Het zwaard van Damocles in E mineur Musiceren in een regionaal orkest betekende tot dusverre werken in de anonimiteit. Maar nu minister Brinkman zijn bezuinigingsvoorstellen heeft gelanceerd, laten ze danig van zich horen. Brinkmans plan betekent in elk geval de opheffing per 1 september 1984 van het Utrechts Symfo nie Orkest en het Noordhollands Philharmonisch Orkest. Stuk voor stuk gezelschappen met een niet te onderschatten taak: ze geven concerten op plaatsen waar de landelijke orkesten nooit komen en ze zijn welkome begeleiders van de vele koren die ons land telt. Sjak Jansen trok een dagje op met twee van die anonieme musici. Naar eigen zeggen twee doodgewone semi-ambtcna- ren, die de laatste weken wat moeite hebben met hun concentratie. door Sjak Jansen Bijlage van het Leidsch Alphens Dagblad Ze heeft nog niet eerder in de krant gestaan en zeker niet zo uitgebreid: Sylvia van der Grinten, violiste te Heemstede. Negenentwintig is ze, niet veel jonger dan Emmy Verhey of Vera Beths. Maar waar laatstgenoemden worden bedolven onder bravissimo's, daar doet Sylvia haar werk in het Noordhollands Philharmonisch Orkest (NPO) als nummer zes van de eerste violen vrijwel anoniem. Een enigszins ondankbaar lot dat ze deelt met haar man Henri Gouder de Beauregard (40), die in hetzelfde met opheffing bedreigde orkest eerste hoboïst is. Met toewijding en vakmanschap bespeelt hij altijd zijn instrument, net als zijn collega-hoboïsten Heinz Holliger en Maurice Bourges. Alleen zijn ook die weer wereldberoemd geworden en Henri Gouder de Beauregard niet. Twee modale musici in de provincie. Bezeten van hun vak en nog boordevol ambitie. „Hoewel dat er bij mij toch een beetje af is", bekent Henri. „Ik ben immers al veertig en in ons vak houdt dat in datje op je retour bent. Naarmate je ouder wordt, ga je meer trillen. Je wordt eerder moe; het kost gewoon veel meer moeite'om op niveau te blijven." Zijn droom was altijd het Concertgebouworkest; om met dat puikje van orkestmusici Haydns hoboconcert in C-groot te spelen. En dan na afloop een staande ovatie. Het heeft niet zo mogen zijn. „Wel heb ik er verscheidene keren auditie gedaan en heel vaak zat ik bij de laatste vier, maar ik heb de eindstreep nooit gehaald. Wat natuurlijk jammer is maar meer ook niet. Want het is net als in het voetbal. Je hebt maar één Johan Cruijff en verder heb je nog een Wim van Hanegem, maar dan houdt het toch echt wel op." Miskend voelt hij zich dus niet? „Nee, beslist niet. Hoewel, als ik heel eerlijk ben: het gebeurt me wel eens dat ze me vragen: wat doet u nu eigenlijk? Dan zeg ik: ik ben musicus. Ja maar, zeggen ze dan, wat doet u voor uw vak dan eigenlijk? Kijk, miskend in dót opzicht, dan zeg ik ja. Maar voor het overige: het NPO doet verdomd belangrijk werk natuurlijk. We hebben onze gewone concerten, de talloze koorbegeleidingen, de wijkconcerten en vergeet ook onze educatieve taak niet: de schoolconcerten. De hele amateuristische muziekbeoefening in Noord-Holland leunt voor een belangrijk deel op ons." Ons zijn 72 musici: violisten, cellisten, bassisten, trompettisten, trombonisten, hoornisten, hoboïsten, fluitisten, klarinettisten, fagottisten, slagwerkers en een harpist die samen - met geld van overheid, provincie en steden - het Noordhollands Philharmonisch Orkest vormen. Opgericht in 1813, maar volgens de bezuinigingsvoorstellen van minister Brinkman gedoemd te worden opgeheven. En dat nog vóór 1985. „De sfeer in het orkest is nogal bedrukt nu", zegt Sylvia. „Dat laat zich ook raden. Mensen maken zich zorgen, ze zijn bezig met acties..." „En daaronder lijdt de kwaliteit van de muziek", meent Henri. Sylvia: „Zelf maken wij ons natuurlijk ook zorgen. De werkloosheid die nu dreigt... ik wist niet dat dat zo diep in je leven kon grijpen. Ik merk het nu zelf. Bij ons gaat het zo ver dat we ons ernstig afvragen of we dan nog wel kinderen moeten nemen. En daarnaast zijn er nog de problemen van materiele aard; de hypotheek van het huis en zo. Tja, misschien moet ik daarvoor m'n viool wel verkopen." Tranen Ze laat 'm zien. Behoedzaam, als ware het eén zeepbel, haalt ze 'm uit de met velours gevoerde koffer. Het is een Lupot uit 1810, een dure. Maar goedkoop vergeleken bij een Guarneri, Bergonzi of Stradivarius, waar Vera Beths op speelt. Voor Sylvia is zo'n goddelijk klinkende viool niet weggelegd. Maar desondanks koestert ze haar Lupot