaat
„Dat hadden we gisteren ook
niet gedacht, hè?". „Ik ben ge
beld door BZ naar aanleiding
van een telefoontje van uw
werkgever de GPD gister
avond, We konden niets meer
doen, omdat we De Zeeuw niet
konden bereiken. Weet u waar
om u bent gearresteerd? Ik
weet het niet. Rose heeft wel
met Dick de Bie gebeld en die
was ook uiterst verrast.
Ik moet weer terug in de cel. De
hele dag lig ik op myn bed,
denk na wat er kan zyn ge
beurd en hoor de sjoelstenen
uit de manschappen-kantine
en de kaseko-muziek. Het war
me eten is uitstekend. We krij
gen hetzelfde als de cipiers, 's
Avonds zelfs een heerlijk
broodje kabeljauw.
Om 7 uur word ik weer uit de cel
gehaald. Een sergeant deelt me
mede dat ze gek worden van de
telefoontjes uit Nederland.
Mijn broer, myn zoon, de GPD.
Ik moet mee naar boven waar
de heer Cristofel zich voorstelt:
„Ik ben opsporingsambtenaar
en belast met het onderzoek. U
weet niet waarvoor u bent aan
gehouden, Nou, dat gaan we
samen vaststellen". Hy is af
standelijk maar vriendelijk.
Voor zich heeft hij weer myn
aantekeningen en concepten.
Ook de tekst van myn reeds in de
GPD-bladen gepubliceerde re
portage is er by. Cristoffel
haalt een bandrecorder tevoor
schijn en verzoekt me de noti
ties voor te lezen. Hij heeft
moeite met myn handschrift.
Ik aarzel om mee te werken,
weet ook niet wat te doen.
Cristofel is duidelijk: hij vindt
mijn geschrijf „destabilise
rend" en van geruchten aan el
kaar hangen. Een voorbeeld:
als ik heb geschreven: „na de
executies van 8 december"
vraagt hij me hoe ik daarbij
kom: de officiële versie is toch:
op de vlucht doodgeschoten.
Dat hy mijn toevoeging: „na
eerst afgrijselijk te zijn gemar
teld" al helemaal niet op prijs
stelt, zal niemand meer verba
zen.
Het verhoor loopt uit op een dis
cussie. Vooral wat betreft mijn
concepten, aantekeningen en
gedachten. Namen van infor
manten komen er gelukkig
niet voor, behalve van revolu
tionairen en sympathisanten
als Sital, De Bie, de omstreden
volksmobilisatie. Hij vraagt er
ook niet naar.
Angst
Inmiddels heeft ook Dick de Bie
zijn opwachting gemaakt. Dick
gaat even de discussie aan met
Cristofel maar bereikt weinig.
Ik moet naar beneden. Voor
het eerst heb ik het te kwaad.
Ik realiseer me de angst in Ne
derland na de moorden van 8
december, de dood van Horb
„onder vreemde omstandighe
den" en de vreemde uitzetting
van Froukje Hofman. Men
moet daar het ergste vrezen.
Als De Bie enige tijd later weer
naar beneden komt, is het me
duidelijk dat „mijn geval" bui
ten zijn competentie ligt Zijn
toestemming aan mij heeft
blijkbaar weinig te betekenen
voor Zeeuw en Bouterse en
zyn andere kameraden. Cristo
fel laat me na twee uur horen,
dat ik niet terug in de cel hoef.
Ik zal boven in een kamer kun
nen slapen. De dienstdoende
sergeanten beuren me op. Ze
snappen er ook niets van. Een
verklaart geschrokken te zyn
van de behandeling die ik by
binnenkomst kreeg. Een ander
zegt: „Ze laten je snel weer
gaan". Als De Bie toestem
ming heeft gegeven, dan is er
toch niets aan de hand".
's Morgens is de vice-consul er
weer. Nu met wat kleren en fo
tospullen. De ambassade weet
nog altyd niet waarom ik aan
gehouden ben. De heer Rose
rekent er nu niet meer op dat
ik snel vry kom. Het is immers
zondag, en dan is er niemand
te bereiken. Hij zal me een paar
boeken bezorgen. De dag
breng ik door met rondlopen.
De wachtcommandant laat me
in de keuken eten. zet een vi
deofilm op en met een aantal
militairen luisteren we naar
het radioverslag van de beslis
smgswedstryd Robin Hood-
Leo Victor.
Wc praten over voetbal, over Su
riname en over myn geval.
