Anatomie van een draak Aloud raadsel in een nieuw licht Draken konden niet vliegen, tenzij ze praktisch gewichtsloos waren. En dat waren ze dan ook". Draken: door de lucht vliegende gigantische monsters, die vuurspuwend dorpen vernielen en dappere ridders verassen. Ze beschikken over hypnotiserende krachten, giftig bloed en walgelijk stinkende, bijna alles verterende lichaamssappen. Ze hebben een voorliefde voor gedegen goud en edelstenen om op te slapen en een voorkeur voor maagdelijke prinsessen om te eten. Draken: zij hebben ons mensen altijd dwars gezeten. Zij spoken rond in honderden oude overleveringen, mythen, sagen en legenden. In het huidige Loch Ness, dat toeristen en onderzoekers blijft trekken. En in de toekomstsagen van de science-fiction. De vraag blijft - en wordt van tijd tot tijd weer actueel - of deze bizarre monsters nu werkelijk hebben Hebben draken ooit be staan? Daar is geen spoor van tastbaar bewijs voor er zijn nooit skeletten of al dan niet versteende been deren van een draak ge vonden, nooit zelfs maar een enkele pootafdruk, nooit een vroeger kenne lijk door een draak be woonde en van een gou den vloer voorziene grot. En toch... En toch blijven zij ronddolen in de mense lijke geest en zijn er zulke opmerkelijke overeen komsten in de overgele verde beschrijvingen - of ze nu stammen uit West- Europa of uit het verre China - dat het bijna geen toeval kan zijn. De Amerikaanse hoogleraar dr Carl Sagan - bekend van zijn veeldelige televisieserie „Kosmos" en zijn stichting, die het zoeken naar leven op andere planeten bevordert - noemt het dan ook „waar schijnlijk geen toeval". In zijn boek „Draken uit het pa radijs" (in 1978 uitgegeven bij Scorpius Press, Meppel) ver klaart hij de wereldwijde ver spreiding van en de grote on derlinge overeenkomsten tussen alle verhalen over dra ken uit ons „fossiele geheu gen", In onze hersencellen zouden herinneringen aan prehistori sche dieren en al even voor historische gevechten van mensen met reuzenreptielen liggen opgeslagen. Herinne ringen, die erfelijk werden en worden doorgegeven. Van daar dat kinderen desge vraagd beter een als echt er varen draak tekenen (wij schijnen allen vastomlijnde ideeën te hebben over zijn ui terlijk en zijn eigenschap pen), dan een door anatomie- lessen op de kunstacademie in de war gebrachte illustra tor. Sagan beschrijft ook het meest opvallende (met uitsterven bedreigde) grote reptiel dat nog op aarde voorkomt: de Komodo-varaan op de Indo nesische eilanden. Een tot drie meter lange, 135 kilo gram zware, vermoedelijk een eeuw oud wordende, eierleggende vleeseter. „Koelbloedig, niet erg slim, maar een roofdier met een doelgerichtheid waar je koud van wordt. Met eindeloos ge duld zal hij een slapend hert of wild zwijn besluipen en dan plotseling met een van zijn achterpoten toeslaan om vervolgens te wachten tot zijn slachtoffer is doodge bloed", schrijft hij. Maar de Komodo-varaan is geen soort kleine draak: hij spuwt geen vuur, vliegt niet, is niet dol op goud - hij vol doet, kortom, niet aan die zo wonderlijk wijdverbreide en steeds weer opduikende be schrijvingen van de echte draak. Veel fascinerender is dan ook door Kees Wiese Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad i komende draak, getekend in een duidelijk mythische omgeving. Men lette op de i de neusgaten waaruit hel ontvlambare waterstofgas moest worden uitgestoten. bestaan of dat ze uitsluitend het produkt zijn van de menselijke fantasie, op gang gebracht door vondsten van merkwaardige skeletten, op hoi geslagen door de verhalen van reizigers en alleen begrensd door de onmogelijkheid het onvoorstelbare voorstelbaar te maken. MEMBRAAN KLIEREN PRODUCEREN ZUUR LICHTE, VEERKRACHTIGE HONINGRAAT VAN BOT De "ballondraak" zoals de Engelse schrijver Dickinson zich die voorstelt: gevuld met waterstofgas en bijna allesverterend zoutzuur GIFTIGE VLOEISTOFFEN de theorie van de Engelse schrijver Peter Dickinson (56), dat draken echt hebben bestaan, en ook echt - en met succes - door onze voorvade ren zijn bevochten. Hij legt zijn theorie uit in het boek „Draken", dat wondermooi is geillustreerd door de Engelse kunstenaar Wayne Anderson (36, maar kennelijk niet door anatomielessen bedorven), in ons land uitgegeven door Meulenhoff-LandshofT. Dickinsons theorie is een over- tuigend