er niet minder om. Ook op dat instrument kan ze immers zodanig vibreren, dat de tranen je in de ogen springen. Daar heeft ze geen Stradivarius voor nodig. Net zo min als ze die „viool onder de violen" behoeft om een toon te kunnen trekken, die dermate hard is dat de rillingen je over de rug lopen. Waarmee niet gezegd wil zijn dat een Lupot geen beperkingen heeft. Je kunt er beter niet, zoals de virtuoos Ruggiero Ricci, met een basstok in vliegende staccato de Paganini-caprices op spelen. Daar lenen andere violen zich beter voor. Sylvia speelt een stukje. Ze houdt haar pols naar omlaag Sylvia van der Grinten en haar echtgenoot Henri Gouder de Beauregard: klassieke nachtmerries. (de Russische strijktechniek), waardoor ze een dijk van een toon bereikt. Eerst speelt ze enkele pizzicato's, dan een beetje op de kam en vervolgens een aardig melodietje. Aan de manier waarop zij het instrument onder haar kin schuift, de vingers op de snaren zet en hem aanstrijkt, lijkt het alsof ze ermee geboren is. Maar dat blijkt niet helemaal waar. „Eigenlijk speel ik pas viool sinds m'n negende. Ik kom uit een muzikale familie, m'n moeder speelt piano en viool en m'n vader zingt, dus op m'n vijfde zat ook ik achter de piano. Later kwam daar dus de viool bij. Daar heb ik eerst heel lang tegenaan zitten hikken. Maar op m'n dertiende kreeg ik een heel aardige lerares en zij heeft me gestimuleerd naar het conservatorium te gaan." Nummer zes-==§=§& Sedert ze haar studie voltooide, speelde ze op contract bij het Gelders Orkest, het Utrechts Symfonie Orkest en het Residentie Orkest. Nu is ze vast bij het NPO, als nummer zes van de eerste violisten. Onlangs auditeerde ze voor de vijfde stoel, maar ze werd het niet. Wat drijft haar? Ze peinst even. zegt dan: „Het spanningsveld. Ja beslist, het spanningsveld. Dat er iets moet. En natuurlijk de muziek. Het is zo mooi, je wordt er zo door ontroerd. Niet de roem in elk geval. En evenmin het geld. Dat telt absoluut niet als je speelt." „Ik zou diep in m'n hart wel recitals willen doen, zoals Emmy Verhey en Vera Beths. Maar daar moetje het juiste karakter voor hebben. Daar moetje op en top perfectionist voor zijn. En dat schept zóveel spanning, daar ben ik niet tegen opgewassen. Daar moet je ook zo ontzettend hard voor studeren en zoveel voor laten. Een gezinsleven kun je gevoeglijk wel vergeten. Het is hotel in, hotel uit Op dat moment zeg ik: geef mij dan maar het bestaan dat ik nu leid." „In feite zijn we doodgewone semi-ambtenaren", zegt Henri. Zijn salaris ligt evenals dat van zijn vrouw en elk doorsnee orkestlid iets boven modaal. En dat terwijl musici een academische studie achter de rug hebben. „Nou hebben wij een dubbel inkomen", zegt Sylvia, „dus wij merken het niet zo, ook al hebben we natuurlijk wél onze onkosten. Dit huis bijvoorbeeld. Het is nogal groot, maar je hebt ieder een eigen studeerkamer nodig. Daarbij wil je zo min mogelijk overlast veroorzaken, dus kies je een hoekhuis. Die zijn dus wel extra duur." Snaar Henri: „Maarerbij schnabbelen, wat sommige collega's echt móéten, hoeven wij dus niet. Ik doe het wel hoor - ik geef een paar lessen en speel in het Bourdon Quintet - maar dat doe ik louter omdat het orkestwerk pur sang mij niet bevredigt. Dat Bourdon Quintet, daar verdien ik trouwens het zout in de pap niet mee. Da's puur voor de gezelligheid. Fijn kamermuziek maken. En daar ben ik ook mee op tournee geweest. Naar Indonesië. Twee keer. Maar een museum heb ik niet gezien. Daar was gewoon geen tijd voor." „Grappige voorvallen op zo'n reis? Ach, wat heet. Wel de klassieke nachtmerries natuurlijk. Datje op het podium zit en het verkeerde stuk op je lessenaar hebt. Bach in plaats van Havdn. Of dat je pagina 2 omslaat en op pagina 4 terechtkomt; dat dus de blaadjes verkeerd aan elkaar geplakt blijken te zijn. Dan ga je door de grond." Sylvia: „Of dat een snaar springt Je hoort de zaal dan schrikken. Maar je kunt dat moeilijk zien aankomen. Versleten snaren piepen. Als ze dus niet piepen, ga je er van uit dat ze goed zijn. Da's dus nogal vervelend. De enige remedie is om ze regelmatig te vernieuwen." Henn: „Allesbehalve leuk is natuurlijk ook de Elias van Mendelssohn te moeten spelen. Of de Messiah van Handel. Die stukken duren zo eindeloos lang en ze bevatten zoveel passages waarin ik niks te doen heb, dat ik denk: zonde van m'n tijd." Bonbon - Sylvia: „Met de