Sinds ik de cel heb verlaten,
vraagt om de 10 minuten ie
mand, hoe het met me gaat Of
ik goed gegeten heb, of ik nog
wat wil drinken. Trouw wordt
me gemeld, als er weer een te
lefoontje uit Nederland voor
me komt
Cristofel komt me weer opzoe
ken. Nieuwe discussies. Uit
eindelijk deelt hy me mee dat
ik het land wel zal worden uit
gewezen omdat myn aanteke
ningen destabiliserend zijn en
beledigend voor het gezag.
We weten allebei
liggen: een enigszins uit de
hand gelopen misverstand, dat
wel moet leiden tot uitwijzing,
maar geen kwade koppen.
We lopen naar beneden, de
wachtcommandant krygt op
dracht me vrij te laten rondlo
pen en ik drink mijn eerste
Parbobier.
Ik slaap die nacht beter. Ik hoop
nog altijd op een vrijlating, in
elk geval een huisarrest totdat
het vliegtuig dinsdag vertrekt.
Maandagochtend word ik om
half tien door Rose bezocht. Ik
heb Dick de Bie de kamer van
Zeeuw zien binnengaan. Er
wordt overlegd. Rose heeft be
vestigd gekregen dat de aante
keningen die op my gevonden
waren, „destabiliserend" zou
den zijn. En ook dat ik zal wor
den uitgewezen. Rose gaat
mijn bagage halen en zal mijn
ticket regelen. Hy is een opti
mistisch man. Van het begin af
aan is my zyn gulle lach byge-
bleven.
Na zijn vertrek word ik in de ka
mer van Zeeuw binnengeroe
pen. Hy deelt me de reden van
mijn uitwijzing mee. maar zyn
toon is schuchter. Ik heb sterk
de indruk dat hy mijn aanhou
ding alleen en zonder overleg
heeft laten uitvoeren, voorbij
gaand aan elke competentie.
Ik kryg alles terug, behalve mijn
aantekeningen en een cassette
bandje. De rest van de dag
slaap ik wat en lees ik een van
de boeken die Rose heeft laten
brengen, 's Avonds drinken we
enige Parbo's aan de bar met
een wisselende groep militai
ren. Jonge sergeants die hou
den van hun land, misschien
geloven in de revolutie, maar
lang niet allemaal zo makkelijk
doen over de gebeurtenissen
van 8 december als Herren berg
ons wil doen geloven.
Horb
Als we het over Horb hebben
wordt iedereen ftirieus Dat
zelfmoordverhaal klopt zeggen
ze. En dan laten ze me nog
maals de cel zien waar hij zich
zou hebben gehangen Ze wy-
zen me de haak en vertellen me
de (Unctie ervan. Er zitten aan
beide kanten van de muur
twee van die haken. Nog uit de
koloniale tijd. Om de hangmat
ten aan op te hangen. Met grote
zwarte letters staat er: Horb is
ten onrechte opgesloten Hy
zou dat zelf op de muur heb
ben gekrast en by het onder
zoek heeft men de krassen met
verf nagetrokken.
Onder begeleiding van twee
MP'ers in burger kan ik dins
dag naar het postkantoor om
geld te halen. Ik heb nog een
oude schuld te vereffenen. Ik
controleer myn bagage, neem
een bad, scheer me en ben ge
reed voor vertrek. Sergeant
Sedney biedt me een laatste
Parbo aan en staat erop dat ik
nog eens goed warm eet Hij
heeft geregeld dat de MP'ers
die me naar Zanderij brengen
bij Leliedorp zullen stoppen.
Ik kan dan nog wat bananen en
cassave-chips kopen, die ik
mijn zoon beloofd heb. Onder
weg zie ik mensen nieuwsgie
rig in de jeep kijken als we
stapvoets langs de drukke wa
terkant rijden. De mensen we
ten wie ik ben, want Radio Ne
derland en De Ware Tyd heb
ben over me bericht. Ze steken
een duim op of zwaaien.
Op Zandcry moet ik nog twee
uur wachten in het hoofdkan
toor van de militaire politie
daar. De wachtcommandant
geeft me als aandenken een an
sichtkaart speciaal uitgegeven
voor dne jaar revolutie. Om
drie uur gaan we naar het
vliegveld. Ik word netjes in de
ontvangstzaal afgeleverd
Geen revolutionaire tv ploeg,
geen handboeien en ook geen
rood stempel in myn paspoort
lk mag dus terugkomen.
Rose is weer present cn am bas
sadeur Herren berg die met het
vliegtuig uit Nederland is gear
riveerd vraagt me in de VIP-
room wat er eigenlyk is ge
beurd Een uit de hand gelo
pen misverstand, zeg ik. Maar
Suriname ts al veel te lang het
land van „misverstanden",
veel ernstiger dan wat my is
overkomen. Ik ben bang dat
het einde nog niet in zicht is.