mengsel van fantasie en wetenschap, getoetst aan oude legenden en volksver halen en daarom gebaseerd op jarenlang onderzoek. Een „elegante" theorie heet dat onder wetenschappers, om dat hij logisch in elkaar zit, nergens „wringt", zeer veel vragen beantwoordt, maar er toch genoeg overlaat om geen geloofsbelijdenis te worden. Wetenschappers hechten aan zulk een elegan tie. Draken - zo legt hij uit - konden niet vliegen, tenzij ze prak tisch gewichtsloos waren. Immers: afgaande op de overleveringen moet een draak zo'n dertig meter lang zijn geweest en minstens 1.80 meter in doorsnee, wat het li chaam - afgezien van de vleu gels - een inhoud van 270 ku bieke meter en een gewicht van al gauw tienduizend kilo gram geeft. Om dat van de grond te krijgen zou een draak vleugels moeten heb ben gehad met een spanwijd te van meer dan tweehon derd meter. Dat is aërodyna misch volstrekt onmogelijk. Tenzij, nogmaals, draken praktisch gewichtsloos wa ren. En dat waren ze dan ook. Volgens Dickinson stamt de draak af van de reuzenhage dis Dinosaurus. Hij ontwik kelde enorme, met elkaar verbonden holten in zijn rug- gewervels, gevuld met water stofgas en afgesloten met ge spierde membranen, bedekt met een beschermend slijm. Klieren in de draad produ ceerden zoutzuur, dat reage rend met het kalk van zich steeds vernieuwende botten waterstof geeft. Hij vloog minder dan dat hij door de lucht „zwom". Zoals vissen, uitgerust met een gasgevulde zwemblaas, zwemmen in het water. „De vogels", aldus Dickinso" „zijn de enige overlevende af stammelingen van de dino saurussen en dat steunt mijn geloof, dat de specialisatie van het vliegen ook het voor naamste aspect was bij de k evolutie van de draken. De vogels bewijzen dat de toe komst van het ras in de lucht lag en het lijkt onredelijk te veronderstellen dat er geen andere methode om te vliegen werd uitgeprobeerd dan met vleugels en veren. De natuur probeert alles tij dens dit stadium van het evo lutieproces, en de geschiede nis van de pogingen van de mensheid om te vliegen toont aan dat de lichter-dan-lucht- methoden het eenvoudigst zijn en dus de grootste kans maken om gedurende het pri mitieve stadium van het waagstuk succes te hebben". Een ..ballondraak", gevuld met waterstofgas en bijna alles verterend zoutzuur voor de produktie daarvan: het is een briljante vondst die bijna al les verklaart. Niet waarom de „alles proberende natuur" nooit het wiel (wel het rollen) heeft getest als methode van voortbewegen. Maar wel waarom draken vuur spuw den, een voorliefde hadden voor een gouden bed en waarom zij door de mens konden worden overwonnen. Het vuurspuwen was eenvou dig het opboeren door de neusgaten van het overtolli ge, hoogst brandbare water stofgas (een stofwisselings proces zet je niet zomaar stil), dat - mits met voldoende kracht uitgeblazen - pas op enige afstand van het hoofd ontbrandt, zoals iedere vuur- spuwer weet. Een prachtig, maar niet onuitputtelijk wa pen: een vliegende draak, die teveel vuur spuwde, stortte neer - en dat wordt in oude verhalen dan ook in gloedvol le bewoordingen vertel^ De zijkanten en de onderka: van de draak moeten zeer dun en kwetsbaar zijn ge weest; de rug was beschermd met stekels. Dat klopt met de verhalen, dat een draak kon worden gedood door hem in de zijde te doorboren met een zwaard en liever nog een lans (St Joris). Het verklaart het verschuilen van zijn kwets bare lijf in grotten, waar hü tevens genoeg kalksteen vond voor nieuwe botgroei. De lichaamssappen van de draak moeten bijtend zuur zijn geweest. Dat is in over eenstemming met de verha len over de toverkracht van dat spul en over het wegge vreten ijzer van primitieve zwaarden, die in hem werden gestoken. Het verklaart waar om hij gedegen goud en ju welen verzamelde om op te liggen: de vloer van zijn grot zou anders vervelend drassig en mogelijk met gevaarlijk scherpe uitsteeksels oplos sen in het vocht, dat hij af scheidde. Dat hij zich het goud liever liet brengen door een maagdelij ke prinses dan door een stevi ge, mogelijk stiekem met een vuurstenen bijl bewapende boerenzoon, ligt voor de hand Waarbij komt, dat voor de gebrandschatte mensen gemeenschap (hij kon over vliegend hun eenvoudige be huizingen in de as leggen) zo'n meisje minder economi sche waarde had. Zij werd dan ook meteen