samenstelling van het repertoire ben je het natuurlijk niet altijd eens. Kijk, avantgarde spelen - stukken van Otto Ketting en Louis Andriessen - vinden wij wel mooi, maar dat vindt het publiek niet. En de subsidiénten evenmin. Daarom zie je vaak die zogenaamde bonbon-verpakking: voor elck wat wils." Henri: „De dirigent beslist dat uiteindelijk. Bij ons is dat Roelof van Driesten. Ooit hadden we een dirigent, die liep om de haverklap boos weg en dreigde telkens het concert niet te zullen doen. Of hij liep naar de directeuren zei: die violist deugt niet Zo is Van Driesten niet, die zegt alles in je gezicht Hij kan fel zijn maar hij is niet onredelijk. Hu kan je vreseUjk goed Oppeppen en dat is een voordeel nu velen van ons niet met hun gedachten bu de muziek zijn maar bij de dreigende opheffing." Sylvia: „Zo'n concert, dat luistert allemaal heel nauw. Je moet soms inhouden en even later weer sneller spelen om de anderen te kunnen buhouden. Eén tel te laat en je stuurt de boel in de war. Daarom mag je je collega's en vooral de dirigent geen seconde uit het oog verbezen." Henn „Men zegt wel: de dirigent stnjkt met de eer, maar van mg még dat ook. Op een symfonie werkt hij soms vele weken. Hij moet er z'n stempel op drukken. En tijdens de uitvoering zal hij het toch moeten maken. Dat betekent vaak werken onder grote druk. Vandaar dat men wel zegt. een dirigent is een geweer en blijft een geweer." Hoesten In de regel repeteert het NPO elke ochtend, 's Middags wordt er thuis gestudeerd. Henri Gouder de Beauregard is dan dikwijls doende net te maken voor z'n hobo's. Hij heeft er drie: een hobo in C, een hobo d'amore die een terts lager staat in A en een alt-hobo ofwel Engelse hoorn. Alledne zijn ze van Franse makelij (Loree en Marigaux). „Dat riet", zegt Henri, ,as verantwoordelijk voor de trillingen die het instrument z'n klank geven. De lucht blaas ik tussen het netje en het mondstuk en dat verdwijnt dan trillend in het instrument." Hij doet het voor. Weldra klinkt een dikke, bronzen, haast gepassioneerde toon. Maar wat volgt is niet om aan te horen „Nu gaf ik te weinig ademdruk en dan krijg je valse noten", legt Henn uit. „Daarom is die blaastechniek vreselijk belangrijk. Je toonkwabteit staat of valt ermee." Z'n bppen ogen wat zuinigjes. Dat komt van het blazen, zegt hg. „Dat is m'n embouchure. Als ik na de vakantie weer begin te spelen, krgg ik gegarandeerd mondkramp. Die moet dan weer naar het instrument gaan staan. Ook met een koortslip is dat zo erg. Dat trillende rietje sngdt dan als een mes door je heen. En als dan ook nog eens het pubbek met meewerkt, krijg ik er helemaal de pest in. Dat ze bijvoorbeeld te veel hoesten of kuchen of op de meest belangrijke stiltes vreselijk hun neus beginnen te snuiten. Dat is funest voor je concentratie." Spandoek 's Avonds concerteert het NPO in het Haarlems Concertgebouw. Geen rnuzi-kaalslag in Noord-Holland, meldt een groot spandoek boven het orgel. In stemmig zwart gekleed komen de orkestleden tien minuten voor de aanvang op; gereed voor de vierde symfonie van Wilms, het tweede hoornconcert van Mozart en de eerste symfonie van Rachmaninoff Sylvia stemt haar viool. Nog een laatste check. De G-snaar. de D-snaar, de A-snaar, de E-snaar. Ze duwt haar strijkstok er met zorg overheen. Een kakofonie van stemgeluiden trekt door de zaal. Ook Henri Gouder de Beauregard geeft nog gauw een riedel weg. Dan verschijnt Roelof van Dnesten ten tonele en alras schrijft hij zijn eerste handtekening in de lucht Vanaf dat moment staan de gezichten van de orkestleden ernstig en hebben de ogen uitsluitend aandacht voor de partituur Zweetdruppels parelen van hun voorhoofd. Met verbeten bbk worstelt Henri zich door zijn partg. Sylvia lgkt door de ballon van geluid aan haar oor de lucht ingetrokken. Tgdens de pauze zegt de vrouw naast mg ingenomen te zgn „met het mooie vibrato, de tempi en de verzorgde toon". Dat is de oudere heer achter mg met met haar eens. „Voor mg had het tutti wel een haartje rustiger gemogen". En als ik hem vraag 'a al 1 Iri elk geval geen Italiaans gsje." Ook het gedeelte na de pauze brengt het NPO tot een goed einde. Een tevreden publick tractecrt op een klaterend applaus. Ook de recensenten blgken lovend. Maar over Sylvia van der Grinten en Henn Gouder de Beauregard reppen ze met geen woord

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1983 | | pagina 15