weggegeven aan de rondzwervende avon turier (de dolende, misschien stokoude en afzichtelijke rid der zonder vrees of blaam), die de draak wist t Het bijna alles verterende vuur verklaart natuurlijk ook. waarom er nimmer fossiele resten van een draak zijn ge vonden. Dat het goud na zijn dood in de bij iedereen in de buurt bekende grot zou blij ven liggen lijkt ongeloof waardiger, dan de verhalen over op schatten beluste dra kendodere. Dat draken wer den vergoddelijkt en in later eeuwen in de christelijke we reld met de duivel (het ser pent in het parades) en in de Chinese wereld met de ko ning werden vereenzelvigd, mag gelden als een bewijs voor hun tiranniserende macht Als de draak in feite zo kwets baar was. dan is het volgens Fetor Dickinson ook logisch, dat hij een afschrikwekkend, gepantserde kop (het enige deel van het lichaam dat bui ten de grot uitstak) ontwik kelde en een hypnotiserende blik. Beide ontwikkelingen komen ook nu in de natuur veelvuldig voor. Tal van die ren gebruiken afschrikking door het uiterlijk (of door ver andering van het uiterlijk) ter verdediging. Vele roofdieren (van slangen tot tijgers) „biologeren" hun prooi: doen hun tegenstander versteven van angst door hem aan te zien. En als de in telligente mens door een draak zo werd gebiologeerd, maar door louter toeval op het nippertje ontsnapte, dan is het niet vreemd dat hij vra gen stelde („Waarom ik?"), die hem voorkwamen als door de draak gesteld. Van daar het element in zovele le genden, dat draken kunnen spreken, al doen zij dat uit sluitend in raadsels En dat men zich het beste tegen de ban van zijn blik beschermde achter een spiegelend j Peter Dickinson beschrijft^ zijn boek een mogelijke le venscyclus van de draak: de kleinere, vooral in het water levende en eierleggende vrouwelijke draak (trol- vrouw?) en de gruwelijke eenzaamheid van de uitgesto ten oude mannelijke draak, die het in het bij het voort- plantingsritueel behorende „luchtgevecht" tegen jongere rivalen niet meer bolwerkt: een narrige, onberekenbare kluizenaar in een hol op een kale berg. „Toen de mens verscheen", al dus Dickinson, „verdwenen de draken. Hoe kort het con tact ook was. vergeleken met de enorme tijdsperioden waarin diersoorten tot was dom komen en gedijen en uitsterven, ze hebben ons hun sporen nagelaten". „Hoewel het door hun stofwis selingsprocessen onwaar schijnlijk is dat er ooit een in terpreteerbaar fossiel zal worden gevonden, komt een ander soort fossielen alge meen voor. Ze zitten begra ven in onze geest en als je weet wat je zoekt zijn ze net zo herkenbaar als een echt bot, dat uit een rotslaag steekt", schrijft hij, zich op dat punt aansluitend bij de theorie van Carl Sagan over ons „fossiele geheugen Maar hoe boeiend Dickinsons theorie ook is, hoe overtui gend hij klinkt en hoe elegant zij in elkaar steekt: enig hard bewijs voor het ooit bestaan hebben van echte draken blijft ontbreken. En er blij ven vele onbeantwoorde vra gen. Waarom, bijvoorbeeld, is er nergens in de natuur iets overgebleven van het „bal lon-systeem": er is geen vo gel en geen insekt, die of dat zich van de lichter-dan-lucht- methode bedient Waarom is - met eventueel de draak - ook het vuurspuwen uitge storven? Dieren maken ge bruik van vergiften, bijtende zuren (mierenzuur), van elek triciteit, maar geen enkel dier spuwt vuur. hoe brandbaar ook de methaan in de darmen van bijvoorbeeld herkauwers Is het gebruik van vuur dan toch voorbehouden aan de menselijke soort* Kunnen de eerste gebruikers - priesters, tovenaars, magiére. ongetwij feld - zich niet met maskers hebben getooid en zich voor „draken" (overtreffende trap van het nog net voorstelbare en misschien bekende rep tiel) hebben uitgegeven? Des te doeltreffender, omdat zij als vertellers, profeten, medi cijnmannen ook de informa tie beheersten? Tegen het eind van 1929 vond Weng Tsjoeng Pei in de Chi nese provincie Sinkiang de eerste schedel van de Peking- mens: een vroege voorvader, een homo ertctus (rechtoplo pende mens), wiens resten duidelijk in verband staan met het gebruik van vuur Weng Tsjoeng Pei vond de schedel op een plek, die de Draken berg heet Toeval? Waren de vuurrestanten van de Pekingmcns of van de draak naar wie de berg werd genoemd? Of was de mens de draak?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 13